Alisutil HicifS- Wij vreezen geen strengen winter BE0BEÜFA8RIEK van t KLERCQ LEIDSCHE DEKEN WOLSA DEKENS BRIEVEN UIT DE RIETHOEVE. DE R00DE - VINGERAFDRUK. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. Vim is het krachtige wapen in den strijd tegen vuil en onreinheid. Vim reinigt pot ten, pannen, vorken, messen, lepels, email, koper, houtwerk, schilderwerk, linoleum, glas werk en tegels. Maakt alie keu kengerei glanzend en heider. N.V. De Lever's Zeep Maat schappij» Vlaardjngen. Rfoeumatis pijnen jpiresalJ Zaterdag 9 November 1929. 72ste Jaargang No. 8560 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Dij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tenticn nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden fl.G5. Losse nummers G cent ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Gr oo te re letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN. want wij slapen onder een echte uit de SPOORSTRAAT 32-34, DEN HELDER, TEL. 208. Heden ontvangen een greote Iieuze in echte Leidsche wollen dekens, alle in de bekende prima kwaliteiten. pracht patronen met prima wol gevuld, welke een heerlijke warmte geven. Evenals vorige jaren worden bestellingen buiten de gemeente door de verschillende vrachtrijders aangenomen en franco huis geleverd. Beeldenfabriek M. KLERCQ. li. Nu ben ik clan toch volop burger in mijn nieuwe woonplaats! Ik kom juist terug van de eerste verga dering van de hier bestaande buurtvereeniging, wel ke de belangen van de Hoog Soerenaren poogt te dienen. En men heeft mij meteen maar in het be stuur gekozen. liet was voor mij interessant om die vergadering bij te wonen. Een uitnemende gelegen heid om met mijn buurtgenooten kennis te maken en om het Veluwsche type te bestudeeren. Ik heb oogen en ooren de kost gegeven. En mijn indruk? Ik heb weinig verschil bemerkt tusschen de Velu- wenaar en de West-Friezen. Wel viel me op, dat de menschen hier eenvoudiger zijn. vooral ook in hun u i t e r 1 ij k e verschijning. En van het innerlijke heb ik niet veel bespeurd. Dat is te begrijpen, want het gaat in zoo'n verecniging alleen over niet-gees- telijke dingen en wat er in de menschen leeft aan overtuiging komt niet naar buiten. En ik heb weer kunnen opmerken, dat, als men opkomt voor eigen en plaatselijke belangen, alle menschen gelijk zijn. Soms dacht ik, dat het toch eigenlijk erg vermake lijk was, dat ik daar zat temidden van menschen die allen zéér orthodox zijn, wier levensbeschou wing zoo hemelsbreed van de mijne verschilt. Maar diezelfde menschen, die drommels goed weten, wie ik ben, kozen me toch lot hun bestuurslid en dat nog wel, niettegenstaande mijn waarschuwing, dat ik hun erg zou kunnen tegenvallen, omdat ik een zéér vrij mensch ben. En iemand, die vlak naast me zat, FEUILLETON Uil liet Vuitsch ran M ATT Hl AS BLANK. T. In een seconde was de secretaris de deur weer uit en sloeg die zoo heftig achter zich dicht, alsof liij daarmee het afschuwelijke dat hij gezien had achter zich wilde wegsluiten. Toen bleef hij staan met be vende knieën en met oogen, die wijd open waren van ontzetting; zijn blik als geboeid gevestigd op de deur, die hij achter zich had dichtgeslagen. Hij scheen het met zichzelf niet eens te zijn wat hij beginnen moest. Hij trilde over het gehcéle lichaam; toon liep hij zijn kamer door naar den gang, daarop naar het trappenhuis, waar hij den bediende nog vond, waarmee hij zoocvcn gepraat had. Wat is er met u gebeurd? vroeg deze onmid- dellijk, toen hij het verschrikte gezicht van den secre taris zag. Meneer Wat is er mot hem? Hij ligt dood in zijn kamer. Dood? V.'e moeten direct den dokter roepen. Die komt te laat; hij is vermoord. Dan moeten wij de politie waarschuwen, maar ik zal eerst zelf eens gaan kijken. De secretaris schudde het hoofd. Neon! Daar is gcon sprake van. Want er mag niets aangeraakt worden, dat wil dc politie toch im mers niet hebben als er een misdaad gebeurd is? U hebt gelijk! Wc kunnen naar het dichtstbij zijnde politicbureau tclcfoneeren; maar we moeten mevrouw niet direct op dc hoogte brengen? Jal Doe jij datl Dan zal ik beneden even gaan fluisterde me toen in: „zulke menschen hebben we hier juist noodig!" Welnu, de toekomst zal mij wel leeren, of dat waar is. Er is nu tenminste contact en op den duur zal ook do gelegenheid komen om te bespeuren of de geesten hier vatbaar zijn voor vrije gedachten. Dit weet ik echter nu reeds: de menschen zijn hier zeer welwillend en mijn naaste buurman, die zéér orthodox is, staat mij in alles ten dienste, als t hem mogelijk is. Ja, die buurman is een prachttype. Van ouder op ouder een Iloog-Soerenaar. Zeer verstandig en bij de pinken. Altijd even kalm. Rustig en wel overlegd. Ik weet zeker dat hij niets zegt, zonder dat hij weet wat hij zegt. Van iedereen kent hij de ge schiedenis en hij weet precies te vertellen, hoe in den loop der tijden de toestanden in Hoog-Soeren zich hebben gewijzigd. Vroeger waren hier drie flinke boeren, wier kudden schapen dc heide op gin gen (het ..veld" in, zooals ze hier zeggen) en van één dier boeren stamt hij af. Maar langzamerhand is al les veranderd. De heele schapenboerderij is ver dwenen. De heide wordt beboscht, wat vooral het werk is van het Kroondomein. En in de plaats van schapenboeren zijn gekomen de boscharbeiders, wier werk bestaat in het vellen van boomen, het verzor gen van de boschkweekerijen en het onderhoud van de rasterwerken, die geplaatst worden om de ter reinen, waar geen toegang is voor herten, wilde zwij nen, konijnen en menschen. Meestal hebben die ar beiders er nog een miniatuurnoerderijtje bij. Het leven is hier tot voor korten tijd zeer zwaar geweest. Nog is het niet bijzonder florisant, maar vergeleken bij een. jaar of vijftien geleden is 't toch veel verbeterd. Mijn buurman heeft me daarvan verteld. „Ons le ven" zoo zeide hij, „was werken, heel hard wer ken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en des Zondags ging men tweemaal naar de kerk en lag men te rusten, te rusten om des Maandags weer te kunnen aanpakken. De loonen waren zoo laag, dat men voor zichzelf noodzakelijk nog een klein stukje grond moest bewerken om aardappelen en rogge te telen voor levensonderhoud." Ik kan me zoo voorstellen, dat deze menschen met hun harde leven zich hebben vastgeklampt aan de orthodoxie in haar strengsten vorm. Deze past zoo goed bij heel hun bestaan. Ken bestaan, dat zich ken merkte niet alleen door een overmaat van arbeid, noodig om niet stoffelijk ten onder te gaan, maar ook door een bijna volkomen gebrek aan aanraking met andere menschen, waardoor natuurlijk zeer weinig gelegenheid bestond met andersdenkenden van ge dachten te wisselen. Zoo moest men wel blijven bij het oude en de godsdienst der vaderen bleef de gods dienst der kinderen. Wel woonde men hier in een heerlijke omgeving, maar de drukkende zorgen maakten de menschen onvatbaar om van haar schoonheid te genieten. Is het niet teekenend, dat een werker in het bosch, met wicn ik een praatje maakte, mij vertelde, dat hij zich niet kon voorstellen, dat ik Hoog-Soeren als woonplaats had kunnen kiezen? Een ander, die thans in Apeldoorn woont, waar hij zich tot een vrijzinnig mensch heeft ontwikkeld, zei- de me, dat hij nu pas do schoonheid van de bosschen had leeren zien, maar toen hij daar in werkte, had hij ze alleen beschouwd als een plaats van kwelling. En ze zijn zoo schitterend, die bosschen! Als gij nu eens hier waart, mijn vrienden," dan zou ik u kunnen brengen op plaatsen van zoo overwel digende schoonheid, dat ge er stil van zoudt worden. Want thans zijn ze op hun mooist. Misschien dat het voorjaar, wanneer het nieuwe leven in de natuur ontwaakt, mij van meening doet veranderen. Ik heb nog geen lente meegemaakt. Maar ik kan me niet denken, dat het voorjaar zóó rijk aan kleuren kan V*M 9-24 telefoneeren. En laat niemand in de kamer komen voor de politie er is. Toen haastten zij zich weg. De secretaris liet zich met het dichtstbijzijnde po litiebureau verbinden. Met bevende stem vertelde hij wat hij gezien had en beantwoordde do vragen, die hean gedaan werden en krampachtig drukte hij de hoorn tegen zijn oor. Wilt u oppassen dat alles precies zoo in de ka mer blijft als u het gevonden hebt en dus niemand in de kamer komt? We komen onmiddellijk en zul len voor de rest zorgen. De secretaris rende weer naar het trappenhuis te rug, waar hij den bediende vond met het kamer meisje en den huisjongen, die opgewonden met el kaar stonden te fluisteren. Komt de politic? Ja! Wat heeft mevrouw gezegd? Mevrouw is niet thuis. Het kamermeisje voegde er aan toe: Drie dagen geleden is ze al uitgegaan en nog niet teruggekomen. Ze was erg opgewonden, dat is ze de laatste dagen toch al. Heeft iemand ook een vreemde in huis gezien. Neen, was het antwoord van den bediende, ik ben don heelen tijd beneden geweest, maar als er iemand door den tuin gekomen zou zijn, heb ik hem natuurlijk niet gezien. Ik heb ook niemand gezien, verklaarde de huis jongen. En meneer heeft mij met een boodschap ge stuurd waarvoor ik twee uur noodig had, voegde de secretaris erbij. Hoe is hij vermoord? Dat kan ik jullie niet zeggen; ik heb hem al leen maar op het tapijt zien liggen; zijn gezicht was vertrokken en zat vol bloed. Ik heb me een oogen- blik over hem heengebogen, maar zijn hand was ijskoud. Toen merkte ik dat hij al dood was en ben ik weggerend. Heeft iemand ook iets gehoord? Ze schudden alle drie met het hoofd en het vier tal bleef bij elkaar staan als waren ze bang om nu alleen te zijn. Eindelijk verscheen er een commissaris van politie met twee agenten. De eene bleef beneden, nadat de commissaris hem enkele aanwijzingen gegeven had. Dc secretaris, de bediende, de huisjongen en het kamermeisje kwamen de trap afgehold en bleven voor den commissaris staan. Wie heeft den doode gevonden. Ik! Wie bent u? Arnold Bijrklein, ik ben de particuliere secretaris van den Consul-Generaal. Van den vermoorde? Ja. Brengt u mij naar den doode toe. Toen de secretaris vooruit wilde gaan vroeg de commissaris nog: Is cr nog iemand anders in de kamer geweest waar de misdaad gebeurd is? Neen! Toen volgde de commissaris Arnold Bijrklein; de twee agenten en de andere bedienden kwamen op eenigen afstand achter hen aan, Kombasch. de com missaris, was een man van herculische gestalte, bree- de schouders en een groot hoofd, dat haast zonder hals op die brcede schouders rustte, zijn armen waren ongewoon lang, zijn handen rood en dik. Hij had een hoog voorhoofd, maar kleine oogjes, een met grijs doorspikkelde bruine snor groeide hoven zijn brecdc lippen. Zijn figuur verried ongewone lichaamskracht en de commissaris was in de misdadigerswereld ook een zeer gevreesde persoonlijkheid. Toen Arnold Bijrklein, de secretaris, de deur van zijn eigen werkkamer opende, wendde de commissaris zich tot den tweeden agent van politie: Jij blijft hier en zorgt er voor, dat er niemand binnenkomt. Als er iemand komt, de politiedoktcr, de rechter van instructie of misschien de officier van justitie, dan waarschuw je mij onmiddellijk. Daarop ging hij de kamer van den secretaris bin nen. Arnold Bjjrklein stond al bij de tusschcndcur. Deze deur voert naar de werkkamer van meneer Langenbach; daar binnen ligt hij. Dc commissaris knikte, opende de deur, die hij wijd open liet staan en ging het aangrenzende vertrek - ;'"f-'Mi worden verzacht door inwrijven der pijnlijke plekken C met m oplossing Bj apothekers en drogisten zijn als de herfst met zijn ongeëvenaarde tinten. Een paar dagen geleden stond ik op een kleine heuvel. Voor me had ik een donker dennenbosch, waartegen de beuken, berken en Amerikaansche eiken zich zoo heerlijk afteekenden met hun bruine, gele en roode kleuren. O! dat verkleuren van de bla deren aan deze drie boomsoorten! Dat sterven in schoonheid van die bladeren, die zachtjesaan het ie- ven verlaten om dan neer te vallen en den grond te bedekken met een kleed zóó mooi, zóó mooiEn als dan de zon haar stralen schuinsch daarover zendt, dan is het geheel een kleurenpracht. Nu een wandeling te maken is een ongekend ge not. Om ons heen boomen, boomen, boomen. Beuken rijzen omhoog als zuilen, zwaar van stam, forsch en breed uitgegroeid. Dennen dringen naar boven met kaarsrechte masten. Eiken met knoestige tak ken vormen een doorzichtig dak. En dan de berken 1 In Noord-Holland zien we deze boomen niet veel, maar wat zijn ze mooi met hun wit-grijze stammen en hun fijne bladeren: ze zijn zoo ijl en teer, ze doan me denken aan luchtige vroolijke meisjes temidden van meer deftige en bezadigde, oudere dames. Een berk is de vroolijkste booni, dien ik ken. Vooral nu laat hij zich bewonderen. Het is alsof hij, voordat nij ontbladerd is, nog eens den mensch in verrukking wil brengen. En als men dan behoedzaam wandelt, zonder veel te zeggen, dan kan 't gebeuren, dat ge ineens een paar harten ziet; meestal een hok met enkele hinden, liet minste geritsel hooren zij, het is dus zaak urn rustig te zijn. Dan ziet men die wondermooie dieren in hun element. Het is wel aardig hen te bekijken in een dierentuin of in een hertenkamp, maar dat i3 toch niet te vergelijken met de waarneming in de vrije natuur. Behoedzaam naderen we en onze oogen gaan te gast aan eenidyllisch tafereel. Do bok met een forsch getakt gewei, de hinden met hun slank» vormen, vaak vergezeld van een jong, zoeken hun voedsel. Plotseling houden zo op De koppen worden opgericht. Ze vermoeden onraad. Even nog doet hunne nieuwsgierigheid hen stilstaan en kijken. Dan ineens verdwijnen ze in het dichte dennenbosch of in 't lage eikenhakhout. Onder de aardige boschbewoners moeten ook Je eekhorentjes genoemd worden. Ik heb altijd plezier als ik die vlugge klauteraars bespied. Met vlugge bewegingen scharrelen ze op den grond om te zoeken naar eikels en beukennootjes. Met het fijne neusje langs den grond, woelen ze onder de afgevallen bla deren. En als ze onraad speuren vliegen ze de boo men in. In een oogwenk zitten ze in den top en dan hoep! van den eenen boom springen zij op den an der, waarben hun lange pluimstaart dienst doet als het roer van de vliegmachine. Het zijn kleine rak kers, die zich niet ontzien om vogelnestjes uit te halen, want ze zijn dol op eieren, het zijn de kwa jongens van het bosch, maar het zijn leuke kwajon gens, waarvan je toch moet houden omdat ze met al hun streken toch zoo jolig en leuk zijn en als wa ter zoo vlug. Ja, een dier in de natuur is wel iets anders dan een door menschen gefokt (en veredeld!) dier. Ik heb nooit veel sympathie gevoeld voor een vadsig var ken. Maar wat een verschil tusschen een spekvir- ken en een wild zwijn, dat vrij in de bosschen leeft! Daar zitten tenminste nog hooge pootcn onder en binnen; heel langzaam, bijna schuw, volgde Arnold Bjirklein hem. Commissaris Kombasch, was zoover <le kamer in gegaan, dat hij het groote vertrek geheel kon overzien. Daar lag de doode op het donkere Smyrnatapijt. Door de hooge vensters, die linnen gordijnen had den, straalde het zonlicht naar binnen en het toover- de heldere lichtreflexen op den grond en op de don kere eiken meubels. Aan den doode besteedde hij niet direct veel aan dacht; zijn opmerkzaamheid gold voornamelijk de omgeving van het slachtoffer; zijn kleine oogen dwaalden in iedere richting. Waar komen die deuren op uit? Op de gang. Maar meneer Langenbach had die deur haast altijd dicht, omdat de bezoekers zich eerst bij mij moesten aanmelden, antwoordde de secretaris. En die gindsche deur? Die gaat naar het privé-vertrek van den Con sul-Generaal. En die derde deur? Voert naar een tuinkamer, die op den tuin uit komt. die gebruikt meneer als rookkamer en daar deed hij meestal zijn middagslaapje. Nu eerst ging Kombasch op het lijk toe. Do vermoorde lag op den rug; de armen waren wijd uitgestrekt en de handen gebald. Het gezicht, waarover uit een schedehvond bloed gevloeid was, was vertrokken; de vermoorde droeg oen grijze huisjas met roodbruine tressen. Een wa pen was nergens te zien. De commissaris knielde nu bij den doode om een nauwkeurig onderzoek te begin nen. HOOFDSTAK X. In dc kamer van den secretaris Arnold Bijrklein zat aan de schrijftafel een griffier-ambtenaar, aan wicn de inmiddels verschenen rechter van instructie het protocol van de lijkschouwing dicteerde, toen de of ficier van justitie Dr. Friesen binnenkwam. De po liticdokter stond aan dc waschtafel en waschte zijn handen. De rechter van instructie brak zijn dictaat af en ging den officier van justitie tegemoet; deze

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 1