GEESTELIJK LEVEN Kerstmis ASTOR. door IK lieb iemand van zeer nabij gekend. Hij was een zakenman, lederen dag begaf hij zich naar de Amstcrdamsche effecten beurs. Zijn leven sleet hij voor het grootste gedeelte in zijn mooi ingericht kantoor, waar hij als een ouderwetsch-deftige chef der firma zetelde. Maar behalve zakenman was hij ook hierin ouderwetsch in den goeden zin des woords een groot vriend van liefdadigheid en nooit heb ik hem tevergeefs gevraagd om steun, wanneer deze noodig was om den een of anderen armen maatschap- pel ijken schipbreukeling te helpen. Ilij was het type van den goed- willenden mcnsch, die zich niet bezig hield met de vraag naar de oorzaak van de sociale ellende, maar wiens geweten hem lot helpen dreef. Welnu deze persoon zeide mij eens: „voor mij zijn de laatste dagen van het jaar en in 't bijzonder de Kerstdagen heilig. Dan moet het rustig en stil zijn in mijn huis, dan ga ik naar de kerk en dan voel ik mij in gewijde stemming." Dit woord is me, nu hij reeds eenige jaren dood is, altijd bijge bleven, en het staat mij voor den geest terwijl ik bezig ben mijn gedachten samen te vatten om een Kerstartikel te schrijven. Ik geloof dat hij in dat woord het gevoelen heeft vertolkt van zéér, zéér velen, misschien zelf van de meestcn. De Kerstdagen bren gen een zekere stemming, welke merkbaar is, ook daar, waar men het niet zou vermoeden. Hoe komt dit? Voor een goed deel is dit ongetwijfeld het gevolg van allerlei lieflijke jeugdherinneringen, die opleven in deze dagen. Men denkt terug aan het ouderlijk huis en ziet voor zich die ééne, welke een mcnsch, hoe oud hij ook moge worden, nooit kan vergeten, die goede, lieve moeder; men hoort nog eens weer haar stem als zij het verhaal doet, dat op het jonge kind zulk een magnetische beko ring uitoefent, als zij spreekt van dien grooten kindervriend, van dien Jezus, geboren in een stal, maar bestemd om groote dingen te doen en te worden tot een helder licht in de duisternis der wereld. En toen hij in de kribbe neerlag, kwamen herders om hem te aan bidden, en wijze koningen uit het Oosten brachten geschenken en om kindeke's hoofd was heilige lichtaureool. Als moeder dit ver telde, was er in ons hart een aandoenlijke eerbied voor dat bege nadigde kind en we waren stil-ontroerd wanneer wij luisterden naar het verhaal van zijn liefdeleven. Of men voelt de herinnering terugkeeren aan de eerste Kerst feestviering rondom den Kerstboom, die met zijn flikkerende lichtjes als even zoovele sterretjes flonkerend in het dennegroen stond in de kerk. Welk een indruk maakte de mooie Kerstvertelling en..... welk een vrome, goede voornemens ontloken in het jong gemoed! Persoonlijk weet ik nog zoo goed dat ik voor het eerst den enge lenzang door een Kerkkoor hoorde zingen. Het was mij of ik stem men hoorde uit een andere wereld. Ik zat in een ruime stadskerk. Om mij heen vele menschen; het leek me alles zoo groot, zoo vreemd. Mijn oogen dwaalden rond, ik keek naar het hooge gewelf; zou daarbóven nu de hemel zijn? En zou die goede Jezus daar nu wonen? En dan opeens orgeltonen, als goddelijk, bovenaardsche stem men klonken ze mij in de ooren en daarop plotseling dat machtige: Eere zij God in den Ilooge! O, die zalige stemming, die heerlijke ver rukking, welke toen over mij kwam! Ik ben er zeker van, dat deze herinneringen, opgewekt door het naderend Kerstfeest, een zeer belangrijk aandeel hebben in het wek ken van die stemming, waaraan zoo velen niet kunnen ontkomen. Zelfs het luiden der Kerstklokken spreekt op een bijzondere wijze tot ons gemoed. Ook dan nog, als onze kindsheid reeds ver achter ons ligt en wo reeds lang kritische menschen geworden zijn, blijft er iets van h b< o dat vroegere in ons voortleven in de diepte van ons bewustzijn En dit komt in deze dagen weer naar boven als iets heel moois. Maar ouder geworden, moet een mcnsch veel wat des kinds prijsgeven. Veel moois gaat voor hem verloren, veel poëzie verdwijnt Wat is ons overgebleven van dat heerlijke, hetwelk ons vroege kon vervullen, wanneer wij vol devotie naar de Kerstliederen luis terden of de Kerstverhalen aanhoorden met gespannen aandacht? Wij zijn zoo nuchter-kritisch geworden. Zijn het niet maar legen den, welke de bijbel ons in de geboorteverhalen mededeelt? Heel Jezus werkelijk als een geschiedkundige persoonlijkheid geleefd? Ziji er engelen? Gesteld eens dót ze er zijn en dót ze gezongen hebbel waarom viel dan niet gansch Bethlehem in aanbidding op knieën? Of was die zang.alleen maar voor de herders? En dan di koningen uit het Oosten en die geheimzinnige ster, die juist bovei den stal der geboorte bleef stilstaan! En wij lachen lichtelijk om het feit dat we ééns dit alles als wei jij kelijk geschied, konden aanvaarden. En toch kunnen we ons aan de Kerststemming, niet onttrekken. Menschen, laten we er blijde dankbaar voor zijn dat dit zoo Is het niet verheugend, dat een groote gedachte nog altijd, al zij we nog zoo nuchter en practisch en verstandelijk geworden, ons ka ia bezig houden en ons in een gewijde stemming kan brengen? Hebben wij het niet noodig om eens uren van wijding te hebbent^ Moet alle poëzie uit ons leven wijken, zelfs die reine poëzie, welk je) ons doet stijgen naar de wereld van den geest? Neen, neen, nietwaar? Daarom immers hebben wij het Kers [ei feest lief En wij willen het vieren ieder op zijne wijze, in de kerk of huis of in vergaderzaal. Het is al om 't even. Als wij het maar vi^en ren in dien zin, dat wij ons verdiepen in de Kerstgedachte! De Kerstgedachte. Deze staat en valt niet met de al ot niet aa vaarding van de geschiedkundigheid cler geboorteverhalen uit linZ( Nieuwe Testament. Want óók, wanneer zij tot het rijk der fabeh moeten worden verwezen, blijven zij de vertolking van een eeuwi roi gedachte in de ziel der menschheid. En deze eeuwige gedachte is dat daar komen moet op de aardu licht, vrede, liefde! Het is deze eeuwige gedachte, welke gesymboliseerd wordt in geboorte van het Christuskind. En dan ziet de wereld in dat Christuskind liaar schoonst ]ng droom verwezenlijkt. Dat kind wordt de mcnsch, de Godmens&ger in wien het volle licht, de waarachtige vrede, de heiligste lief zich in opperste glorie openbaren. doe Dan verstaan wij het, dat duizenden geslachten zich hebben D sterkt en getroost, wanneer zij zich verdiepten in dat groote feit c e gi Christusgeboorte. Maar eveneens verstaan wij het, dat reeds la e v vóór de komst van het Christendom op het einde des jaars de vr m reld haar lichtfeesten vierde. Het kwam alles voort uit het dieplevend heimwee der mens<|ierl heid naar licht en vrede en liefde. Want in haar hart heeft van c oertijd af geleefd het verlangen om te stijgen naar beter leven, heeft altijd een soms wel zeer vaag en onbestemd, maar toch stei voortsluimercnd begecren in zich gevoeld om zich te verhef) boven het duister, waarin haar geest ronddoolde, boven onrust strijd, welke haar hart verscheurden, boven de kilheid der dorre zi zucht, waarin haar gemoed verstolde. Daarom moést zij hebl haar hooge getijden, waarin zij aan deze verlangens uiting gaf. [er tre cln odr bron van alle leven. Hebben wij niet nog de beroemde zonnehym van den oud-Egyptischen' koning Achnaton, waarin deze treffer woorden voorkomen: „Hoe talrijk zijnuwe werken, zij zijn verb gen voor het aangezicht der menschen, gij, eenige god, buiten w geen andere is. Gij hebt de aarde geschapen naar uw welbehag gij alleen, met menschen, kudden en alle andere dieren, alles wat Wa er was

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 16