Kerstfeest het symbool
van een nieuw leven -
aarde is... Wanneer gij zijt heengegaan zoo zijt gij toch in mijn
kartGij zelf zijt de levensduur, men leeft door U."
Kn toen de wereld den Christus verheerlijken ging, noemde men
hem toen niet het licht der wereld en werd hij niet de reine en
liefdevolle, voor wien men ontroerend-eerbiedig de knieën boog?
Welnu, dit onuitroeibaar verlangen naar licht, naar vrede, naar
liefde doet ons nog altijd het Kerstfeest vieren als het groote feest.
En dan voelen wij weer iets terug van wat als kinderen in ons
leefde. Maar het sprookjesachtige is er af. Wij vieren het andei-3;
met meer bewustheid. Wij vieren het als mcnschen, die, bij allen
wirwar in de wereld, bij alles wat het hoogere leven schijnt te doo-
den, zijn blijven gevoelen, dat wij een groote roeping hebben te ver
vullen en daarom moeten streven naar licht en vrede en liefde.
En we luisteren weer met vrome aandacht naar het: daar is uit
's werelds duistere wolken een licht der lichten opgegaan. Deze ge
dachte neemt gestalte voor ons aan nu niet in een historischen
Jezus, maar in een Christus bóven alle historie.
Ik bedoel hiermede dat Christus, als wij dezen naam blijven ge
bruiken, de verzinnelijking is van een idóe, van het waarachtige
leven dat licht en vrede en liefde is.
Menschen, die sterk wijsgeerig zijn aangelegd, hebben aan zulk
een symbool misschien geen behoefte.
De meeslen hebben het echter noodig. Zij staan niet-begrijpend
tegenover ideeën. Zij moeten deze zien uitgebeeld. Zij missen het
vermogen om een idóe te doorleven, maar zij kunnen ontroerd wor
den, wanneer een idéé gestalte krijgt en wordt verpersoonlijkt.
Wanneer gij, mijne lezers, dit begrijpt dan zal het U duidelijk
lijn, dat het Kerstfeest als geboortefeest van Christus zijn machtige
bekoring blijft uitoefenen en zijn gewijde stemming blijft brengen.
Dan ziet de menschheid, plastisch uitgebeeld in de verschijning
van Christus op aarde, dit gróóte, dit machtige: in de wereld is het
licht verschenen.
Wat wil dit anders zeggen dan dit: o, wanhoop niet, gij mcnsch.
Richt op uw hoofd, verban uw twijfel, overwin uw kleinheid, en jaag
en streef en zoek naar het groote licht, dat gij voor U ziet thans in
de donkere dagen in den stralenden Christus?
En dan wordt er iets in den mensch wakker van dat diepe ver
borgen verlangen. Dat wéét hij weer, met innerlijke zekerheid, dat
^ijn geest hunkert naar licht, dat zijn ziel uitgaat naar vrede, dat
ïeel zijn wezen behoefte heeft aan liefde.
Hij gevoelt zich arm, omdat deze drie zijn doel niet zijn. En hij
:ou zoo graag geestelijk rijk, zeer rijk zijn!
Zoo brengt de Kerstwijding ons tot bezinning, tot rust De
afmnale gedachten verlaten ons als booze geesten, en als een vlucht
an blanke duiven komen de mooie gedachten bij ons binnen. Wij
nfcvorden als kinderen ontvankelijk voor wat rein en goed en uit de
Ujiefde is.
Zouden we dan nog künnen twijfelen aan de waarde van het
s|[erstfeest als het ons in zulk een stemming vermag te brengen?
Neen wij willen ons niet schamen over de ontroering, welke do
[erstgedaclite ons brengt. Wij weten maar al te goed dat wij zulk
i en ontroering niet missen kunnen zonder schade voor dat hoogste
treven, dat zoo dikwijls in ons verslapt.
De Kerstwijding geeft ons geloof in ons zelf, in onze waarde, in
h nze bestemming terug!
O! het is heerlijk, al is het maar één enkel oogenblik, met
i roote intensiteit weer te gevoelen: wij moeten als menschen ons
chten naar dat beeld van menschelijke volkomenheid dat daar
rdu voor ons staat in glorievolle schoonheid in den Christus, in den
odmensch, d.i. in den mensch, in wien de Geest heeft overwonnen.
O! het is heerlijk voor een wijle de oogen te sluiten, zich uit deze
arre wereld weg te denken en op te gaan in de mystieke aanschou
wing van een betere wereld, waarin licht en vrede en liefde hun
is<%gen brengen aan de wreed-versclieurde, smarlen-rijke menschheid.
iefj En dan? Als de stemming is voorbijgegaan? Als de extase is
doofd?
Dan zal de waarlijk-ernstige mensch de wereld ingaan als een
gelouterd is en in wien is ontbrand het verlangen om dat licht,
la|e vrede, die liefde te brengen aan de wereld. En hij zal een strij-
worden om deze drie tot overwinning te brengen. Een strijder
ereerst tegen zichzelf, tegen zijn gebrek aan waarachtigheid, zijn
erlijke verdeeldheid, zijn zelfzucht.
Maar óók een strijder tegen de leugens, welke de wereld verduis-
en, tegen den broederstrijd, tegen den oorlog, dien daemon der
•wosting, tegen de liefdeloosheid, welke zulke vrecselijke verhou-
icfligen schept tusschen mcnschen en menschen.
st Zoo kan de doorleving van de Kerststemming brengen een wij-
z ig, die zegen brengt aan de wereld,
ebl En gij, die dit leest, kom nu niet met bezwaren en zeg niet:
ar zijn de resultaten van al die gewijde stemmingen, welke het
lelijpl waren van zoo vele geslachten reeds?
Want dan zeg ik U: bedenk dat het reeds iets beteekent dat gij
er een beter, moediger mensch door zijt geworden, en dat gij,
er een heilig voornemen door hebt voelen opkomen in uw hart.
waarom zoudt gij do éénige zijn, gij die een mensch zijt als
hag^ anderen?
.vat
Ga gij dan maar de wereld in als een hoog-slrevcnd mensch,
die waarheid zoekt, die den oorlog bekampt, die wat liefde wil bren
gen. Wees gij in uw kleineren of grootoren kring een mensch! Dan
zult gij uw deel leveren aan den grootcn arbeid voor den triomf
van licht en .vrede en liefde. En uw leven zal bewijzen, dat een
waarachtige Kerstfeestviering nooit zonder vrucht is.
25 December begin van het Kerstfeest een lichte oaso
in het sombere wintertij, oen feest, dat men in huiselijken kring viert,
liefst met een kerstboom en een warme kachel. Licht en warmio
tijdens dit midwinterfeest, dat reeds door de Germanen gevierd werd
als een voorlooper van de glorierijke dagen, die vallen tusschen Kerst
mis en Driekoningen. Vreugde onder dit heidensche volk, nu de zon
haar hoogstcn stand had bereikt, en de vruchtgevende lente zich weer
aankondigde het symbool van een nieuw leven.
Al is er in het leven van de meesten onzer wel eens iets, wat
ons min of meer neerbuigt en neerdrukt, heden, nietwaar, kan niets
ons terughouden om ook onzen blijden jubelkreet aan te heffen. Hoe!,
zouden wij ons Kerstfeest niet vieren? Zouden we niet mede het mor
genrood begroeten van den heerlijken dag, die over ons is aange
broken? Zouden we niet medcjuichen over den triumph, dien het
idealisme of de dienst van het eeuwig geestelijke heden viert over het
materialisme? Ja, heden zullen allen, oud en jong, rijk en arm, al wie
maar cenigszins in de gelegenheid is, zich vcreenigen om het Kerst
lied aan te heffen en daardoor als met nieuw vuur te worden bezield.
Droomcn wij dan ook nog, wij kinderen van onze zoo practische, zoo
nuchtere, zoo rekenende 20ste eeuw, als wij ons verbeelden en vrij vast
verbeelden, dat wij den Kerstcngcl toch ook nog wel liooren en zien?
Is het dan een vrucht louter en alleen voor onze nog altijd door do
overlevering verwarde verbeelding, als wij gelooven, dat nog wel de
hemel zich boven onze hoofden ontsluit, dat nog wel oen engel neer
daalt van boven en het lied doet hooren, dat de aarde heeft leeren
zingen als haar heerlijksten zang: Eere zij God in den hooge, vrede op
aarde, in den menschen een welbehagen!
't Is mogelijk, dat het een droom is, maar dan is het toch een heer
lijke, waarop een blij ontwaken moet volgen en waarvan opgewekte
levenslust het gevolg wezen moet.
Dit is de schoone beteekenis van onze Kerstmis, dat wij het
hemclsche licht ziet schijnen over onze aarde en het heineslche lied
mogen beluisteren, dat klinkt door al haar strijd en haar wanverhou
dingen heen.
Men heeft het menschenleven wel eens vergeleken met een groote
machine. Allerlei scherpe en getande raderen houden het in beweging
en van alle zijden dreigt ons het gevaar, daardoor aangegrepen te
worden. Van alle kanten omringt ons de verzoeking. Eén misgreep en
we worden meegesleurd, één misgreep en we worden verpletterd. Wie
kent niet dat gevaar min of meer van nabij? Maar wie hoorde ook niet
voortdurend een stem, die ons wakker riep, toen wij dreigden in te
sluimeren, en daardoor een prooi van het gevaar konden worden? Wie
voelde niet soms een vriendelijke hand die op onze schouders zich
legde, om aan onze voeten meer vastheid te geven? Wie aanschouwde
niet den vriendelijken engel, die ons wenkte om her- of derwaarts te
gaan daarheen, waar we buiten gevaar zouden wezen? Wat bange
dagen van lijden en smart breken er aan in het menschenleven! Hoe
moeilijk is menige dag te doorworstelen! Hoe donker is menig oogen
blik! Hoe duister vaak de toekomst, nergens soms licht te zien voor
den sterveling! Maar, dan ook komt er vaak een redder tot ons, die
ons in het gevoel van onze kleinheid en geringheid ter aarde buigt,
die ons de nooden en de wenschen van ons hart naar onze lippen
dringt, die ons de oogen opwaarts doet slaan naar den hemel, die ons
daar ergens in de onbekende toekomst een licht doet ontdekken, die
ons weer doet opstaan en ons werk leert te zoeken, die ons weer met
levensmoed en blijde hoop vervult.
Het Kerstfeest zal voor ons allen een goed Kerstfeest zijn, als het
ons over alle zorgen en moeiten, over alle donkerheid en twijfel den
geopenden hemel doet zien, als het ons geeft den moed om in den
strijd te volharden, de kracht om ons kruis te dragen, het heilig durven
om trots alle duister in het Jicht te gelooven, als het ons terugbrengt
tot onzen dagelijkschen arbeid, zoo mogelijk wat beter dan te voren,
wat blijmoediger onder de beproevingen, wat warmer van hart, maar
vooral wat dieper doordrongen van onze roeping tot een krachtig,
zedelijk leven!