Het Goede Hart. Een Kerstvertelling. Uit het Engelsch van REX COLVILE. LANGZAAM stoomde de groote mailboot door den somberen motregen naar de Tilbury Docks, enkele dagen vóór Kerstmis. Mr. Timothy Pratt, een blozend, welgedaan man, stond met vochtige oogen naar het nevelige landschap te kijken. Weer thuis! mompelde Mr. Pratt aangedaan. Een jonger heerschap met een haviksneus en sluwe oogen die naast mr. Pratt stond en hem al eenigen tijd had gadege slagen, classificeerde hem als een oprecht vaderlander, die in verre gewesten fortuin gemaakt had en nu op weg naar huis was Mr. Pratt was inderdaad heel rijk en Mr. Palmer de man met den haviksneus heel arm en nu had hij nog maar een enkel uur om iets te vinden waarmee hij dit gruwelijke verschil minder groot kon maken. Weer thuis, herhaalde Mr. Pratt. Mr. Palmer zuchtte alleen maar. Ik zeg altijd maar, vervolgde Mr. Pratt op gevoeligen toon, dat een goed hart meer waard is dan alle rijkdom. Zeker, stemde mr. Palmer hartgrondig toe, véél meer. Ik heb er zelf ook een, ik bedoel een goed hart. Als ik twintig jaar geleden niet een goed hart ontmoet had in Australië, zou ik niet de man zijn, die ik nu ben: Het is toch niet waar, antwoordde Mr. Palmer. Het is de waarheid, verklaarde Mr. Pratt ernstig. Daarom hecht ik zooveel aan menschen met een goed hart. En daar hebt U gelijk in, haastte Mr. Palmer zich te zeggen. Zooals ik al zei, heb ik zelf ook een goed hart. Soms denk ik wel eens dat het te goed is. Maar Mr. Pratt liet zich niet van zijn onderwerp afbrengen. Hij stelde geen belang in den jongen Palmer, die, wat hem betrof, het beste hart ter wereld mocht hebben, maar er in ieder geval sluwe oogen en een hebzuchtigen neus op nahield. Daarom ging hij voort: Ik ben een bemiddeld man, (Mr. Palmer likkebaardde). De grondslag van mijn fortuin heb ik te danken aan iemand met een goed hart en daarom zal een deel van mijn geld overgaan in han den van iemand anders met een goed hart. Ik ben naar Engeland ge komen om er een te vinden. Soms, peinsde Mr. Palmer, zoekt men de beele wereld af naar iets dat men vlakbij vinden kan. Maar soms ook niet, zei Mr. Pratt droog. Men zoekt niet over de heele wereld als men een neef en een nicht in Engeland heeft. Mr. Palmer's mond viel open. O, mompelde hij, maar hoe kle weet U dat die neef en nicht een goed hart hebben? De wereld is eli( zoo slecht. v< Dat is zoo, gaf Mr. Pratt grif toe. Ik weet het ook inderdaad ij «niet. Mr. Palmer's mond sloot zich weer. Ziet U nu wel! s Maar, vervolgde mr Pratt, dat zal ik nu juist gaan onder- toeken. Ik zal ze op de proef stellen. En degeen, die de proef door- staat zal een beste Kerstmis hebben! st De havik zag zich zijn prooi ontglippen. Zijn heele leven had li Ar. Palmer er naar verlangd om zelf zoo'n Kerstmis te beleven. Zijn >i^in werkte koortsachtig. r I Hoe wilt U dat uitvinden? vroeg hij onverschillig. Mr. Pratt grinnikte. Door net te doen of ik doodarm ben! En hij lachte van inwen- ;r Pret- Ik zal mij in lompen kleeden en op de stoep van hun huis erstliederen gaan zingen. Mr. Pratt was zoo verrukt van zijn idéé ,dat hij zijn wantrouwen dingen zijn metgezel vergat en hij vroeg: Wat zegt U daar wel van? Zal dat geen mooie proef zijn? Mor en is het Kerstavond en ieder heeft dan zijn buik al vol van de erstzangers. Zal ik zoo niet merken of ze een goed hart hebben? g oe zullen ze zich tegen dien armen, in lompen gekleeden zanger ;e op zijn viool speelt en „In Bethlehem's stal" zingt, gedragen? Het is een prachtig plan, stemde mr. Palmer toe. Maar onen Uw neef en nicht samen? Nee, neen, Mijn neef George is getrouwd, hij heeft een groot zin. Ze wonen op no. 15 in Potiphar Itoad. Putney. Toen ik uit jgeland wegging, was hij een jongen van vijftien jaar; nu zal hij n jaar of veertig zijn. Ieder jaar feliciteerde hij mij met mijn ver- htjof lrdaS cn schreef me hoe moeilijk het was de eindjes aan elkaar te oopen. Ik ben er wel haast zeker van dat hij een goed hart heeft. jn nicht Nancy heeft me nooit geschreven. Ze is niet getrouwd iets over de dertig, geloof ik. Als jong meisje was ze altijd reus kol ;lin jr je, ;t ai vas i di liet m eta st erlij gin: wat lero iblik tjef lig 01 achtig bij-de-hand. Ik heb niet veel vertrouwen in haar. Ze heeft me nooit geschreven, nooit. Ze is hard, of ik moet mij al heel erg ver gissen. Ze woont in Wandsworth Villa Lilac. Laburnham Road is haar adres. Hallo! Hier zijn we bij de dokken. Dag Mr Palmer. Ik hoop U nog eens te ontmoeten. Geef de hoop maar niet op, hoop doet leven, zei Mr. Pratt, terwijl hij zich omdraaide en naar zijn hut ging. Mr. Palmer keek hem na met een wraakzuchtige uitdrukking in zijn oogen. Toen nam hij zijn zakboekje en schreef de adressen op van George en Nancy Pratt. De „goeie kamer" van no. 15 Potiphar Road, Putney cn de daar- «anwezigen personen waren den avond van den 21en December, wan neer men dat in verband met Kerstmis mag zeggen, op zijn Paasch- best. Daar was de geheele familie van George Pratt bijeen; ze had den de mooiste cn ongemakkelijkste kleeren aan die ze bezaten en waren zeer eensgezind in hun heilig voornemen om het Kerstfeest in Dickens geest te vieren. Dus, zei mr. George Pratt, nadat hij de gezichten van zijn vrouw, zijn beide dochters en zijn eenigen zoon geïnspecteerd had; jullie hebt allemaal goed begrepen wat we te doen hebben. Be grijp goed dat er geen fouten gemaakt mogen worden. Jullie moeten allemaal heel spontaan zijn; onder geen voorwaarde mag hij merken dat wij een vermoeden van de waarheid hebben. Vergeet niet dat onze heele toekomst er van afhangt, als wij alles precies zoo doen als op de repetities. Ik heb nogal wat geld gestoken in dit plannetje, dat weten jullie en dat wil ik er niet graag bij inschieten. In koor hieven ze aan: Ja Pa! Het gezin van George Pratt be- greep*volkomen wat er op het spel stond. Nu dan, ging Mr. Pratt voort, laten we dan nog eens repe- teeren wat er bij het begin gezegd moet worden. De eerste indruk is altijd de sterkste. Ma, wat zul jij zeggen als ik in onzen vredigen familiekring den armen ouden man naar binnen haal, die buiten staat te zingen dat je er dol van wordt? Mrs. Pratt rees van haar stoel, hijgend van inspanning ze was niet bepaald mager en van opwinding. Ik vraag niet wie U bent. noch waar U vandaan komt, her haalde ze als een kind dat een les opzegt maar op dezen geluk kigen Kerstavond is elkeen onzen broeder. Welkom, en nogmals welkom! Niet slecht, zei mr. Pratt critisch alleen moet je dan „wel kom" een beetje hartelijker zeggenmeer alsof je het werkelijk meent. Nu jij, Gladys. Gladys, een jonge dame met lange kousebeenen en een jongens kop, wier eenige belangstelling de bioscoop gold, sprong op, pakte haar jumper van boven vast, rolde met haar oogen en opende haar mond. Kom binnen, Heer Troubadour, riep ze pathetisch. Vroolijk ons Kerstfeest op met Uw muziek. Uitstekend, prees haar vader. Jouw beurt, Muriel. Muriel, een pendant van Gladys wat haar uiterlijk betrof, maar met meer speciale belangstelling voor voor voetbalmatches, was ge pikeerd door de lof haar oudere zuster toegezwaaid, overtuigd als ze was dat deze niet was verdiend. Ze wankelde naar de deur met uitgestrekte armen. O arme man, arme man, klokte ze. U bent koud en hongerig. Laat mij Uw jas uittrekken. Geef me Uw hoed. Laat me Zoo is het genoeg, het is genoeg, Muriel, meende haar vader; overdrijf niet. De kleine jongen, uitgedoscht als een Hooglander, sprong op van liet bankje waarop hij had moeten zitten. Ik nou Pa? vroeg hij moet een schelle stem. Ja Oswald, zei mr. Pratt, terwijl hij zijn jongste spruit met vaderlijken trots aankeek. Oswald, die afschuwelijk lispelde, legde den vinger op zijn mond, zooals hem gezegd was en keek den denkbceldigen bezoeker verlegen aan. Mag ik U athublieft en thoen geven? bedelde hij. U thict er zoo vriendelijk uit Schitterend! riep de verrukte vader, Dat imponeert hem het meest van alles. Sst! Luister! Van buiten klonken de klagelijke tonen van een viool. Daar heb je 'm! fluisterde het hoofd van de familie. Muriel rende naar het raam en wilde juist een punt van liet gordijn opzij schuiven, toen haar vader haar bij haar ceintuur achteruit trok. Ben je gek? siste hij. Mr. Georg Pratt had iets van een generaal bij den aanvang van een veldslag. Naar jullie plaats! beval hij en Ma en Gladys en Muriel en de kleine Oswald betrokken hun strategische posities. Mr. George Pratt keek nog eens critisch rond, knikte, ging naar buiten en wierp de voordeur wijd open. Een paar stappen brachten hem bij het hek. Dank U, zei hij eenvoudig. Oom Timothy was direct geroerd bij deze woorden. Ik ben een arme oude man, meneer, stamelde hij, en doe

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 27