Voor elck wat wils. UIT RiiCKERfS GEDICHTENSCHAT. EEN FILMOPNAME. Amerikaansche spot. De peper. Sport. De auteur van Hamiet De oudste mijn ter wereld. Vrij vertaald door M. Visser. ONDERSCHEID. Uit aarde werd de man geschapen en daarna Uit dezen vorm weer gevormd zijn gè- Dat is het onderscheid der twee geslachten. Hem mag men dus oorspronkelijker, echter achten; Maar zij is fijner, reiner wijl ze 't dient opgemerkt Uit aarde werd gekneed, reeds ééns met zorg bewerkt. GODSDIENST. Zie, geen dropje drinken hen of haan, Of beiden 't oog ten hemel slaan; En zonder 't hoofd te buigen als tot lof Nam nooit een duif zijn korrels uit het stof. Wat onbewust zij doen, gij mensch, het met bewustheid doet, Opdat g'U voor het schuldeloos reine dier niet schamen moet. VADERSCHAP. (Chineesch.) Een heel klein wormpje, Ming-Ling-Ling, Was aan den weg gebleven Een bijtje vond het en het ding Bleef door diens zorg in leven. Het bijtje zag na korten tijd Het wormpje in bij verkeeren; 't Kreeg vleugels en met lust en vlijt Ging 't. heel gauw vliegen leeren. Is U ontzegd een eigen kind, Moog' gij een vreemd bewaren Het wordt van hoofd en hart gezind Als gij na lui tel jaren. Is 't niet uw eigen vleesch en bloed, Uw geest is 't toch te noemen. Dies kunt g' U met een vrij gemoed Op 't vaderschap beroemen. ZES WOORDEN. Zes woorden nemen mij voortdurend in beslag; Ik zal, ik moet, ik kan, ik wil, ik durf, ik mag. Ik zal, dat is 't gebod door God in 't hart geschreven, Het doel, waarnaar ik door mijzelf wordt heengedreven; Ik moet, dat is de grens, die ecnerzijds de wet En anderzijds natuur voor mij heeft uitgezet; Ik kan, dat is de maat der mij verleende kracht. In daad, in vaardigheid, in weten, kunst en macht; Ik wil, de hoogste kroon is 't zeker, die mij smukt. Mijn vrijheidszege] door mijn geest mij opgedrukt; Ik durf is 't woord in 't zegel gegraveerd, De grendel, die de deur der vrijheid los maakt of wel keert; Ik mag, d&t eind'lijk is wat tusschen alles zweeft, Iets onbestemds, dat 't oogenblik steeds zijn bestemming geeft. Ik zal, ik moet, ik kan, ik wil, ik durf, ik mag, Dit zestal neemt mijn dag voortdurend in beslag. Slechts als ik immer leer, weet ik wat ied'ren dag Ik zal, ik moet, ik kan, ik wil, ik durf, ik mag. De nachtegaal moet men niet zien, men moet hem hooren; Den dichter kennen zal veelal 't genoegen in zijn lied verstoren. GOUD. Een afgezant bij de Makrobiërs was. De wond'ren daar ziende verbaasden hem ras. Ten leste men dacht zijn verbazing wordt sterker Nog ging men met hem in een kerker Waar al de gevangenen in ketenen lagen Van 't schitt'rendste goud, dat zijn oogen ooit zagen. Maar lachend zei hij; „O, dat zag ik reeds lange. In 't goud zijn zoo velen, zoo velen gevangen; Hier zijn 't de gevangenen, bij ons zijn 't de vrijen, Dat is het verschil, maar het goud houdt ze beien? WORDEN EN BLIJVEN. In 't veld van 't oogenblik staan immer twee te vechten Elk hoopt voor zich op 't eind de voorstelling te beslechten. De eene wil: het worden, de andere: het blijven. Wie zich op 't einde steeds den zegen toe mag schrijven? De namen duiden 't U, o mensch in strijd, reeds aan: Nooit bleef een nieuwe toekomst voor 't oud verleden staan. Wie niet bewonderen, liefhebben, waardeeren kan, Ik zeg het U: dat is een arme man. Kort verhaal (Kopenhagen). ..Wanneer zijn we in Kopenhagen?" De chauffeur draaide zich half om, haalde zijn horloge uit den zak en hield het in het licht van de taxameter- lamp. Het is nu kwart over een, meneer. Om twee uur zijn we aan de Kongens Nytorv. De auto gleed haast onhoorbaar onder de oude beuken verder. Uit het Kattegat kwam de Noordenwind aangieren, een voorbode van de vroege lente. De pas sagier in de auto keek achterom. Aan zijn linkerhand ging de weg steil naar beneden; in de diepte strekte zich donker en dreigend een eindelooze woestenij uit Een dof gerulsch klonk onophoudelijk naar boven. Dat was de Oresond, die den landweg volgde als een klein kind zijn moeder. In de zware duisternis wierpen de schijnwerpers tweo verblindende lichtbundels op den weg, die als zilveren slangen zich voor den wagen kronkelden. Plotseling stond de chauffeur half van zijn zitplaats op. Het hoofd naar voren gebogen staarde hij in het donker voor zich uit De remmen knarsten, het was alsof een schok door den wagen voer en trillend als een toofdier dat op zijn prooi loert bleef de auto plotseling stil staan. Wat is er aan de hand? De chauffeur wees voor zich uit De passagier stond op en keek In de richting die hem gewezen werd. Daar lag, dwars over den weg, een donkere massa. Een verongelukt rijtuig, mompelde de chauffeur uit zijn humeur. De passagier knikte. Laten we maar eens gaan kijken. Misschien kunnen we helpen. Ze stapten uit en gingen langzaam op het voertuig toe. Een versplinterde disselboom stak als een gebroken arm boven de ruïne uit Op den grond stona een kleine Walmende lantaarn en in het droefgeestige schijnsel Hoe een Amerikaan over de geluidsfilm denkt. Edwood Ullman geeft in de „World" de volgende spottende beschrijving van de geluidsfilm: Ullman geeft uls voorbeeld een prachtig 9conario met een heldin, die buiten New-York woont, zoodat ze naar de stad kan reizen, met een hoop „echt" la waai. Liefst moet ze aan de kust wonen, zoodat ze een boot kan nemen, die meer geluid maakt dan de stille electrischc locomotieven van tegenwoordig. In de eerste scène neemt ze afscheid van haar ouders. Natuurlijk stormt het, zoodat we regen, donder cn bliksem te hooren krijgen en als de regisseur een handige vent is, maakt hij een opname bij het kip penhok, waarop de hagelsteencn ratelen. ,Well, Goodby, Dad", buldert Mary. „Mffnnpffn hope to shee you shoon blawrk rrk mffn" (hope to see you soon). „Hfnnf antwoordt de oude man eenvoudig. Mary slaakt een zucht als een stoomzaag door een eikeboom en stapt in haar taxi, een aftandsch vehi kel, dat magnifiek kabaal maakt als de motor wordt aangezet. Op weg naar de kade passeeren ze een grooten brand in een pakhuis, waarbij sirenen, brandbellen en donderende stoomspuiten helpen en moeten, dan voor een overweg wachten, waar een heele goederentrein langs komt Wanneer de rem mers op een trompet kunnen blazen, des te beter. Het volgende beeld vertoont het binnenkomen van Marys boot in de haven, terwijl de fluit loeit alsof commandant Byrd van de Zuidpool terugkomt. Do zijnen witkielen, waarschijnlijk op klompen, ratelen dan over de loopplanken niet kisten vol gebroken aar dewerk en losse moeren Een paar vliegtuigen hoog in de lucht kunnen hier geen kwaad. Na heel veel wederwaardigheden en de onmogelijkheid een baan tje te krijgen, verstuikt Mary haar enkel en wordt dan door een knappen jonkman opgepikt en in zijn huis gedragen. Een en ander gebeurde gelukkig in een straat, uitsluitend door de aristocratie bewoond en het jonge mensch is Harold Swampscott, de neef van Gerald Biloxi, den excentrieken millionair. In verband met deze heole omgeving zal het nie mand verbazen, dat de oude Biloxi plotseling dood in zijn studeerkamer wordt gevonden. Die kamer is donker, stoffig en angstaanjagend, vol spinnewebben en vleermuizen en een paar torenuilen op de licht kroon. maar hoe de bedienden de kamer in zoo'n toe stand konden houden zonder er uit geschopt te wor den, is een raadsel. Het lijk wordt gevonden door Cleek, den butler, die binnen was gekomen, waarschijnlijk om de uilen te voederen. Hij schrikt zoo bij zijn vondst, dat hij een gebrul van verwondering uitstoot. Iedereen in het huis gilt van den weeromstuit en dan hooren we de sirenen en het geraas van politie-auto's. Een troep rechercheurs met zwarte bolhoeden op, die ze onder geen conditie afnemen, en groote sigaren in hun mondhoek geklemd, stappen binnen, gevolgd door Dazzy Grimes, den grooten amateur-detective. De rest van het verhaal moet onbekend blijven: hoe Dazzy achter de waarheid komt; genoeg zij, dat Mr. Biloxi door de tante om hals werd gebracht, om dat hij altijd weigerde de radio te stemmen op het dubbel mannenkwartet van de Waschinrichting Sneeuwwitje. Mary en Harold besluiten direct een huwelijk te plegen en rijden met de subway naar de City Hall, niet omdat het goedkooper is dan een taxi, maar omdat die veel meer lawaai maakt. Als ze bij het plein voor het stadhuis aankomen, zijn ze nel op tijd om de militaire kapel van het 151ste regiment infanterie te zien langstrekken. Een luid knallende two seater rijdt hen naar den vrederechter, die het huwelijk voltrekt,(»e vliegen weg in een driemotorig vliegtuig en brengen hun wittebroodsweken door bij den Nlagara-waterval. De peper komt oorspronkelijk uit Oost-Indië, hoofd zakelijk Java en Sumatra, en is vandaar ook naar an dere landen overgebracht. Thans levert ook West-Indië zeer veel peper, o.a. de bekende Cayenne peper. Peper is de zaadvormige vrucht van een klimmende heester, welke uit dunne stammetjes, vól leden of oogen bestaat. Uit deze oogen schieten weer nieuwe wortels, zoodat de heester zich steeds verder verspreidt Zonder onder steuning zouden deze takken over den grond kruipen, daarom houdt men de struiken door Btaken overeind. De peperheesters worden in rijen op groote velden ge plant, en gewoonlijk krijgen twee struiken een staak ter ondersteuning. Als de struiken ongeveer drie tot vier meter hoog zijn, worden zij tot een meter besnoeid. Als de peperheester drie jaar oud is, begint hij vruch ten te geven. De bloesem is wit en wordt opgevolgd door roode bessen. Deze bessen zitten trosvormig aan den struik, doch rijpen niet allen tegelijk. Dikwijls komt het voor, dat roode en groene bessen door elkaar zitten. De daarvan zagen de beide mannen een vrouwenfiguur, die met gebogen hoofd op de overblijfselen van het rijtuig zal De passagier uit de auto haalde uit den zak van zijn regenjas een electrische lantaarn, stak deze aan en liet een lichtbundel op de vrouw vallen. Ze keek verschrikt op, sprong verward overeind en angstig zag ze de beide mannen aan. Wees niet bang juffrouw, zei de passagier, we hebben geen kwade bedoelingen. Kunnen wij U misschien helpen? De spreker keek met zijn grijze oogen het meisje onderzoekend aan. Ze was hoogstens achttien jaar; het echte type van een jong, blond frlsch Deensch meisje. Meneer... ze zag den vreemde nog altijd een beetje angstig aan met haar blauwe oogen, meneer... begon ze weer met een stem die trilde, zooals U ziet ben ik in een onaangenaam parket; mijn rijtuig is op een half uur afstand van de plaats van bestemming gebro ken. De aangesprokene wierp een snellen blik op de over blijfselen. Waar is de koetsier? Hij is met de paarden teruggegaan, naar Hellerup. Hij wil zien een ander rijtuig te krijgen, maar ik wacht al zoowat een uur tevergeefs op zijn terugkomst Ze keek zenuwachtig op haar horloge en schudde het hoofd. Waar moest u heen? Ik ben op weg naar Skodsberg, naar mijn vader. En hoe heet het dorp waar we nu zijn? Klampenborg, deelde de chauffeur mee. De heer haalde medelijdend zijn schouders op en vroeg terwijl hij zijn hoed even afnam: Mag ik U in mijn auto naar Uw vader brengen? Een glimlach gleed over het gelaat van de jonge dame. Ik dank U wel meneer, zei ze op vrlendelykcn toon, maar het ls niet noodig dat U mij naar Skods- borg brengt Het strandhotel is tien minuten hier van daan; daar ben ik bekend. Morgenochtend kan ik dan mijn tooht voortzetten. Hij boog even. Zooals U wenscht! Ik was eigenlijk wel een beetje bang in het donker, ging de jonge dame zichtbaar opgelucht voort anders was ik wel alleen naar het hotel gegaan. Maar met een sterken begeleider... Ze draaide het hoofd om. Misschien kan de chauf feur de achterlamp van Uw auto losmaken... De chauffeur zag den heer vragend aan en deze rijpe bessen vallen spoedig af. Bij het plukken worden rijpe en onrijpe bessen gescheiden gehouden. De onrijpe bessen worden in de zon te drogen gelegd, waardoor zij zwart en hobbelig worden; deze gedroogde bessen vol- men zwarte peper. De rijpe bessen, zoowel de geplukte als de afgevallene, worden in zeewater geweekt. Vervol gens worden zij gewasschen en met de handen gewre ven, waardoor de schil van de bessen afvalt, waarna de bessen In de zon gedroogd worden. Deze bessen leveren witte peper, welke niet zoo scherp ls als de zwarte, ook ls zij veel zachter, aangenamer en specerijachtiger van smaak. Een goede struik levert jaarlijks drie tot vier pond bessen. De peper bevat weinig vlugge olie, en ls hierin van de muskaatnoten en kruidnagelen te onder schelden. De specerij-achtlge beginselen moet men bij de peper dan ook bij de gom-harsachtige deelen zoeken. Met het gebruik van peper moet men echter voorzichtig zijn; personen met een zwakke maag dienen er vooral geen gebruik van te maken. Vroeger werd peper ook wel als geneesmiddel aangewend. Koortslijders gaf men dikwijls, in plaats van kina, eenige grammen peper. De Spaansche, eigenlijk Brazillaansche peper, is afkomstig van een heel andere plant, welke haar vaderland In de he8te luchtstreek heeft, maar thans ook veel in Zuid- Europa wordt gekweekt. De peul van de Spaansche pe per ls vliezig, glad en donkerrood of saffraankleurlg. De zaden zijn platgedrukt en hebben een roodachtige gele kleur. De Spaansche peper Is sterk verhittend en bevat vele scherpe bestanddeelen. Dat kan daar beslist gezellig worden, dat wordt een ideaal huwelijk. Ik bedoel het huwelijk van de tennis kampioene Helen Wills, waaromtrent ik dezer dagen (zie o.a. de foto-pagina van dit blad ln een der num mers van vorige week), het volgende onder de rubriek „Sport" ln de bladen lees: „Heden is zonder eenig uiter lijk vertoon het huwelijk voltrokken tusschen Helen Wills en Mr. Moody. Miss Wills was gekleed in een eenvoudig mantelpak en droeg geen juweelen. Slechts de naaste bloedverwanten waren bij de eenvoudige plechtigheid tegenwoordig. De wereldkampioene legde bij de huwelijksinzegening niet de gebruikelijke gelofte van gehoorzaamheid aan haar echtgenoot af. Maar het Is tenminste eerlijk! De meeste vrouwen, die gracielijk een man aan de punt harer pink meeslepen tot voor den ambtenaar van den burgerlijken stand, beloven met een stralend gezicht, tot in lengte van dagen en het einde haars levens, maar ln werkelijkheid zorgt zij er wel voor, dat er voor haar niets te gehoorzamen valt. De man gehoorzaamt haar, voorkomt haar wenschen en hij gehoorzaamt. Dat is dan een leelijke tegenvaller, een desillusie, dat is niet ln orde, dat is... dat is infaam. Mister Moody wist er nu tenminste alles van. Hij kon bij de huwelijksplechtigheid nog neen zeggen en zijn lieftallige bruid nog terugzenden naar de zalige tennis velden. Hij deed het niet Basta, dat moet hij weten, maar hij kan haar later tenminste niets verwijten. Zij heeft het eerlijk van te voren gezegd. Die gehoorzaam heid, dat overwicht van man of vrouw, herinnert mij aan een schoon verhaal van een ronde Jordaanbewoner uit Amsterdam, die op zijn zeer robuste ega op een eigenaardige en doortastende wijze zijn overwicht wist te bewaren, en ik teekende dit verhaal, dat historisch is, op uit den mond van een ooggetuige. Zooals Helen Wills de tennissport bemint, beoefende hij naar harte lust en met sportieve gevoelens de duivensport Hij hield duiven. En wat doe je nu, als Je met zulk een diepge wortelde neiging tot duivensport ln de Jordaan huist, drie hoog achter, met één kamer en één keuken en een portaaltje van twee vierkante decimeter cn je hebt geen tuintje, geen dak. zelfs ge enplatje of balconnetje tot je beschikking? Wat doe Je dan? Dan houd je de duiven in de keuken. En daar duiven zoo nu en dan moeten uitvliegen vanwege de sportieve neigingen vlogen zij dan ook lederen dag een uurtje rond ln het eene keukentje en het eene kamertje. En moeder de vrouw U Tde over haar mooie meubeltjes, die door die ,.«me- nge beesten heelemaal werden bevuild". Totdat zij op een avond een kloek besluit nam en de duiven oen voor een de nek twee slagen omdraaide. Do dulvenkolonie werd grondig uitgesmoord. Hij kwam thuis en miste zijn duiven. Wat deed hij nu? Niets! Hij zei niets, hij was vriendelijk en vroeg niet naar zijn duiven en moeder verheugde zich over een goeden afloop. Den volgenden middag er was nog steeds niet over de duiven gespro ken ging v^der uit om een boodschap te doen en hij zei tot zijn vrouw, dat hij Jantje zou meenemen, dat was goed voor den jongen. Tegen den avond kwam hij terug zonder Jantje. Verschrikt en beangst vroeg moeder met een gilstem: „Waar is Jantjo?" En het antwoord met omroepersgeluid gegeven, luidde: „Waor binnc me duife?" „Is maar een quaestie van optreden..." In een der Engelsche tijdschriften „Favoriet* komt het volgende humoristische stukje voor, waarin gezin speeld wordt op de weinige kennis, die de Engelschen zouden hebben van hun grooten dichter Shakespeare. De prof. tot den student: „Wie heeft Hamlet geschre ven?" De student: „Ik niet. professor." 's Avonds eet de prof. bij kennissen. Hij vertelt zijn buurvrouw aan zijn rechterhand het antwoord van den student. De buurvrouw: „En was hij het du3 niet?" Lichtelijk treurend wendt de prof. zich tot zijn andere tafeldame en vertelt haar deze geschiedenis, incluis de vraag van de dame. De linkertafeldame: „En had hij het dus tóch ge schreven?" Na het diner wankelt de prof. steunend naar de vrouw des huizes en vertelt over de vraag benevens alle antwoorden. De gastvrouw (droomerig): „Dan zal wel nooit uitkomen, wie het is geweest..." De arme prof. verlaat ontdaan het huis. Tegelijk met een der gasten, een Engelschman. De prof. kan niet nalaten, dezen te vertellen, dat hij op de examenvraag: „wie schreef Hamlet?" het antwoord „ik niet", kreeg, dat de eene dame „en hij was het dus niet?", de andere echter, „en had hij het dus toch geschreven?" had uit geroepen; en de gastvrouw ten slotte had beslist: „.Dan zal wel nooit uitkomen, wie het is geweest" De Engelschman: „Waarschijnlijk niet, nee!" De oudste mijn ter wereld is de koper- en turkooismijn ln het Sinai-schierelland, welke al ruim 3000 jaar voor Christus door de Egyptenaren bewerkt werd. Zij zijn echter nog nooit zoo diep uitgegraven als tegenwoordig. De zilver- en loodmynen in den berg Laurion in Grieken land zijn ook ai zeer oud, want Zenefen schreef reeds hierover 355 Jaar voor Christus. De diepste mijn ter we reld bevindt zich In West-Vlrglnla, in Amerika, waar op een diepte van 7579 voet naar petroleum is gezocht BILL Y BOO. Al dichter kwamen ze bij de aarde, Hulzen en straten kwamen heel nabij, Jerry keek vooral nieuwsgierig, O, wat was die Billy blij, Toen zei de ooievaar knorrig: „Nu maar gauw het huis getoond. Want ik begin moe te worden. Waar je lieve moeder woont!" „Ik zal je wel helpen," zei Billy, „Ik begrijp je, Je weet weg noch steg-' En toen riep hij al wijzend: „Volg nu maar dezen weg!" Doch wat deed de ooievaar, Toen hij het huls gevonden had? HU daalde op het dak. Waar hU gewoonlUk zat Dat ls ook een mooie geschiedenis. knikte. Daarop nam hij de petroleumlamp van de auto af en gaf deze aan zijn passagier. Ik kom dadelijk terug, zei deze, terwUl hU den chauffeur bedankte. het beste Is maar dat Je zoo lang hier blijft wachten. Geeft u mtj de lamp maar meneer, lk weet den weg precies, stelde het meisje voor. Hij protesteerde lachend, maar zij nam hem met een grappig-energiek gebaar de lantaarn uit de hand. U bent misschien verbaasd, begon de jongedame, toen ze een oogenblik zwijgend naast den heer had voortgeloopen, een jonge dame alleen midden ln den nacht op een landweg te ontmoeten. De heer schudde het hoofd. Ik ben een Franschman zei hij rustig. U zult aan mijn Deensch al wel gehoord hebben, dat ik een vreemdeling ben en wij Franschen hebben een te hoogen dunk van vrouwen om hen niet dezelfde rechten te gunnen als aan de mannen. Dat is mogelijk, antwoordde het Jonge meisje. Bij ons i3 het helaas nog niet zoo ver. En U kunt mU dan ook gerust gelooven: er Is een heel bijzondere reden waarom ik zoo laat nog ben uitgegaan. Wanneer U hulp noodig hebt juffrouw, vroeg de Franschman, zacht, dan ben ik gaarne tot uw dienst. De jonge dame schuude het hoofd en keek haar be geleider aan. Ik wil mo niet ln uw vertrouwen dringen... voegde hij er aan toe. Als ik geen vertrouwen ln u had, antwoordde de jongedame met een zwakke poging om te glimlachen, gelooft u dan dat lk midden ln den nacht alleen met u op een stlkdonkeren weg zou willen loopen? Neen. Dat is het niet... wat mU drukt, is zoo, dat een ander mij niet zou gelooven, Ja mU misschien zou uitlachen als ik het vertel. Wel. moedigde hij aan, probeert u het eens. Ik heb in mUn leven een heeleboel menschen, die In het nauw zaten den rechten weg gewezen. Ze keek op. Bent U misschien advocaat? vroeg ze. Hij glimlachte. Iets dergelUks. In leder geval kunt u er zeker van zijn. dat ik u zal begrijpen. En ik zal u heusch niet uitlachen. Recht voor hen uit, waar de landweg een bocht maak te. scheen een ver licht Dat zou het strandhotel wel zijn. En in de groote behoefte om zich uit te spreken en aangemoedigd door het vertrouwenwekkende dat van den vreemdeling uitging, vertelde ze wat haar bezwaarde. Ik ben, begon ze, eenig kind. Mijn moeder ls vroeg gestorven. Om mU is myn vader nooit weer her trouwd. MUn vader is tooneelspeler of, voegde ze er tal mend aan toe. verbeeldt zich dat hU het ls... .De vreemdeling maakte een beweging van verbazing. Houdt u mU niet voor een slechte dochter meneer, als ik zooiets over mUn vader zeg. Ik ben ervan over tuigd dat mijn vader voor veel dingen talent heeft en dc verstandigste en beste man ter wereld is. Maar voor het tooneel deugt hy niet en dét heeft hij zich juist in zijn hoofd gehaald, dat wel het geval is. HU speeldt vroeger op verschillende kleine plaatsen in Denemarken bU reizende tooneelgezelschappen en had kleine rollen en jarenlang zUn we als nomaden heen en weer gereisd. Toen stierf mijn vaders moeder en we werden plotse ling ryk. We erfden twee huizen in Kopenhagen en een aardig vermogen. Twee dagen later waren we al ln de hoofdstad om de erfenis te aanvaarden. Toen zag myn vader een moge lijkheid om zijn lang-gekoesterd ideaal te verwezenlijken: in de Koninkiyke Schouwburg in Kopenhagen op te treden. Als men de theater-agenten goed betaald, kan men veel bereiken. En zoo kon mUn vader op een keer in Kopenhagen een kleine rol krijgen, maar daarbU is het Jarenlang gebleven; verder ls hU niet gekomen Maar dilcwUls kan ik het goed aan hem merken hoe onge lukkig hij zich voelt omdat men zUn zoogenaamd talent niet apprecieert Om kort te gaan: hU houdt zichzelf voor een miskend genie! Nu, de schipbreuk die de hooggestemde plannen van myn vader hebben geleden, heeft gelukkig alleen betrek king op zijn kunst niet op zUn geld. Het gaat ons niet zooals de vele duizenden van do kleine tooncelspelers, die hun hecle leven van hun geringe gage moeten leven. Als mijn vader na de voorstelling thuiskomt, dan heeft hU een gezellig home. waar hij uitrusten kan van de vele teleurstellingen die zUn beroep hem bereiden. Wij wonen in ons eigen huls aan de Roskikdevej cn hebben nog een villa in Skodsborg. Daar. in dat verrukkelijke huls. direct aan de Oresund, bleven we altUd den heelen zomer tot In den herfst. Ja soms wel den winter denr. Ik zelf doe een beetje aan schilderen; u kunt zich wel voorstellen dat het landschap aan de Sond met zijn waas van weemoed, mij veel mogelijkheden biedt. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 7