Oeostes-Sport en Uersen-Spnastiel DE PRIESTER KAARTEN. CONFERENTIEMAAND. DE ONTMOETING MET DEN D00DE. VAN MARIENBURG. WARE W090RDEN. VOOR ONZE SCHAKERS Vraagstuk No. 483. VOOR ONZE DAMMERS Vraagstuk No. 484. w. 'm 'WÈ 0 W. 0 0 'M Wé M m Vraagstuk No. 485. EVENTJES DENKEN. Vraagstuk No. 481. Vraagstuk No. 482. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 18 Januari 1930. No. 8597. Vrij naar Wolfgang Müller door M. VISSER. Voor Mariënberg, de veste, Ligt lang der Polen macht. Geen storm had haar tot heden In hun bezit gebracht. De trouwe ridderschare Had zich met moed verweerd, Totdat het laatste voedsel In 't slot was opgeteerd. Toen riep de Ordemeester Des nachts zijn schaar tezaam En vroeg den raad der mannen, Hen noemend naam voor naam. Geen hunner gaf een antwoord. Zij blikten voor zich heen Bleek, stom, totdat een priester Stil in hun kring verscheen. Hij zei: „Het is niet Polen Dat U verwonnen heeft; Helaas, het is de honger, Die hem den zege geeft. Die vijand doet U wijken. 't Is, ridders, tijd gaat heen. Ik zal den Pool misleiden, Laat mij op 't slot alleen. Ik zal de klokken luiden. Bij 't eerste morgenrood Verlaat ge dan de veste Eer U de vijand doodt. Aan mij is niets gelegen, Ik ben een oude man. Maar Duitschland vraagt uw krachten, Die 't noode missen kan." De ridders zwegen allen, Het voorstel werd aanvaard, Het harnas werd bevestigd En omgegord het zwaard. Toen knielden met den priester De strijders voor 't altaar, Waarna door donk're gangen Vertrok de ridderschaar. Bij 't luiden van de klokken En 't hooren van een lied, Zag geen der woeste Polen Hoe 't volk de vest verliet. Ja zelfs, het biddend zingen Des priesters boeide 't heir, Dat knielend voor de wallen En biddend viel terneer. Het was reeds late middag Eer 's vijands oog bevond, Dat op den breeden burchtmuur Geen enk'le krijger stond. Met ladders, touwen, haken, Beklom de Pool den wal. Maar van de Duitsche ridders, Vond hij er geen van al. Daar hoorden zij de klokken, Begroetend 't avondrood. Men vond naast 't touw gezegen Den ouden priester dood. Hem was de geest ontvloden Bij 't laatste avondlicht. Hij was men zag 't met eerbied Gestorven voor zijn plicht. De mensch wiens ziel walgt van het overdadige, het gemeene, heeft daarin een krachtig middel ter bescher ming van zijn gezondheid. o Een zonnige jeugd werpt haar lichtstralen nog in hoogen ouderdom. o Liever een misgreep verraden dan hem niet goedge maakt door het streven, om hem weder goed te maken. o De wereld schreeuwt: Wees toch geen knid; Maar God geeft mij 't gebod te lezen: Een kind te worden! En 'k bevind Dat ik 't moet zijn, om 't niet te wezen. o Geluk te hebben is van 't lot de gunst, Gelukkig zijn is levenskunst. o De linkerhand balt dikwijls een vuist in den zak, ter- wül de rechterhand vriendelyk wuift. I onder leiding van GEO VAN DAM. van Z. Mach. Zwart: 5. g a b c d e Wit: 7. De diagramstand in cijfers was: Wit Ke8, Ddl, Tg5, Pe6, en vier pionnen op b5, d2, e5 en f3. Zwart Kd5, Ld8, Ph3 en twee pionnen op b6 en c4. Wit speelt en geeft mat in twee zetten. OPLOSSING PROBLEEM No. 479, van C. A. Gi 1 b e r g. De diagramstand was: Wit Kf7, Pe5, Pg7 en twee pionnen op c3 en d4. Zwart Kd6, Te4, Pc7 en een pion op c4. Wit speelt hier achtereenvolgens: Pf5. 2. Pe7. 3. Pc8. 4. Pb6. 5. Pc4. 6. Pb6. 7. Pc8. 8. Pe7. 9, Pf5 met mat op den tienden zet!! Een thematisch voorbeeld van een meerzettig probleem, waarin een wit paard al het werk doet en werkelijk fanatiek rondspringt, den zwarten koning geen moment rust gunnend van Nap. Brochu, te Lévis. (Quebec Canada). Zwart: 14. ui n ff It Wa H m 3 Éf 0 /MM ffir/é füj m 0 0 lp 8 SK- SI Wit: 14. De diagramstand in cijfers behoort te luiden: Zwart 13 schijven op 1, 6, 8, 9, 11, 16, 18—20, 22, 24, 25, 45 en een dam op 13. Wit 13 schijven op 17, 26, 28. 29, 3335, 38, 39, 42, 43 en 50, met een dam op 48. Wit speelt en wint op brillante maar moeilijke wijze! OPLOSSING PROBLEEM No. 478, van Georges A. Raymond. St. Jean d'Iberville (Quebec Canada). De diagramstand in cijfers was: Zwart 14 schijven op 2, 6—9, 11. 12, 14, 15, 20 23, 29, 36, 45 cn een dam op 19. Wit 16 schijven op 16, 21, 22, 27. 31, 32, 38, 35. 41. 43, 44, 46, 47, 49 en 50. Wit speelt achtereenvolgens: 4440, 35—30, 33—33, 43—39, 32—28, 22—17, 27X18 (men be- studeere nu eens den leuken stand), 5044!!, 4137, 21X32!, 49X38, 46X10 en 25X1Ü Een schitterend pro bleem. Vuurwerk, knal-effecten, enz. De stand is niet best, maar de ontleding magnifiek. Hoe mooi is bij voorbeeld, dat de zwarte dam tegengehouden wordt door zijn eigen schijf op 27, die daar eerst na een heet ge vecht gebracht is! Het verwonderde ons niet van dit vraagstuk slechts heel weinig goede oplossingen te hebben ontvangen. PANDOER-PROBLEEM. Misère Ouverte Impériale Praatje). A. heeft: r. 7, 9 en 10; h. 6 en 9; sch. 10; kl. 7 en 10. B. heeft: r. aas; h. 10, heer en aas; sch. heer en aas; kl. boer en vrouw. C. heeft: r. boer en vrouw; h. 7, 8 en boer; sch. 7 en vrouw; kl. 9. D heeft: r. 8 en heer; h. vrouw; sch. 8, 9 en boer; kl. 8 en heer. De kijkkaart is kl. aas, troef is schoppen en A speelt uit met sch. 10. De oplossing van probleem no. 480 komt in onze volgende rubriek. DE HANDIGE KOK. Een kok gaat ommeletten maken en de benoodigde eieren laat hij klutsen door zijn drie helpers. Hij ver deelt de helft der eieren, die hij daartoe bestemd heeft, in twee gelijke deelen en geeft de helft benevens een half ei aan zijn eersten helper. Het overschot deelt hij weder in twee gelijke deelen en geeft de helft daar van met nog .een half ei aan den tweeden knecht. Het zelfde doet hij'met den derden assistent. Hoeveel eieren had de kok voor de ommeletten bestemd en hoeveel moest hij er aan eiken van zijn drie helpers geven om geen ei te breken? „DE MANUFACTURIER". Een winkelbediende heeft in zijn afdeeling een stuk stof, dat juist 40 el lang is. Eiken dag verkoopt hij er twee el van, die hij dan telkens afsnijdt. Na hoeveel dagen zal hij er de laatste twee el van hebben afge sneden? OPLOSSINGEN DER PUZZLES uit ons vorig nummer. No. 476. „NOGMAALS HONDERD". Dit vraagstuk bleek, zooals wij reeds voorspelden, lastiger dan het er uit zag. Nagenoeg geen enkele deel nemer is er in geslaagd aan de gestelde eischen te vol doen; we hebben hier weer te doen met een „ei van Columbus!" Er zijn toch zelfs meerdere goede oplos singen mogelijk, die echter in principe op hetzelfde neer komen. Wij geven er hieronder een paar van: 3 15 8 5 36 27 47 8 35 19 98 49 27 2 16 46 100 100 100 Zooals men ziet „zit 'm de kneep" heel eenvoudig in het doen van de optelling in t w e e n, waartegen zich niets in de opgave verzet. Alle cijfers zijn slechts één maal gebezigd! Hoewel sommige inzenders op een zeer vernuftige manier tot een oplossing hebben getracht te komen, kunnen wij toch géén daarvan als goed beschouwen, daar deze alle op een of meer punten niet aan de eischen, in de opgave gesteld, voldeden. No. 477. „DE LASTIGE ERFENIS". De advocaat kwam te paard naar „de plaats des on- heils" en zette dit bij de andere zeventien paarden op stal. Vervolgens zei hij tot Gerrit: „Neemt U er nu maar de helft van" en deze nam er dus, hoewel zeer verwon derd over de vrijgevigheid van den rechtsgeleerde, die er, zoo meende hij, zijn paard bij verliezen zou, negen paarden af. Piet en Jacob kregen thans hun portie en nemen dus respectievelijk 1/3 en 1/9 deel of zes en twee paarden. Er bleef toen dus toch nog één paard over. Op deze wijze waren de zeventien paarden eerlijk verdeeld en pikte onze advocaat met zijn honorarium ook zijn eigen paard weer in, plus de noodige lof- en dankbetuigingen voor de goede regeling van het geval. Om tot dit resultaat te geraken, gaat men op de zelfde manier te werk als veelvuldig gebeurt bij het Mohammedaansche erfrecht, aarbij dikwijls de las tigste kwesties voorkomen. Men brengt in dit geval de drie breuken 1/2, 1/3 en 1/9 terug tot een en denzelfden zoodat men deze herleiding krijgt: 9/18 en 6/18 en 2/18=17/18. Wanneer men daar nu 1/18, in het onder havige geval overeenkomende met één paard, bij optelt, zijn er 18 stuks en kan elke rechthebbende zijn aandeel verkrijgen, terwijl ten slotte het bijgevoegde 1/18 deel nog weer overblijft! Handig, nietwaar?! Ze raakten weer op gang, Dat voelen we al lang, We krijgen weer de tijd der conferenties, Waarbij de diplomaat Verdacht te lachen staat, Voorzien van onverdachte referenties! En als de zaken zijn gedaan, Dan zijn we werk'lijk aangedaan Door 't onbaatzuchtig ideaal der Excellenties. Het vriendelijk den Haag Ontvangt z'n gasten graag, Het kent het klappen van de zweep bij 't confereeren Men schaft een gul onthaal, Want internationaal Kan men er in „des Indes" puik dineeren! En bovendien daar Is een sfeer Van politiek en nog veel meer, Wat nooit een and're stad in Holland ooit zal leeren! Men drukt elkaar de hand, En prijst ons vaderland Om zijn gastvrijheid, zijn roemruchtige historie Men drinkt een glaasje wijn, De Ruyter en Piet Hein Beleven nog eens krachtig hun victorie! Totdat het toastend buitenland Op onvoldragen kennis strandt, Met Marker klompjes, Urker broeken pro memorie! De heeren zijn al klaar, Ze hadden 't voor elkaar In hoofdzaak vóór ze reeds ter conferentie kwamen. Een vorige besluit Verdeelde heel de buit In de bedragen, die ze voor hun naties ramen. Ook Philip Snowden is present Die ls als zakenman patent, En leidt het heele economische examen! Zóó bouwt Europa op Per finantieele strop, Die Duitschland krachtloos maakt tot 1988. Er komt een puike kans Voor 'n ongunstige balans, Want volgens 't Young plan gaan dé wereldzaken prachtig! En ginder in Amerika Speurt men z'n rekeningen na, En wrijft z'n handen, vredelievend en aandachtig! Januari 1930 KROES, (Nadruk verboden). Vrij naar een Engelsch motief, bewerkt door SIROLF, (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden). Rolfo Flint was één van die onhebbelijke, opdringe rige, verwaande, niettemin ongeletterde kerels, die een schrik zijn voor alle redacteuren van bladen en tijd schriften, omdat zij hen vervolgen met hun „literaire bijdragen", die wemelen van akelige taal- en stijlfouten, terwijl zij veel beter een eerzaam beroep konden kiezen, zooals loopknecht in een boekwinkel of glazenwasscber. En het onbegrijpelijke van alles was, dat een allerliefst meisje met dien kwal van een Flint getrouwd was, één van die raadsels, die wel nooit opgelost zullen worden, Ik maakte met Flint kennis bij een of andere gelegen heid, waar hij heftig zat op te snijden over zijn „werk" qfschoon niemand van ons nog ooit een letter van hem had gedrukt gezien in een behoorlijk blad. De man leed dan ook armoede dat hij zwart zag. hetgeen ons alleen speet om zijn jonge, lieftallige vrouwtje. De kerel zelf verdiende niet anders. Wanneer iemand, in plaat; van steenen te sjouwen of halve onsjes kaas weg te brengen, of netjes de straat aan te vegen, er op staat schoon wit papier vol te kladden met onzin, kan hij de maatschappij er toch niet voor aansprakelijk stellen, dat zij htm daar voor niet te eten wil geven? Nadien hoorden we niets meer van hem. Tot we op een goeden dag in de krant lazen, onder „Gemengd Nieuws", dat ergens in een vrijwel onbewoonde heide streek, een hutje verbrand was, waarin zich een onbe kend schrijvertje, zekere Rolfo Flint, had opgehouden, Do man had, naar uit het onderzoek was gebleken, in een naburige garage een bus benzine gestolen, daarmee

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 21