- De Wereldreis van - en Dirrekie Durf Ach hoe mager. Wat negerslaven moesten lij Jen. WARS WOORDEN. WETENSWAARDIGHEDEN. frrocid en was nu een schattig Fransch meiske, een jongo vrouw, met glanzende haren, en roode lippen en droomerige oogen... En die vroeg me nu, hoe ik haar naam zoo precies kende? Maar kon ik dat zeg gen? Kon ik haar, het bloeiende, schoone, jonge le ven, vertellen van den vrccselijken dood? Ik, ik had het verleden ontmoet. Maar zij... wel, zij ontmoette iets anders. Er gleed een 'schaduw langs het venster en even ater trad een kranige jongo Fransche on derofficier binnen, in zijn fraaie lichtblauwe uni form. De oogen van hot mciske lichtten blij op. Haar verloofde... En dadelijk ging ze met haar jongen sergeant naar achteren, in de kamer, waarin daar straks ook haar vader verdwenen was. Ik maakte van de gelegenheid gebruik, wierp een geldstuk op de zinken toonbank en ging heen. Even later stormde mijn auto over den weg. Om het verleden te ontvliel den... I Kijk, mijn lieve, kleine Jeannette, je zult het later misschien nog wel eens met je knoppen, jongen sergeant hebben over dien raren vreemdeling, die wegging, zonder te vertellen, hoe hij je naam zoo goed wist. Ja, mijn kind, het is goed zoo. Ik zal je nieuwsgierigheid en die van je jonge soldaat, die nooit oorlog heeft gekend, niet bevredigen. Het /al een raadsel blijven. Wat heb jij mijn kind, met de schaduwen van het verleden tc maken, met de lijken van Beiersohe infanteristen? Ik zal je blanke herinneringen daarmee niet bezoedelen., het zou je misschien maar bang maken zie jc. Maar., weet je, (lie doode Reiersche soldaat, die in zijn verstijfde vin gers je naam vasthield, zooals die voor de eerste keer in jouw leven neergeschreven werd, kijk, mijn kind, die soldaat had ook een meisje, ergens, aan don anderen kant van den Rijn... O, ik weet natuur lijk wel, mijn kleine Jeannette, wanneer ik jou zou vragen, waarom die soldaat stierf en waarom mijn kameraden en ik op dien zomerdag onze jonge le vens tusschen de ruines van je dorp waagden, dat je het antwoord heel precies zou weten. Maar, hm, dat Duitsche meisje daar aan den anderen kant van don Rijn, en ik, wij vragen ons nog dikwijls af, waar om dat alles toch zoo geweest is GEEN PRETTIG VOORUITZICHT. Meisje: En uw naam is Erneöt? Galant: Ja. lieve. Meisje: Hoe toevallig. Dat is de naam \an drie jongemannen, die ik dc bons gaf. l i e n v a s n e n n a a In den Haag daar moet je komen Om te zien de hooge chic, Die zich streng weet af te scheiden Van het ordinair publiek 's Middags zitten ze bij Lensvelt Met een stukje cake en thee 's Avonds kan men ze -bewond'ren Op een bal of een solréé. Doch ga maar eens met ze mee, Als ze eten hun diner... Ach hoe mager, ach hoe mager, ach hoe mager! ..Ober geef me eens de spijskaart! Hm! Een portie patates frites". „Gebruikt Mevrouw ook onze biefstuk?" „Neen, vandaag maar liever niet." De ober kent reeds lang zijn gasten, Snapt het wel dat deftig-doen, Daar Mevrouw toch rond moet komen, Van «en ambtenaars-pensioen. Als Mevrouw is heengegaan, Kijkt hij toch zijn fooi eens aan... Ach hoe mager, ach hoe mager, ach hoe mager! De dames worden als ze uitgaan, Chique per auto afgehaald; Zijn gehuld dan ln een bontjas, Die nog niet is afbetaald. Voor de lunch is een citroen voldoende, Want corpulentie sfaat niet fijn. Angstig dient men toch te waken Voor de chique, slanke lijn. Kijk die dames maar eens aan. Als zo zonder bontjas staan Ach hoe mager, ach hoe mager, ach hoe mager! TROUBADOUR (5 ruweHjkheden van den menschontoereiv- don slavenhandelln vroeger dagen. In het nauw gebrachte slavenkapltelns gooi den de levende lading over boord. Eenigen tijd geleden werd te Londen het in 1854 ge schreven bock gepubliceerd, van kapitein Theodore Canot, „Adventurcs of an Afrlcan Slaver". Het bock verhaalt in bijzonderheden den ontzettenden lijdensweg der geroofde negers. Toen de strijd tegen dezen menschonteerenden handel begon, kon geen schip geconfiskeerd worden wegens den slavenhandel, tenzij de oorlogsschepen daadwerke lijk slaven aan boord vonden. Deze wet was aanleiding dat de slavensmokkelaar zich op dezelfde eenvoudige manier van z[jn lading ontdeed, als de tegenwoordige dranksmokkelaar in Amerika. Wanneer men geen uit- NET ZriN VADER Gutier rez Mijn Jantje is zoo flink Hij is net zijn vader Gister h lalde hij de portcmo: naie uit den zak van zijn grootvader weg wist om ze te ontkomen, vernietigde men de con trabande deer ze over boord te werpen. Zoo vertelt Canot in zijn bock van een vriend van hem, den slavenhandelaar Homans van het slaven schip „Erillante", hoe deze zich, achtervolgd door oor logsschepen, zich van zijn levende lading ontdeed. „Laat in den namiddag werd de slavenhandelaar in gesloten door vier kruisers, die hem van verschillende zijden insloten. Er was geen kans tot ontsnapping, Echter werd het duister vóór de Britsche schepen tot op een kanenschot waren genaderd. Door de duisternis beschermd, maakte kapitein Ho- man zijn toebereidselen om zijn schip te redden. Hij maakte zijn grootste en zwaarste anker gereed om het uit te werpen. Toen bracht hij de slaven, ten getale van zes honderd aan dek. Hij plaatste hen tegen de reellng en bond hen met stevige touwen aan den ankerketting vast. Zij waren weerloos, daar zij aan elkaar gekluis- ter waren „Spoedig hoord n de booten der kruisers ln het donker naderen. hoorde het knarsen en het ge plas der riemen, toen kapitein Homan het anker liet vallen. Door den nacht weerklonk een afschuwelijk ge weeklaag van stemmen, terwijl de ketting met zijn lading levende lichamen naar den bodem van den kalmen oceaan volgde. „Het schreeuwen der slaven werd door de Engelsche zeelieden gehoord, de lucht der slaven hing zwaar over het schip, de groote ketels voor het koken van 't voed sel, 't voedsel zelf, en nog enkele boeien, waren nog aan boord, maar geen slaaf was achtergebleven, nis bewijs voor roof en moord. Homans lachte de Britten in hun gezicht uit en voer ongehinderd verder". Dergelijke gruwelen en masse, gebeurden niet dan hoogst noodzakelijk, want het was natuurlijk een groot verlies voor den slavenhandelaar. Inderdaad waren de slaven veel meer waard dan het schip zelve en toen de slavenwet strenger werd toegepast, werd het gewoonte om het schip te verbranden, na een lading slaven suc cesvol aan land te hebben gebracht. Niemand liet doel bewust zijn slaven sterven of ziele worden. De dood, voor de slaven een verlossing, was voor den bezitter een flink verlies, en een zieke slaaf werd tegen spotprijs verkocht Do ongelukkigen werden gedwongen om de geheele oceaanreis naar Amerika zoo goed als naakt te doen, alleen omdat in dezen toestand slechts op elkaar gepakt als sardines, de slaven schoon genoeg konden worden gehouden, om de reis te over leven. lederen dag als het weer het toeliet werden zij uit hun vunzig ruikende verblijven gehaald en moesten zij zich op het dek met zoutwater boenen. De laatste 24 uur die ze aan boord doorbrachten moesten zy het schip van onder tot boven schoon maken. Nadeelige ge volgen van hun naaktheid ondervonden zij in den regel niet, omdat zij. dicht op elkaar gepakt, eikaars lichaams warmte mededeelden. Soms werd den gevangenen toege staan aan dek te komen en zongen zij hun Afrikaansche liederen, waarbij zij een emmer als tom-tom accom pagnement gebruikten. Behalve een Franschen of Britschen kruiser vreesde de slavenhandelaar vooral de pokken onder de slaven. In die dagen, zonder inenting, was deze ziekte een ramp. Niet alleen 70 der slaven stierven, maar ook de bemanning'werd vaak het slachtoffer. Om deze reden hield een slavenkapiteln strikt eiken dag inspectie en bij een eerste verschijnsel van de gevaarlijke ziekte werd het slachtoffer geïsoleerd ln een speciale kamer, geflatteerd genoemd „hospitaal". Indien niemand meer door de vrceselijke ziekte werd aangetast, dan vernie tigde men dit „geval" door het een te groote dosis mor- phine te geven en den ongelukkige voor de haaien te werpen. Discipline werd streng gehandhaafd. Bij elke 10 gevangenen stond een man met een zweep, gereed om een ieder te tuchtigen, die bewoog of luidruchtig was. De slavenhandel vereischte groote zakenkennis en ijzeren zenuwen. Kapitein Canot had dit laatste, doch eenmaal kregen ook deze een gevoeligen schok. Op een van zijn tochten naar de binnenlanden van Afrika, om slaven te halen, werd hij uitgenoodigd, om een inboorlingenfeest bij te wonen. Kapitein Canot was ook nog godsdienstig en het was juist aan het einde van den vasten, die had gevierd door geen vleesch te eten. De geuren van vleesch in de reusachtige potten deden hem watertanden. Het eerste portie was even smakelijk als de geur. maar toen hij bij de potten kwam, om 't een en ander te deen of te helpen, gebeurde er Iets, dat zelfs den ijzerharden slavenhaler het blced in de aderen deed stollen. De groote lepel'bracht uit de diepte der pot een grijnzenden en zeer menschelijken schedel! Ellendig on misselijk vluchtte hij van het feest. De slaven werden op verschillende manieren bemach tigd. De stamhoofden vonden het de meest winstgeven de belasting-methode. In plaats van geld en eigendom tc nemen, namen zij eenvoudig de menschen zelf. De kans T WERD ER NIET BETER OP. (Gutierrez). Daar is een haar in de soep. Ik eet er niet van. Goed Morgen kri^g je shing!e*socp. om gevangenen te bemachtigen, was oor-aak, drt ln vele dceien van Afrika oorlogen v.c Gen geveerd c-n speciaal de Mohammcdaansche hoofden verkochten eiken ongeloovlge, waar ze de hond op wisten te leggen. Een plaatselijke potentaat verkocht een keer ver scheidene honderden slaven tegen klecrcn, geweren, tabak, kruit, rum en dergclijkcn. Omdat zijne Majesteit geen oorlog had gehad en derhalve geen gevangene*, had hij een waarlijke onbenullige reden gezocht om enkele honderden van zijn onderdanen aan de blanken te verkoopen. De blanke slavenhandelaar rcofdé meestal niet Z"\t de „goederen", die hij aan de slavenschepen verkocht. Kapitein Canot echter deed die eens. Zijn karavaan, door de jungle marcheerend op weg cm slaven te koo- pen, stuitte rp een trcep Inboorlingen, die van een anderen si-- 'andelaar waren ontvlucht. Volgens de gewoonte van dien tijd en van het lan;l. waren deze vluchtelingen buit voor een Ieder, die de ondernem'ngsgcest bezat om ze gevangen te nemen. En Canot had voldoende ondernemingsgeest! a i r. e ra e i De macht van oen toovcrdoktcr. Een eigenaardig geval wordt bericht uit Mareru. Ea- soetoc'and. Twee tcovcrdektcr3 treden tegenover elkaar in het strijdperk en zouden hun krachten meten. Dc oudste doktor had de kracht van den jongste geklei neerd. en zoo was de strijd begonnen. Haal voel kaffers waren bij den twist tegenwoordig. De oudste zo''le tegen den jongere, dat h;j con kind was, en voegde er bij: „Als Ik wil, dat jij dood gaat, zal Jij sterven". De ander nam de uitdaging aan, waarop de oude zijn staf naar hem ophief cn sprak: „Jij zal sterven". De jongo' toover- dokter stond op. wankelde en viel dood neer. Bij de lijk schouwing bleek, dat hij aan hartverlamming was over leden. De kaffers beschouwden dit zeer eigenaardige ge val als een wonderteeken. Tunnel te koop. De nog geen 40 jaar geleden in de straat Washington geboorde tunnel voor den prijs van f 5.000.000 is te lccop. Deze tunnel, ruim 4 K.M. lang, is vervangen door een andere De „Great Northern Rallroad", welke de eerste tunnel voor haar spoorwegverbinding tusschen Seatle en Spokane liet boren, biedt deze nu te koop aan; tot heden toe heeft zich geen kooper aangemeld. Veilige woonplaats. Cijfers over de laatste 10 jaren toonen aan, dat In Chicago niet minder dan 43437 personen een géweldda- digen dood vonden, waarvan er 4242 door aanvallen van anderen, 1980 door misbruik van alcohol. De overigen stierven door zelfmoord of door ongelukken. Het tijd perk van 10 jaar is genomen van 1920 tot en met 1929. Te verstandige trekt leering uit de misslagen die hij begaat. o De arbeid verschaft het dagelijksch brood, maar <«e vrooüjkhcid geeft er den smaak aan. o Het is beter dat gij niet belooft, dan dat ge belooft en niet volbrengt. o Het geheim van een gelukkig leven zit minder in ie doen, waar men lust in heeft, dan in te trachten lust te hebben in wat men te doen heeft. o Niets is nondlottiger voor de liefde dan te veel fan- ssic bij de vrouw en in 't geheel geen fantasie bij den ::;an. MOEILIJKE OPDRACHT (Passing Show.) De mensch, die in oprechtheid spreekt: Ik geloof niet! bedriegt zichzclve. Diep in de ziel ligt de wortel c'.es gcloofs, die nooit verdroogt. o Kinderen opvoeden, leven met onze kinderen, het. is zoo'n gevaarlijke aaneenschakeling van kleinig heden. Gevaarlijk, omdat wij er zoo licht toe ltomcn ijverig de ecne kleinigheid na de andere tc verwel ken, met onze neus vlak er op, cn alleen 'dc kleinig heid ziende. Wilt u een foto van de baby. mevrouw? Moeder (film-actrice)Neen, alleen van den eer ten tand. Is het U bekend: dat onlangs iri Bekescsaba in Hongarije zwart© sneeuw viel? dat bij nader onderzoek bleek, dat deze zwart© kleur veroorzaakt werd door een massa k.'cine in secten, die met dc sneeuw vermengd waren? d a t het mcnschelijk oog de ultra-violette stralen niet kan zien? dat volgens de geleerden, een vierduitstuk onge veer een kwadrillioen atomen bevat? d at een kwadrillioen wordt voorgesteld door een 1 met 24 nullen er achter? d at alweer^volgens de geleerden een atoom weer bestaat uit een onzichtbaar klein zonnestelsel, waar in vele clcctronen voortdurend zich in het rond bel wegen om een zon, met een snelheid van 1600 kilo meter per seconde? 93. De auto nadert nu het einde van den bergweg. Daar staat het politiebureau niet wijd-open deuren, 't Is of het zeggen wil: „kom maar binnen, er is hier plaats genoeg". Maar er zijn niet veel menschen, die zoo'n invitatie erg prettig vinden. Als Gerrit, Dicky an Dirrekie niet geslapen hadden, zouden ze zeker geen bezoek aan het gebouw hebben gebracht. Maar de auto denkt er heel anders over. Die rijdt altijd maar recht voor zich uit, als ze niet bestuurd wordt. En daarom suist ze nu met een razende vaart door de wijd-open deur het politiebureau binnen. Als Giacomo, de gras maaier, had kunnen weten dat daar het einde zou zijn van de reis, zou hij nog dubbel zooveel lol hebben ge had. Maar Giacomo is weer aan zijn werk en hij heeft de auto al vergeten. De eenige toeschouwers, die wel pret hebben, zijn de cactussen. Ziezoo, zeggen ze, die zijn net, waar ze wezen moeten. Een ding. dat zoo onmogelijk hard rent, moet maar eens door de agenten bekeken worden. Die zullen het wel een be keuring geven... 94. In het politiebureau van het vriendelijk dorpje Motta zitten de drie veldwachters gemoedelijk te kaar ten. Misdadigers zijn er niet in Motta en jacht maken op roovers of stroopers is veel te gevaarlijk. Daar mag de openbare macht zich niet aan wagen. Stel eens dat het misliep, wat zou er dan van de veiligheid in het dorp terecht komen? Fernando Faro met zijn haviks neus heeft juist verteld dat hij een vijfkaart heeft van troefaas Carlo Caro, die con knevel bezit waarmee je de bulzen van de waterleiding kunt doorsteken, zil c verzinnen welke kaart hy spelen meet, want het ia een heel* kunst om nl*t da verkeerde ta pikkan als Ja ar nog zeven ln je handen hebt. Pietro Pardo, de derd© cgent met een neus als een blikopener, beschouwt zijn troeven en meent nog wel een kansje te hebben op een vette slag Plotseling hooren de veldwachters een verdacht ge- druisch... 't Is of er een auto komt aansuizen in razende vaart... Maar dat kan niet. De berg is immers zóó steil dat je er maar heel langzaam op of af kunt ryden... Wat zou het voor een raar ding zijn, dat daar aan komt...' Ecmbcrdebcm... holdcdebolder gaat het in het rorportaal. Het vreemde ding komt blnnenraz«n. Wat gaat «r nu gebeuren?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 18