Schap Courant
Tweede Blad.
Ingezonden Stukken.
LORD KENDAL'S
TWEEDE VROUW
VOOR DEN KANTONRECHTER
TE ALKMAAR.
Dinsdag 11 Februari 1930.
73ste Jaargang. No. 8610
BUURPRAATJE.
Aan 't Rijpje, gem. St. Maarten.
Goede morgen, buur!
Morgen Pieter; nou heb je 't gelezen?
Wat bedoel je?
Nou de waterleiding in het raadsverslag van
gisteren
't Was wel te denken; wij zijn eenmaal de stief
kinderen en van stiefvaders moet je niet zoo'n hooge
verwachting hebben.
't Is toch wel gek buur voor die paar centen.
Ja, Pieter, dat is zoo, maar als je nu nagaat dat
de gemeente er minstens tien jaar aan vast zit, dan
wordt het met de rente enz. toch altijd nog een slor
dige 5000 piek, en als je dan bedenkt wanneer toen-
dertijd B. en W. met het contract voor aansluiting in
de gemeente wat actiever waren geweest, en rechl
voor allen hadden nagestreefd, wij voor deze strop
bewaard waren gebleven.
Zoo buur, zit het zoo in elkaar.
Ja, Pieter, zij verontschuldigen zich door hun te
verschuilen achter den (inspecteu?) Die moet een
mondelinge toezegging voor 't Rijpje toentertijd ge
daan hebben.
Zou het waar zijn buur?
Och, Pieter, we kennen dat schuilhoekje spelen
wel, dat hebben we al meer ondervonden.
Nou buur, als het zoo is, vind ik het een schande,
dan hadden ze beter die f 5000 kunnen gebruiken voor
de bestrating van de Stroet.
Ja, ja, Pieter, met zoo'n subsidie hadden zij de
geheele Stroet wel kunnen bestraten, en och als je
alles op den keper beschouwd, dan hebben zij daar
ook recht op, ja dubbel en dwars recht. Vergeet niet
dat er nog maar een paar woningen aan mankeeren
of de Stroet zal grooter zijn dan St. Maarten zelf.
Dan hebben zij aan de Stroet toch zeker recht
op een behoorlijken begaanbaren weg, buur.
Ja, Pieter, ik hoorde laatst van iemand die 27 jaar
in het dorp St. Maarten woont, dat ze thans het acht
ste nieuwe huis bouwen,
Mooie vooruitgang buur.
Dat zou je zoo zeggen, Pieter, als ze niet steeds
de oude eerst sloopen, ja, ja, sloopen hebben ze daar
een handje van.
Je wil dus zeggen buur, dat dat dorp nog net
even ver is als 27 jaar terug.
Nu dat niet heelemaal, maar alles wijst er toch
op de activiteit om de vreemden op een afstand te
houden en het algemeen belang te dienen (achteruit
bedoel ik). Weet je wat er wel gekomen is in die vele
jaren een raadhuis, maar ik raad je aan, blijf op een
afstand, want de omgeving verspreidt een onaange
name reuk, niet het raadhuis zelf, maar de mesthoo-
pen. Alweer een bewijs, buur. hoe B. en W. de schoon
heidsverordening een warm hart toedragen, en een
warm gevoel voor de Gezondheidscommissie hebben.
In deze gevoelens ligt tevens het gloeiende hart van
B. en W. voor 't Rijpje opgesloten, Pieter, maar begin
dan niet over waterleiding, want dan wordt het hart
koud als een steen.
Maar wat ik zeggen wil buur, hoe is het toch het
vorige jaar afgeloopen met dat request van die 13
burgers?
Och Pieter, wat zal ik je daar van zeggen: de
heer Bell garandeerde, binnen zes weken waren wij
aangesloten en toen men later weer eens ging infor-
meeren (en genoemde heer een conferentie met den
Burgemeester had gehad), toen zei de heer Bell wel
wat hij niet zei en niet wat hij wel zei, alzoo buur
wist men genoeg.
Wat denk je van die nieuwe brandspuit, buur?
Het kon nu nog niet Pieter, maar de volgende ver
gadering met vlag en wimpel f 400 voor waterleiding
wordt te drukkend voor de gemeentenaren, maar 5
k 6 duizend gulden voor een spuit is er zoo, help
eens kijken, Pieter.
Nou buur, de lucht betrekt, ik ga naar binnen,
wat denk je, een pak sneeuw?
Wel nee, Pieter regenwater, daar hebben wij het
meeste gebrek aan.
Saluut hoor! Saluut!
Mijnh. de Red. dankend voor de mij afgestaane
plaatsruimte. Teelten ik hoogachtend,
H. V.
FEUILLETON
door META SIMMINGS.
17.
HOOFDSTUK XXV.
MAN EN VROUW.
Cecily Kendal wandelde doelloos door den tuin van
het kleine hotelletje, hangend als het ware aan de berg
kloof. Ze was alleen, want Anthony was verplicht ge
weest naar het dorpje op een paar mijlen afstand te
gaan. Ze liet den tuin achter zich liggen en wandelde
hooger den berg op. De maand die achter haar lag, de
maand van haar huwelijk scheen als een droom ver
vloeid te zijn. Het verloden lag achter haar als een
zwaar gordijn. Ook dat scheen een droom een vree-
selijke gevaarlijke droom waarvan maar één werke
lijkheid overbleef de duivelachtige man, die zijn net
spon in het ouderwetsche huis in Norfolk Street. De
man. die op hun terugkeer waohtte, opdat hij...
Het geluid van voetstappen wekte haar uit haar over
peinzingen. Slaperig opende ze haar oogen, denkend, dat
het een van dc dorpskinderen was ze wachtte Antho
ny niet zoo spoedig terug. Maar het was hem wel; in
zijn hand hield hij een stapeltje brieven, die hij van het
postkantoor beneden in het dorp was gaan halen.
„O, liefste," riep ze verrukt uit. „Waar kom jij zoo
Vlug vandaan? Ik verwachtte je nog in geen uren en
uren terug."
En nu ben je teleurgesteld? Hoe onaardig van je»
Natuurlijk had ik ook nog in lang niet terug kunnen
zijn, maar ik ontmoette daar beneden een kennis. Wat
is de wereld klein, hé? Hy heft me met zijn auto hier
naar boven gebracht."
„Een kennis?"
„Ja, stel je voor, Paul Woodruffe."
„Paul Woodruffe?" herhaalde ze werktuigelijk, „hier?
O Tony, wat afschuwelijk."
In haar stem lag elke verzekering, die haar man maar
had kunnen verlangen. Hij lachte zachtjes.
„Ja, ik beken, dat het mij ook niet plezierig aan deed,
maar den hemel zij dank, hij was op zijn doorreis. Hij
had een vriend bij zich en ik was niet erg mededeel
zaam omtrent onze plannen,"
St. Maarten, 7 Februari 1930.
Mijnheer de Redacteur,
Naar aanleiding van de Raadsvergadering te St.
Maarten van 5 Februari jl., verzoek ik U als belang
hebbende een klein plaatsje in Uw veel gelezen blad.
Gaarna had ik op de publieke tribune gezeten, maar
ik was afwezig.
In de eerste plaats wil ik even opmerken, dat het
raadslid Stoop zich mijns inziens inzake watervoor
ziening, aan het Rijpje, waar vele menschen al jaren
naar hunkeren, het er voor ons slecht heeft afge
schoten door er tegen te stemmen om zijn medebur
gers met meer dan een jaar (of langer) met dat ier
water te laten martelen. En naar mij is meegedeeld
was de heer Gootjes daar zoo mee ingenomen, dat hij
zijn collega nog feliciteerde, dus kon, bij wijze van
spreken, de deur wel dicht Wethouder Wit begreep
niet dat 't zoo erg was als de heer Brak zei, omdat
de Provincie niets meer voor volksgezondheid over
heeft.
't Is toch inderdaad wel bekend aan het Prov. Wa
terleidingbedrijf, want voor twee jaar terug heb ik
hen daar al ingelicht over dat ierwater, maar 't is
zeker wel niet waar, want de voorzitter vond bet ook
zoo noodig niet. (Proost!)
Verder wou ik nog even iets zeggen over het door
ons (Bannebestuur) ingezonden adres, waarin wij een
bijdrage van tweeduizend gld. vroegen voor uit te
voeren straatwerk.
Ik moet bekennen dat ik in gemeentezaken niet
thuis ben, maar ik kan me toch niet best begrijpen,
waarom de voorzitter eene zoo scheeve voorstelling
van de zaak geeft. Ik wil eerst nog zeggen, dat wij in
het Bannebestuur altijd prettig en zakelijk gewerkt
hebben met den voorzitter als secretaris-penning
meester en dat ik hem ook daar als mijn meerdere
heb behandeld, dat zal hij wel willen erkennen. Ik
zal daarom ook niet kwetsend zijn, integendeel, al
heeft hij ons, in het bijzonder mijn persoon als voor
zitter der Banné, toch leelijk in een verkeerd daglicht
gesteld. En wel hierom;
U, mijnheer de Voorzitter., weet heel goed hoe of er
op onze vergadering van de Banne met U over de ge-
meentefinanciën werd gesproken, dat wij daar zelf
ook wel wat een zwaar hoofd over hadden en nu ik
toch die stap gewaagd heb, want 't is mijn werk, ik
heb die heeren die mee ter conferentie waren opge
zocht, iu gaat U de zaak wat omdraaien en ver
knoeien.
Uw prae-advies geleek een half boekdeel, maar wat
valt daar uit op te maken; wat heb ik te maken met
die aanvraag van mijn voorganger in *22, toch zeker
niets. Wij vragen niet alle jaren f 2 per H.A. over
1300 H.A. van de gemeente, weineen, wij vragen voor
dat deel straat eenmaal f2000. En wij komen lang niet
alle jaren terug, dat weet U wel béter en ik ook, dat
dat onze gemeentekas niet kan dragen.
In dat zelfde prae-advies had U ook wel kunnen
zwijgen over onze hooge lasten, dat weten de men
schen hier wel al, en beweren dan tenslotte nog dat
het niet te overzien is, als er 2000 gld. gevraagd
wordt. Het is mijn werk niet om dat uit te pluizen,
rente en aflossing b.v. over tien jaar, maar misschien
krijg ik die cijfers nog wel eens van U, maar dan
denk ik toch, dat er wel over heen te komen was;
ook nog, al kwamen ook die andere twee Bannebe-
sturen uit uwe gemeente om een gelijke bijdrage. Ook
vind ik het niet netjes van U, dat U nu al zinspeelt
op een bijdrage weg Nieinan—Heneweer, dat is toch
al vrij dun; te meer daar mij al door de gedachten
was gegaan: dat stuk moest dan ook gedaan worden.
Ook is daarover wel met enkele woorden gesproken
op onze laatste vergadering, waar U niet tegenwoor
dig was. Neen, mijnheer de voorzitter, U was er tegen
en daarom hebt U zoo'n boekdeel opgemaakt; voor
ons en de raadsleden was dat niet noodig geweest. U
heb 't op alle mogelijke manieren geprobeerd te win
nen en dat is door die scheeve voorstelling gelukt en
met een rechte voorstelling denkelijk ook wel en dat
vind ik ook heelemaal niet erg. Ik heb op de confe
rentie al gezegd, dat ik gekomen was met de idéé
dat als het afstuiten zou, dat 't dan op de gemeente-
financiën zou zijn, want voor die omhaal gevoelde
ik niets. U sprak in de raadsvergadering van een
mislukking op grond van de besprekingen, maar 't
was voor de conferentie al vergeven, omdat er een
uitwonende bij was; daar hadden U en wethouder
als gevolg van slechte spijs
vertering wijkt onmiddellijk bij
gebruik van Foster's Maag-
pillen, het ideale
laxeermiddel.
f0.65 per
flacon.
Cecily lachte ook, maar er lag een onderklank van
tranen in. Het kwam haar voor, dat ze een maandlang
in een helle zonnige weide gewandeld had, en nu was
er plotseling midden op haar pad een reusachtig groote
schaduw gevallen, die al de zon en al het licht uitdoof
de. Ze was totaal het bestaan van Paul Woodruffe ver
geten; juist zooals ze dat van Jocelyn Paget en Betty
Lumsden, ja zelfs van Heriot vergeten was.
„Je schijnt niet erg veel belang ln je brieven te stel
len." De stem van haar man riep haar tot de werkelijk
heid terug. „Je hebt ze nog niet eens geopend maar
het is erg verstandig van je! Doe het maar niet! Ik wou
dat ik nooit naar dat nest van een dorp gegaan was,
dan zou ik deze idiote brieven heelemaal niet gehad heb
ben. Brieven zijn een fout in de samenleving. En de
mijne een afschuwelijke fout. Ten minste, deze, de an
dere zijn alleen maar kladpapier, maar deze beteekent,
dat we ons Paradijs verlaten moeten en naar Engeland
terug. Terug naar Londen, naar dat droefgeestige dom
me brokje wereld, wat we zoo genoeglijk ontsnapt wa
ren."
„Naar huls terug! O Tony!"
Dit was het begin van het einde.
„Ja, het is erg vervelend, niet? Trek het je niet al te
veel aan, laten we ons het genot niet vergallen van dat
wat we nog hebben. Als dit de laatste week ln ons Pa
radijs is, dan zuilen we die hier doorbrengen als koning
en koningin."
„Hè, ja, laten we hier als koning en koningin een
week regeeren!" Een week. Dat kon het Lot haar toch
niet weigeren!
Cecily zat alleen op het groote balcon van haar zit
kamer. Als Anthony van het zwemmen terug was, zou
den ze hier dineeren. De vier of vijf brieven die Kendal
van de post voor haar gehaald had, lagen nog onge
opend in haar schoot. Vier ervan waren van een voor
haar onbekende hand, maar de vijfde was door Heriot
geschreven, en het brutale zwarte handschrift staarde
haar van de enveloppe aan vol dreiging en niets goeds
voorspellend.
Hij was niet erg lang, deze brief, dien Heriot geschre
ven had, maar lang genoeg, en direct genoeg ln zijn be
doeling om haar het bloed naar de wangen te jagen.
Anthony Kendal, die haar gadesloeg met een vorschen-
den blik, zag hoe al de vreugd en jeugd van haar ge
laat afgleden, zooals een kind de figuren van zijn lei
veegt. Hij zag hoe ze zich onbewust aan de leuning van
haar stoel vastgreep.
„Slecht nieuws?" vroeg hij. Zoolang ze getrouwd wa
ren, had hij nog geen vraag zoo voluit omtrent haar
correspondentie gesteld als nu. Maar hu had daar zijn
bedoeling mee. Door stom geluk had hij zijn Paradijs
weer heroverd en hij was niet van plan dien man toe
OB i\x/o
1 i ^^1
g^WHJ
s uwu i fic^r lucr i
Ruwe Huid - Schrale Lippen
Glas het al over gehad, maar U wist misschien niet
dat ik dat wist. Ik heb 't ook niet tegen den heer B.
gezegd, maar nu kan hij 't lezen. Voor mij maakte het
niet uit welke leden dat deden en al hadden wij
steun gekregen, dan moesten de uitwonenden toch
ook raeer betalen. want wij vroegen 't voor wegvor-
betering en niet. voor onderhoud. Maar door die bril
wil U niet kijken, er had een heel andere becijfering
van gegeven kunnen worden. Ik zou nog veel meer
Kunnen aanhalen, maar er moet weer een eind ook
aan komen. Waarom verwijst U ons naar Rijk en
Provincie? Waarom hebt U dan niet geprotesteerd
tegen onzen nekslag, de vijf scholen? Wellicht hebt
U het wel gedaan, maar U weet wel dat daar niet
te halen is, maar te brengen. Ik zei immers op de
conferentie al, dat wij hier door de heeren niet ge
regeerd worden, maar genegeerd worden.
Ten slotte doet het mij genoegen, dat in andere ge-
meo.nten wel «aan poldei in wegenverbetering wordt
bijgedragen, die heeren raadsleden doen dat natuur
lijk glad verkeerd, wel een bewijs dat B en W'. en de
Raad alhier niet de wijsheid in pacht hebben, maar
in eigendom. Ik dank U, mijnheer de voorzitter, voor
uwe humane(?) behandeling, maar ik weet niet waar
ik het aan verdiend heb.
U, mijnheer de Redacteur, dankzeggend voor de
plaatsruimte, teeken ik,
Hoogachtend,
D. SWART,
Voorzitter Banne St. Maarten.
P.S. Vanmorgen op het raadhuis had ik er over
willen spreken, maar U had te veel drukte.
Zitting van Vrijdag 7 Februari 1930.
SANCTE BUREAUCRATIUS SPREEKT WEER 'N
WOORDJE MEE!
Ter Inleiding van de openbare zitting, vroeg begon
nen wegens gemis aan kinderzaken, werd voortgezet de
aangehouden zaak contra den vrachtrijder Cornelis Z.
uit Bergen, die met zijn vrachtauto bij den bewaakten
overweg nabij Fabrieksweg en Wognumsche Buurt was
doorgereden, niettegenstaande de seinhuiswachter Wit
vliet bezig was de spoorwegboomen neer te laten. Het
gevolg was dat een der dalen boomen neerkwam op de
imperiale van den auto, waardoor eenige materieele scha
de werd veroorzaakt. Uit het verhoor van den seinhuis
wachter kwam vrij duidelijk naar voren, dat het ge
beurde was veroorzaakt door een misverstand. De heer
kantonrechter bleef het betreuren, dat de vroeger ge
bezigde waarschuwingsbei niet meer werd gebruikt,
doch het schijnt dat door een onbeduidende informaliteit
dit nuttige instrument als niet beantwoordende aan een
wettelijk voorschrift buiten dienst is gesteld. De sein
huiswachter was het volkomen eens met den kanton
rechter en voegde er bij, dat vooral 's avonds het
verkeer maar op goed geluk werd geregeld. Bij het
opleggen der straf werd terdege rekening gehouden
met de verzachtende omstandigheden, alhoewel de over
treding vaststond en de vrachtrijder veroordeeld tot f 3
boete of 3 dagen.
VOORTZETTING VAN: DE LANGE HONDEN JACHT
TE UITGEEST.
De heer L. S., oud-jachtopziener onbez. rijksveldwach
ter en thans caféhouder te Heemskerk, was wederom
prompt present, teneinde als voornaamste belangheb
bende zijn strafzaak, waarin hem was ten laste gelegd
verboden wildjacht met lange honden op een jachtveld
onder de gemeente Uitgeest, op 25 November '29 bij te
wonen. De zaak werd dan voortgezet met het hooren
van den forschen wachtmeester der marechaussees,
Smorenberg en diens collega Van der Meer, welke ver
balisanten hun in extenso opgemaakt proces-verbaal be
vestigden en onder meer verklaarden, dien morgen van
10 tot 2 uur de jachtavonturen van het gezelschap, vier
heeren en; 2 lange honden, te hebben bijgewoond. Vol
gens deze getuigenis had de heer Sch. wel degelijk deel
uitgemaakt van het gezelschap jagers, doch deze ver
dachte wees alle gemeenschap beslist van de hand en
beweerde alleen uit belangstelling aanwezig te zijn
geweest. Voorts overlegde de heer S. eenige documenten,
waaruit kon blijken, dat hij op eervolle wijze als jacht
opziener en onbezoldigd Rijksveldwachter werd ontsla
gen. Echter stond hij en ook de volgende verdachten,
volgens verkregen informaties door de marechaussees,
die werden gehuldigd voor hun munitieus onderzoek,
in hun omgeving als geroutineerde stroopers bekend.
te staan, wederom de rol van slang in zijn Eden te
spelen.
„Slecht nieuws? Nee, waarom denk je dat?"
„Een gezellige brief dan? Heriot is een groot meester
In de kunst, die helaas zoo langzamerhand verloren is
geraakt, van onderhoudende brieven te schrijven. Mag
ik hem lezen?"
„O nee, ik kan je dezen brief niet laten lezen. Het spijt
me heel erg, Tony, ik... ik... Vraag het me niet!"
„Ik vraag het je wel!"
,Maar hij is persoonlijk als ik je vertel, dat het
een strikt persoonlijke mededeeling is het is een
kwestie van eer..."
„O, maak je er een punt van eer van," zei hy. Eén
seconde lang bleef hij haar aankijken, toen draaide
hij zich om en liet haar alleen.
HOOFDSTUK XXVI.
ANTHONY KENDAL DOET EEN ONTDEKKING.
Anthony Kendal kwam langzaam het pad af, dat van
de zee naar het hotel leidde. Het was pas acht uur en
hij had gebaad. Zijn badhanddoek hing over zijn schou
der en zijn haar was nog nat van het zeewater. Sinds
het onderhoud over Heriot had hij zijn vrouw niet
meer gezien. Hij had haar naar boven hooren komen;
hij had haar in de kleedkamer, die aan haar slaap
kamer grensde, heen en weer hooren loopen. Eens riep
ze VIctorine. Maar daarna stilte. Ze had geen levens-
teeken meer gegeven. En hij was gisteravond te boos
geweest om de eerste te zijn. Al de bitterheid en pijn
van de laatste maanden in Londen waren herboren in
zijn hart.
Cecily. die weer op haar balcon zat, zag hem aanko
men. Langzaam, zonder plezier of vreugd, slofte hij
voort en ze begreep wat hem drukte en zich ongelukkig
deed gevoelen.
Toen ze dezen nacht met groote wijd-open oogen
slapeloos in haar bed lag, had ze hem rusteloos af en
aan in zijn kamer hooren loopen. Een plotseling besluit
kwam in haar hart. Gisteren nog had ze deze laatste
week voor zichzelf opgeëischt als koningin van hun
Paradijs en het zou de hare zijn. Niets ter wereld zou
da schoonheid van deze week voor haar bederven
niets! Ze zou haar man's verdenkingen in slaap sussen
op de een of nadere manier, het deed er niet toe hos.
Ze zou nog meer liegen, wat gaf het.
Met uitgestrekte handen ging ze hem tegemoet. Een
onuitgesproken bede om vergeving.
„Lieve Paradijskoningin," zei hij, „je hebt me mijn
afschuwelijk gedrag van gisteravond vergeven?
De heer Ambtenaar merkte onder meer en zelfs veel
meer in zijn requisitoir op, dat hij het optreden van.
vc-rdachte als voormalig jachtopziener en politie
beambte in deze strooperszaak zeer zeker niet bewon
derde. Spreker wilde echter bij zijn elsch er rekening
mede houden, dat Sch. in het bezit is van een groote
jaehtacte en requireerde hij f 40 boete of 40 dagen.
Verdachte bleef bij de door hem aangenomen houding
en pertinente ontkentenis.
CANDIDATEN VOOR DE HONDENVETFABRIEK
Vervolgens werd ook voortgezet een soortgelijke
jachtwet-overtreding tegen de heeren Gebr. Anton en
Jan K., fabrieksarbeiders te Heemskerk, die ter zelf-
der plaats, datum en uur, zich met vorigen verdachte,
benevens een of meer „lange" honden zich in het jacht
veld hadden bevonden. Ook in deze zaait werden de ver
balisanten gehoord en werd bij monde van wachtmees
ter Smorenburg een uitvoerig commentaar gegeven.
Hieruit kon dan blijken, hoe uiterst zorgvuldig de zaak
door de marechaussees was onderzocht en de gedane op
gaven van de gebroeders K. waren gecontroleerd en
onjuist waren bevonden. Deze heeren waren eveneens
weer in persoon aanwezig en beweerden, alhoewel zij
een omstandige erkentenis, hen voorgelezen, hadden be
aamd en geteekend, beslist ontkennen zich in bedoeld
jachtveld te hebben opgehouden, welke verklaring door
den kantonrechter „aardig bedacht" werd genoemd.
De ambtenaar complimenteerde in zijn uitvoerig re
quisitoir, waarin hij de opgaven en verklaringen der
beide verdachten trachtte te ontzenuwen, de heeren
Marechaussees voor hun uitgebreid en in alle' opzichten
goed verzorgd, eerlijk en onpartijdig onderzoek, waarbij
niet was verzuimd, alle opgaven van verdachten op den
voet te volgen en de onjuistheid ln onderscheidene de
tails kon worden aangetoond. Voorts stelde de ambte
naar In 't licht, dat deze verdachten in geen enkel opzicht
eenige bevoegdheid bezaten zich met de jacht bezig te
houden, zoodat de straf hier ook meer ernstig moest zijn
Gevorderd werd alzoo tegen ieder der verdachten f 60
boete of 60 dagen met last tot inlevering en vernieti-
ginij van de lange honden, als zijnde de objecten waar
mede het delict was gepleegd.
Het slot van dit requisitoir gaf ons aanleiding te
denken of die onvelukkige lange honden soms bestemd,
worden tot Ingrediënten van de beruchte hondenvetfa-
briek. De kantonrechter zal in deze beide jachtwetzaken
over 14 dagen schriftelijk vonnis wijzen.
AFLEVERING VAN VERONTREINIGDE MELK.
De melkveehouder Corn. A. R. te Heiloo, die reeds de
vorige week bij verstek werd veroordeeld tot f 30 boete
of 30 dagen, wegens het in consumptie brengen van ver
ontreinigde melk, had zich thans opnieuw te verantwoor
den op grond van het feit, dat op 11 Dec. door den
keuringsdienst ln de door hem afgeleverde melk wer
den gevonden de gevreesde streptococeus masticis, a'.s
gevolg van de in zijn veestal heerschende uier-ontste
king. De heer R., pas hersteld van een ondergane maag
operatie, gaf van de kwaliteit der melk een heel wat
gunstiger getuigenis dan het rapport van den keurings
dienst. Hij gaf ook voor absoluut geen tegenstander la
zijn van hygiënische zuivel- en melkbehandeling en be
weerde voorts, dat de onaangenaamheden, gesproten
uit zijn relaties met den keuringsdienst gevolg waren
van het feit, dat bedoelde keuringsdienst de gemaakte
afspraken niet was nagekomen en hem vergeefs had.
laten wachten op de resultaten van het gehouden on
derzoek. Zijn minder hoffelijk optreden was hieraan en
ook aan zijn ongunstigen gezondheidstoestand, die scha
delijk werkte op zijn, gelijkmatig humeur, toe te schrij
ven geweest. Dat de door hem gewonnen melk van goe
de kwaliteit was, trachtte de heer R. te bewijzen uit do
omstandigheid, dat hem cent per liter boven den
gewonen prijs wordt betaald.
De heer Beets, adj.-keurmeester bij den keuringsdienst
voor waren, gaf evenwel een veel minder gunstige
recensie en deelde mede, dat verdachte zelf had erkend
een koe te hebben, die melk gaf welke veel op troet
(een dikke boerepap, vervaardigd uit tarwebloem en
karnemelk) geleek. Voorts schilderde hij verdachte als
een veehouder die weinig medewerkte en onwelwil
lend tegen de ambtenaren optrad.
Ook de heer ambtenaar gaf weinig blijk van waar
deering en vorderde f 100 boete of 100 dagen, welke
ernstige straf echter door den kantonrechter werd te
ruggebracht op f 30 boete of 30 dagen.
WIJ BREIEN
en repareeren alle soorten Wollen Kleeding, Kousen
en Sokken, ook de allerfijnste. JAAP SNOR. Zuid
straat 15, DEN HELDER. Let op den gelen winkel.
Depot Schagen: C. de Moei, Noord.
„Mea culpa, mea maxima culpa!" Ze lachte, dien liefe-
iijken lach van haar, met een zachten ondergrond van
tranen, en ze hief zijn hand aan haar lippen.
„Je vergeven,' lispelde ze. „Ik kan je alles vergeven.
Maar wees niet boos op me, want je boosheid doet me
sterven... zooals je liefde me leven geeft."
Toen ze in de met vlaggen versierde warande van.
het hotel zaten te ontbijten, had Cecily een gevoel alsof
de breuk van den vorigen avond een benauwden droom,
maar een droom dan toch geweest was.
Kendal stond op en stak een cigaret aan. Hij streek
een lucifer af en keek onderwijl naar zijn vrouw. Hij
brandde tusschen zijn vingers uit en schroeide hem.
Met een gesmoorden vloek wierp hij het overblijfsel
weg.
„Op mijn woord. Iris, ik geloof dat je me behekst
hebt," zei hij lachend. „Je bent „la belle dame sans
merci," je hebt een slaaf van me gemaakt."
Hij wierp de onaangestoken sigaret weg en hief haar
gezicht tot zich op.
„Maar alle gekheid terzij; ik ben zoo gelukkig, zoo
wonderlijk en ongelooflijk gelukkig, dat het onmogelijk
is, dat het voortduren kan. Den een of anderen dag
word ik wakker op de harde rots, daar waar de rand
wit is van het zeeschuim en geen vogel zingt..."
„Hou op... O Tony... Zelfs je boosheid is te verkiezen
boven je sombere voorspellingen," riep Cecily uit.
Kendal lachte haar uit „Ik heb den minnedrank ont
dekt die ons onkwetsbaar maakt voor teleurstelling."
spotte hij. „Den een of anderen dag, nee. niet nu, zal
ik je mijn ontdekking vertellen."
Cecily keek hem verschrikt aan. Vrees, de haar altijd
overheerschende en vervolgende vrees blikte hem door
die groote heldere oogenvensters aan.
En over die vrees dacht hy na, toen hij naar zijn
kamer terugliep. Wat vreesde ze toch en wat was er
te vreezen? Hij kon geen antwoord vinden op zijn
vragen, slechts <le herinneroing aan Heriot kwelde hem
onplezierig. De vrees ln zijn vrouw's oogen en de brief
van den vorigen dag waren samen verbonden, daarvan
was hij heimelijk overtuigd. Terwijl hij zoo dacht, dwaal
de hij door de groote leege kamer. Op de gewone ver
strooide manier, die hij aannam wanneer zijn geest
Iets ernstigs verwerkte, nam hij verschillende orna
menten, boeken en papleren in zijn hand, zonder het
zich evenwel bewust te zijn. Zoo greep hij ook naar
het pakje brieven, dat gisteren van de post gekomen
was. Sommige waren nog ongeopend, circulaires en
dergelijken. Er lag ook nog een vierkante dikke brief,
die bijzonder veel op een cheque-boek leek.
Wordt vervolgd.