t Brabantsche brieven. Uil de Filmwereld Lil Dagover. Van Nederlandsche afkomst. De beroemde Duifsche filmartlste Lil Dagover is eigenlijk van Nederlandsche afkomst. Zij werd gebo ren te Patti op Java en kwam op zesjarigen leeftijd met haar moeder naar Europa. Zij was nog zeer jong toen zij haar moeder verloor. Haar verdere opvoe ding genoot zij toen in Zuid-Duitschland. Toen zij 17 jaar oud was, trad zij in hei huwelijk, waaruit LIL DAGOVER. haar dochter Eva Maria werd geboren. Eenige jaren later, in 1910, werd zij ontdekt door een filmregis seur, die eenige dagen in haar woonplaats verblijf hield. Deze zag in haar een groot talent en haalde haar over om voor de film te gaan spelen. Haar eer ste optreden was in „Caligari" en „Der Müde Tod", waarin zij zulke enorme sucessen behaalde, dat haar onmiddellijk een engagement van langen duur bij de Ufa werd aangeboden. Ook door Fransche en Zweedsche filmmaatschappijen werden haar con tracten aangeboden. Om een dieper inzicht in de filmkunst te krijgen en zich verder te kunnen ont wikkelen heeft Lil Dagover ook eenigen tijd in Ame rika doorgebracht, waarna zij weor naar Duitsch- land is teruggekeerd, waar zij in het huwelijk frad met den bekenden filmmagnaat Georg Witt. Beken de films van Lil Dagover zijn o.a. Liefde maakt blind". „Prinses Suwarin„De Kroniek van Gries- huus" en „De dood en het meisje". In den zomer van 1928 bracht Lil Dagover een bezoek aan ons land, waarbij zij veel succes oogstte In een interview ver klaarde Lil Dagover, dat het haar lievelingswcnsch is, films te brengen in eigen beheer, hetgeen betee- kent eigen keuze van materiaal, van regisseur en me dewerkers. In samenwerking met haar echtgenoot Georg Witt, hoopt zij dezen wensch nog eens te kun- verwezenlijken. Onthulling van Filmtrucs. Over de film als kunstuiting is reeds zoo heel veel geschreven. Daarover willen wij het hier ook niet hebben. Wel willen wij de filrfl eens van een ander zijde beschouwen, en wel van „achter de schermen", n.m. de manier, waarop in vele gevallen een film wordt opgenomen, in het hijzonder de z.g. filmtrucs. Uit allerlei technische hulpmiddelen wordt de sdhoonhedd der cinematografie geboren. Maar om aan de hoogst mogelijke aestetischc eigenschappen te kun nen voldoen, moet de filmregisseur berekend zijn op zekere artistieke effocten, die verbluffen, die den toeschouwer imponeeren of de diepste roerselen van het menschelijk hart door hun verrassende waar schijnlijkheid dan wel schijnbare onmogelijkheid tref fen. Daarvoor nu dienen de fimtrucs. Deze zijn er dus niet louter om te overweldigen, zoodat het ook niet gaat om de trucs zelf, maar om het effect, wat er door verkregen wordt Dientengevolge heeft het dan ook geen zin om deze trucs geheim te houden, ter wijl iedere bioscoopbezoeker zoo gaarne iets naders daaromtrent zou willen weten. Aan den anderen kant gaat het ook niet aan, om maar te beweren dat iedere gewaagde sprong en elk angstwekkend tooneel ge heel op verzinsels en gezichtsbedrog gebaseerd is. Neen, zeer talrijk zijn ook de werkelijk gevaarlijke situaties, welke voor de film gefotografeerd worden, en als men zou weten hoeveel filmartisten tijdens de opnamen een of ander ongeluk overkomt, soms zelfs met doodelijken afloop, zou menigeen met ver ontwaardiging en afgrijzen vervuld worden. Worden hij dergelijke bravourstukjes geen trucs toegepast, waardoor het vertoonde louter op gezichtsbedrog be rust, dan worden de z.g. „Sterren" uit de filmwereld voor die bepaalde scènes veelal vervangen door min dere grootheden, die dan in dezelfde costumeering en met eenzelfde grime de eigenlijke acteurs voor dat tafereel vervangen. Ook komt het voor, dat bij gevaarlijke momenten in wilde-<lieren-stukken de temmers voor een oogen blik de plaats van de spelers innemen, wederom een der gekleed en evenzoo geschminkt. In weer andere gevallen wordt gebruik gemaakt van een pop. een der acteerende voorstellend. B.v. wordt door de 1 en: opgenomen het begin van een val, als de acteur zich nog vasthoudt. Dan wordt -het opname-toestel even stopgezet, de speler wordt door een pop vervangen het toestel wordt weer in werking gesteld'en de pon wórdt losgelaten. Beneden nemén de spelers zelf weer hun plaatsen in. Een andere truc is de volgende: In het opneem toestel wordt, vóór de plaat die belicht wordt, hier dus de reeks verschillende filmbeeldjes, een scherm]' je gezet, dat de helft der plaat bedekt. Deze blijft dan bij de opname blanco. Vervolgens wordt op dezelfde film een tweede opname gemaakt, maar nu is de bo venste helft der plaat door het schermpje bedekt Beide opnamen samen vormen dan één geheel Mc begrijpt, dat men daardoor een indruk kan wekken als zou men een heel gevaarlijke scène hebben ge filmd, terwijl het in werkelijkheid toch met gevaa niets uitstaande had. Op deze wijze wordt bijvoor beeld 'n foto gemaakt van een tijger, die over de heg, waarachter twee acteurs zitten, heen springt. Zoo omsluit de film een wereld van verrassende fan tasie, gebaseerd op een geweldig vernuft. Buster Keaton. Dat Buster Keaton, de beroemde filmkomiek en meestal genoemd „De man met het stalen gezicht", eigenlijk Joseph Francis Kèaton heet, dat wisten we reeds. Ook was bet ons bekend, dat zijn ouders aan een rondreizend tooneelgezelschap waren gebonden en hun zoon tijdens een hevigen cycloon werd gebo ren. Dat Buster Keaton als heele kleine jongen al op de planken verscheen en spiciaal optrad in gooi- en smijtpartijen waarbij hij echter meestal het „voor werp" was, waarmee gegooid of gesmeten werd. En omdat hij niet van plan was om zijn heele leven lang met blauwe plekken rond te loopen, ging hij zelf iets bedenken, waarbij het minder hardhandig toeging. Toen de film hem tenslotte ontdekte, of be ter gezegd, zijn talent, was om zoo te zeggen, „z'n kostje gekocht". Zijn populairiteit groeide zoo snel, dat hij binnen een jaar een der meest geliefde film artisten van het publiek was. BUSTER KEATON. Over de komische films heeft Buster Keaton een geheel eigen opvatting. „De beste vorm van moder nen humor is het karakter-blijspel", zegt hij. „Als een komiek doet, wat de toeschouwer* van hem ver wacht, is dat niet komisch, maar tragisch. Het pu bliek lacht niet om wat de acteur doet, rr.aar om de figuur, die hij vertoont De acteur moet deze figuur op nauwkeurige en zorgvuldige wijze uitbeelden. Zoodra hij in clownerie vervalt, zakt hij op lager plan". Hoewel Buster Keaton zijn grappen altijd op een eenigszins plechtige wijze lanceert, verzekeren de menschen, die hem kennen, en niet in het minst Nathalie Talmadge, zijn echtgcnoote, dat hij zelf het grootste plezier hierin heeft. Men vroeg eens aan Buster Keaton, wat hij zou doen met duizend dollar en nog één dag te leven. Zijn antwoord hierop luidde; „Ik zou het geld weigeren en als ik door do groote poort kwam wandelen, zouden alle goede choppies, die mij zijn voorgegaan, op den uitkijk staan en zeggen: „Daar komt die malle kerel, die die duizend dollar niet wilde hebben". En dan zou ik, tegen mijn gewoonte in, misschien in een lach schieten." De dieren hebben afgedaan. Hoewel de meeste acteurs, die in zwijgende films optreden de overwinning van de talkie overleefd heb ben, is er toch één groep, die het nu niet langer kan bolwerken. Dat zijn de wilde dieren, die vroeger zoo veel opgeld hebben gedaan. Zooals men weet, bezit de Metro GoldwynMayer een vrij groote collectie wilde beesten, die men in verscheidene films heeft kunnen bewonderen. Maar nu de microfoon ieder ge luid verraadt, zijn zij verboden waar geworden in de omstreken van de studio's. Vandaar, dat eenigen tijd geleden de heele collectie verkocht is. Een uitzon dering is echter gemaakt Leo. de prachtige leeuw, die in het handelsmerk van de Metro Goldwyn Mayer tmm imê WU geven hierbij een zeer Interessante kiek uit de filmwereld „van achter de schermen". Men krijgt hierdoor eenigszins een kijk op de manier, waar op een filmscène wordt opgenomen. Men ziet de gebarende acteurs en ac trices, terwijl de regisseur zijn Instructies geeft, en de operateurs met hun felle schijnwerpers en filmtoestellen de scène op de filmband vastleggen. Op het witte doek krijgt men natuurlijk alleen de medespelenden te zien, zonder al de entourage cn drukte, welke men op onze fote erom heen ziet opgenomen is, mag blijven. F.n hij Is zich op het oogenblik iLn',. voor zijn eer i. l\i.; t> .n 't o,fe.ien. Want het ligt in de bedoeling om Leo voortaan bij zijn verschijning op het doek aan het begin van iedere Metro-film te doen brullen. Dat het opruimen van de dieren toch nog wel eens betreurd wordt, bleek bij de opnamen voor ONS THE >ET, Bu.ter Kcaton's eerste talkie. Men had plotse ing een kameel noodig en.... het duurde drie dagen oor men er een gevonden had. Vroeger zouden er 'nzijnen geweest zijn. ~sr- .v.' FEUILLETON. VERTELLINGEN. Ulvenhout, 11 Februari 1930 Menier, Ge wit, heb 't oew en kele maanden gelejen g schreven g'ad da'k nog 'n dingeske-n-ln 't vet had veur d'n Rechter over die botsing mee 'n autemebiel die deur da wefke wier gestuur Janus, onze veldwachter had 't perses ópgemokt, wit te nog wel en zoo fietsten me deus week samen naar 't trimmenaal, om veur de witte befkes ons vingers op te steken. Waant amico, ik kwam nouw nle as beklaag de veur zooas 'n paar jaar gelejen veur 't schieten van dieën haas; deuzen keer kwam Ik as getuige en moes ik dus 'nen eed doen. As beklaagde hoeft da niet, witte wel. dan magde liegen as 'nen diepelmaat. En da's erg makkelijk. Gewoonlijk worde daar dan nog 'n haandje in g'ollepen deur oewen avvekaat en dan mot g"al zoo stom zijn as 'nen heiboender as ge'r nle heelemaal of veur 't grotste deel oew eigen uitpeutert. En daarom amico effen tusschen twee ho-kskes, as ge somwijlen opgeschept zit mee 'n zeuntje da-d-oew geregeld verliegt, mokt 'r dan 'n awekotje van of 'nen haandelsreiziger! Dan verdient ie later heel veul centen, waant d'r wor niks zoo dik betaald as leugens. As 't maar zóó ingewikkeld is, da wil zeggen: gewikkeld in zóóveul zijen doekskes, da-ge 't vleze, vuile leugentje nle meer zien of ruuken kunt. En da kennen die gasten, amico. Zeg asteblieft nooit da-d-essetee stinkt, lot nooit merken da-ge-'t al 't geroken hèt zelfs, waant dan bende maar 'nen stommen onbehouwen boer. Noemt de dlngs- kes nooit bij d'ren naam; windelt er liever maar veul doekskes omhenen. Maa affljn, 'k zal nie op da gevalletje veuruit loopen en oew alles haarfijn aan oew neus hangen. „Witte nouw persies wa ge zeggen mot, Dré?" vroeg Janus onderweuge. „Dochte soms da'k nle wiest wa'k mee m'n eigen oogen gezien eb, Janus?" zee ik. „Jawel, jawèljawèl," kuchte d'n Jaan gewichtig, ,maar 't leet *r veul aan hoè of da-g-et..." „Pas op!" riep ik, waant 's schilde gin horke van 'n oud-wijf, of Janus zat mee z'nen velo onder 'n auto mee da me-n-et van Coothplein opdraaiden. De sjaffeur schold 'm uit veur „kaffer" en „dooien diender" en trok er z'n eigen ver- dier nikske van aan, dat-ie op 'n horke na, heel de Ul- venhoutsche pliesiemacht verpoeierd had. „Hedde goed gezien hoe 't in z'n werk is gegaan, Ja nus?" vroeg Ik 'm na z'n deraljemenL „Denkte soms da'k str... in m'n oogen eb?" informeer de d'n Jaan toen, ,,'k zat 'r gatsamme bekaanst heele- gaar onder!" „Jawel, Jawèljawèl," dee ik heel veurnaam, „maar 't leet er veul aan hoe of-ge-'t veurstelt, ee?" „Lop naar de..." Affijn, waar naar toe, dat doet er niks aan af, 't was olleen nog al knapkes wijd weg. En steuvig trapten me verder de stad in tot 't hoekske bij de Hout- mart, waar 'n diender ons verkeer regelt, mee 't ge volg da-d-ik rechtdeur en Janus rechtsaf gong en me-n- op de Groote Markt mekaar weer trugzagen. „Hij wees duidelijk naar rechts", zee Janus. „Kan wel", zee ik, „maar hij wees mijn d'n winkel van Vroom en Drees- man In, maar 'k mot op 't trimmenaal zijn en hoef gin knutje sjet veur Trui mee te brengen, dus ree ik maar recht deur!" Maar me zijn toch springlevend op 't trimmenaal te rechte gekomen en emmen benejen ln 't gebouw van de Rechtbank ons fietsen neergezet mee 'n gèèf slot erop, omdat 'r nog al 's zo'n fietske gegapt wordt uit d'n tem pel van 't blinde godinnelce mee de weegschaaltjes. „Jaan", zee ik, wemmen van d'n mergen al zooveul beleefd, zouwe me-n-aan d'n over kaant eerst nie 'n kom- meke koffie of 'n piske gaan koopen?" ,,'k Zouw wel gère willen", zuchtte d'n Jaan, „maar.." en toen stroopte-n-ie z'nen teniek over z'nen bulk, graaf- de naar z'nen wekker en zee,„maar 't ls al vijf veur half tien en me zijn gedagvèèrd teugen 0.30 uur." „Dan emmen nog twee uren tijd," veurspelde-n-ik, ,waant zemmen me lest ok 'n paar uur laten wochten toen 'n veur dleën haas moes komen," Janus was nie gerust Hij kwakte z'n borreltje, staan de, in z'nen nek, nam 'n kiske veur de locht van z'nen asem streek ln d'n spiegel van 't buufet z'nen snor om hoog, vreef moe z'nen mouw over de lakken klep van z'n pet dee d'n haak van z'nen kraag netjes dicht zoo dat z'nen rooien kop op afklappen stlng en toen vroeg 'k 'm of ie naar z'n meske moes. Amico, d'n Jaan was zoo zenuwachtig, as 'n katje- mee-jong en liep al op straat toen ik nog af sting te rekenen. En net zouwen me de stoep opgaan van 't gebouw, toen daar mee 'nen gier 'n auto om d'n hoek kwam en teugen d'n trotwaarbaand aanschuurde. 't Frummeske van 't perses. Ze smeet 't durke dicht dat de weegschaaltjes van 't blinde godinneke, daarboven in d'n gevel, beefden en net toen ze laangs me wouw gaan of lk locht was, sting ik veur d'r voetjes mee m'nen rug naa d'r toe. „Kek kek," zee ik zoo haartelijk meugelijk, „de drie hoofdfi guren uit 't gruuntenwageldrama op de stoep veur 't trimmenaal; 'n schoon plotje veur de kraant" „Opzij, kever," vroeg ze. „D'n dag is veuls te schoon om teugen mekaar te ke veren," raalde-n-ik ze aan, „maar douw maar 's op oew toeterke, juffrouw, poe-p poepoe-p! mlsschient spring ik dan wel van schrik tien meters bezien!" Maar mee da wicht was ging goei garen te spinnen, amico. Ze keek me aan van m'n schoenen tot de klep van m'n pet. Krulde verachtelijk d'r bovenllpke naar veuren en nèt toen 'k zoo docht: om te zoenen, schoot ze as 'n snoekske laanks me-n-'t gebouw in. Janus dee net of ie er nle bijhoorde, die was al naar boven gekraffeld. 'k Ben nog effen naar de velo'a wies ten kijken, die er gelukkig nog stlngen, eb m'n pepke uitgeklopt en ben toen ok In 't hol van 't Rechtsgodinne- ke gekropen. 't Was er gezellig. Zemmen bij ona in da gebouw schoone, hooge ramen, mee gekleurd glas ln 't zooge- norade- trappenhuis en daar viel 't heldere wintersche zonneke mee 'n lawijd van licht deur binnen, da-d-et 'n lieve lust was. Awekaten zweefden rond in d'r lange, wije zwarte toga's, die halvelings loshangen, dat 'r muljoenen gou wen stofkes op-daansten ln de gekleurde zonnestraaltjes da ge lachen gong. Nie om die wapperende awekotjes mee 't zwierige befke da-d-over d'r schouwers bungelde, maar om 't schoone van 't poeierige goud dat daar allemaal beefde-n-ln de zon. 't Was er lekker wèrm en 'k vuulde me-n-ea ln 't veurjaar bekaanst zoo lekker. In de getuigenkamer, waar *k wachten moes, zatten ic 'n paar berenmutsen, masjesees, die geregeld deur •Jlvenhout fietsen en veral myn zoo goed kennen, omda ze weten, da'k de hazen nie uit kan staan in m'n laand en ze geregeld via m'nen dubbelloops en Trui d'r braai- panneke, d'n hazenhemel infriemel. Eene begos al te lachen toen ie me zag. „Hemmen z'oew te pakken, Dré," vroeg ie? ,,'t Spet me veur jouw, ee ik, maar ge veegt 'r van, berenmutske! Zemmen mijn van de sokken gerejen mee m'nen gruuntenwagel!" en toen keek ik d'n gang op, waar 't auto-frummeske oting te smoezen mee d'ren avvekaat en toen keken ze mijn allebei heel lillek aan en zee ik toen zoo aard meugelijk, „nouw koom ik as getuige om 't mijne Jaar 's effekes sjekuur van te vertellen! Waant 't is n schandaal zooas ze lijk idioten over de wegels reezen. 'k Zal ze krijgen, die hooge mutsen!" Toen gongen die twee uit m'n gezichtsveld mee 'n houding, amico, of 't "echtsgebouw van huilie was. „Was ze da soms?" vroeg de berenmuts. „Ja, Sjerlok Holmes," zee ik en ge kun nle geleuven, amico, hoe gezellig 't wier in die kamer. D'r hong uutjesaan 'n „Gouwen-Koei"-stemming; alleedk schon den ze'r verstaampt slecht in. Janus zee niks. Die draai de maar aan z'nen snor en stak nouw en dan z'nen vin ger tusschen z'nen kraag en z'nen nek, waant hy stikte bekaanst en vreef nouw en dan mee z'nen rooien zakdoek over z'nen kop. En mee 'n schokske heurde-n-lk m'nen naam afroepen, zoodat ie over d'n grooten, lichten gang daverde en kos ik eindelyk veur d'n draad komen, 'k Moes eerst verklaren of lk ikke was en nog wa van die gekke dingeslces; of 't frummeske gin fer- milie was van me; „gedaank nie," zee ik en toen m'nen eed doen, da'k de waarheid en niks als de waarheid zouw zeggen. Of ie me-n-al duuzend keer op leugens had getrappeerd „Geleuf maar grust da'k er gin doeks kes om zal windelen," gaf ik d'n rechter de asseraansie, ,,'k staai recht in m'n klompen!" „Je hoeft niet meer te antwoorden dan wat je gevraagd wordt, zee d'n soep jurk. „Akkoord van Putten," verassereerde-n-'k. „Dus," gong ie weer deur, „toen u zich met de groen- tenkar daar-en-daar bevond, in de richting van Ginne- ken, om zoo-en-zoo laat, ter hoogte van zus-en-zoo, toen kwam daar in den bocht 'n auto aanrijden," „aan. liegen, as 'nen gek," goolde-n-ik ertusschen en toen liet u uw wagen de wagen en bracht u uzelf achter n boom in veiligheid." „Sjuust," zee ik. „En toen? Vertelt u nu maer eens precies, maer kort en zèkelijk, hoe de feiten zich hebben toegedragen," en toen gong ie achterover zitten, poetste z'nen bril schoon en keek me kiepig aan. „Ge kun et allemaal persies lezen in 't perses van Janus," zee ik. „Die hee-g-et zoo schoon op pampier gebrocht as ik 't nie vertellen kan. Heet van de naald, toen 't pas ge beurd was." „Wie ls Janus?" viel ie me in m'n rede. „Wie Janus is?" vroeg ik mee verwonderlnk, „Ken nen gullile-hier onzen Jaan nie; onzen veldwachter??" Ze lachten mee d'r ogskes. „jy kent hem héél goed, hé?" zee toen 't hoofd van de klup der witte befkes. „Zyn jullie soms vrienden!" vroeg er ineens eene achter me. En toen 'k keek, was 't d'n avvekaat van 't frummeske van d'auto. Ik keek 'm 's goed aan, toen keek ik van d'n veurzit- ter naar hum, van hum naar d'n veurzitter en toen vroeg ik aan d'n Rechter: „Wie is die steekneus?" „Houwes," viel toen d'n veurzittér uit, „je bent hier niet onder je vrienden! Wil jij je brutaliteiten wel eens veur je houden? Meneer is de advocaet van verdachte en die mag je vragen wat ie wil!" Affyn, amico, zoo gong da-d-'n ketierke aan één stuk deur en op 't lest vroeg ik of ik o k 's Iets vragen mocht. „Gae je gang," zee d'n baas. „Guillie doe-d-ler op d'n oogenblik nèt," zee ik, „of ik mee m'nen gruuntenwagel de auto ondersteboven ge- sallemaanderd eb in plak da frummes myn!" „Wie, welk, wat frummes?" viel d'n president weer uit. „Da frummes!" riep ik en 'k wees ze deftig aan, amico, „en ge mot Ier de boel nie omkeeren," zee ik, „waant 't had myn m'n enkop kunnen kosten!" Toen rokte-n-'k op m'nen dreef en was van plan nog 'nen heelen hoop te beweren, maar ik moest naar m'n plak gaan zeeën ze. Toen kwam Janus veur. Nouw, amico, die sting net achter 't hekkentje of ie 'nen kwak in z'n broek had hangen. Ik docht zoo, as Ulvenhout "m zoo zag staan, had ie heelemaal nikske meer te zeggen by ons. Ok Janus moes verklaren dat ie Janus was (hy is daar elke week, maar ze zullen 'm daar wel nooit lec- ren kennen, denk^k!) en ok Janus wier 't vuur aan z'n scheenen geleed of hy achter 't autostuur had gezeten. D'n. avvekaat hieuw toen 'nen preek of ie er zeivers by was gewiest en naar hum wier 't beste gelusterd. En as die heelemaal z'nen gaank had meugen gaan had ie mijn vervolgd omda 'k m'nen wagen veur d'auto had gegooid, zooas ie zee. Da-d-eb ik dan ok efkes uit de wèèr g'aald, amicol Keb 't woord gevraagd en gezeed: „Dleën avvekaat ee staan riddeneeren of ie er zei- vers bygewiest hee. Mee 't gevolg dat ie heel 't geval omkeert en wit zwart noemt I k eb 'nen eed gedaan om de waarheid te zeggen ee? Nouw, dan verklaar lk, dat dieën knapzak staat te liegen (en toen moes ik hoe langer hoe harder gaan praten amico, want de veurzit ter mokte 'n lawaai da'k 'm bekaanst d'n hamer uit z'n haanden had g'aald) en dieën knapzak staat te liegen," riep ik, „da-d-et hartverscheurend is!" Amico, 't had op 'n vryspraak uitgeloopen as 'k m'n eigen nle zoo gerurd had, maar nouw ls 'n 'n verder onderzoek gelast En da wefke keek me aan of ze me mee d'r oogen wouw vergiftigen. Vlammekes van nyd kronkelden op in die ogskes, maar ik zee: „Hoor 's ier, kindje, lk laat m'n eigen nie ongestraft teugen d'èèrde sallemaanöe- ren horre! Da motte dieën zwartkiel van 'nen avvekaat van oew maar doen. Dan gaat ie z'n eigen meschient wel aangeven. ,,'t Is nu afgeloopen," riep d'n veurzitter weer, „ver- laet de zael; deurwèèrder volgende zaek!" „Kom maar mee Janus," zee ik, „de lui worren ier zeemelapplg, wy zyn ier te veul." 'n Schoone geschiedenis, amico! 't Wetboek en z'n knechten zyn veur 't benzlnetuig. Maar 'k zal 't nie op m'nen kop laten doen, jonk. Ze!:ers, keb m'nen wagel dwars d'n weg gezet, anders was allaank gekiest en begraven en betreurd en ver- getc.- rby, maar om da-d-ult te leggen alsof ik...! Ze kunne.i me m'nen rug kussen, za'k maar zeggen. Ollee, tot de noste week. Veul groeten van Trui en, as alty, gin horke minder van oewen toet a voe DRé. ïOK EFN SLIMMERD. (Gufierrez.) Spreek wat luider, mijn vrouw is doof. Doof? Neem me niet kwalijk. Ik zag het haar niet ^an.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 12