t
Brabantsche brieven.
Uil de Filmwereld
Lil Dagover.
Van Nederlandsche afkomst.
De beroemde Duifsche filmartlste Lil Dagover is
eigenlijk van Nederlandsche afkomst. Zij werd gebo
ren te Patti op Java en kwam op zesjarigen leeftijd
met haar moeder naar Europa. Zij was nog zeer jong
toen zij haar moeder verloor. Haar verdere opvoe
ding genoot zij toen in Zuid-Duitschland. Toen zij
17 jaar oud was, trad zij in hei huwelijk, waaruit
LIL DAGOVER.
haar dochter Eva Maria werd geboren. Eenige jaren
later, in 1910, werd zij ontdekt door een filmregis
seur, die eenige dagen in haar woonplaats verblijf
hield. Deze zag in haar een groot talent en haalde
haar over om voor de film te gaan spelen. Haar eer
ste optreden was in „Caligari" en „Der Müde Tod",
waarin zij zulke enorme sucessen behaalde, dat haar
onmiddellijk een engagement van langen duur bij
de Ufa werd aangeboden. Ook door Fransche en
Zweedsche filmmaatschappijen werden haar con
tracten aangeboden. Om een dieper inzicht in de
filmkunst te krijgen en zich verder te kunnen ont
wikkelen heeft Lil Dagover ook eenigen tijd in Ame
rika doorgebracht, waarna zij weor naar Duitsch-
land is teruggekeerd, waar zij in het huwelijk frad
met den bekenden filmmagnaat Georg Witt. Beken
de films van Lil Dagover zijn o.a. Liefde maakt
blind". „Prinses Suwarin„De Kroniek van Gries-
huus" en „De dood en het meisje". In den zomer van
1928 bracht Lil Dagover een bezoek aan ons land,
waarbij zij veel succes oogstte In een interview ver
klaarde Lil Dagover, dat het haar lievelingswcnsch
is, films te brengen in eigen beheer, hetgeen betee-
kent eigen keuze van materiaal, van regisseur en me
dewerkers. In samenwerking met haar echtgenoot
Georg Witt, hoopt zij dezen wensch nog eens te kun-
verwezenlijken.
Onthulling van Filmtrucs.
Over de film als kunstuiting is reeds zoo heel veel
geschreven. Daarover willen wij het hier ook niet
hebben. Wel willen wij de filrfl eens van een ander
zijde beschouwen, en wel van „achter de schermen",
n.m. de manier, waarop in vele gevallen een film
wordt opgenomen, in het hijzonder de z.g. filmtrucs.
Uit allerlei technische hulpmiddelen wordt de
sdhoonhedd der cinematografie geboren. Maar om aan
de hoogst mogelijke aestetischc eigenschappen te kun
nen voldoen, moet de filmregisseur berekend zijn
op zekere artistieke effocten, die verbluffen, die den
toeschouwer imponeeren of de diepste roerselen van
het menschelijk hart door hun verrassende waar
schijnlijkheid dan wel schijnbare onmogelijkheid tref
fen.
Daarvoor nu dienen de fimtrucs. Deze zijn er dus
niet louter om te overweldigen, zoodat het ook niet
gaat om de trucs zelf, maar om het effect, wat er
door verkregen wordt Dientengevolge heeft het dan
ook geen zin om deze trucs geheim te houden, ter
wijl iedere bioscoopbezoeker zoo gaarne iets naders
daaromtrent zou willen weten. Aan den anderen kant
gaat het ook niet aan, om maar te beweren dat iedere
gewaagde sprong en elk angstwekkend tooneel ge
heel op verzinsels en gezichtsbedrog gebaseerd is.
Neen, zeer talrijk zijn ook de werkelijk gevaarlijke
situaties, welke voor de film gefotografeerd worden,
en als men zou weten hoeveel filmartisten tijdens
de opnamen een of ander ongeluk overkomt, soms
zelfs met doodelijken afloop, zou menigeen met ver
ontwaardiging en afgrijzen vervuld worden. Worden
hij dergelijke bravourstukjes geen trucs toegepast,
waardoor het vertoonde louter op gezichtsbedrog be
rust, dan worden de z.g. „Sterren" uit de filmwereld
voor die bepaalde scènes veelal vervangen door min
dere grootheden, die dan in dezelfde costumeering en
met eenzelfde grime de eigenlijke acteurs voor dat
tafereel vervangen.
Ook komt het voor, dat bij gevaarlijke momenten
in wilde-<lieren-stukken de temmers voor een oogen
blik de plaats van de spelers innemen, wederom een
der gekleed en evenzoo geschminkt. In weer andere
gevallen wordt gebruik gemaakt van een pop. een
der acteerende voorstellend. B.v. wordt door de 1 en:
opgenomen het begin van een val, als de acteur zich
nog vasthoudt. Dan wordt -het opname-toestel even
stopgezet, de speler wordt door een pop vervangen
het toestel wordt weer in werking gesteld'en de pon
wórdt losgelaten. Beneden nemén de spelers zelf weer
hun plaatsen in.
Een andere truc is de volgende: In het opneem
toestel wordt, vóór de plaat die belicht wordt, hier
dus de reeks verschillende filmbeeldjes, een scherm]'
je gezet, dat de helft der plaat bedekt. Deze blijft dan
bij de opname blanco. Vervolgens wordt op dezelfde
film een tweede opname gemaakt, maar nu is de bo
venste helft der plaat door het schermpje bedekt
Beide opnamen samen vormen dan één geheel Mc
begrijpt, dat men daardoor een indruk kan wekken
als zou men een heel gevaarlijke scène hebben ge
filmd, terwijl het in werkelijkheid toch met gevaa
niets uitstaande had. Op deze wijze wordt bijvoor
beeld 'n foto gemaakt van een tijger, die over de
heg, waarachter twee acteurs zitten, heen springt.
Zoo omsluit de film een wereld van verrassende fan
tasie, gebaseerd op een geweldig vernuft.
Buster Keaton.
Dat Buster Keaton, de beroemde filmkomiek en
meestal genoemd „De man met het stalen gezicht",
eigenlijk Joseph Francis Kèaton heet, dat wisten we
reeds. Ook was bet ons bekend, dat zijn ouders aan
een rondreizend tooneelgezelschap waren gebonden
en hun zoon tijdens een hevigen cycloon werd gebo
ren. Dat Buster Keaton als heele kleine jongen al op
de planken verscheen en spiciaal optrad in gooi- en
smijtpartijen waarbij hij echter meestal het „voor
werp" was, waarmee gegooid of gesmeten werd. En
omdat hij niet van plan was om zijn heele leven
lang met blauwe plekken rond te loopen, ging hij
zelf iets bedenken, waarbij het minder hardhandig
toeging. Toen de film hem tenslotte ontdekte, of be
ter gezegd, zijn talent, was om zoo te zeggen, „z'n
kostje gekocht". Zijn populairiteit groeide zoo snel,
dat hij binnen een jaar een der meest geliefde film
artisten van het publiek was.
BUSTER KEATON.
Over de komische films heeft Buster Keaton een
geheel eigen opvatting. „De beste vorm van moder
nen humor is het karakter-blijspel", zegt hij. „Als
een komiek doet, wat de toeschouwer* van hem ver
wacht, is dat niet komisch, maar tragisch. Het pu
bliek lacht niet om wat de acteur doet, rr.aar om de
figuur, die hij vertoont De acteur moet deze figuur
op nauwkeurige en zorgvuldige wijze uitbeelden.
Zoodra hij in clownerie vervalt, zakt hij op lager
plan". Hoewel Buster Keaton zijn grappen altijd op
een eenigszins plechtige wijze lanceert, verzekeren
de menschen, die hem kennen, en niet in het minst
Nathalie Talmadge, zijn echtgcnoote, dat hij zelf het
grootste plezier hierin heeft.
Men vroeg eens aan Buster Keaton, wat hij zou
doen met duizend dollar en nog één dag te leven. Zijn
antwoord hierop luidde; „Ik zou het geld weigeren en
als ik door do groote poort kwam wandelen, zouden
alle goede choppies, die mij zijn voorgegaan, op den
uitkijk staan en zeggen: „Daar komt die malle kerel,
die die duizend dollar niet wilde hebben". En dan
zou ik, tegen mijn gewoonte in, misschien in een
lach schieten."
De dieren hebben afgedaan.
Hoewel de meeste acteurs, die in zwijgende films
optreden de overwinning van de talkie overleefd heb
ben, is er toch één groep, die het nu niet langer kan
bolwerken. Dat zijn de wilde dieren, die vroeger zoo
veel opgeld hebben gedaan. Zooals men weet, bezit
de Metro GoldwynMayer een vrij groote collectie
wilde beesten, die men in verscheidene films heeft
kunnen bewonderen. Maar nu de microfoon ieder ge
luid verraadt, zijn zij verboden waar geworden in de
omstreken van de studio's. Vandaar, dat eenigen tijd
geleden de heele collectie verkocht is. Een uitzon
dering is echter gemaakt Leo. de prachtige leeuw,
die in het handelsmerk van de Metro Goldwyn Mayer
tmm
imê
WU geven hierbij een zeer Interessante kiek uit de filmwereld „van achter
de schermen". Men krijgt hierdoor eenigszins een kijk op de manier, waar
op een filmscène wordt opgenomen. Men ziet de gebarende acteurs en ac
trices, terwijl de regisseur zijn Instructies geeft, en de operateurs met hun
felle schijnwerpers en filmtoestellen de scène op de filmband vastleggen.
Op het witte doek krijgt men natuurlijk alleen de medespelenden te zien,
zonder al de entourage cn drukte, welke men op onze fote erom heen ziet
opgenomen is, mag blijven. F.n hij Is zich op het
oogenblik iLn',. voor zijn eer i. l\i.; t> .n 't o,fe.ien.
Want het ligt in de bedoeling om Leo voortaan bij
zijn verschijning op het doek aan het begin van iedere
Metro-film te doen brullen.
Dat het opruimen van de dieren toch nog wel eens
betreurd wordt, bleek bij de opnamen voor ONS THE
>ET, Bu.ter Kcaton's eerste talkie. Men had plotse
ing een kameel noodig en.... het duurde drie dagen
oor men er een gevonden had. Vroeger zouden er
'nzijnen geweest zijn.
~sr- .v.'
FEUILLETON.
VERTELLINGEN.
Ulvenhout, 11 Februari 1930
Menier,
Ge wit, heb 't oew en
kele maanden gelejen g
schreven g'ad da'k nog
'n dingeske-n-ln 't vet had
veur d'n Rechter over die
botsing mee 'n autemebiel die
deur da wefke wier gestuur
Janus, onze veldwachter
had 't perses ópgemokt, wit
te nog wel en zoo fietsten
me deus week samen naar
't trimmenaal, om veur de
witte befkes ons vingers op
te steken. Waant amico, ik
kwam nouw nle as beklaag
de veur zooas 'n paar jaar
gelejen veur 't schieten van
dieën haas; deuzen keer kwam Ik as getuige en moes
ik dus 'nen eed doen. As beklaagde hoeft da niet, witte
wel. dan magde liegen as 'nen diepelmaat. En da's erg
makkelijk. Gewoonlijk worde daar dan nog 'n haandje
in g'ollepen deur oewen avvekaat en dan mot g"al zoo
stom zijn as 'nen heiboender as ge'r nle heelemaal of
veur 't grotste deel oew eigen uitpeutert.
En daarom amico effen tusschen twee ho-kskes,
as ge somwijlen opgeschept zit mee 'n zeuntje da-d-oew
geregeld verliegt, mokt 'r dan 'n awekotje van of 'nen
haandelsreiziger! Dan verdient ie later heel veul centen,
waant d'r wor niks zoo dik betaald as leugens. As 't
maar zóó ingewikkeld is, da wil zeggen: gewikkeld in
zóóveul zijen doekskes, da-ge 't vleze, vuile leugentje nle
meer zien of ruuken kunt. En da kennen die gasten,
amico. Zeg asteblieft nooit da-d-essetee stinkt, lot nooit
merken da-ge-'t al 't geroken hèt zelfs, waant dan bende
maar 'nen stommen onbehouwen boer. Noemt de dlngs-
kes nooit bij d'ren naam; windelt er liever maar veul
doekskes omhenen.
Maa affljn, 'k zal nie op da gevalletje veuruit loopen
en oew alles haarfijn aan oew neus hangen.
„Witte nouw persies wa ge zeggen mot, Dré?" vroeg
Janus onderweuge.
„Dochte soms da'k nle wiest wa'k mee m'n eigen
oogen gezien eb, Janus?" zee ik.
„Jawel, jawèljawèl," kuchte d'n Jaan gewichtig, ,maar
't leet *r veul aan hoè of da-g-et..." „Pas op!" riep
ik, waant 's schilde gin horke van 'n oud-wijf, of Janus
zat mee z'nen velo onder 'n auto mee da me-n-et van
Coothplein opdraaiden. De sjaffeur schold 'm uit veur
„kaffer" en „dooien diender" en trok er z'n eigen ver-
dier nikske van aan, dat-ie op 'n horke na, heel de Ul-
venhoutsche pliesiemacht verpoeierd had.
„Hedde goed gezien hoe 't in z'n werk is gegaan, Ja
nus?" vroeg Ik 'm na z'n deraljemenL
„Denkte soms da'k str... in m'n oogen eb?" informeer
de d'n Jaan toen, ,,'k zat 'r gatsamme bekaanst heele-
gaar onder!"
„Jawel, Jawèljawèl," dee ik heel veurnaam, „maar 't
leet er veul aan hoe of-ge-'t veurstelt, ee?"
„Lop naar de..." Affijn, waar naar toe, dat doet er niks
aan af, 't was olleen nog al knapkes wijd weg. En steuvig
trapten me verder de stad in tot 't hoekske bij de Hout-
mart, waar 'n diender ons verkeer regelt, mee 't ge
volg da-d-ik rechtdeur en Janus rechtsaf gong en me-n-
op de Groote Markt mekaar weer trugzagen. „Hij wees
duidelijk naar rechts", zee Janus. „Kan wel", zee ik,
„maar hij wees mijn d'n winkel van Vroom en Drees-
man In, maar 'k mot op 't trimmenaal zijn en hoef gin
knutje sjet veur Trui mee te brengen, dus ree ik maar
recht deur!"
Maar me zijn toch springlevend op 't trimmenaal te
rechte gekomen en emmen benejen ln 't gebouw van de
Rechtbank ons fietsen neergezet mee 'n gèèf slot erop,
omdat 'r nog al 's zo'n fietske gegapt wordt uit d'n tem
pel van 't blinde godinnelce mee de weegschaaltjes.
„Jaan", zee ik, wemmen van d'n mergen al zooveul
beleefd, zouwe me-n-aan d'n over kaant eerst nie 'n kom-
meke koffie of 'n piske gaan koopen?"
,,'k Zouw wel gère willen", zuchtte d'n Jaan, „maar.."
en toen stroopte-n-ie z'nen teniek over z'nen bulk, graaf-
de naar z'nen wekker en zee,„maar 't ls al vijf veur
half tien en me zijn gedagvèèrd teugen 0.30 uur."
„Dan emmen nog twee uren tijd," veurspelde-n-ik,
,waant zemmen me lest ok 'n paar uur laten wochten
toen 'n veur dleën haas moes komen,"
Janus was nie gerust Hij kwakte z'n borreltje, staan
de, in z'nen nek, nam 'n kiske veur de locht van z'nen
asem streek ln d'n spiegel van 't buufet z'nen snor om
hoog, vreef moe z'nen mouw over de lakken klep van
z'n pet dee d'n haak van z'nen kraag netjes dicht zoo
dat z'nen rooien kop op afklappen stlng en toen vroeg 'k
'm of ie naar z'n meske moes.
Amico, d'n Jaan was zoo zenuwachtig, as 'n katje-
mee-jong en liep al op straat toen ik nog af sting te
rekenen.
En net zouwen me de stoep opgaan van 't gebouw,
toen daar mee 'nen gier 'n auto om d'n hoek kwam en
teugen d'n trotwaarbaand aanschuurde. 't Frummeske
van 't perses.
Ze smeet 't durke dicht dat de weegschaaltjes van 't
blinde godinneke, daarboven in d'n gevel, beefden en
net toen ze laangs me wouw gaan of lk locht was, sting
ik veur d'r voetjes mee m'nen rug naa d'r toe. „Kek
kek," zee ik zoo haartelijk meugelijk, „de drie hoofdfi
guren uit 't gruuntenwageldrama op de stoep veur 't
trimmenaal; 'n schoon plotje veur de kraant"
„Opzij, kever," vroeg ze.
„D'n dag is veuls te schoon om teugen mekaar te ke
veren," raalde-n-ik ze aan, „maar douw maar 's op oew
toeterke, juffrouw, poe-p poepoe-p! mlsschient
spring ik dan wel van schrik tien meters bezien!"
Maar mee da wicht was ging goei garen te spinnen,
amico. Ze keek me aan van m'n schoenen tot de klep
van m'n pet. Krulde verachtelijk d'r bovenllpke naar
veuren en nèt toen 'k zoo docht: om te zoenen, schoot ze
as 'n snoekske laanks me-n-'t gebouw in.
Janus dee net of ie er nle bijhoorde, die was al naar
boven gekraffeld. 'k Ben nog effen naar de velo'a wies
ten kijken, die er gelukkig nog stlngen, eb m'n pepke
uitgeklopt en ben toen ok In 't hol van 't Rechtsgodinne-
ke gekropen.
't Was er gezellig. Zemmen bij ona in da gebouw
schoone, hooge ramen, mee gekleurd glas ln 't zooge-
norade- trappenhuis en daar viel 't heldere wintersche
zonneke mee 'n lawijd van licht deur binnen, da-d-et 'n
lieve lust was.
Awekaten zweefden rond in d'r lange, wije zwarte
toga's, die halvelings loshangen, dat 'r muljoenen gou
wen stofkes op-daansten ln de gekleurde zonnestraaltjes
da ge lachen gong. Nie om die wapperende awekotjes
mee 't zwierige befke da-d-over d'r schouwers bungelde,
maar om 't schoone van 't poeierige goud dat daar
allemaal beefde-n-ln de zon.
't Was er lekker wèrm en 'k vuulde me-n-ea ln 't
veurjaar bekaanst zoo lekker.
In de getuigenkamer, waar *k wachten moes, zatten
ic 'n paar berenmutsen, masjesees, die geregeld deur
•Jlvenhout fietsen en veral myn zoo goed kennen, omda
ze weten, da'k de hazen nie uit kan staan in m'n laand
en ze geregeld via m'nen dubbelloops en Trui d'r braai-
panneke, d'n hazenhemel infriemel.
Eene begos al te lachen toen ie me zag. „Hemmen
z'oew te pakken, Dré," vroeg ie? ,,'t Spet me veur jouw,
ee ik, maar ge veegt 'r van, berenmutske! Zemmen
mijn van de sokken gerejen mee m'nen gruuntenwagel!"
en toen keek ik d'n gang op, waar 't auto-frummeske
oting te smoezen mee d'ren avvekaat en toen keken
ze mijn allebei heel lillek aan en zee ik toen zoo
aard meugelijk, „nouw koom ik as getuige om 't mijne
Jaar 's effekes sjekuur van te vertellen! Waant 't is
n schandaal zooas ze lijk idioten over de wegels reezen.
'k Zal ze krijgen, die hooge mutsen!" Toen gongen die
twee uit m'n gezichtsveld mee 'n houding, amico, of 't
"echtsgebouw van huilie was.
„Was ze da soms?" vroeg de berenmuts.
„Ja, Sjerlok Holmes," zee ik en ge kun nle geleuven,
amico, hoe gezellig 't wier in die kamer. D'r hong
uutjesaan 'n „Gouwen-Koei"-stemming; alleedk schon
den ze'r verstaampt slecht in. Janus zee niks. Die draai
de maar aan z'nen snor en stak nouw en dan z'nen vin
ger tusschen z'nen kraag en z'nen nek, waant hy stikte
bekaanst en vreef nouw en dan mee z'nen rooien
zakdoek over z'nen kop. En mee 'n schokske heurde-n-lk
m'nen naam afroepen, zoodat ie over d'n grooten,
lichten gang daverde en kos ik eindelyk veur d'n draad
komen, 'k Moes eerst verklaren of lk ikke was en nog
wa van die gekke dingeslces; of 't frummeske gin fer-
milie was van me; „gedaank nie," zee ik en toen m'nen
eed doen, da'k de waarheid en niks als de waarheid
zouw zeggen. Of ie me-n-al duuzend keer op leugens
had getrappeerd „Geleuf maar grust da'k er gin doeks
kes om zal windelen," gaf ik d'n rechter de asseraansie,
,,'k staai recht in m'n klompen!" „Je hoeft niet meer
te antwoorden dan wat je gevraagd wordt, zee d'n soep
jurk. „Akkoord van Putten," verassereerde-n-'k.
„Dus," gong ie weer deur, „toen u zich met de groen-
tenkar daar-en-daar bevond, in de richting van Ginne-
ken, om zoo-en-zoo laat, ter hoogte van zus-en-zoo, toen
kwam daar in den bocht 'n auto aanrijden," „aan.
liegen, as 'nen gek," goolde-n-ik ertusschen en toen
liet u uw wagen de wagen en bracht u uzelf achter
n boom in veiligheid."
„Sjuust," zee ik. „En toen? Vertelt u nu maer eens
precies, maer kort en zèkelijk, hoe de feiten zich hebben
toegedragen," en toen gong ie achterover zitten, poetste
z'nen bril schoon en keek me kiepig aan. „Ge kun et
allemaal persies lezen in 't perses van Janus," zee ik.
„Die hee-g-et zoo schoon op pampier gebrocht as ik 't
nie vertellen kan. Heet van de naald, toen 't pas ge
beurd was."
„Wie ls Janus?" viel ie me in m'n rede.
„Wie Janus is?" vroeg ik mee verwonderlnk, „Ken
nen gullile-hier onzen Jaan nie; onzen veldwachter??"
Ze lachten mee d'r ogskes.
„jy kent hem héél goed, hé?" zee toen 't hoofd van
de klup der witte befkes.
„Zyn jullie soms vrienden!" vroeg er ineens eene
achter me. En toen 'k keek, was 't d'n avvekaat van
't frummeske van d'auto.
Ik keek 'm 's goed aan, toen keek ik van d'n veurzit-
ter naar hum, van hum naar d'n veurzitter en toen
vroeg ik aan d'n Rechter: „Wie is die steekneus?"
„Houwes," viel toen d'n veurzittér uit, „je bent hier
niet onder je vrienden! Wil jij je brutaliteiten wel eens
veur je houden? Meneer is de advocaet van verdachte
en die mag je vragen wat ie wil!"
Affyn, amico, zoo gong da-d-'n ketierke aan één stuk
deur en op 't lest vroeg ik of ik o k 's Iets vragen mocht.
„Gae je gang," zee d'n baas.
„Guillie doe-d-ler op d'n oogenblik nèt," zee ik, „of
ik mee m'nen gruuntenwagel de auto ondersteboven ge-
sallemaanderd eb in plak da frummes myn!"
„Wie, welk, wat frummes?" viel d'n president weer uit.
„Da frummes!" riep ik en 'k wees ze deftig aan,
amico, „en ge mot Ier de boel nie omkeeren," zee ik,
„waant 't had myn m'n enkop kunnen kosten!" Toen
rokte-n-'k op m'nen dreef en was van plan nog 'nen
heelen hoop te beweren, maar ik moest naar m'n plak
gaan zeeën ze. Toen kwam Janus veur. Nouw, amico,
die sting net achter 't hekkentje of ie 'nen kwak in
z'n broek had hangen. Ik docht zoo, as Ulvenhout "m
zoo zag staan, had ie heelemaal nikske meer te zeggen
by ons.
Ok Janus moes verklaren dat ie Janus was (hy is
daar elke week, maar ze zullen 'm daar wel nooit lec-
ren kennen, denk^k!) en ok Janus wier 't vuur aan z'n
scheenen geleed of hy achter 't autostuur had gezeten.
D'n. avvekaat hieuw toen 'nen preek of ie er zeivers
by was gewiest en naar hum wier 't beste gelusterd. En
as die heelemaal z'nen gaank had meugen gaan had ie
mijn vervolgd omda 'k m'nen wagen veur d'auto had
gegooid, zooas ie zee.
Da-d-eb ik dan ok efkes uit de wèèr g'aald, amicol
Keb 't woord gevraagd en gezeed:
„Dleën avvekaat ee staan riddeneeren of ie er zei-
vers bygewiest hee. Mee 't gevolg dat ie heel 't geval
omkeert en wit zwart noemt I k eb 'nen eed gedaan om
de waarheid te zeggen ee? Nouw, dan verklaar lk, dat
dieën knapzak staat te liegen (en toen moes ik hoe
langer hoe harder gaan praten amico, want de veurzit
ter mokte 'n lawaai da'k 'm bekaanst d'n hamer uit z'n
haanden had g'aald) en dieën knapzak staat te liegen,"
riep ik, „da-d-et hartverscheurend is!"
Amico, 't had op 'n vryspraak uitgeloopen as 'k m'n
eigen nle zoo gerurd had, maar nouw ls 'n 'n verder
onderzoek gelast
En da wefke keek me aan of ze me mee d'r oogen
wouw vergiftigen. Vlammekes van nyd kronkelden op
in die ogskes, maar ik zee: „Hoor 's ier, kindje, lk laat
m'n eigen nie ongestraft teugen d'èèrde sallemaanöe-
ren horre! Da motte dieën zwartkiel van 'nen avvekaat
van oew maar doen. Dan gaat ie z'n eigen meschient
wel aangeven.
,,'t Is nu afgeloopen," riep d'n veurzitter weer, „ver-
laet de zael; deurwèèrder volgende zaek!"
„Kom maar mee Janus," zee ik, „de lui worren ier
zeemelapplg, wy zyn ier te veul."
'n Schoone geschiedenis, amico! 't Wetboek en z'n
knechten zyn veur 't benzlnetuig. Maar 'k zal 't nie
op m'nen kop laten doen, jonk.
Ze!:ers, keb m'nen wagel dwars d'n weg gezet, anders
was allaank gekiest en begraven en betreurd en ver-
getc.- rby, maar om da-d-ult te leggen alsof ik...! Ze
kunne.i me m'nen rug kussen, za'k maar zeggen.
Ollee, tot de noste week.
Veul groeten van Trui en, as alty, gin horke minder
van oewen toet a voe
DRé.
ïOK EFN SLIMMERD.
(Gufierrez.)
Spreek wat luider, mijn vrouw is doof.
Doof? Neem me niet kwalijk. Ik zag het
haar niet ^an.