VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT Het Schilder ij Ware Woorden. De Verschoppeling. De Groote Reis. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 22 Februari 1930. No. 8617. door M. VISSER Op 't adellijk huis hing een fraaie schilderij Door Rembrandt geschilderd vertelde men mij, Vol leven en waarheid geteekend. Het werd tot het mooiste van d'Oultremont's goed De erven der Beieren's uit vrouwelijk bloed Door kenners der kunste gerekend. De vroedschap van Schagen in feest'lijk gewaad Stond er op en Josina met vriend'lijk gelaat, De dochter van Aelbrecht van Schagen. Ook een paard en een rijknecht, die 't edele dier In toom hield met zichtbaar behagen. Het wit van het paard bij het rood van den muur, Het groen van 't geboomt' en het heerlijk azuur, Hoe mocht het de oogen bekoren! In gevende hand hield de Vrouw' een geschrift; Met eerbied gepast trad d'ontvanger der gift. De schout, uit de vroedschap naar voren. Zeer zeker, het gold hier een gift, overwaard, Een ruiling, waarbij ook een rol aan het paard Was bedeeld men kon het zóó lezen. 't Werd trouwens door 't opschrift, gegrift op een band In Gothische letters den bovensten rand Beslaand, in 't Latijn, ook bewezen. „Josina van Schagen" zoo stond er, vertaald „Schenkt Schagen het recht met een paard werd 't betaald Zijn secretaris te zoeken." Een nazaat der Vrouwe, historisch van zin, Liet Schagen's historie vanaf het begin Verhalen op kleurrijke doeken. Geen Is er meer over een eeuw haast gelêen Werd alles naar Brussel vervoerd en meteen Verkocht met het slot en landouwen. Maar 't paard is gebleven; men vond - naar men meent - Bij 't graven om 't slot voor een weg het gebeent', Vergaan haast als 't slot van de Vrouwe. Josina van Schagen, dochter van Aelbrecht van Schagen, regeerde van 1480 tot 1535. Zij schonk voor leen wit paard aan „de vroedschap en rijkdommen van Schagen" het recht om een secretaris aan te stellen. De Idealen zijn voor het leven wat de zon is voor het landschap. Zij verspreiden over de meest alledaagsche dingen een betooverenden gloed. FEUILLETON door E. M. J AMESON 2. Ik koos den anderen weg.*Ik was gek. maar niemand scheen tcch om mij te geven. Harry sprak op heeschen toon. Ik ben toch altijd een soort verschoppeling ge weest. altijd alleen; ik geloof dat het wel anders was geweest, als Moeder niet gestorven was. Vader heeft het altijd op mij gemunt, omdat Moeder stierf toen ik werd geboren. Was het mijn schuld dan? Geloof je dat het mijn wensch was om op de wereld te komen? Ik heb er niet zooveel plezier gehad dat ik er graag zou willen blijven. Fenella, Vol diep medelijden, begreep hem voor het eerst van haar leven. Ze stak haar hand uit en pakte de zijne, die bevend naar haar uitgestoken werd. Ze had zooveel voor hem kunnen doen. als ze zich maar meer moeite gegeven had de kloof tusschen hen te overbrug gen. Als kleine kinderen zaten ze een poosje hand in hand. en Fenella's jonge-meisjesachtigheld scheen met de minuut te verdwijnen. Toen ze sprak was het jeug- dige-vroolijke uit haar stem verdwenen. Luister, Harry- Ik zal doen wat ik kan om je te helpen en ik geloof dat je gelijk hebt. ik kan er veel aan doen. Ik wilde dat we elkaar beter begrepen had den. Ik probeerde het wel eens, maar gaf me toch niet genoeg moeite, misschien dacht ik er niet genoeg aan. Maar nu zal ik doen wat ik kan. Voor jouw bestwil en voor vader. en. haar stem begaf haar een oogenbllk, neen. niet voor het mijne. Hij ging naar de deur. onhandig en zonder naar haar te kijken, vol schaamte. Hij opende de deur en aarzelde, en toen, onvast, liep hij door en zij was alleen. Ik zal er u drie geven, als u ze hebben wilt, zei Fenella met een vroolijk lachje, dat haar innerlijk pij nigde. u verdient ze. omdatu zoo... Ze kleurde flauwtjes; toen ze zijn blik ontmoette. Hij was zoo geweldig ernstig, dat ze wist dat ze hem maar heel weinig tegemoet behoefde te komen voor de groote vraag, die Harry van schande zou redden. Haar ziel kwam in opstand, maar ze moest haar rol vanavond spelen, tot haar eigen oneer. Ze was zoo graag nog vrij gebleven en haar eigen keus willen doen, niet aan een man opgedrongen willen hebben. Ze was een beetje bang voor den man, die daar voor haar stond. In de volheid van zijn geluk was Ballantyne toch een beetje verwon derd over een verandering in haar. In haar vroolljkheld was een zekere koelheid, die er een paar dagen geleden niet geweest was. Later ©p den avond, toen hij haar Niemand schat hoog genoeg wat hij kan zyn; Niemand laag genoeg wat hy Is. o Wat strekken kan tot eendrachtig samenleven ls nuttig en goed. o De vrees en de zwakheid liegen; de kracht en de moed liegen nooit o Het grootste, wat den mensch ten deel kan vallen, is dit: bij het behartigen van eigen belangen tegelijk de menschheid dienen. o Zijn plicht gedaan te hebben, is het eenige, wat men nooit betreurt o Wil men van welslagen verzekerd zijn, dan is het on ontbeerlijk, dat men ^ich geheel aan zijn werk geeft met lichaam en geest. Vrij bewerkt naar een Engelsch .lolief, door Sirolf (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.) Nou, nou, dat was toch een zonderlinge geschie denis met dien ouwen Billy Rider, het schoenlap pertje uit de Parkstraat Parkstraat was een cansch niet aanzienlijke staat, neen, het was bepaald een rommelige, oude, vuile achterafstraat *lak bij het spoorwegviaduct. En toen Ouwe Billy, het lappertje, op een goeden morgen rlood in zijn bed werd gevon den aan griep of zoo iets toen schudde de heele Parkstraat het slordige hoofd en verklaarde, dat het een opluchting was. Nu, het was ook een raar mannetje geweest, die ouwe Billy Rider, met zijn groeze.'ige gerimptlde ge zicht, zijn gebarsten bril, zijn kale schedel, met hier en daar nog wat grijze vlokken. Hij trok wat met zijn eene been en hij had de oogen van een kind. blauw en ietwat verwonderd. Ofschoon het leven voor ouwe Billy toch geen wonderen meer moest gehad hebhen. Hij keek altijd over je heen, naar din gen, die niemand anders kon zien „Je ziet ze zeker weer vliegen, niet. luiwammes?", placht juffrouw Rider op zomeravonden te zeggen, met een zee van minachting in haai krijschende stem, wanneer hij langzaam de slordige Parkstraat uitslenterde, zonder boord want het was toch ze ker geen Zondag! hevig aan ziin pijpje trekkend en puffend, terwijl hij naar iets keek dat ver weg in de lucht moest zijn Dan ging hij naar het via duct en lummelde daar wat rond De straatlantaarns gingen aan. Bij het viaduct maar een enkele, want Parkstraat was geen deftige buurt Dan opeens, klonk er ergens een belgetingel een metalen ge- gevraagd had zijn vrouw te willen worden, was deze koelheid nog niet verdwenen en hij verwonderde zich des te meer. Je behoeft niet zooveel van me te houden, als ik van jou doe, zei hij met een voor hem zeer ongewono blik, maar zoowaar als lk hier sta. er zal een tijd komen dat je van me houdt Hij verlangde er naar om haar In zijn armen te ne men en haar te kussen, maar hij ging naast haar zitten en legde zijn hand over de hare die op haar schoot lag. Bij deze aanraking schrok ze op en ze hield haar bleek gezicht afgewend. Een geweldig gevoel van teleurstelling overviel hem. Je bent toch niet op de een of andere manier ge dwongen? vroeg hij. Je vader misschien? Ze schudde het hoofd, terwijl de kleur weer wat op haar wangen kwam. Zijn gezicht had weer den zelfden ernstigen blik van altijd. Er was niets van den gelukkigen minnaar in hem. Een oogenblik scheen de moed haar te begeven. Het waa beter het hem te zeggen, zich zelf en Harry aan zijn genade over te leveren. Hij begon weer te pra ten en ze liet haar plan varen. Je vader zal geloof lk blij zijn als we samen trou wen, zei Ballantyne langzaam. Hij sprak er mij over toen hU merkte dat ik zooveel van je hield. Hij heeft jo toch niet op de een of andere manier geforceerd. Zie je - met een ernstigen glimlach lk wil weten of je jezelf uit eigen vrijen beweging geeft. Fenella trok haar handen weg en zat rechter op. Ze moest haar rol beter spelen. Vader zou me niet tot Iets dwingen, dat Ik zelf niet zou willen. Hij heeft er niets over gezegd. Hij, hij zal verrast ziin en ik denk wel blij. Fenella is dat heusch waar? Zal Je me morgen niet zeggen dat je je vergist hebt? Doe je het zonder dwang? Lieveling, als je eens wist wat dat voor mij beteekent Hii haalde eens ruimer adem. Toen ze opkeek zag ze zoo'n wanhopigen angst in zijn blik, dat ze voor de tweede maal den wensch in zich voelde opkomen, hem de waarheid te vertellen. Maar toen kwamen Harry's woorden haar weer in de gedach ten: Niemand scheen toch om mij te geven". Ze wierp nog een blik in dat donkere gezicht bij haar, vol ernst. Ten slotte hadden ze hem toch noodig om hun doel te bereiken en hij hield veel van haar. Ik zal je morgen zeker niet zeggen dat ik mij ver gist heb, nooit, zei ze langzaam. En hoewel ik je nu nog niet liefheb, er is haast geen tijd voor geweest weet ik zeker dat ik het toch wel eens zal doen. Je wilt toch niet zoo gauw trouwen? Vooreerst zeker nog niet? Ik moet eerst aan het Idee wennen. Hij schudde zijn hoofd, was verbaasd en teleurgesteld, maar hij wist zoo weinig van vrouwen af. Wanneer je wilt Ik zal probeeren niet veeleischend te zijn. Ik zal je zelfs niet vragen mij een kus te geven O. neen. Ze ging een beetje achteruit hevig kleu rend. Toen als by een plotselinge ingeving, waarvan ze zich geen rekenschap kon geven, ging ze meer naar hem rucht van een sein, dat op en neergaat. Dan werd alles ineens in ouwe Billy gespannen. Een dof ge rommel naderde. Billy nam zijn pijp uit zijn mond, en staarde omhoog, naar het viaduct daar. daar donderde eindelijk de trein over h°t viaduct, de von ken stoven in een wolk uit den schoorteen van den voortsnellenden stoomkolos Ouwe Billy's oogen wer den groot van bewondering, van nanbidding bijna ils hij keek naar de voortsnellende wigons, met de «zeel-verlichte venstervlakken, waarachter allerlei monschen zaten, sommige gapend achter hun krant, anderen slapend, weer anderen pratend of schert send met dames in dure kleeren vrnolijke, geluk kige menschen soms, die in een schaterlach uit- harstfen en die zeker nooit van hun leven gehoord hadden van zooiets als Parkstraatmenschen allemaal, voortgestuwd door den nach». allemaal in dezelfde richting, jaja, allemaal in dezelfde rich ting. naar nieuwe streken, nieuwe geluiden, nieu we. andere vreemde landen misschien En als de trein dan voorbij was. placht hii diep te zuchten, «•n zich langzaam om te keeien. om wier naar huis te gaan. naar het donkere schnen'appertieskamertje, terwijl hij in zich zelf dwaze woorden mompelde, als; „D'r zal nog wel 'ns een tijd kome eens Die ouwe Billy Rider was een rare droomer. Voor hem was een trein een midde' om te ontvluchten, iets wat niet mocht, natuurlijk. Ontvluchten was lee- lijk, niet manhaftigEen trein was zooiets als het lot, die nam je mee naar vergetelheid, waar ie natuurlijk niet had te piekeren over vrouw en kind, iets waar je niets aan doen kon. nietwaar? Die trein die nam je mee. en je kon er niet meer uit en nie mand kon je meer pakken, als je er eenmaal in zat en hij reed weg. Nee, eenmaal in zoo'n trein, dan was je veilig OOK EEN RECORD. (Bulletin). Vliegenier: Ik trachtte nogwel een iccord te behalen! Boer; Dat deed je ook Jij bent de eerste, naar ik weet. die uit een boom zal glijden zonder er eerst ingeklommen te zijn. toe en hield als een kind haar gezicht naar hem toe. Hij bukte zich en kuste de half afgewende wang heel zacht, terwijl hy zy'n vuisten krampachtig samenkneep. Dank Je, zei hij dadelijk daarop. Laten we nu teruggaan. We hebben een dans gemist, maar die krijg ik straks wel he? Als Fenella ln gedachten terugkeek leek die einde- looze avond haar een droom toe. De vroolijkheid en het gelach, de bloemen, de muziek en dan steeds Ballantyne's gezicht, de vragende, half twijfelende uitdrukking van geluk en de teederheld. die ze hem niet wilde laten uiten En samen met Ballantyne's gezicht kwam haar dat van Harry voor den geest, norsch, ln doodsangst wat het volgende uur hem zou brengen. John Ramson dep zijn dochter gewoonlijk bij zich, maar viel haar nooit lastig als zii niet kon komen en sloeg haar met trots gade al3 ze zich zoo gemakkelijk in een gezelschap bewoog en bewonderd werd. Vanavond kwam zij vroeg bij hem en nam hem bij den arm. Hü had met Ballantyne gespro ken en ln zijn hart wisselden verdriet, en vreugde el kaar af. Wil je nu al gaan? vroeg hij, terwijl hij een veran dering bij haar opmerkte. Maar natuurlijk meisje, als je wilt. Je ziet er vermoeid uit Ballantyne bracht ze naar de auto en juist voor deze wegreed, leunde Fenella voorover, stak haar hand uit en glimlachte onzeker ads een kind, dat spijt heeft over iets dat het misdaan heeft. Toen de auto wegreed liet ze haar hoofd tegen haar vaders schouder rusten en sloot haar oogen. John Ransom's stevige arm sloeg hij om haar heen, er was een brok in zijn keel. Dus nu ga Je Je oude vader in de steek laten? vroeg hij. Maar voorlooplg toch zeker nog niet? We zullen er met Ballantyne eens over praten. Ik ben blij dat je hem hebt uitgekozen, hij is een man. door en door. en ik ben dikwijls met hem in aanraking gekomen, omdat hij altijd alleen was. Er was niemand die intiem met hem was en als gevolg waren er weinig dingen die het leven voor hem van waarde maken. Hij is een beste jongen en een hard werker, niettegenstaande zijn rijkdom. Je heb je oude vader erg blij gemaakt, maar ook wel ver drietig, Fenella. Als je moeder geleefd had, zou ze ook blij zijn geweest. Hij hield plotseling op, want zelfs met Fenella kon hij niet over zyn gestorven vrouw spreken. Misschien is ze blij, ergens anders. Ballantyne wandelde naar zijn groot, hol, leeg huls te rug. Hij ging zijn woning nu uit een ander oogpunt be schouwen. Het moest veranderd worden om zijn kleine aanstaande bruid waard te zijn te ontvangen. De zonnig', kamer zou ze voor zich alleen hebben, naar haar eigen smaak gemeubeld, hij zou niet op geld zien om ze mooi te maken. Geld!... Hij keek omhoog naar de sterren. Fenella verdiende dat de feeën hun tooverstaf uitstrekten over het huls dat zij ging bewonen. Hij hield zijn stap ln toen haar schoonheid hem duidelijk voor den geest kwam. haar bevalligheid, haar ©ogen, die hem aankeken, alsof zij Soms probeerde die ouwe Billy om zijn zoon, een robbedoes, van een jaar of veertien, deelgenoot to maken van zijn gevoelens en wijsgeerige overpein zingen. „Jongen", placht hij te zeggen, als de ver lichte trein over het viaduct donderde ..daar binnen zitten nou honderden menschen. die allemaal den zelfden kant uitgaan Voel je wat ik bedoel? Nou, en toch hier placht hij even te stoppen, om zijn pijpje uit zijn mond te nemen „en toch is het gekke, dat ze allemaal eigeluk een andere kant uit willen. Da's 't leven, jongen; we motte nu eenmaal allemaal denzelfden kant uit, of we willen of niet, snappie? En tochsommige van ons, zie je sommige willen toch zoo sallemanders graag een andere kant uit, een heele andere kant, jon gen 't is gek, maarre En daarmee was dan het gesprek uit. Jaja, hel was een gek mannetje, die iuwe Billy Soms. op een donkere wintermiddag, kon hij op eens zijn werk half-af in den steek laten en stiekum nit huis glippen. Uren later vonden ze hem dan in de kleine openbare Leeszaal van de buurt, verdiept in de lectuur van reisbeschrijvingen, kleurige tijd schriften, met prachtige platen erin van wildernis sen en Zuidzee-eilanden en verhalen over men- scheneters, met wuivende palmen en azuurblauwe zeeën en meren. Juffrouw Rider, die cuwe Billy twintig jaar nl vreesde en die hij vereerde en gehoor zaamde, had een grondige afkeer van dit geheime léven van ouwe Billy, waarvan zij geen notie had. Om daar je tijd weer te zitten verdoen en te ver- slampamperen. hèe luiwammes?!" placht zo dan uit te varen, „in plaats van behoorlijk je werk te doen!" Ouwe Billy zat dan stil en schuldbewust in het kamertje, zei geen woord. Nietwaar? Sommige willen toch zoo sallemanders graag een andere kant uit, een heel andere kant, 't is gek. marrpNu, en omdat hij dan niets terug zei. om zich te veront schuldigen, werd juffrouw Rider sarcastisch, be trok hun zoon in het gesprek en zei: „Jawel, je vader is een lord, snap je wel, jongen, een arristekraat! Jij jongen, en ikke, wij hinne veuls te min voor hem, wij binne lucht voor hem, wij binne niet goed ge- nog voor je vader, om tege te spreken. De luiwam mes!" Zoo ging juffrouw Rider dan te keer tegen die drommelsche, schuldbewuste Billy. Het. was een zware, groote vrouw en ze rommelde zoo onheilspel lend met de borden in de keuken, dat je vreesde, dat ze elk oogenblik het kamertje binnen zou komen en met haar groote voeten op ouwe Billy trappen, als op een bakkerstor. Ouwe Billy was op die manier altijd op de vlucht, om de ruzie-achtige, groote juffrouw Rider te ont vluchten, en de heele misère van thuis Dag aan dag zat hij in de leeszaal, met zijn neus begraven in de reistijdschriften en boeken met kleurige platen van vreemde landen, om een uurtje in het geheim van de glans van het leven te genieten, stiekum Avond aan avond keek hij de treinen na, die naar van hem haar heil verwachtte. Hij wist weinig van vrou wen; misschien waren alle vrouwen zou koud als Fenella Hij voelde weer de fluweelzachte wang, die hij met zjjr. lippen beroerd had. Ze mocht nu niet veel om hem ge ven. hij zoii wel maken dat het veranderde, zijn eigen liefde waa zoo vast en zoo diep; ééns dan zou ze Hij liep de stoep op en stak de sleutel in de deur.ging zijn stil huls door naar zijn studeerkamer, waar hij meestal zat. De bedienden wachtten nooit op hem. Het licht was op toen bij binnenkwam en uit een gemakkelij- ken stoel stond Iemand op om hem te begroeten. Tot zijn onuitsprekelijke verbazing was het Harry Ransom. Zoo Ransom, ben Jij het? vroeg hij op hem toeloo pend met uitgestoken hand. Maar de jongen deed alsof hij die niet zag en hield zijn handen diep ln zijn zakken Ziin gezicht was vaal. zijn oogen hadden roode randen Hij was het toonbeeld van diepe ellende. Ballantyne. die hem op het kantoor had genomen op verzoek van John Ransom, wist eigenlijk niet veel van den jongen af; hij vond hem een echte jonge slingel. Harry's manieren wa ren niet bepaald innemend, maar nu. als broer van het meisje, waarmee hij ging trouwen, moest hij hem wel anders behandelen. Verbaasd! riep hij uit als antwoord op de gemom pelde verontschuldiging van den Jongen. Wel, natuur lijk, want je hebt mij nog nooit van die nachtelijke visites gemaakt Maar ik vind het best hoor, ga zitten, wil je? Het licht van de lamp viel vol op Harry. Hij bedekte zijn gezicht half met zijn hand. Zonder er acht op te slaan deed Ballantyne de kap van de leeslamp iets la ger. Harry gaf een zucht van verlichting. Er was echt verdriet en een geweldige tragedie in zijn oogen. Hij keerde zich met zichtbare moeite naar Ballantyne toe. alsom zich zelf aan te sporen te zeggen wat hij op het hart had. Op een tafeltje stond een blad met een flesch whisky en een syphon en een kistje sigaren. -Ballantyne zette het tusschen hen in, noodigde Harry met een handbewe ging uit om zich te bedienen, maar de jongen weigerde. Ik zou stikken, zei hij. Hij had altijd moeite om zich te uiten, maar nu leek het hem haast onmogelijk. Ik ben gekomen om op te biechten. Hindert het U als ik rondloop, terwijl ik zeg wat mij op het hart ligt? Ik geloof dat het mij dan minder moeilijk valt. Zooals je wilt natuurlijk, antwoordde Ballantyne. die het vermoeden kreeg dat Harry als man tegen man met hem wilde praten. Door het een of ander was hij van jongen tot man geworden. Ballantyne ging zitten, nam een sigaar, stak hem aan. vol aandacht voor zijn bezoeker. Ket volgende oogenbllk kwam Harry ln het licht bij de tafel en spreidde voor hem op de tafel een stapeltje bankpapier en een handvol goud uit. Ballantyne keek van de tafel naar het verwilderde gezicht van den jongen. Hij vroeg niets. Harry leunde over de tafel. Uw geld, zei hij, wat er van over is. Ballantyne vertrok geen epler, op het oogenblik drong de beteekenis ervan niet tot hem door.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 21