BRIEVEN OVER ENGELAND.
De eeuw van het...
Bureaucratius.
Kring Noordholland der Centr. Vereeniging
voor School- en Werktuinen.
BILLY BOO.
optredende gemeentenaren ook nog de handen hoven
het hoofd, misschien uit overmaat van burgervaderlijke
zorg en liefde, doch de officier kon deze houding niet
onverdeeld goedkeuren en toonde zulks, door tegen Okke
W. f 40 boete of 40 dagen te requireeren. De politie
rechter sloot zich volkomen bij dit voor onzen gemoede
lijken en gelijkmatigen officier zeer scherpe requisitoir
aan en veroordeelde den smader van den gezagshand-
haver tot f 30 boete of 30 dagen.
DEN MOND GESTOPT EN OP ZIJN PLAATS GEZET
De heer Piet A., de zoon van een gefortuneerd land
bouwer te Heerhugowaard, schept er een kinderachtig
behagen ip om zijn buurman Theodorus Wijnker voort
durend onaangenaam te bejegenen en hem te onthalen
op misselijke scheldwoorden, zooals slak, bangeschljter
en meer dergelijk moois. Nu Is Wijnker helaas geen
forsche robuste kerel, die zich kan doen respecteeren
door de kracht zijner vuisten, doch de zwakke kan'toch
altijd nog bescherming vinden bij den politierechter,
wat hij dan ook zocht, toen Piet A. hem 21 Januari
bij een ontmoeting op den Westerdijk opnieuw beleedig-
de. De heer Wijnker genoot dan ook Maandagmiddag,
toen Piet terecht stond, een volledige voldoening, aan
gezien de politierechter dezen, om hem voorgoed on
schadelijk te maken, veroordeelde tot 14 dagen gevange
nisstraf, doch voorwaardelijk met 1 proefjaar, zonder
"bijzondere voorwaarden, daar Piet, uitgezonderd zijn
manie om buurman Wijnker te „pesten" gunstig bekend
staat en dus geen toezicht noodlg heeft Doch waagt
h\j het, nog eenmaal zijn buurman te hinderen, dan zal
htj zonder pardon met 14 dagen cel-afzondering worden
gestraft. Pas dus op, vriend Piet, bedenk: alle dagen
bruine boonen is ook *oo lekker niet!
DIE NIET HOOREN WIL. MOET BETALEN.
E<?n te Hippolytushoef op Wierlngen wonend los
arbeider en miniatuur-aannemer, Arie D. had op 21
Januari de vrijheid genomen ongevraagd en ongewelgerd
zich een wagonlading puin, liggende op den afsluitdijk
en nog wel eigendom van den Staat der Nederlanden,
het eenige eigendom vrees ik, dat ons voor ons goeie
belastinggeld zal worden aangeboden, toe te eigenen. HIJ
werd door den opzichter Klos ernstig, gewaarschuwd,
deze onrechtmatige puln-annexatle te staken, doch Arie
achcon doof aan dat oor en snoepte nog eens 'n wagentje
vol, met het minder aangename gevolg, dat hij Maan
dag terecht staande, ter zaW diefstal, werd veroordeeld
tot f 25 boete of 25 dagen en bovendien nog heel wat
moest verduren, wat hem niet vleiend in de ooren zal
hebben geklonken, doch waaraan we verder maar geen
publiciteit zullen geven.
DE VERLEIDING WAS TE STERK.
Op 16 Januari vond gedurende een wandeling de
vrouw van een werkloos los-arbelder te Alkmaar, Arie
Sm., in de Wilhelminalaan een gouden rijder, een ouder-
wetsche betalingsmunt, tot broche omgewerkt Het was
natuurlijk als eerlijk man zijn plicht geweest deze vondst
bij de politie aan te geven, doch de strijd tusschen de
liefde voor het zoo begeerde geld tot eenige leenlglng
van het heerschend gebrek overwon de plicht der eer
lijkheid en Arie bracht de broche niet naar meneertje,
maar naar „oome Jan", die hem er 4 gulden op beliefde
te geven. Het uitblijven van de aangifte dezer vondst
gaf natuurlijk de politie aanleiding een onderzoek in te
stellen en het duurde dan ook niet lang of de niet
„eerlijke vinder" werd opgeschommeld en stond heden
terecht, om door den politierechter tot 1 maand voor
waardelijk met 1 jaar proeftijd veroordeeld te worden.
OUDE LIEFDE ROEST MAAR ZELDEN.
De 27-jarlge metselaar Jac. R. te Helder, had een
stevige liaison gehad met een zekere mej. de wed. S.,
welke relatie volgens Jacob niet zonder gevolgen was
gebleven. Het scheen echter wel, dat de beminnelijke,
doch wispelturige weduwe later haar zinnen had gezet
op'cen flinken korporaal-schrijver der Kon. Ned. Marine,
zeer tot teleurstelling van den versmaden metselaar, die
op 16 Januari, toen hij zijn geliefde weduwe stevig
gearmd met den korporaal voor zich uit zag wandelen,
'zijn jalouzie niet kon bedwingen en den korporaal van
achter een zoo hevige duw gaf, dat hij voorover viel
en tamelijk onzacht met de knieën op straat terecht
kwam. De vurige metselaar stond heden voor deze mis
handeling tercht en werd met In achtneming van „ver
zachtende" omstandigheden, hoewel de matroos zijn
knietjes nog voelde, veroordeeld tot f 7 boete of 7 dagen.
Hierna afzwaaien.
DAVERENDE DINGEN.
In een vergadering uitgeschreven door een van de
negen en negentig duizend en negentig honderd ne
gen en negentig vereenigmgen van ons lieve Vader
land, houdt de heer Slaapwel, lid van het hoofdbe
stuur, ongeveer de volgende rede:
Dames en Heeren!
Met heel uw naar wetenschap versmachtend hart,
verlangt u naar een oplossing van de vraag, in welke
eeuw wij leven. Welnu, mijne dames en heeren, ik
ben hier gekomen om u de oplossing dier vraag aan
de hand te doen. Ik zou het ntfj gemakkelijk kunnen
maken, door te zeggen, dat wij leven in een groote
eeuw, in ieder geval, dat wij leven in een eeuw. (Met
stemverheffing) Natuurlijk leven wij in een eeuw.
Zelfs onze voorouders leefden in een eeuw, en zouden
wij, terwijl de maatschappij sindsdien zich zoozeer
ontwikkeld heoft niet leven in een eeuw. Wij leven
dus wel degelijk in een eeuw. Maar uw vraag is het
en van uw nangelaat lees ik, dat ge hunkert naar de
oplossing van die vraag, uw vraag is het, zeg ik, in
welke eeuw. (De spreker neemt een slok water, het
publiek hoort hem slikken en de stilte veroorzaakt
een stijgende spanning).
Ik zei dus, dat wij leven in een eeuw en ik raeon
biet alleen, dat ik u dat duidelijk genoeg heb aange
toond, maar zelfs, dat ik geen verdere argumenten
behoef aan te voeren ter staving van mijn bewering,
flat wij in een eeuw leven. Maar nu, in welke eeuw?
In de eeuw van het kind? Neen, mijne geachte da
mes en heeren! In de euw van het licht? Deze uit
drukking is evenmin juist, daar 'beiden immers
slechts een gedeelte der maatschappij omvatten.
Neen, geachte dames en heeren, wij leven in de eeuw
van het knoppie!
Ik zie de verwondering uit uw gezicht opvlammen;
ik hoor zelfs een onderdrukt lachen, en nogmaals
/cg ik u, dat wij leven in de eeuw van het knoppie.
Neen, niet het koppie! maar het knoppie! Is het u
dan niet opgevallen, dat alles wat wij heden wen-
schen in ons leven per knop geschiedt. De eenvou
dige, draaiende beweging aan het knoppie, verschaft
ons vele vreugden. Het geeft ons licht en warmte,
muziek, zoo in een gogrepen uit den aether en rein
heid, als het stof zoo in eens uit onze woning wordt
weggezogen. Het is het knoppie wederom, dat -ns
de vreugde schenkt van vuur en vlam, koude en
warmte, al naar de omstandigheden zulks ver-
eischen. En er zal een tijd komen, dat een simpel
knoppie ons een weiverzorgden disch ter tafel zal
brengen, in 't kort, dat het knoppie zal doen wat wij
tot heden zelf hebben moeten doen. Dames en hee
ren! Wij leven in een eeuw. Wij leven In de eeuw van
het knoppie
OP DEN UITKIJK.
Bureaucratius Is een verschrikkelijöwezen. Hij hulst
sinds jaren ln rijks- en gemeentebureaux, waar hij zich
tusschen stoffige folianten vastklemt aar. den letter der
wet en nooit iets begreep van den geest daarvan. Bu
reaucratius zet kostbare bestuursapparaten ln werking
om een halve cent belasting op te vorderen en als het
te paskomt, schrijft hij brieven aan zichzelf en beant
woordt die ambtelijk.
Bureaucratius is ongenietbaar. Aan hem is alle men-
schelijkheid vreemd; hij is een machine, die met wetboe
ken wordt gestookt en die alleen voorschriften en ver
ordeningen produceert
In Prulschen heerschte hij voor den oorlog ln alle ran
gen en standen der maatschappij. Bij ons had men hem
weten in te sluiten in departements- en secretarie-loka
len.
Bureaucratius Is thans echter weten uit te breken.
Voor het eerst beet hij zich vast aan een betrekking in
het volle leven, trad hij naar buiten in die wieling der
alledaagsche dingen. Hoe dit eerste optreden afliep,
meldden deze week de bladen.
Te Hillegersberg had men dezer dagen kwart over tien
ontdekt, dat er aan de Noord-Oostzijde van de gemeente-
brand woedde. De lucht zag verdacht rood en aanvanke
lijk dacht men, dat de brand in de Hillegersbergsche
Molenlaan woedde. Terstond zijn vier handbrandspuiten
en de motorspuit derwaarts uitgerukt onder leiding van
brandmeester Bureacratlus. In de Molenlaan was echter
niets van een brand te bespeuren, deze was Iets verder
weg en wel aan de linker Rottekade, juist over de grens
in de gemeente Bergschenhoek. De Bergschenhoeksche
spuit was echter in geen velden of wegen te zien en daar
de brand reeds vrij hevig was, bleek doortastend op
treden dringend noodlg. De Hillegersbergsche spuitgas
ten wilden daarom met man en macht beginnen, doch
daar ontstak Bureaucratius in woede. Met een paarsig-
aangeloopen gezicht brulde hij: „Achterwaarts. Halt.
Geen stap ln de richting van het vuur."
Bureaucratius wist, dat bij zijn vertrek uit Hillegers
berg nog geen officieel verzoek bij hem uit Bergschen
hoek was binnengekomen om assistentie en al schreeuw
den de menschen, bij wie de brand woedde ook nog zoo
luid om hulp: Bureaucratius oordeelde, dat dit geen
officieele noodkreet was en bleef bij verbod.
Al zou een geheele familie, al zouden tien families in
de vlammen zijn omgekomen: Bureaucratius was bij zijn
beslissing gebleven. Zoo gebeurde het, dat vijf spuiten
bij een grooten brand stonden en de bemanning geen vin
verroerde.
Toen de spuit van Bergschenhoek eindelijk arriveerde,
viel er niets meer te doen dan nablusschen. Twee groo
te gebouwen waren een prooi der vlammen geworden.
Met een breeden grijnslach marcheerde Bureaucratius
af. Zijn voldoening zal nog grooter zijn geweest, toen hij
den anderen dag kon lezen, dat de eigenaars van de
waardevolle gebouwen niet verzekerd waren. Dat komt
er van, zal hij gezegd hebben, wanneer men niet voor
iets officieels zorgt. Wie zet dezen Bureaucratius achter
slot en grendel?
De dank der natie zou hem toestroomen.
22 Februari 1930.
Enkele weken geleden ben ik hevig geschrokken.
Ik meende, dat er plotseling een eind was gekomen
aan het Britsche rijk. Of, in elk geval, dat dit rijk
wankelend aan don rand van een peilloos diepen af
grond stond.
Ilot was de schuld van The New Forget-Me-Not,
een kalender in boekvorm, waaruit ik plichtsgetrouw
eiken Zaterdagavond het artikeltje van de afgeloo-
pen week lees. Het zijn maar korte artikeltjes, twee
bladzijden op zijn meest, en zonder uitzondering van
bekende schrijvers. Dien keer was het Maurice Ba
ring, die aan het woord was.
Als onderwerp had Mr. Baring St. Valentine's Day
gekozen. Ik herinner me. dat ik wel eens eerder over
dien dag geschreven heb. De veertiende Februari
gaat in ons land onopgemerkt voorbij, maar Enge
land viert dan een oud gebruik. Het is op dien dag,
dat. menig meisje zich afvraagt (of misschien haar
ouders wijsmaakt, dat ze het zich afvraagt) van wien
ze toch die kleurige ansicht met het doorboorde
hartje en dat aandoenlijke versje kan ontvangen
hebben.
Afvraagt zeg ik? Afvroeg had het moeten
zijn. Immers, daar staat het duidelijk voor me, in
het artikel van Maurice Baring: „Nu is dit. alles
voorbij. Er zijn geen Valentinekaarten meer tb zien
voor de winkelramen."
Het was me terstond duidelijk, dat dit het begin
van het einde moest beteekenen voor het groote Brit
sche rijk. Als dat begint zijn oude gebruiken op te
geven, is er werkelijk iets heel ernstigs aan de hand.
Vol van ontzetting greep ik naar vulpen en brief
kaart en tien minuten later was de opdracht aan
mijn Londensche boekhandelaar onderweg:
„Zend per omgaande drie Valentinekaarten."
Per omgaande had ik ze. Maurice Baring had me
onnoodig op kosten gejaagd. En het Britsche rijk kan
dus weer een paar jaar mee.
Ze liggen op het oogenblik voor me op mijn-bureau.
Een roosje van echte zij geborduurd, rood op een
blauwen achtergrond, met een blauwe zwaluw op een
oranje nestje, en daar om heen in keurig gewerkte
zijden lettertjes: My I.ove to You.
Of een andere kaart: Een boom vol vruchten. Wel
ke? Mij helaas onbekond, maar ze houden net mid
den tusschen een Philipslamp en een geverfd Paasch-
ei. De bladeren zijn van een karteling. die ik tot nog
toe alleen bij de drietand van Neptunus heb meenen
op te merken, en de stam doet het meest denken aan
een gedraaide tafelpoot, maar dan een, die mislukt is.
Voor den boom staat een juffrouw, gekleed in 't rose
en wit. Ze is alleen, wat maar goed is, want ze be
slaat door haar hoepelrok een oppervlakte, die onge
veer gelijk is aan den kruin van den boom.
Deze jonge dame is aan het gieten Ze is wel niet
in een gietcostuura, maar daardoor past ze beter bij
den boom, die immers ook niet in een boomcostuum
is cn bij de rest van den tuin. In de allereerste plaats
past ze bij haar gieter.
Ik heb werkelijk we! aardig wat ondervinding van
gieters. In mijn kamer gebruik ik voor mijn tulpen
en crocusscn een exemplaar, dat uit zuivere ambitie
naar twee kanten tegelijk schenkt, wat zijn bezwaren
heeft. Tenminste wonneer ik zelf den vloer moet op
dweilen.
Voor den tuin heb ik er twee. De eene is alleen
voor het voorste gedeelte van den tuin te gebruiken.
Je zou kunnen zeggen, dat hij lekt, maar dat is zoo'n
zwakke term voor de stevige waterstraal, die uit den
modern te voorschijn komt Voor het grasveld vlak
bij huis is hij uitstekend geschikt.
r)e andere gieter zou een model in zijn soort zijn,
wanneer hij maar wat kalmer van aard was. Lek
ken doet hij niet, maar schenken! Je hebt vijf mi
nuten noodig om hem te vullen, en vijf seconden om
hem weer leeg te schenken. Als je hem gebruikt voor
jonge plantjes, kun je ze gewoonlijk later weer terug
einden op een afstond van een meter of tien.
Verder ken ik nog den gieter van een goeden vriend
van me. Die leent altijd een haarspeld van zijn
vrouw, voor hij begint te gieten. Daar kan hij de
gaatjes gemakkelijker mee open prikken, zegt hij, dan
met een lucifer of mei zijn vulpen.
En ten slotte mag ik niet vergeten met welk ini-
strument het zoontje van onze vroegere buren op
heete zomersche dagen de smachtende planten lafe
nis verschafte. Die gebruikte daarvoor een eierdopje.
Ik heb er menigmaal niet aandoening naar staan kij
ken. Hij legde ongeveer anderhalven kilometer af,
wanneer hij den seringeboom achter in zijn tuin een
heel bescheiden badje gaf.
Maar al die instrumenten lijken niets op den gie
ter, die de rose en witte dame op mijn Valentinekaart
gebruikt, of boter gezegd, niet gebruikt. Ze laat hem
rusten in een buitengewoon bevallige houding op de
zuidwestelijke punt van haar hoepelrok, die er niet
de minste indeuking door vertoont Dit behoeft trou
wens volstrekt niet te verwonderen, want het plaatje
toont duidelijk, dat de gieter van bordpapier is ge
maakt. Water zit -r dan ook niet in. Als er water in
zat, zou het bij de helling, die Rosewitje aan den tuit
geeft, uit moeten vloeien, wat niet het geval is. Maar
om eerlijk te zijn, moet ik zeggen, dat dat ook nog
aan een andere oorzaak kan liggen. De gieter is na
melijk bij vergissing niet voorzien van een broes,
maar de maker heeft er een heel onregelmatigen
aardappel met vijf opvallend groote pitten opgezet.
Rosewitje is zich zóó goed bewust, dat er geen water
uit den aardappel zal komen, dat ze bcscheidenlijk
een anderen kant uitkijkt 't Is wel een vroulijk gie-
tertje overigens, zwart, met breede gele bies langs
den bovenkant, gele aardappel, geel hengsel en een
geel handvat. Verder nog een paar rose linten, die
klaarblijkelijk overgebleven zijn van de garneering
van den hoepelrok.
Wat er precies gebeurd zou zijn, wanneer de gieter
wel gegoten zou hebben, durf ik niet zeggen. Het idéé
schijnt te zijn, dat we ons in een tuin bevinden, maar
hoewel ik toe moet geven, dat er twee rozen, een roo-
de en een gele, aan twee onnatuurlijk breede gras
halmen groeien, bestaat de flora overigens uit niets
dan drie gele, drie rose en één chocolade borstplaat.
De ruimte tusschen de borstplaten op den grond cn
de Philipslampen aan den boom, wordt ingenomen
door een vers, waarboven met groote letters prijkt:
Voor niemand anders dan voor jou,
lomand denkt aan jou,
En zal je altijrl trouw zijn.
Zijn gedachten zullen steeds
Voor niemand dan voor jou zijn.
Terwijl ik dit schrijf, bedenk ik me plotseling, dat
ik toch eigenlijk een groote misdaad begaan heb, door
deze kaarten te bestellen. Daar liggen, ze nu op mijn
bureau, om bekeken to worden door een grijsgebaar
den man, die niet eens ziet, dat die borstplaatjes hart
jes zijn, en die roosjes dubbele vergeet mij nietjes.
Die kaarten hadden immers nooit mijn huis in hoo-
ren te komen. Ze behoorden op dit oogenlilik met een
verwelkte roos, een volgeschreven balboekje, on een
brief van hem (de eerste) in een kastje te liggen,
waarvan zij alleen den sleutel denkt te hebben, en
welks inhoud zij des avonds, en de dienstbode des
morgens bewondert.
Maar ik troost me met de gedachte, dat de kaarten
toch haar dienst gedaan hebben. St. Valentine bestaat
nog, en Maurice Baring heeft ongelijk gehad. Op zijn
allerzachtst gezegd, heeft hen overdreven. Nog steeds
kan de verliefde jongeling in Engeland op den veer
tienden Februari laten zien dat hij aan haar en aan
haar alleen denkt. Laten we hopen, dat het nog lang
zoo mag blijven.
(Ja, ik weet wel, dat ik de derde kaart niet be
schreven heb. Makkelijk genoeg om me dat te ver
wijten. Maar ik wou, dat U het eens probeerde. Ik
heb het ding nu al minstens tien keer. aangekeken,
maar ik kan er nog steeds niet meer uit maken, dan
een op- of ondergaande zon, met een wonderlijk roch-
ten tweekleurigen regenboog, die ook een spoorbaan
kan zijn, en een mandje in den vorm van een room
hoorn, gevuld met bloemen, waarschijnlijk ook met
druiventrossen, en niet onmogelijk met stukjes van
kousenbanden, ln elk geval, ik geef het op.)
Tenolndo ln breeden kring tegemoet tc komen aan de
vele vragen naar het werk der Verecnigingen voor
School- en Werktuinen, maken wij zeer gaarne een
dankbaar gebruik van de verkregen vergunning, mid
dels dit blad daaraan meer algemeene bekendheid te
geven.
De School- en Werktuin is eene uitheemsche plant, die
haar bakermat heeft ln Oostenrijk, dat reeds in 1906 een
aantal van 13197 schoolwerktulnen bezat Echter, ook
Engeland, Zwitserland en. Duitschland bezitten ze in
groote getale, terwijl in Noorwegen, Zweden,. Amerika
en Frankrijk de beweging veel veld wint
Sedert de oprichting der Centrale Vereeniging voor
School- en Werktuinen en voor Boomplantdagen in Ne
derland 1918 is het baanbrekend werk voor Nederland
begonnen, met als gevolg, dat thans 2 gemeenten ('s-
Gravenhage en Hengelo) van gemeente-wege werktuinen
I
„Nu moet u en uw vrienden met ons soupeeren,"
zeide de graaf tot Billy. „Ik ben er zeker van, dat
u wel honger zult hebben na uw avontuur met
de roovers."
„Nou een beetje honger hebben we wel," zelde
Billy beleefd en Jerry en Redneb knikten met
het hoofd, om aan te toonen, dat ze het vol
komen eens waren met Billy.
„Kom, wilt u mij volgen, zeide de gravin, terwijl
zij hun voorging op den weg naar de eetzaal.
Na het eten moet u rechtstreks naar bed, want
anders zoudt U morgenochtend te moe zijn om
aan de jacht deel te nemen.
Daarmede was Billy het volkomen eens en toen
ze gegeten hadden, en het smaakte hun als koek,
gingen ze naar bed.
exploiteeren en 19 particuliere Vereenlgingen bij de Cen
trale zijn aangesloten, verspreid over alle provincies des
lands,
De provincie Noord-Holland bezit er daarvan een
groot deel met hare afdeellngen Amsterdam. Bloemen-
daal, Eussum, Haarlem en Omstreken, Hilversum, Naar
den, Velsen en Zaandam, terwijl nog ln enkele plaatsen
particuliere vereenlgingen ln wording zijn. Alleen reeds
in deze provincie, zullen in 1930 meer dan 3000 school
kinderen van het Lager Openbaar en Bijzonder Onder
wijs tuinonderwijs ontvangen.
Het groote doel met dit onderwijs beoogd, is, in 't kort
gezegd, méér natuurvrienden te vormen dan er nu .zijn,
en daardoor de innerlijke beschaving van ons Volk op
een hooger peil te brengen. De bestaans-noodzakelijkheid
in Nederland van Vereenigingen tot Dierenbescherming
tot bescherming van vogels, tot behoud van Natuurmo
numenten, tot wering van drankmisbruik en zoovele
méér, wijzen alle er op, dat er aan die innerlijke bescha
ving van het Nederlandsche Volk nog moet worden ge
werkt; hoe vroeger nu daarmede wordt begonnen, hoe
meer succes er van kan worden verwacht. Nu is het een
onweersproken feit dit wordt algemeen erkend, dat
dit natuur-onder -nze werktuinen een krachtig
werkend middel in goede richting in te werken
op het karakter v~n het kind, en zeer sprekende staaltjes
uit de praktijk der Werktuinen zouden daarvan kunnen
worden medegedeeld.
Het onderwijs wekt in hooge mate de belangstelling
der leerlingen op, die het mogelijk maakt tijdens dat on
derwijs ruwheid, baldadigheid, wreedheid, zorgeloosheid
en slordigheid te bestrijden en arbeidslust en liefde tot
de taak aan te kweeken.
De erkenning van de veelzijdigheid van het nut van
dit onderwijs wordt genoegzaam aangetoond door de
velerlei groepen van personen, die den stoot geven tot
de oprichting eener Vereeniging. HIER zijn het Onder
wijsmannen, DAAR is het een Departement van het Nut
tot 'fr Algemeen Belang, ELDERS een of meer groot-fa
brikanten. Tuchtunie, Natuurhistorische Vereeniging,
Drankbestrijders enz. enz., die hun belang door de op
richting van een werktuin zien gediend.
Bijna overal ziet men samenwerking van de geheele
of een groot deel der bevolking van de gemeente, als er
eenmaal door den een of ander en begin is gemaakt.
Een groote aantrekkelijkheid van dit onderwijs is dan
ook gelegen in het feit, dat welhaast niemand er gron
dige bewaren tegen kan aanvoeren.
Hier ligt waarlijk nu eens een terrein, waarop geene
splitsing van het Nederlandsche Volk plaats vindt, maar
Integendeel samenvoeging ei; samenwerking. Kinderen
uit alle standen en uit alle groepen der bevolking ont
moeten elkaar ln den gezamenlijken werktuin bij het
zelfde doel, n.1. de verzorging van hun eigen tuintje, en
de gezamenlijke verzorging van den geheelen tuin.
Ieder leerling krijgt n.1. in den Werktuin een eigen
lapje grond van 20 M2. en leert daarop onder leiding van
daarvoor aangestelde leiders, het telen van groenten,
bloemen, knol- en bolgewassen en de verdere verzorging
daarvan.
Het onderwijs beeft plaats buiten de schooluren, veelal
op Zaterdag- en Woensdagmiddag in de maanden April
tot einde October, en het is een lust, het werken van
zoo'n honderd jongens en meisjes te zien. Met trots en
zelfvoldoening voeren zij de producten van hun vlijt la
ter naar moeder, of brengen zij in .vollen bloeitijd man
den vol bloemen, geplukt in alle tuintjes naar de zieken
huizen.
Voor huur van den grond, gebruik van gereedschappen
voor zaden en meststoffen betalen zij wekelijks een klei
nigheid, bijv. f 0.10 dat v.n.1. eene opvoedkundige strek
king heeft.
Wy willen dit korte overzicht besluiten met een wenk
aan voorstanders van dit onderwijs, om gemakkelijk tot
de oprichting eener vereeniging te uwent; te kunnen ge
raken. Immers, overal waar dit werk wordt bekend ge
maakt zijn er personen aanwezig, die zouden willen me
dewerken aan het tot stand brengen eener vereeniging.
Een begin ontstaat veelal niet, omdat zij geen middel
punt hebben waarvan leiding bij het begin kan uitgaan.
De KRING NOORD-HOLLAND wil dit middelpunt
zijn. Indien voorstanders van eene oprichting eener
plaatselijk vereeniging zich bij ons secretariaat aanmel
den, brengt dit die voorstanders tezamen in een voor-
loopig comité, dat daarna verder door lezingen met licht
beelden en een film der centrale vereeniging, plaatse
lijke propaganda gaat voeren om tot de stichting eener
vereeniging te kunnen geraken.
De kosten van dit propagandistisch voorbereidend
werk komen ten laste van den KRING NOORD-HOL
LAND, die daartoe in staat is gesteld door eene Pro
vinciale subsidie, die ook jaarlijks wordt gegeven aan
afdeelingen van den KRING. Deze verleent ook verder
daadwerkelijken en finantleelen steun voor de stichting
van een of meer werktuinen.
Ons hieronder genoemd secretariaat zal gaarne namen
wen uit alle stamden en groepen der bevolking, die in de
en adressen van personen ontvangen, mannen en vrou-
gemeente willen medewerken om tot de stichting eener
plaatselijke vereeniging te geraken; het zal daarna in
bovenaangegeven richting verder werkzaam zijn.
Het Dag. Bestuur van opgemelden Kring,
A. D. DE ROOS,
Secretaris,
Johannes Verhulstweg 35,
Santpoort-Station.
Den volgenden morgen, toen Billy en zijn vrien
den wakker waren geworden, hoorden ze een
groot lawaai onder de vensters van hun slaap
kamer en toen zij door het raam keken, zagen
ze op de binnenplaats van het kasteel wonder
lijke dingen.
De binnenplaats van het kasteel was vol met
paarden, staljongens, honden en jagers in hun
scharlakenroode kleeding. Het gestamp van d»
hoeven der paarden vermengde zich met het ge
blaf der honden. Staljongens schreeuwden en
liepen heen en weer, de oppassers van de hon
den klapten met hun zweepen, de jagers hielden
de paarden in bedwang.
Billy had nooit zooiets gezien.
„Vooruit Jongens, voortmaken.," riep hij, ander»
komen we te laat voor de jacht".
Die jongens boffen, die zullen een pret hebben.