BRIEVEN OVER ENGELAND. De eeuw van het... Bureaucratius. Kring Noordholland der Centr. Vereeniging voor School- en Werktuinen. BILLY BOO. optredende gemeentenaren ook nog de handen hoven het hoofd, misschien uit overmaat van burgervaderlijke zorg en liefde, doch de officier kon deze houding niet onverdeeld goedkeuren en toonde zulks, door tegen Okke W. f 40 boete of 40 dagen te requireeren. De politie rechter sloot zich volkomen bij dit voor onzen gemoede lijken en gelijkmatigen officier zeer scherpe requisitoir aan en veroordeelde den smader van den gezagshand- haver tot f 30 boete of 30 dagen. DEN MOND GESTOPT EN OP ZIJN PLAATS GEZET De heer Piet A., de zoon van een gefortuneerd land bouwer te Heerhugowaard, schept er een kinderachtig behagen ip om zijn buurman Theodorus Wijnker voort durend onaangenaam te bejegenen en hem te onthalen op misselijke scheldwoorden, zooals slak, bangeschljter en meer dergelijk moois. Nu Is Wijnker helaas geen forsche robuste kerel, die zich kan doen respecteeren door de kracht zijner vuisten, doch de zwakke kan'toch altijd nog bescherming vinden bij den politierechter, wat hij dan ook zocht, toen Piet A. hem 21 Januari bij een ontmoeting op den Westerdijk opnieuw beleedig- de. De heer Wijnker genoot dan ook Maandagmiddag, toen Piet terecht stond, een volledige voldoening, aan gezien de politierechter dezen, om hem voorgoed on schadelijk te maken, veroordeelde tot 14 dagen gevange nisstraf, doch voorwaardelijk met 1 proefjaar, zonder "bijzondere voorwaarden, daar Piet, uitgezonderd zijn manie om buurman Wijnker te „pesten" gunstig bekend staat en dus geen toezicht noodlg heeft Doch waagt h\j het, nog eenmaal zijn buurman te hinderen, dan zal htj zonder pardon met 14 dagen cel-afzondering worden gestraft. Pas dus op, vriend Piet, bedenk: alle dagen bruine boonen is ook *oo lekker niet! DIE NIET HOOREN WIL. MOET BETALEN. E<?n te Hippolytushoef op Wierlngen wonend los arbeider en miniatuur-aannemer, Arie D. had op 21 Januari de vrijheid genomen ongevraagd en ongewelgerd zich een wagonlading puin, liggende op den afsluitdijk en nog wel eigendom van den Staat der Nederlanden, het eenige eigendom vrees ik, dat ons voor ons goeie belastinggeld zal worden aangeboden, toe te eigenen. HIJ werd door den opzichter Klos ernstig, gewaarschuwd, deze onrechtmatige puln-annexatle te staken, doch Arie achcon doof aan dat oor en snoepte nog eens 'n wagentje vol, met het minder aangename gevolg, dat hij Maan dag terecht staande, ter zaW diefstal, werd veroordeeld tot f 25 boete of 25 dagen en bovendien nog heel wat moest verduren, wat hem niet vleiend in de ooren zal hebben geklonken, doch waaraan we verder maar geen publiciteit zullen geven. DE VERLEIDING WAS TE STERK. Op 16 Januari vond gedurende een wandeling de vrouw van een werkloos los-arbelder te Alkmaar, Arie Sm., in de Wilhelminalaan een gouden rijder, een ouder- wetsche betalingsmunt, tot broche omgewerkt Het was natuurlijk als eerlijk man zijn plicht geweest deze vondst bij de politie aan te geven, doch de strijd tusschen de liefde voor het zoo begeerde geld tot eenige leenlglng van het heerschend gebrek overwon de plicht der eer lijkheid en Arie bracht de broche niet naar meneertje, maar naar „oome Jan", die hem er 4 gulden op beliefde te geven. Het uitblijven van de aangifte dezer vondst gaf natuurlijk de politie aanleiding een onderzoek in te stellen en het duurde dan ook niet lang of de niet „eerlijke vinder" werd opgeschommeld en stond heden terecht, om door den politierechter tot 1 maand voor waardelijk met 1 jaar proeftijd veroordeeld te worden. OUDE LIEFDE ROEST MAAR ZELDEN. De 27-jarlge metselaar Jac. R. te Helder, had een stevige liaison gehad met een zekere mej. de wed. S., welke relatie volgens Jacob niet zonder gevolgen was gebleven. Het scheen echter wel, dat de beminnelijke, doch wispelturige weduwe later haar zinnen had gezet op'cen flinken korporaal-schrijver der Kon. Ned. Marine, zeer tot teleurstelling van den versmaden metselaar, die op 16 Januari, toen hij zijn geliefde weduwe stevig gearmd met den korporaal voor zich uit zag wandelen, 'zijn jalouzie niet kon bedwingen en den korporaal van achter een zoo hevige duw gaf, dat hij voorover viel en tamelijk onzacht met de knieën op straat terecht kwam. De vurige metselaar stond heden voor deze mis handeling tercht en werd met In achtneming van „ver zachtende" omstandigheden, hoewel de matroos zijn knietjes nog voelde, veroordeeld tot f 7 boete of 7 dagen. Hierna afzwaaien. DAVERENDE DINGEN. In een vergadering uitgeschreven door een van de negen en negentig duizend en negentig honderd ne gen en negentig vereenigmgen van ons lieve Vader land, houdt de heer Slaapwel, lid van het hoofdbe stuur, ongeveer de volgende rede: Dames en Heeren! Met heel uw naar wetenschap versmachtend hart, verlangt u naar een oplossing van de vraag, in welke eeuw wij leven. Welnu, mijne dames en heeren, ik ben hier gekomen om u de oplossing dier vraag aan de hand te doen. Ik zou het ntfj gemakkelijk kunnen maken, door te zeggen, dat wij leven in een groote eeuw, in ieder geval, dat wij leven in een eeuw. (Met stemverheffing) Natuurlijk leven wij in een eeuw. Zelfs onze voorouders leefden in een eeuw, en zouden wij, terwijl de maatschappij sindsdien zich zoozeer ontwikkeld heoft niet leven in een eeuw. Wij leven dus wel degelijk in een eeuw. Maar uw vraag is het en van uw nangelaat lees ik, dat ge hunkert naar de oplossing van die vraag, uw vraag is het, zeg ik, in welke eeuw. (De spreker neemt een slok water, het publiek hoort hem slikken en de stilte veroorzaakt een stijgende spanning). Ik zei dus, dat wij leven in een eeuw en ik raeon biet alleen, dat ik u dat duidelijk genoeg heb aange toond, maar zelfs, dat ik geen verdere argumenten behoef aan te voeren ter staving van mijn bewering, flat wij in een eeuw leven. Maar nu, in welke eeuw? In de eeuw van het kind? Neen, mijne geachte da mes en heeren! In de euw van het licht? Deze uit drukking is evenmin juist, daar 'beiden immers slechts een gedeelte der maatschappij omvatten. Neen, geachte dames en heeren, wij leven in de eeuw van het knoppie! Ik zie de verwondering uit uw gezicht opvlammen; ik hoor zelfs een onderdrukt lachen, en nogmaals /cg ik u, dat wij leven in de eeuw van het knoppie. Neen, niet het koppie! maar het knoppie! Is het u dan niet opgevallen, dat alles wat wij heden wen- schen in ons leven per knop geschiedt. De eenvou dige, draaiende beweging aan het knoppie, verschaft ons vele vreugden. Het geeft ons licht en warmte, muziek, zoo in een gogrepen uit den aether en rein heid, als het stof zoo in eens uit onze woning wordt weggezogen. Het is het knoppie wederom, dat -ns de vreugde schenkt van vuur en vlam, koude en warmte, al naar de omstandigheden zulks ver- eischen. En er zal een tijd komen, dat een simpel knoppie ons een weiverzorgden disch ter tafel zal brengen, in 't kort, dat het knoppie zal doen wat wij tot heden zelf hebben moeten doen. Dames en hee ren! Wij leven in een eeuw. Wij leven In de eeuw van het knoppie OP DEN UITKIJK. Bureaucratius Is een verschrikkelijöwezen. Hij hulst sinds jaren ln rijks- en gemeentebureaux, waar hij zich tusschen stoffige folianten vastklemt aar. den letter der wet en nooit iets begreep van den geest daarvan. Bu reaucratius zet kostbare bestuursapparaten ln werking om een halve cent belasting op te vorderen en als het te paskomt, schrijft hij brieven aan zichzelf en beant woordt die ambtelijk. Bureaucratius is ongenietbaar. Aan hem is alle men- schelijkheid vreemd; hij is een machine, die met wetboe ken wordt gestookt en die alleen voorschriften en ver ordeningen produceert In Prulschen heerschte hij voor den oorlog ln alle ran gen en standen der maatschappij. Bij ons had men hem weten in te sluiten in departements- en secretarie-loka len. Bureaucratius Is thans echter weten uit te breken. Voor het eerst beet hij zich vast aan een betrekking in het volle leven, trad hij naar buiten in die wieling der alledaagsche dingen. Hoe dit eerste optreden afliep, meldden deze week de bladen. Te Hillegersberg had men dezer dagen kwart over tien ontdekt, dat er aan de Noord-Oostzijde van de gemeente- brand woedde. De lucht zag verdacht rood en aanvanke lijk dacht men, dat de brand in de Hillegersbergsche Molenlaan woedde. Terstond zijn vier handbrandspuiten en de motorspuit derwaarts uitgerukt onder leiding van brandmeester Bureacratlus. In de Molenlaan was echter niets van een brand te bespeuren, deze was Iets verder weg en wel aan de linker Rottekade, juist over de grens in de gemeente Bergschenhoek. De Bergschenhoeksche spuit was echter in geen velden of wegen te zien en daar de brand reeds vrij hevig was, bleek doortastend op treden dringend noodlg. De Hillegersbergsche spuitgas ten wilden daarom met man en macht beginnen, doch daar ontstak Bureaucratius in woede. Met een paarsig- aangeloopen gezicht brulde hij: „Achterwaarts. Halt. Geen stap ln de richting van het vuur." Bureaucratius wist, dat bij zijn vertrek uit Hillegers berg nog geen officieel verzoek bij hem uit Bergschen hoek was binnengekomen om assistentie en al schreeuw den de menschen, bij wie de brand woedde ook nog zoo luid om hulp: Bureaucratius oordeelde, dat dit geen officieele noodkreet was en bleef bij verbod. Al zou een geheele familie, al zouden tien families in de vlammen zijn omgekomen: Bureaucratius was bij zijn beslissing gebleven. Zoo gebeurde het, dat vijf spuiten bij een grooten brand stonden en de bemanning geen vin verroerde. Toen de spuit van Bergschenhoek eindelijk arriveerde, viel er niets meer te doen dan nablusschen. Twee groo te gebouwen waren een prooi der vlammen geworden. Met een breeden grijnslach marcheerde Bureaucratius af. Zijn voldoening zal nog grooter zijn geweest, toen hij den anderen dag kon lezen, dat de eigenaars van de waardevolle gebouwen niet verzekerd waren. Dat komt er van, zal hij gezegd hebben, wanneer men niet voor iets officieels zorgt. Wie zet dezen Bureaucratius achter slot en grendel? De dank der natie zou hem toestroomen. 22 Februari 1930. Enkele weken geleden ben ik hevig geschrokken. Ik meende, dat er plotseling een eind was gekomen aan het Britsche rijk. Of, in elk geval, dat dit rijk wankelend aan don rand van een peilloos diepen af grond stond. Ilot was de schuld van The New Forget-Me-Not, een kalender in boekvorm, waaruit ik plichtsgetrouw eiken Zaterdagavond het artikeltje van de afgeloo- pen week lees. Het zijn maar korte artikeltjes, twee bladzijden op zijn meest, en zonder uitzondering van bekende schrijvers. Dien keer was het Maurice Ba ring, die aan het woord was. Als onderwerp had Mr. Baring St. Valentine's Day gekozen. Ik herinner me. dat ik wel eens eerder over dien dag geschreven heb. De veertiende Februari gaat in ons land onopgemerkt voorbij, maar Enge land viert dan een oud gebruik. Het is op dien dag, dat. menig meisje zich afvraagt (of misschien haar ouders wijsmaakt, dat ze het zich afvraagt) van wien ze toch die kleurige ansicht met het doorboorde hartje en dat aandoenlijke versje kan ontvangen hebben. Afvraagt zeg ik? Afvroeg had het moeten zijn. Immers, daar staat het duidelijk voor me, in het artikel van Maurice Baring: „Nu is dit. alles voorbij. Er zijn geen Valentinekaarten meer tb zien voor de winkelramen." Het was me terstond duidelijk, dat dit het begin van het einde moest beteekenen voor het groote Brit sche rijk. Als dat begint zijn oude gebruiken op te geven, is er werkelijk iets heel ernstigs aan de hand. Vol van ontzetting greep ik naar vulpen en brief kaart en tien minuten later was de opdracht aan mijn Londensche boekhandelaar onderweg: „Zend per omgaande drie Valentinekaarten." Per omgaande had ik ze. Maurice Baring had me onnoodig op kosten gejaagd. En het Britsche rijk kan dus weer een paar jaar mee. Ze liggen op het oogenblik voor me op mijn-bureau. Een roosje van echte zij geborduurd, rood op een blauwen achtergrond, met een blauwe zwaluw op een oranje nestje, en daar om heen in keurig gewerkte zijden lettertjes: My I.ove to You. Of een andere kaart: Een boom vol vruchten. Wel ke? Mij helaas onbekond, maar ze houden net mid den tusschen een Philipslamp en een geverfd Paasch- ei. De bladeren zijn van een karteling. die ik tot nog toe alleen bij de drietand van Neptunus heb meenen op te merken, en de stam doet het meest denken aan een gedraaide tafelpoot, maar dan een, die mislukt is. Voor den boom staat een juffrouw, gekleed in 't rose en wit. Ze is alleen, wat maar goed is, want ze be slaat door haar hoepelrok een oppervlakte, die onge veer gelijk is aan den kruin van den boom. Deze jonge dame is aan het gieten Ze is wel niet in een gietcostuura, maar daardoor past ze beter bij den boom, die immers ook niet in een boomcostuum is cn bij de rest van den tuin. In de allereerste plaats past ze bij haar gieter. Ik heb werkelijk we! aardig wat ondervinding van gieters. In mijn kamer gebruik ik voor mijn tulpen en crocusscn een exemplaar, dat uit zuivere ambitie naar twee kanten tegelijk schenkt, wat zijn bezwaren heeft. Tenminste wonneer ik zelf den vloer moet op dweilen. Voor den tuin heb ik er twee. De eene is alleen voor het voorste gedeelte van den tuin te gebruiken. Je zou kunnen zeggen, dat hij lekt, maar dat is zoo'n zwakke term voor de stevige waterstraal, die uit den modern te voorschijn komt Voor het grasveld vlak bij huis is hij uitstekend geschikt. r)e andere gieter zou een model in zijn soort zijn, wanneer hij maar wat kalmer van aard was. Lek ken doet hij niet, maar schenken! Je hebt vijf mi nuten noodig om hem te vullen, en vijf seconden om hem weer leeg te schenken. Als je hem gebruikt voor jonge plantjes, kun je ze gewoonlijk later weer terug einden op een afstond van een meter of tien. Verder ken ik nog den gieter van een goeden vriend van me. Die leent altijd een haarspeld van zijn vrouw, voor hij begint te gieten. Daar kan hij de gaatjes gemakkelijker mee open prikken, zegt hij, dan met een lucifer of mei zijn vulpen. En ten slotte mag ik niet vergeten met welk ini- strument het zoontje van onze vroegere buren op heete zomersche dagen de smachtende planten lafe nis verschafte. Die gebruikte daarvoor een eierdopje. Ik heb er menigmaal niet aandoening naar staan kij ken. Hij legde ongeveer anderhalven kilometer af, wanneer hij den seringeboom achter in zijn tuin een heel bescheiden badje gaf. Maar al die instrumenten lijken niets op den gie ter, die de rose en witte dame op mijn Valentinekaart gebruikt, of boter gezegd, niet gebruikt. Ze laat hem rusten in een buitengewoon bevallige houding op de zuidwestelijke punt van haar hoepelrok, die er niet de minste indeuking door vertoont Dit behoeft trou wens volstrekt niet te verwonderen, want het plaatje toont duidelijk, dat de gieter van bordpapier is ge maakt. Water zit -r dan ook niet in. Als er water in zat, zou het bij de helling, die Rosewitje aan den tuit geeft, uit moeten vloeien, wat niet het geval is. Maar om eerlijk te zijn, moet ik zeggen, dat dat ook nog aan een andere oorzaak kan liggen. De gieter is na melijk bij vergissing niet voorzien van een broes, maar de maker heeft er een heel onregelmatigen aardappel met vijf opvallend groote pitten opgezet. Rosewitje is zich zóó goed bewust, dat er geen water uit den aardappel zal komen, dat ze bcscheidenlijk een anderen kant uitkijkt 't Is wel een vroulijk gie- tertje overigens, zwart, met breede gele bies langs den bovenkant, gele aardappel, geel hengsel en een geel handvat. Verder nog een paar rose linten, die klaarblijkelijk overgebleven zijn van de garneering van den hoepelrok. Wat er precies gebeurd zou zijn, wanneer de gieter wel gegoten zou hebben, durf ik niet zeggen. Het idéé schijnt te zijn, dat we ons in een tuin bevinden, maar hoewel ik toe moet geven, dat er twee rozen, een roo- de en een gele, aan twee onnatuurlijk breede gras halmen groeien, bestaat de flora overigens uit niets dan drie gele, drie rose en één chocolade borstplaat. De ruimte tusschen de borstplaten op den grond cn de Philipslampen aan den boom, wordt ingenomen door een vers, waarboven met groote letters prijkt: Voor niemand anders dan voor jou, lomand denkt aan jou, En zal je altijrl trouw zijn. Zijn gedachten zullen steeds Voor niemand dan voor jou zijn. Terwijl ik dit schrijf, bedenk ik me plotseling, dat ik toch eigenlijk een groote misdaad begaan heb, door deze kaarten te bestellen. Daar liggen, ze nu op mijn bureau, om bekeken to worden door een grijsgebaar den man, die niet eens ziet, dat die borstplaatjes hart jes zijn, en die roosjes dubbele vergeet mij nietjes. Die kaarten hadden immers nooit mijn huis in hoo- ren te komen. Ze behoorden op dit oogenlilik met een verwelkte roos, een volgeschreven balboekje, on een brief van hem (de eerste) in een kastje te liggen, waarvan zij alleen den sleutel denkt te hebben, en welks inhoud zij des avonds, en de dienstbode des morgens bewondert. Maar ik troost me met de gedachte, dat de kaarten toch haar dienst gedaan hebben. St. Valentine bestaat nog, en Maurice Baring heeft ongelijk gehad. Op zijn allerzachtst gezegd, heeft hen overdreven. Nog steeds kan de verliefde jongeling in Engeland op den veer tienden Februari laten zien dat hij aan haar en aan haar alleen denkt. Laten we hopen, dat het nog lang zoo mag blijven. (Ja, ik weet wel, dat ik de derde kaart niet be schreven heb. Makkelijk genoeg om me dat te ver wijten. Maar ik wou, dat U het eens probeerde. Ik heb het ding nu al minstens tien keer. aangekeken, maar ik kan er nog steeds niet meer uit maken, dan een op- of ondergaande zon, met een wonderlijk roch- ten tweekleurigen regenboog, die ook een spoorbaan kan zijn, en een mandje in den vorm van een room hoorn, gevuld met bloemen, waarschijnlijk ook met druiventrossen, en niet onmogelijk met stukjes van kousenbanden, ln elk geval, ik geef het op.) Tenolndo ln breeden kring tegemoet tc komen aan de vele vragen naar het werk der Verecnigingen voor School- en Werktuinen, maken wij zeer gaarne een dankbaar gebruik van de verkregen vergunning, mid dels dit blad daaraan meer algemeene bekendheid te geven. De School- en Werktuin is eene uitheemsche plant, die haar bakermat heeft ln Oostenrijk, dat reeds in 1906 een aantal van 13197 schoolwerktulnen bezat Echter, ook Engeland, Zwitserland en. Duitschland bezitten ze in groote getale, terwijl in Noorwegen, Zweden,. Amerika en Frankrijk de beweging veel veld wint Sedert de oprichting der Centrale Vereeniging voor School- en Werktuinen en voor Boomplantdagen in Ne derland 1918 is het baanbrekend werk voor Nederland begonnen, met als gevolg, dat thans 2 gemeenten ('s- Gravenhage en Hengelo) van gemeente-wege werktuinen I „Nu moet u en uw vrienden met ons soupeeren," zeide de graaf tot Billy. „Ik ben er zeker van, dat u wel honger zult hebben na uw avontuur met de roovers." „Nou een beetje honger hebben we wel," zelde Billy beleefd en Jerry en Redneb knikten met het hoofd, om aan te toonen, dat ze het vol komen eens waren met Billy. „Kom, wilt u mij volgen, zeide de gravin, terwijl zij hun voorging op den weg naar de eetzaal. Na het eten moet u rechtstreks naar bed, want anders zoudt U morgenochtend te moe zijn om aan de jacht deel te nemen. Daarmede was Billy het volkomen eens en toen ze gegeten hadden, en het smaakte hun als koek, gingen ze naar bed. exploiteeren en 19 particuliere Vereenlgingen bij de Cen trale zijn aangesloten, verspreid over alle provincies des lands, De provincie Noord-Holland bezit er daarvan een groot deel met hare afdeellngen Amsterdam. Bloemen- daal, Eussum, Haarlem en Omstreken, Hilversum, Naar den, Velsen en Zaandam, terwijl nog ln enkele plaatsen particuliere vereenlgingen ln wording zijn. Alleen reeds in deze provincie, zullen in 1930 meer dan 3000 school kinderen van het Lager Openbaar en Bijzonder Onder wijs tuinonderwijs ontvangen. Het groote doel met dit onderwijs beoogd, is, in 't kort gezegd, méér natuurvrienden te vormen dan er nu .zijn, en daardoor de innerlijke beschaving van ons Volk op een hooger peil te brengen. De bestaans-noodzakelijkheid in Nederland van Vereenigingen tot Dierenbescherming tot bescherming van vogels, tot behoud van Natuurmo numenten, tot wering van drankmisbruik en zoovele méér, wijzen alle er op, dat er aan die innerlijke bescha ving van het Nederlandsche Volk nog moet worden ge werkt; hoe vroeger nu daarmede wordt begonnen, hoe meer succes er van kan worden verwacht. Nu is het een onweersproken feit dit wordt algemeen erkend, dat dit natuur-onder -nze werktuinen een krachtig werkend middel in goede richting in te werken op het karakter v~n het kind, en zeer sprekende staaltjes uit de praktijk der Werktuinen zouden daarvan kunnen worden medegedeeld. Het onderwijs wekt in hooge mate de belangstelling der leerlingen op, die het mogelijk maakt tijdens dat on derwijs ruwheid, baldadigheid, wreedheid, zorgeloosheid en slordigheid te bestrijden en arbeidslust en liefde tot de taak aan te kweeken. De erkenning van de veelzijdigheid van het nut van dit onderwijs wordt genoegzaam aangetoond door de velerlei groepen van personen, die den stoot geven tot de oprichting eener Vereeniging. HIER zijn het Onder wijsmannen, DAAR is het een Departement van het Nut tot 'fr Algemeen Belang, ELDERS een of meer groot-fa brikanten. Tuchtunie, Natuurhistorische Vereeniging, Drankbestrijders enz. enz., die hun belang door de op richting van een werktuin zien gediend. Bijna overal ziet men samenwerking van de geheele of een groot deel der bevolking van de gemeente, als er eenmaal door den een of ander en begin is gemaakt. Een groote aantrekkelijkheid van dit onderwijs is dan ook gelegen in het feit, dat welhaast niemand er gron dige bewaren tegen kan aanvoeren. Hier ligt waarlijk nu eens een terrein, waarop geene splitsing van het Nederlandsche Volk plaats vindt, maar Integendeel samenvoeging ei; samenwerking. Kinderen uit alle standen en uit alle groepen der bevolking ont moeten elkaar ln den gezamenlijken werktuin bij het zelfde doel, n.1. de verzorging van hun eigen tuintje, en de gezamenlijke verzorging van den geheelen tuin. Ieder leerling krijgt n.1. in den Werktuin een eigen lapje grond van 20 M2. en leert daarop onder leiding van daarvoor aangestelde leiders, het telen van groenten, bloemen, knol- en bolgewassen en de verdere verzorging daarvan. Het onderwijs beeft plaats buiten de schooluren, veelal op Zaterdag- en Woensdagmiddag in de maanden April tot einde October, en het is een lust, het werken van zoo'n honderd jongens en meisjes te zien. Met trots en zelfvoldoening voeren zij de producten van hun vlijt la ter naar moeder, of brengen zij in .vollen bloeitijd man den vol bloemen, geplukt in alle tuintjes naar de zieken huizen. Voor huur van den grond, gebruik van gereedschappen voor zaden en meststoffen betalen zij wekelijks een klei nigheid, bijv. f 0.10 dat v.n.1. eene opvoedkundige strek king heeft. Wy willen dit korte overzicht besluiten met een wenk aan voorstanders van dit onderwijs, om gemakkelijk tot de oprichting eener vereeniging te uwent; te kunnen ge raken. Immers, overal waar dit werk wordt bekend ge maakt zijn er personen aanwezig, die zouden willen me dewerken aan het tot stand brengen eener vereeniging. Een begin ontstaat veelal niet, omdat zij geen middel punt hebben waarvan leiding bij het begin kan uitgaan. De KRING NOORD-HOLLAND wil dit middelpunt zijn. Indien voorstanders van eene oprichting eener plaatselijk vereeniging zich bij ons secretariaat aanmel den, brengt dit die voorstanders tezamen in een voor- loopig comité, dat daarna verder door lezingen met licht beelden en een film der centrale vereeniging, plaatse lijke propaganda gaat voeren om tot de stichting eener vereeniging te kunnen geraken. De kosten van dit propagandistisch voorbereidend werk komen ten laste van den KRING NOORD-HOL LAND, die daartoe in staat is gesteld door eene Pro vinciale subsidie, die ook jaarlijks wordt gegeven aan afdeelingen van den KRING. Deze verleent ook verder daadwerkelijken en finantleelen steun voor de stichting van een of meer werktuinen. Ons hieronder genoemd secretariaat zal gaarne namen wen uit alle stamden en groepen der bevolking, die in de en adressen van personen ontvangen, mannen en vrou- gemeente willen medewerken om tot de stichting eener plaatselijke vereeniging te geraken; het zal daarna in bovenaangegeven richting verder werkzaam zijn. Het Dag. Bestuur van opgemelden Kring, A. D. DE ROOS, Secretaris, Johannes Verhulstweg 35, Santpoort-Station. Den volgenden morgen, toen Billy en zijn vrien den wakker waren geworden, hoorden ze een groot lawaai onder de vensters van hun slaap kamer en toen zij door het raam keken, zagen ze op de binnenplaats van het kasteel wonder lijke dingen. De binnenplaats van het kasteel was vol met paarden, staljongens, honden en jagers in hun scharlakenroode kleeding. Het gestamp van d» hoeven der paarden vermengde zich met het ge blaf der honden. Staljongens schreeuwden en liepen heen en weer, de oppassers van de hon den klapten met hun zweepen, de jagers hielden de paarden in bedwang. Billy had nooit zooiets gezien. „Vooruit Jongens, voortmaken.," riep hij, ander» komen we te laat voor de jacht". Die jongens boffen, die zullen een pret hebben.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 2