Alftlttl NiSlïS-
COURANT.
Aimttitit- LuiliiiHil
Het Altaar der Eer
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
Kerk en Vrede.
P a c h t-b u r e a u x.
Woensdag 5 Maart 1930.
73ste Jaargang No. 8623
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent ADVERTF.N-
TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (hewij9no.
inbegrepen). Grontero letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT DIT TWEE BLADEN.
Wat een machtige steun zou het zijn, als de kerk en
haar dienaren toegewijde strijders waren voor den vrede
Het zou ook zoo natuurlijk zijn, is men geneigd te zeggen,
want waar blijft de naastenliefde, als alle helsche mach
ten worden ontketend, om den evenmensch te verdelgen!
Niettemin behooren de Christelijke partijen tot de hecht-
ste steunpilaren van het militairisme en dienaren der
Christelijke kerken leenen zich, om de wapenen te zege
nen, welke dood en verderf zullen brengen onder de aan
hangers van het zelfde geloof.
Toch komt er verandering.
Ook uit Katholieke en uit Orthodox Protestantsch
Christelijke kringen gaat nu en dan een stem op, die ge
richt houdt over de officieele opvattingen en die doet
hopen op een kentering ten goede.
Het is voor deze roependen niet gemakkelijk zich ge
hoor te verschaffen in wijden kring. Hun strijd tegen
het oorlogsgeweld is echter ook de onze en daarom wil
len wij nog eens herinneren aan de moedige uitingen
van den Geelkerkeniaan Ds. Buskes van Texel, die ver
leden Jaar op de jaarvergadering der „Christelijk demo
cratische Unie" een inleiding hield over: „De drie
groote vrage n."
Dat zijn volgens hem: de sociale, de inter
nationale en de koloniale vraag.
Voor ons onderwerp is vooral de tweede van belang
en volgens een verslag in de bladen, zei Ds. Buskes hier
over het volgende:
„Alle partijen zeggen thans voor den wereldvrede te
zijn. Zelfs de felste militaristen verklaren zich voor in
ternationale ontwapening. Dat is evenwel onwaarachtig.
Wij, do Christelijk Democratische Unie, spreken ons on
omwonden uit voor nationale ontwapening, den eenigen
weg tot den wereldvrede. De moderne wijze van oorlog
voeren is niet meer te dulden. Wij zijn geen humanisten
en houden sterk rekening met de zonde. Maar daarom
juist zeggen wij dan ook: „het mag niet meer." Wie den
oorlog verdedigt, ziet de werkelijkheid niet, is naief. Een
orthodox predikant, die den oorlog verdedigde, zei on
langs dat men God méér moet gehoorzamen dan den
mensch ën dat men zich dus alleen tegen den oorlog mag
verzetten, als de motieven, waarmee een oorlog verde
digd wordt, ingaan tegen den wil van God. Wie zal dat
uitmaken? Meent men, dat er een regeering is, die zal
toegeven, dat zij den oorlog ontketent om 't winstbejag
in bescherming te nemen? Wie, die in deze naiveteit ge
looft?"
Lees de werken van Remarque, Barbasse, Lalski en gij
komt op de hoogte van de goede(!) dingen, welke de
oorlog brengt
Uitvoerig schetst spreker dan den samenhang van
oorlog en kapitalisme. Men verwijt ons, zegt hij, gebrek
aan vaderlandsliefde. Het is echter omgekeerd: juist
uit vaderlandsliefde zijn wij tegen
den oorlo g!"
De lezer begrijpt, dat zulke opvattingen in de offici
eele kerkelijke kringen, met weinig instemming worden
begroet te minder, wijl Ds. Buskes en de Christelyk-
Democratische Unie zich ook uitspraken vóór
staatspensioen en tegen de productie-wijze
van deze maatschappij, welke alleen uit is op winst
Men vindt dat in die kringen ergerlijke ketterij en
schroomt niet, de verdedigers van zulke min of meer
FEUILLETON
door
ETHEL M. BELL.
6.
„O, vervloekt!" Het gezicht van Kolonel Audley werd
bedenkelijk langer. „Kan Sylvia niet voor dat alles zor
gen? Zeg haar dat ik failliet ben en niets betalen kan!
Ik heb haar immers een behoorlijk uitzet gegeven, toen
ze trouwde, dus is me iets verschuldigd."
„Ik zal het haar overbrengen," antwoordde Griselda
sarcastisch.
„Het zou me niet verwonderen als ze het denkbeeld
sonder veel warmte overnam. Bentleigh is geen bizon
der onderhoudend man, en misschien is hij blij met een
voorwendsel voor wat afwisseling. En dan" nu klonk
er onbeschrijfelijke minachting in haar stem „ik ge
loof dat ze nogal op Charlotte gesteld is
„Het is gelukkig dat zulks bij iemand het geval is,"
«ei Kolonel Audley op een toon van verlichting. „Als ze
niet zoo wanhopig bedeesd was, zou het me voor haar
spijten."
„En zou het tijd verknoeien zijn," merkte Griselda be
daard op. „Zooals ik u reeds zei, bezit Charlotte geen
hersens. En sedert dat voorval uit haar jeugd, nu vijf
jaren geleden, heeft zij nooit éénlge ondeugd durven
toonen."
„Misschien heeft ze er geen."
„Gehad heeft zij ze zeker," antwoordde Griselda. „Maar
ik geloof, dat ik geweten heb, hoe ze den kop in te druk
ken."
„Ja, daar is ze destijds bijna niet bovenop gekomen.
Die manier om iets den kop in te drukken was iets te
drastisch, geloof ik, Griselda."
Griselde lachte sarcastisch. „Een heilzame afstraffing
heeft geen pleuris en een daarop volgende ongelukkige
liefde ten gevolge. Het heeft me nooit gespeten haar
dat le3je gegeven te hebben. Sedert is ze mij nooit on
gehoorzaam geweest, of heeft ze een poging gedaan mij
te bedriegen. Ik geloof er iets mee bereikt te hebben,
waarop ik waarlijk trotsch mag zijn."
Kolonel Audley barstte in luid gelach uit en wendde
zich af „Een kwestie van opvatting!" merkte hij raad
selachtig op.
Maar Griselda lachte ook, evenwel inwendig en met
onuitsprekelijke minachting, en stak een sigaret aan.
socialistische opvattingen op krasse wijze tot de orde te
roepen.
Voor een paar weken gaf het Christen-socialistisch
weekblad „De Blijde Wereld" hiervan een staaltje, dat
op die practijken een schel licht werpt. Wij ontleenen
daaraan het volgende, dat we zonder commentaar in de
aandacht onzer lezers aanbevelen:
„Onder de „christelijke" Friezen, vooral de jongeren
is een krachtige beweging voor de Friesc'ne taal, die
samengaat met radikale denkbeelden op sociaal en po
litiek gebied. Een der voormannen is de onderwijzer der
„christelijke" school in De Lemmer, F. Schurer. Hij is
lid der Chr. Dera. Uunie, die zeker meer socialistisch
dan kapitalistisch is Hij is lid der vereen. „Kerk cn
Vrede", die een volstrekte tegenstelling leert tussc'non
kruis en zwaard. Hij is voorstander van staatspension-
neering en wil, dat de staat als instrument der gemeen
schap eenigszins het lijden en onrecht van arme, oude
menschen zal goedmaken. Hij heeft een brochure ge
schreven, die Colyn een bedenkelijk teeken zal vindïn
onder zijn trouw Friezenvolk.
Het schoolbestuur te Lemmer heeft hem nu op de
manier van Rome voor de keuze gesteld: onderwerping
of uitbanning Aan Schurer is een verklaring ter onder-
teekening voorgelegd, waarbij hij zich moet verbinden
in en buiten de school af te zien van propaganda voor
ontwapening en dienstweigering en alles te zullen ver
mijden. wat in de harten en hoofden der kinderen de
overtuiging omtrent de positie van het overheidsgezag,
gelijk die in Gereformeerde confessioneele kringen wordt
beleden, zou ondermijnen.
De positie van het overheidsgezag, daarom gaat het
vooral. Alleen een anarchist randt deze aan; zeker doet
een man als Schurer het niet. Hij wil die positie ver
beteren door ontwapening; immers de overheid van een
ontwapenden staat zal op geenerlei wijze medeplichtig
behoeven te zijn aan het kwaad van den oorlog. Sinds
bovendien de koningin eens Marchant, den ontwape-
naar, uitnoodigde een kabinet te vormen, kan men toch
moeilijk langer in ontwapening een aanranding zien
van het staatsgezag. En wat dienstweigering betreft, de
wet zelve houdt daarmee immers rekening; het is dus
niet onwettig, om wegens gewetensbezwaren den dienst
te weigeren. En daarom gaat het bij Schurer, die het
dragen van het zwaard onvereenigbaar acht met het
belijden van den Christus.
De „christelijke" school wordt ook wel de vrije school
genoemd. Aan geen school heeft echter het personeel
minder vrijheid. Als Schurer zichzelf wil blijven, trouw
aan zijn eischen, aan staat en maatschappij op grond
van zijn christelijke geloof gesteld, gaat hij eruit. Als
hij zich laat muilkorven, dan mag hij blijven en is h'j
bruikbaar. Een afschuwelijke dwang op karakter en
overtuiging. En dat alles uit slaafschen eerbied voor
den staat als dienaar van een maatschappelijke ordening,
die lijnrecht ingaat tegen de beginselen van het Chris
tendom.
Lemmer ligt in Friesland; men zou haast denken,
dat het in Rusland lag. Het gaat er ten minste Stalinsch
toe."
Gas.
Voor den e.v oorlog houdt men ernstig rekening met
üc mogelijkheid, dat er met giftige gassen gestreden
zal worden. Voor ons staat vest, dat a 1 s er oorlog komt,
het gaswapen ook inderdaad zal worden aangewend.
Op de vraag met welk gas of met welke gassen dan
gemoord zal worden, kunnen we geen antwoord geven.
De wetenschap, ruim van geld voorzien, is druk in de
HOOFDSTUK H.
Het Redmiddel.
„Ik ben moe, juffrouw Dicker," zei Charmaine.
Zij zat in haar stoel, met gefronste wenkbrauwen ge
bogen over een lange scheur in een tafellaken, terwijl
juffrouw Dicker aan de keukentafel bezig was met strij
ken. Haar onvergelijkelijk fraaie haren hingen in één
glanzende lange vlecht van blinkend goud over haar
schouder, en vormden een scherpe tegenstelling met de
lelieachtige blankheid van haar huid. Charmaine bezat
hoegenaamd geen kleur in haar haren en het viooltjes-
achtige purper van haar oogen.
„Laat mij het maar verder doen, liefje!" zei juffrouw
Dicker. „Ik zal er straks aan beginnen."
„O. neen." zei Charmaine. „Griselda zei dat ik het
moest afmaken eer ik aan iets anders begon. Als ik niet
zoo getreuzeld had, zou ik het gisteren al af gehad heb
ben."
„Alsof je ooit treuzelde!"
„O, Jawel, somtijds," antwoordde Charmaine met een
zucht. „Het is zeer moeilijk om het niet te doen, geloof
ik, als er altijd iets anders op je ligt te wachten."
Zij sprak niet op een toon als beklaagde zij zich, maar
lusteloos, zonder energie.
Juffrouw Dicker liet een geluid van instemming hoor-
ren. Het zien van die tengere, gebogen gedaante ont
roerde haar moederlijke ziel. maar zij wist dat er geen
middel tegen bestond. Griselda had bevolen dat Char
maine zou werken, aangezien zij te dom was om te
leeren. Er was altijd in overvloed te doen, en met den
besten wil van de wereld, kon Juffrouw Dicker niet alles
op haar schouders nemen. Alleen uit liefde voor dit
kind, versterkt na een langdurige en wanhopige ziekte,
waaruit slechts de toewijding van Juffrouw Dicker
Charmaine had kunnen laten herstellen, was Juffrouw
Dicker in haar oude betrekking gebleven.
„Het arme schaap heeft niemand anders dan mij tot
wie ze zich kan wenden", placht zij te zeggen tot Tom
Kelly, den knecht, als ze in een bul van mededeel
zaamheid verkeerde, en Tom, die eveneens zijn eigen
redenen bezat waarom hij met het gezin van Malahide
naar hier verhuisd was, had met een medelijdendcn
grijns toegestemd. Hij koesterde geen bizonder hooge
meening van Charmaine, omdat ze zoo doodsbang van
paarden was, maar hij was verstandig genoeg om te
begrijpen dat dit gebrek van het meisje geheel en al
de schuld was van Juffrouw Griselda.
„En wat heb je nog te doen als je daarmee klaar
bent?" vroeg Juffrouw Dicker.
„Dan moet ik al het porselein in den salon afwas-
schen," antwoordde Charmaine.
weer om te zoeken naar het moorddadigste, dat be
reikbaar is en waartegen geen enkel afweermiddel baat.
geen maskers, geen kelders, niets.
Men tracht ons nog wijs te maken, dat bescherming
mogelijk is!
Neen een stad als Amsterdam met 750.000 inwoners.
Hoe zal men die bevolking van gasmaskers voorzien?
En waar moeten de kelders gegraven worden, om zoo
veel duizenden een schuilplaats te bieden?
Zou er buiten onze leger-autoriteiten iemand zijn, die
het onzinnige van dergelijke pogingen niet inziet?
Al is het mogelijk om een masker te maken, waar
achter men veilig is voor de bekende gassen, wie waar
borgt ons, dat er niet reeds uitgevonden zijn, welke er
niet door worden geweerd?
En wie zou die duizenden maskers moeten betalen?
Geen land ter wereld is daar rijk genoeg voor.
Onbegonnen werk is het, om de gruwelen van den
ocrlog te beteugelen, indien hij eenmaal is losgebar
sten. Recht en menschelijkheid gelden dan niet meer.
Wat uitkomst kan brengen, is alleen en uitsluitend het
uitbannen van den oorlog.
Een van onze gasspecialiteiten, kapitein Maas, oor
deelt:
„In de zelfstandige luchtoorlog, d.w.z. als de
luchtstrijdkrachten als een naast de land- en zee
macht opereerende luchtmacht optreden, richt de
landmacht zich in hoofdzaak, zoo niet uitsluitend,
tegen militaire, maritieme, aviatische en industri
eel-economische inrichtingen en hulpbronnen, diep
in het vijandelijk binnenland, niet echter tegen de,
door het volkenrecht beschermde burgerbevolking
en haar bezittingen. De zelfstandige luchtoorlog
blijft aldus binnen de grenzen van het volkenrecht.
In tegenstelling daarmede grijpt de onbeperkte
luchtoorlog ver buiten die grenzen, door het vol
kenrecht en zedelijke en humanitaire beginselen aan
elke vorm van strijdvoeren tusschen de volken
gesteld en wordt doelbewust ook tegen de weer-
looze burgerbevolking gericht."
Door het volkenrecht beschermd!
Volken recht, als de volken als beesten tegen el
kaar te keer gaan!
Het is te dwaas, om er nog één woord aan te verspil
len. Uitwassen zijn niet te bestrijden. De oorzaak, d. 5.
het oorlogsgeweld moet aangetast worden. Slagen we
daarin niet, dan slagen we ook niet in het weren van
beestachtigheden, die het kenmerk zijn yan geweld.
De Bond van Landpachters roert zich ter dege. Wie
zou durven beweren, dat hij het zonder reden doet?
Indertijd hebben we de aanhangige nieuwe regeling
van de pacht uitvoerig besproken en o.i. duidelijk aan
getoond, dat de voorgestelde bepalingen de rechtspositie
der pachters niet voldoende zullen waarborgen.
Er zijn vier hoofdpunten.
1. De bepaiing van de pachtsom.
2. Het conlinuatierecht, d.w z. het recht om onder ze
kere omstandigheden als pachter te mogen blijven „zit
ten."
3. Het remissie-recht, d.i. het recht op geheele of ge
deeltelijke kwijtschelding van de pacht.
4. De vergoeding voor aangebrachte verbeteringen.
We hebben geen aanleiding om op al deze punten weer
breedvoerig in te gaan, doch voor velen van onze lezers
is het wel van belang, er even aan te herinneren, welk
„Maar, daarvoor zijn uren noodig," merkte Juffrouw
Dicker op. „Je zult er vandaag nooit mee gereed komen
als je er niet eerst mee begint"
„Dat zal ik toch moeten op de een of andere ma
nier," zei Charmaine.
Het plotseling overgaan van de schel deed haar op
schrikken.
„Jawel," zei Juffrouw Dicker, haar strijkijzer neer
zettende. „Ik kom al."
Charmaine luisterde gespannen, tot de voetstappen
van Juffrouw Dicker haar terugkeer aankondigden.
Bij haar binnentreden knikte Juffrouw Dicker met
het hoofd.
„Jawel, ze moet jou hebben, liefje. Loop zoo hard als
je kunt, of er zit een standje voor je op!"
Charmaine was in een oogenblik opgesprongen. „O, is
ze alweer boos? Wat is er nu weer?"
„Neen. neen, kind. Ze is dezelfde als altijd. Maak je
niet zoo beangst," zei Juffrouw Dicker. „Je hebt immers
niets gedaan waarover je je hebt te schamen."
Dat is waar. Maar Charmaine was te dikwijls tot
kruipen gedwongen geworden om in staat te zijn in de
tegenwoordigheid van Griselda een zweem van nog
overgebleven zelfachting aan den dag te leggen, laat
staan dat ze deze nog bezat. Met de grootst mogelijke
haast gaf zij gehoor aan den roep.
„Storm de kamer niet als een orkaan binnen!" be
rispte Griselda haar ijskouden, terwijl zij in den stoel
voor haar schrijfbureautje gezeten was. „Sluit de deur
en kom hier!"
Charmaine haastte zich te gehoorzamen met een ijver,
die bij ieder ander overdreven geschenen zou hebben.
„En nuzei Griselda, het meisje zulk een doorbo-
renden en scherpen blik toewerpende, tot Charmaine er
van begon te beven, „vertel me nu eens om te be
ginnen waarom je mijn bevelen met betrekking tot
het porcelein niet uitgevoerd hebt"
„Ik moet er nog aan beginnen." lispelde Charmaine.
„Ik... ik ben Juist gereed gekomen met het tafellaken,
hetwelk je zei dat ik het eerst van alles verstellen
moest."
„Jawel," zei Griselda, „je laat het werk van den eenen
dag liggen om het den volgenden af te maken, en op
die manier wordt er nooit iets behoorlijks verricht. En
nu eens naar mij geluisterd, Charlotte! Als ik je een
taak opdraag, is het om haar op dien dag. en op geen
anderen te verrichten, en je zult er niet mee eindigen
alvorens je geheel gereed bent. Ik heb je dat reeds
eerder gezegd. Waarom dwing je me. dat nu te herhalen?
Charmaine bewaarde het stilzwijgen.
„Geef antwoord!" snauwde Griselda.
Charmaine slikte iets in en vond haar stem. „Het
standpunt de Bond van Landpachters inneemt. Dit
kwam tot uiting op de vergadering van 24 Februari J.I.,
waar de secretaris het doei en streven van den bond,
alsmede het standpunt van den bond tegenover de inge
diende wetsontwerpen in zake de pacht uiteenzette.
Volgens het verslag in De Telegraaf vraagt de Bond:
a. afschaffing der publieke verhuringen: b. pachtcom-
missies, samengesteld voor wat de pachtersleden aan
gaat door den Bond van Landpachters. voor wat de ver
pachters-leden betreft door de vereeniging „Het Grond
bezit". Deze pachtcommissies. waaraan een onzijdige
voorzitter wordt toegevoegd, behooren het recht te heb
ben bij elke wisseling van pachten (eerste verhuur) de
pachtsom vast te stellèn. waarboven niet verhuurd mag
worden. Bij elke voortzetting der pacht (huurverlen-
ging na afloop der overeengekomen periode) kunnen
partijen vrijgelaten worden, mits beide partijen het recht
krygen van beroep op de commissie, die. indien een der
partijen zulks verlangt, de pachtsom kan wijzigen.
Voorts vraagt de bond een wat betreft den tijd onbe
perkt continuatierecht (recht op huurverlenging). Dit
moet als regel worden vastgelegd in de wet, die tevens
behoort aan te geven in welke gevallen geen continu
atie zal worden gegeven, n.1. bij verkoop, exploitatie
door eigenaar zelf of diens naaste familie, bij verwaar-
loozing van zijn plichten door den pachter. Breedvoerig
werd de noodzaak dezer beide maatregelen bepleit, die
niet los van elkaar kunnen worden gedacht. De pacht
commissies moeten waken tegen een te hooge huur. moe
ten den pachter kans geven op een behoorlijk bestaan:
het continuatierecht moet hem de gelegenheid geven zijn
wettelijke rechten op te vorderen, moet dus den pachter
een rechtspositie geven.
Het wetsontwerp is een allereerste stap en als zoodanig
te waardeeren, doch zal het verbetering brengen, dan
moet het worden gewijzigd in de door spr. aangegeven
richting
In verband met deze eischen, willen wij er de aan
dacht op vestigen, dat het eenige voorbeeld van een
vrijwillig pachtbureau een absolute mislukking is; 't
gaat uit van de Friesche Maatschappij van Landbouw
en de eigenaars van boerderijen of los land kunnen er
naar verkiezing af of niet van gebruik maken. Nu,
meestal is dat niet, gelijk blijkt uit de mededeelingen
van het Kamerlid Van der Sluis in Het Volk.
In het verslag van genoemde Maatschappij over 1929
leest men. dat haar pachtbureau taxeerde 24 boerde
rijen en 10 complexen los land.
Als men nu weet, dat er elk jaar in de provincie
Friesland 250 boerderijen worden verhuurd en tallooze
stukken los land, dan is het zonder meer duidelijk, dat
het resultaat van het Friesche pachtbureau gelijk is aan
nul komma nul... om te spreken in tale Braats.
De totale mislukking van dit vrijwillig pachtbureau
springt nog des te sterker in het oog. wanneer men
nagaat, wat voor eigenaren gebruik maakten
van de tusschenkomt van deze Instelling. Waren het de
slechtsten? Waren het degenen, die den pachter het vel
over de ooren zouden hebben gehaald, wanneer de ver
huring zonder tusschenkomst van een pachtcommissia
had moeten geschieden?
Volstrekt niet!
Juist het tegendeel is het geval!
In verreweg de meeste gevallen, zoo leert men uit
het verslag, was de eigenaar een burgerlijke of kerke
lijke Instelling of een stichting: n.1. in 27 gevallen van
de 34. Slechts 7 keer was de eigenaar een particulier.
Men kan gerust aannemen, dat al deze 34 eigenaren (e-
vreden waren met een redelijke huur. die plaats liet v-' jr
een behoorlijke boterham voor boer en landarbeider.
Waren alle eigenaren van een humaniteit als deze 34,
dan w/s wellicht de roep om wettelijke pacht-
bureaux overbodig.
V r ij w i 11 i g e pachtbureaux als dit zijn het ideaal
van Ridder van Rappard en van zijn collega's uit «Ie
spijt me zoo. Griselda. Ik voelde me gisteren niet erg
lekker. Ik had zoo'n schele hoofdpijn, en... en, Juffrouw
Dicker zond me vroeg naar bed."
„Ik zou Juffrouw Dicker zeer verplicht zijn als zo
zich tot haar eigen zaken bepalen vilde,merkte Gri
selda op. „Sedert wanneer, als ik het je vragen mag,
komen eerst de bevelen van Juffrouw Dicker en dan pas
de- mijne in aanmerking?"
„O, zoo was het niet denk dat niet!" stamelde
Charmaine. die daartegen hevig in verzet kwam. „Denk
dat asjeblieft niet! O. neen. dat nooit! Het was mijn
schuld. Ik had ook zoo'n pijn in mijn zijde. Daarvan
heb ik 's avonds dikwijls last, en ik kan er niets aan
doen. O, wat heb ik een spijt. Ik zal vandaag alles af
maken."
„Sta stil!" schreeuwde Griselda. ..Geen woord meer
van dat hysterische geleuter! Je doet niets dan wee
klagen over ieder steekje pijn. tot je er volkomen
zwartgallig van word'. Je mankeert in 't geheel n^ir
en je zou een flink, gezond meisje zijn, als je niet al
tijd aan die inbeeldingen toegaf. Maar nu iets anders!
Aangezien je nooit deelneemt aan de jacht, heb je na
tuurlijk geen gelegenheid om kennis aan te knoopen
met iemand die de moeite waard is, of om Je bij oen
kring aan te sluiten, en daaraan is het voor een groot
deel toe te schrijven dat je voor je leeftijd nog altijd
zoo kinderachtig en onbeholpen bent. Sta toch recht,
Charlotte, en draai niet zoo op één been. Je hebt de
ergerlijkste gewoonten. Je krimpt ineen als een hond.
die verwacht geslagen te zullen worden, en ik heb je
sedert je twaalfde jaar nooit meer geslagen. Geef je dus
in 's hemelsnaam eens een beetje moeite en toon wat
gezond verstand! Ik heb waarlijk nog nooit zoo'n meisje
gezien als jij Ik ben niet boos op je. Ik heb Je nooit
in je leven onrechtvaardig behandeld. En toch gedraag
je je altijd even idioot, ais ik tot je spreek."
Charmaine stond van het hoofd tot de voeten te tril
len. Dikke tranen welden in haar oogen op en roiden
haar over de wangen. Zij deinsde openlijk terug voor den
onbarmhartigen blik in de oogen van Griselda. „Ik kan
er niets aan doen!" snikte zij. „Ik kan er niets aan doen!"
„Ik geloof dat we een hersen-specialist over je moeten
raadplegen," zei Griselda, haar crltischen blik niet van
het meisje afwendende. „Je staat daar maar te grienen,
en weet zelf niet waarvoor die krokodillentranen zijn.
Neem je zakdoek en droog je oogen af oogenblikke-
lijk".
De dreigende bastoon in haar stem was duidelijk
hoorbaar en Charmaine gehoorzaamde dadelijk, en deed
wanhopige pogingen om haar tranen terug te dringen.
Wordt vervolgd.