Alftlttl NiSlïS- COURANT. Aimttitit- LuiliiiHil Het Altaar der Eer Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. Kerk en Vrede. P a c h t-b u r e a u x. Woensdag 5 Maart 1930. 73ste Jaargang No. 8623 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent ADVERTF.N- TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (hewij9no. inbegrepen). Grontero letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT DIT TWEE BLADEN. Wat een machtige steun zou het zijn, als de kerk en haar dienaren toegewijde strijders waren voor den vrede Het zou ook zoo natuurlijk zijn, is men geneigd te zeggen, want waar blijft de naastenliefde, als alle helsche mach ten worden ontketend, om den evenmensch te verdelgen! Niettemin behooren de Christelijke partijen tot de hecht- ste steunpilaren van het militairisme en dienaren der Christelijke kerken leenen zich, om de wapenen te zege nen, welke dood en verderf zullen brengen onder de aan hangers van het zelfde geloof. Toch komt er verandering. Ook uit Katholieke en uit Orthodox Protestantsch Christelijke kringen gaat nu en dan een stem op, die ge richt houdt over de officieele opvattingen en die doet hopen op een kentering ten goede. Het is voor deze roependen niet gemakkelijk zich ge hoor te verschaffen in wijden kring. Hun strijd tegen het oorlogsgeweld is echter ook de onze en daarom wil len wij nog eens herinneren aan de moedige uitingen van den Geelkerkeniaan Ds. Buskes van Texel, die ver leden Jaar op de jaarvergadering der „Christelijk demo cratische Unie" een inleiding hield over: „De drie groote vrage n." Dat zijn volgens hem: de sociale, de inter nationale en de koloniale vraag. Voor ons onderwerp is vooral de tweede van belang en volgens een verslag in de bladen, zei Ds. Buskes hier over het volgende: „Alle partijen zeggen thans voor den wereldvrede te zijn. Zelfs de felste militaristen verklaren zich voor in ternationale ontwapening. Dat is evenwel onwaarachtig. Wij, do Christelijk Democratische Unie, spreken ons on omwonden uit voor nationale ontwapening, den eenigen weg tot den wereldvrede. De moderne wijze van oorlog voeren is niet meer te dulden. Wij zijn geen humanisten en houden sterk rekening met de zonde. Maar daarom juist zeggen wij dan ook: „het mag niet meer." Wie den oorlog verdedigt, ziet de werkelijkheid niet, is naief. Een orthodox predikant, die den oorlog verdedigde, zei on langs dat men God méér moet gehoorzamen dan den mensch ën dat men zich dus alleen tegen den oorlog mag verzetten, als de motieven, waarmee een oorlog verde digd wordt, ingaan tegen den wil van God. Wie zal dat uitmaken? Meent men, dat er een regeering is, die zal toegeven, dat zij den oorlog ontketent om 't winstbejag in bescherming te nemen? Wie, die in deze naiveteit ge looft?" Lees de werken van Remarque, Barbasse, Lalski en gij komt op de hoogte van de goede(!) dingen, welke de oorlog brengt Uitvoerig schetst spreker dan den samenhang van oorlog en kapitalisme. Men verwijt ons, zegt hij, gebrek aan vaderlandsliefde. Het is echter omgekeerd: juist uit vaderlandsliefde zijn wij tegen den oorlo g!" De lezer begrijpt, dat zulke opvattingen in de offici eele kerkelijke kringen, met weinig instemming worden begroet te minder, wijl Ds. Buskes en de Christelyk- Democratische Unie zich ook uitspraken vóór staatspensioen en tegen de productie-wijze van deze maatschappij, welke alleen uit is op winst Men vindt dat in die kringen ergerlijke ketterij en schroomt niet, de verdedigers van zulke min of meer FEUILLETON door ETHEL M. BELL. 6. „O, vervloekt!" Het gezicht van Kolonel Audley werd bedenkelijk langer. „Kan Sylvia niet voor dat alles zor gen? Zeg haar dat ik failliet ben en niets betalen kan! Ik heb haar immers een behoorlijk uitzet gegeven, toen ze trouwde, dus is me iets verschuldigd." „Ik zal het haar overbrengen," antwoordde Griselda sarcastisch. „Het zou me niet verwonderen als ze het denkbeeld sonder veel warmte overnam. Bentleigh is geen bizon der onderhoudend man, en misschien is hij blij met een voorwendsel voor wat afwisseling. En dan" nu klonk er onbeschrijfelijke minachting in haar stem „ik ge loof dat ze nogal op Charlotte gesteld is „Het is gelukkig dat zulks bij iemand het geval is," «ei Kolonel Audley op een toon van verlichting. „Als ze niet zoo wanhopig bedeesd was, zou het me voor haar spijten." „En zou het tijd verknoeien zijn," merkte Griselda be daard op. „Zooals ik u reeds zei, bezit Charlotte geen hersens. En sedert dat voorval uit haar jeugd, nu vijf jaren geleden, heeft zij nooit éénlge ondeugd durven toonen." „Misschien heeft ze er geen." „Gehad heeft zij ze zeker," antwoordde Griselda. „Maar ik geloof, dat ik geweten heb, hoe ze den kop in te druk ken." „Ja, daar is ze destijds bijna niet bovenop gekomen. Die manier om iets den kop in te drukken was iets te drastisch, geloof ik, Griselda." Griselde lachte sarcastisch. „Een heilzame afstraffing heeft geen pleuris en een daarop volgende ongelukkige liefde ten gevolge. Het heeft me nooit gespeten haar dat le3je gegeven te hebben. Sedert is ze mij nooit on gehoorzaam geweest, of heeft ze een poging gedaan mij te bedriegen. Ik geloof er iets mee bereikt te hebben, waarop ik waarlijk trotsch mag zijn." Kolonel Audley barstte in luid gelach uit en wendde zich af „Een kwestie van opvatting!" merkte hij raad selachtig op. Maar Griselda lachte ook, evenwel inwendig en met onuitsprekelijke minachting, en stak een sigaret aan. socialistische opvattingen op krasse wijze tot de orde te roepen. Voor een paar weken gaf het Christen-socialistisch weekblad „De Blijde Wereld" hiervan een staaltje, dat op die practijken een schel licht werpt. Wij ontleenen daaraan het volgende, dat we zonder commentaar in de aandacht onzer lezers aanbevelen: „Onder de „christelijke" Friezen, vooral de jongeren is een krachtige beweging voor de Friesc'ne taal, die samengaat met radikale denkbeelden op sociaal en po litiek gebied. Een der voormannen is de onderwijzer der „christelijke" school in De Lemmer, F. Schurer. Hij is lid der Chr. Dera. Uunie, die zeker meer socialistisch dan kapitalistisch is Hij is lid der vereen. „Kerk cn Vrede", die een volstrekte tegenstelling leert tussc'non kruis en zwaard. Hij is voorstander van staatspension- neering en wil, dat de staat als instrument der gemeen schap eenigszins het lijden en onrecht van arme, oude menschen zal goedmaken. Hij heeft een brochure ge schreven, die Colyn een bedenkelijk teeken zal vindïn onder zijn trouw Friezenvolk. Het schoolbestuur te Lemmer heeft hem nu op de manier van Rome voor de keuze gesteld: onderwerping of uitbanning Aan Schurer is een verklaring ter onder- teekening voorgelegd, waarbij hij zich moet verbinden in en buiten de school af te zien van propaganda voor ontwapening en dienstweigering en alles te zullen ver mijden. wat in de harten en hoofden der kinderen de overtuiging omtrent de positie van het overheidsgezag, gelijk die in Gereformeerde confessioneele kringen wordt beleden, zou ondermijnen. De positie van het overheidsgezag, daarom gaat het vooral. Alleen een anarchist randt deze aan; zeker doet een man als Schurer het niet. Hij wil die positie ver beteren door ontwapening; immers de overheid van een ontwapenden staat zal op geenerlei wijze medeplichtig behoeven te zijn aan het kwaad van den oorlog. Sinds bovendien de koningin eens Marchant, den ontwape- naar, uitnoodigde een kabinet te vormen, kan men toch moeilijk langer in ontwapening een aanranding zien van het staatsgezag. En wat dienstweigering betreft, de wet zelve houdt daarmee immers rekening; het is dus niet onwettig, om wegens gewetensbezwaren den dienst te weigeren. En daarom gaat het bij Schurer, die het dragen van het zwaard onvereenigbaar acht met het belijden van den Christus. De „christelijke" school wordt ook wel de vrije school genoemd. Aan geen school heeft echter het personeel minder vrijheid. Als Schurer zichzelf wil blijven, trouw aan zijn eischen, aan staat en maatschappij op grond van zijn christelijke geloof gesteld, gaat hij eruit. Als hij zich laat muilkorven, dan mag hij blijven en is h'j bruikbaar. Een afschuwelijke dwang op karakter en overtuiging. En dat alles uit slaafschen eerbied voor den staat als dienaar van een maatschappelijke ordening, die lijnrecht ingaat tegen de beginselen van het Chris tendom. Lemmer ligt in Friesland; men zou haast denken, dat het in Rusland lag. Het gaat er ten minste Stalinsch toe." Gas. Voor den e.v oorlog houdt men ernstig rekening met üc mogelijkheid, dat er met giftige gassen gestreden zal worden. Voor ons staat vest, dat a 1 s er oorlog komt, het gaswapen ook inderdaad zal worden aangewend. Op de vraag met welk gas of met welke gassen dan gemoord zal worden, kunnen we geen antwoord geven. De wetenschap, ruim van geld voorzien, is druk in de HOOFDSTUK H. Het Redmiddel. „Ik ben moe, juffrouw Dicker," zei Charmaine. Zij zat in haar stoel, met gefronste wenkbrauwen ge bogen over een lange scheur in een tafellaken, terwijl juffrouw Dicker aan de keukentafel bezig was met strij ken. Haar onvergelijkelijk fraaie haren hingen in één glanzende lange vlecht van blinkend goud over haar schouder, en vormden een scherpe tegenstelling met de lelieachtige blankheid van haar huid. Charmaine bezat hoegenaamd geen kleur in haar haren en het viooltjes- achtige purper van haar oogen. „Laat mij het maar verder doen, liefje!" zei juffrouw Dicker. „Ik zal er straks aan beginnen." „O. neen." zei Charmaine. „Griselda zei dat ik het moest afmaken eer ik aan iets anders begon. Als ik niet zoo getreuzeld had, zou ik het gisteren al af gehad heb ben." „Alsof je ooit treuzelde!" „O, Jawel, somtijds," antwoordde Charmaine met een zucht. „Het is zeer moeilijk om het niet te doen, geloof ik, als er altijd iets anders op je ligt te wachten." Zij sprak niet op een toon als beklaagde zij zich, maar lusteloos, zonder energie. Juffrouw Dicker liet een geluid van instemming hoor- ren. Het zien van die tengere, gebogen gedaante ont roerde haar moederlijke ziel. maar zij wist dat er geen middel tegen bestond. Griselda had bevolen dat Char maine zou werken, aangezien zij te dom was om te leeren. Er was altijd in overvloed te doen, en met den besten wil van de wereld, kon Juffrouw Dicker niet alles op haar schouders nemen. Alleen uit liefde voor dit kind, versterkt na een langdurige en wanhopige ziekte, waaruit slechts de toewijding van Juffrouw Dicker Charmaine had kunnen laten herstellen, was Juffrouw Dicker in haar oude betrekking gebleven. „Het arme schaap heeft niemand anders dan mij tot wie ze zich kan wenden", placht zij te zeggen tot Tom Kelly, den knecht, als ze in een bul van mededeel zaamheid verkeerde, en Tom, die eveneens zijn eigen redenen bezat waarom hij met het gezin van Malahide naar hier verhuisd was, had met een medelijdendcn grijns toegestemd. Hij koesterde geen bizonder hooge meening van Charmaine, omdat ze zoo doodsbang van paarden was, maar hij was verstandig genoeg om te begrijpen dat dit gebrek van het meisje geheel en al de schuld was van Juffrouw Griselda. „En wat heb je nog te doen als je daarmee klaar bent?" vroeg Juffrouw Dicker. „Dan moet ik al het porselein in den salon afwas- schen," antwoordde Charmaine. weer om te zoeken naar het moorddadigste, dat be reikbaar is en waartegen geen enkel afweermiddel baat. geen maskers, geen kelders, niets. Men tracht ons nog wijs te maken, dat bescherming mogelijk is! Neen een stad als Amsterdam met 750.000 inwoners. Hoe zal men die bevolking van gasmaskers voorzien? En waar moeten de kelders gegraven worden, om zoo veel duizenden een schuilplaats te bieden? Zou er buiten onze leger-autoriteiten iemand zijn, die het onzinnige van dergelijke pogingen niet inziet? Al is het mogelijk om een masker te maken, waar achter men veilig is voor de bekende gassen, wie waar borgt ons, dat er niet reeds uitgevonden zijn, welke er niet door worden geweerd? En wie zou die duizenden maskers moeten betalen? Geen land ter wereld is daar rijk genoeg voor. Onbegonnen werk is het, om de gruwelen van den ocrlog te beteugelen, indien hij eenmaal is losgebar sten. Recht en menschelijkheid gelden dan niet meer. Wat uitkomst kan brengen, is alleen en uitsluitend het uitbannen van den oorlog. Een van onze gasspecialiteiten, kapitein Maas, oor deelt: „In de zelfstandige luchtoorlog, d.w.z. als de luchtstrijdkrachten als een naast de land- en zee macht opereerende luchtmacht optreden, richt de landmacht zich in hoofdzaak, zoo niet uitsluitend, tegen militaire, maritieme, aviatische en industri eel-economische inrichtingen en hulpbronnen, diep in het vijandelijk binnenland, niet echter tegen de, door het volkenrecht beschermde burgerbevolking en haar bezittingen. De zelfstandige luchtoorlog blijft aldus binnen de grenzen van het volkenrecht. In tegenstelling daarmede grijpt de onbeperkte luchtoorlog ver buiten die grenzen, door het vol kenrecht en zedelijke en humanitaire beginselen aan elke vorm van strijdvoeren tusschen de volken gesteld en wordt doelbewust ook tegen de weer- looze burgerbevolking gericht." Door het volkenrecht beschermd! Volken recht, als de volken als beesten tegen el kaar te keer gaan! Het is te dwaas, om er nog één woord aan te verspil len. Uitwassen zijn niet te bestrijden. De oorzaak, d. 5. het oorlogsgeweld moet aangetast worden. Slagen we daarin niet, dan slagen we ook niet in het weren van beestachtigheden, die het kenmerk zijn yan geweld. De Bond van Landpachters roert zich ter dege. Wie zou durven beweren, dat hij het zonder reden doet? Indertijd hebben we de aanhangige nieuwe regeling van de pacht uitvoerig besproken en o.i. duidelijk aan getoond, dat de voorgestelde bepalingen de rechtspositie der pachters niet voldoende zullen waarborgen. Er zijn vier hoofdpunten. 1. De bepaiing van de pachtsom. 2. Het conlinuatierecht, d.w z. het recht om onder ze kere omstandigheden als pachter te mogen blijven „zit ten." 3. Het remissie-recht, d.i. het recht op geheele of ge deeltelijke kwijtschelding van de pacht. 4. De vergoeding voor aangebrachte verbeteringen. We hebben geen aanleiding om op al deze punten weer breedvoerig in te gaan, doch voor velen van onze lezers is het wel van belang, er even aan te herinneren, welk „Maar, daarvoor zijn uren noodig," merkte Juffrouw Dicker op. „Je zult er vandaag nooit mee gereed komen als je er niet eerst mee begint" „Dat zal ik toch moeten op de een of andere ma nier," zei Charmaine. Het plotseling overgaan van de schel deed haar op schrikken. „Jawel," zei Juffrouw Dicker, haar strijkijzer neer zettende. „Ik kom al." Charmaine luisterde gespannen, tot de voetstappen van Juffrouw Dicker haar terugkeer aankondigden. Bij haar binnentreden knikte Juffrouw Dicker met het hoofd. „Jawel, ze moet jou hebben, liefje. Loop zoo hard als je kunt, of er zit een standje voor je op!" Charmaine was in een oogenblik opgesprongen. „O, is ze alweer boos? Wat is er nu weer?" „Neen. neen, kind. Ze is dezelfde als altijd. Maak je niet zoo beangst," zei Juffrouw Dicker. „Je hebt immers niets gedaan waarover je je hebt te schamen." Dat is waar. Maar Charmaine was te dikwijls tot kruipen gedwongen geworden om in staat te zijn in de tegenwoordigheid van Griselda een zweem van nog overgebleven zelfachting aan den dag te leggen, laat staan dat ze deze nog bezat. Met de grootst mogelijke haast gaf zij gehoor aan den roep. „Storm de kamer niet als een orkaan binnen!" be rispte Griselda haar ijskouden, terwijl zij in den stoel voor haar schrijfbureautje gezeten was. „Sluit de deur en kom hier!" Charmaine haastte zich te gehoorzamen met een ijver, die bij ieder ander overdreven geschenen zou hebben. „En nuzei Griselda, het meisje zulk een doorbo- renden en scherpen blik toewerpende, tot Charmaine er van begon te beven, „vertel me nu eens om te be ginnen waarom je mijn bevelen met betrekking tot het porcelein niet uitgevoerd hebt" „Ik moet er nog aan beginnen." lispelde Charmaine. „Ik... ik ben Juist gereed gekomen met het tafellaken, hetwelk je zei dat ik het eerst van alles verstellen moest." „Jawel," zei Griselda, „je laat het werk van den eenen dag liggen om het den volgenden af te maken, en op die manier wordt er nooit iets behoorlijks verricht. En nu eens naar mij geluisterd, Charlotte! Als ik je een taak opdraag, is het om haar op dien dag. en op geen anderen te verrichten, en je zult er niet mee eindigen alvorens je geheel gereed bent. Ik heb je dat reeds eerder gezegd. Waarom dwing je me. dat nu te herhalen? Charmaine bewaarde het stilzwijgen. „Geef antwoord!" snauwde Griselda. Charmaine slikte iets in en vond haar stem. „Het standpunt de Bond van Landpachters inneemt. Dit kwam tot uiting op de vergadering van 24 Februari J.I., waar de secretaris het doei en streven van den bond, alsmede het standpunt van den bond tegenover de inge diende wetsontwerpen in zake de pacht uiteenzette. Volgens het verslag in De Telegraaf vraagt de Bond: a. afschaffing der publieke verhuringen: b. pachtcom- missies, samengesteld voor wat de pachtersleden aan gaat door den Bond van Landpachters. voor wat de ver pachters-leden betreft door de vereeniging „Het Grond bezit". Deze pachtcommissies. waaraan een onzijdige voorzitter wordt toegevoegd, behooren het recht te heb ben bij elke wisseling van pachten (eerste verhuur) de pachtsom vast te stellèn. waarboven niet verhuurd mag worden. Bij elke voortzetting der pacht (huurverlen- ging na afloop der overeengekomen periode) kunnen partijen vrijgelaten worden, mits beide partijen het recht krygen van beroep op de commissie, die. indien een der partijen zulks verlangt, de pachtsom kan wijzigen. Voorts vraagt de bond een wat betreft den tijd onbe perkt continuatierecht (recht op huurverlenging). Dit moet als regel worden vastgelegd in de wet, die tevens behoort aan te geven in welke gevallen geen continu atie zal worden gegeven, n.1. bij verkoop, exploitatie door eigenaar zelf of diens naaste familie, bij verwaar- loozing van zijn plichten door den pachter. Breedvoerig werd de noodzaak dezer beide maatregelen bepleit, die niet los van elkaar kunnen worden gedacht. De pacht commissies moeten waken tegen een te hooge huur. moe ten den pachter kans geven op een behoorlijk bestaan: het continuatierecht moet hem de gelegenheid geven zijn wettelijke rechten op te vorderen, moet dus den pachter een rechtspositie geven. Het wetsontwerp is een allereerste stap en als zoodanig te waardeeren, doch zal het verbetering brengen, dan moet het worden gewijzigd in de door spr. aangegeven richting In verband met deze eischen, willen wij er de aan dacht op vestigen, dat het eenige voorbeeld van een vrijwillig pachtbureau een absolute mislukking is; 't gaat uit van de Friesche Maatschappij van Landbouw en de eigenaars van boerderijen of los land kunnen er naar verkiezing af of niet van gebruik maken. Nu, meestal is dat niet, gelijk blijkt uit de mededeelingen van het Kamerlid Van der Sluis in Het Volk. In het verslag van genoemde Maatschappij over 1929 leest men. dat haar pachtbureau taxeerde 24 boerde rijen en 10 complexen los land. Als men nu weet, dat er elk jaar in de provincie Friesland 250 boerderijen worden verhuurd en tallooze stukken los land, dan is het zonder meer duidelijk, dat het resultaat van het Friesche pachtbureau gelijk is aan nul komma nul... om te spreken in tale Braats. De totale mislukking van dit vrijwillig pachtbureau springt nog des te sterker in het oog. wanneer men nagaat, wat voor eigenaren gebruik maakten van de tusschenkomt van deze Instelling. Waren het de slechtsten? Waren het degenen, die den pachter het vel over de ooren zouden hebben gehaald, wanneer de ver huring zonder tusschenkomst van een pachtcommissia had moeten geschieden? Volstrekt niet! Juist het tegendeel is het geval! In verreweg de meeste gevallen, zoo leert men uit het verslag, was de eigenaar een burgerlijke of kerke lijke Instelling of een stichting: n.1. in 27 gevallen van de 34. Slechts 7 keer was de eigenaar een particulier. Men kan gerust aannemen, dat al deze 34 eigenaren (e- vreden waren met een redelijke huur. die plaats liet v-' jr een behoorlijke boterham voor boer en landarbeider. Waren alle eigenaren van een humaniteit als deze 34, dan w/s wellicht de roep om wettelijke pacht- bureaux overbodig. V r ij w i 11 i g e pachtbureaux als dit zijn het ideaal van Ridder van Rappard en van zijn collega's uit «Ie spijt me zoo. Griselda. Ik voelde me gisteren niet erg lekker. Ik had zoo'n schele hoofdpijn, en... en, Juffrouw Dicker zond me vroeg naar bed." „Ik zou Juffrouw Dicker zeer verplicht zijn als zo zich tot haar eigen zaken bepalen vilde,merkte Gri selda op. „Sedert wanneer, als ik het je vragen mag, komen eerst de bevelen van Juffrouw Dicker en dan pas de- mijne in aanmerking?" „O, zoo was het niet denk dat niet!" stamelde Charmaine. die daartegen hevig in verzet kwam. „Denk dat asjeblieft niet! O. neen. dat nooit! Het was mijn schuld. Ik had ook zoo'n pijn in mijn zijde. Daarvan heb ik 's avonds dikwijls last, en ik kan er niets aan doen. O, wat heb ik een spijt. Ik zal vandaag alles af maken." „Sta stil!" schreeuwde Griselda. ..Geen woord meer van dat hysterische geleuter! Je doet niets dan wee klagen over ieder steekje pijn. tot je er volkomen zwartgallig van word'. Je mankeert in 't geheel n^ir en je zou een flink, gezond meisje zijn, als je niet al tijd aan die inbeeldingen toegaf. Maar nu iets anders! Aangezien je nooit deelneemt aan de jacht, heb je na tuurlijk geen gelegenheid om kennis aan te knoopen met iemand die de moeite waard is, of om Je bij oen kring aan te sluiten, en daaraan is het voor een groot deel toe te schrijven dat je voor je leeftijd nog altijd zoo kinderachtig en onbeholpen bent. Sta toch recht, Charlotte, en draai niet zoo op één been. Je hebt de ergerlijkste gewoonten. Je krimpt ineen als een hond. die verwacht geslagen te zullen worden, en ik heb je sedert je twaalfde jaar nooit meer geslagen. Geef je dus in 's hemelsnaam eens een beetje moeite en toon wat gezond verstand! Ik heb waarlijk nog nooit zoo'n meisje gezien als jij Ik ben niet boos op je. Ik heb Je nooit in je leven onrechtvaardig behandeld. En toch gedraag je je altijd even idioot, ais ik tot je spreek." Charmaine stond van het hoofd tot de voeten te tril len. Dikke tranen welden in haar oogen op en roiden haar over de wangen. Zij deinsde openlijk terug voor den onbarmhartigen blik in de oogen van Griselda. „Ik kan er niets aan doen!" snikte zij. „Ik kan er niets aan doen!" „Ik geloof dat we een hersen-specialist over je moeten raadplegen," zei Griselda, haar crltischen blik niet van het meisje afwendende. „Je staat daar maar te grienen, en weet zelf niet waarvoor die krokodillentranen zijn. Neem je zakdoek en droog je oogen af oogenblikke- lijk". De dreigende bastoon in haar stem was duidelijk hoorbaar en Charmaine gehoorzaamde dadelijk, en deed wanhopige pogingen om haar tranen terug te dringen. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 1