SchagerCourant
Het Altaar der Eer
SPORT
VAN ZONDAG
Derde Blad.
Dinsdag 11 Maart 1930.
73ste Jaargang. No. 8626
Staatspensioen geen
politieke zaak?
EEN MOTIE MET EEN GOED SLOT.
De federatie Alkmaar van den Bond voor Staats
pensionneering, heeft een motie aangenomen met een
uitstekend slot.
Er moet meer actie komen, meer demonstratieve
propaganda en aanbevolen worden:
a. een volkspetitionnement;
b. een betooging in Den Haag bij de opening van
de Tweede Kamer tegelijk met de aanbieding van
het petitionnement.
Voor beide is heel veel te zeggen. Sterker: er is al
les voor.
Laat men echter wel bedenken, dat deze propagan-
'da-middelen makkelijker te noemen dan toe te passen
zijn!
Begint men er aan, dan moeten ze slagen of ze heb
ben een averechtsche uitwerking.
Bepalen wij ons eens even tot het petitionnement.
100.000 handteekeningen zijn de moeite niet waard.
Er mogen er zeker 15 keer zooveel zijn, als men wer
kelijk indruk wil maken.
Nu moet men over een anderhalf millioen niet al
te licht denken. Alleen technisch en administratief be-
teekent het verzamelen van zooveel handteekeningen
bergen werk, om van de kosten nog maar te
zwijgen.
Het apparaat, dat al dit werk zou kunnen verzet
ten, heeft de Bond v. St. niet, maar is natuurlijk te
maken. Er is voor noodig: menschcn, die er zich ge
heel aan kunnen geven, weken en maanden achter
een, en geld, veel geld.
Verder zijn noodig duizenden werkers in het land.
Ilier schiet de Bond alleen te kort. In honderden
plaatsen heeft hij geen afdeelingen en juist in de
groote steden waar de handteekeningen in tiendui
zenden tallen vandaan moeten komen, is zijn positie
uiterst zwak.
Er moet dus hulp komen en van wie?
Van wie anders dan van de politieke partijen, die
vóór Staatspensioen zijn?
Te zamen kregen zij verleden jaar meer dan een
millioen stemmen van 25-jarigen en ouderen. Een
petitionnement, dat geteekend kan worden door alle
meerderjarigen, moet. ver over het millioen handtee
keningen dragen, of het wordt geen versterking van
den stembus-uitslag doch een verzwakking.
Anderhalf millioen is dus geen willekeurige greep,
doch een goed gefundeerde eisch.
O.i. is dit aantal onbereikbaar, zonder de
hulp van alle politieke part ij en en
partijtjes, die vóór Staatspensioen zijn.
Daarom spraken we ook alleen maar van een motie
met een uitstekend slot. Wat aan het slot vooraf gaat,
is o.i. onjuist, ontaktisch en dus overbodig.
De motie overweegt n.1., dat de propaganda voor
Staatspensioen op het doode punt is. geraakt, door
dien het een politieke zaak is geworden, en
zij die haar aannamen, beweren, dat het geen politieke
zaak behoort te zijn, doch eene van recht, billijkheid,
humaniteit en menschelijkheid.
Eerst een kleine taalkundige opmerking.
Wat beduidt het om te spreken van humani
teit èn m ensch elij kheid, twee woorden die
elkaar dekken?
Deze slordigheid is echter niet het ergste.
Waarom wordt er gesproken, tot tweemaal toe, van
premievrij staatspensioen?
De Bond heet toch niet Bond voor p r e m i e v r ij e
Staatspensionneering?
Zoover zijn we wel, dat Staatspensioen een geijkte
door niemand misverstane term is: premie is na
tuurlijk uitgesloten.
Bepaald onjuist is de overweging, dat de propa
ganda voor deze noodzakelijkheid bedoeld wordt
de invoering van Staatspensioen op het doode punt
is geraakt, doordien het premievrije(I) staatspensioen
een politieke zaak is geworden.
Alsof Staatspensioen ooit iets anders is geweest dan
een politieke zaak! Zeker, de Bond houdt zich buiten
den politieken partijstrijd, maar niet buiten de po
litiek. Hoe zou een eisch, aan den Staat, gesteld, ooit
anders dan door de politiek in vervulling kunnen
gaan?
FEUILLETON
door
ETHEL M. BELL.
9.
„Dat zou ik ook denken," viel Lady Cravenstowe met
warmte in. „Het is een plaats uit een droom en reeds
eeuwen achteeen in het bezit van de Conisters. Ik ben
zelve ook een Conister, moet je weten. Ik ben daar ge
boren. Op een goeden dag zal ik Hugh vragen mij er
met jou een bezoek te laten brengen. Arme oude Hugh!
Hij is de tegenwoordige Lord Conister. Hij heeft bij een
auto-ongeluk zijn ruggegraat gekwetst en is volkomen
ongeneeslijk. Er is niets aan te doen. Men noemt het
reeds een wonder dat hij nog leeft als dat leven mag
heeten! Ik houd zeer veel van hem!"
„Ik zou graag gaan," zei Charmaine. „als ge denkt dat
hij er geen bezwaar tegen heeft."*
„Ja, hij zou in uw smaak vallen," zei Basil. „In het
begin zoudt ge misschien eenig ontzag voor hem gevoe
len, maar dat zoudt ge spoedig te boven komen. Hij is
een van de bovendst besten."
„Dat zijn alle Conisters," merkte Lady Cravenstowe
schetsend op. „Ik geloof dat we onze voorouders tot
in den tijd van de Ridders van de Ronde Tafel tellen,
en ze waren mannen zonder vrees of blaam, zooals de
geheele wereld weet."
„Dat was eerst een goede tijd," zei Basil, „en ridder
lijkheid was een eigenschap die nog in tel was."
„Maar is er dan in 't geheel geen overgebleven?" vroeg
Charmaine.
Basil lachte flauwtjes. „Och, ja, dat zal wel. Zoo nu
en dan! Maar het staat niet meer zoo goed als vroeger
het geval was."
„Komt het er op aan of het goed staat of niet?" vroeg
Charmaine met eenige verlegenheid.
Hij zag met zijn vriendelijke oogen recht in de hare.
„Voor iemand zooals gij niet," antwoordde hij, „Ik zou
zeggen dat gij tot de weinige gelukkigen behoort, juf
frouw Audley die zich de weelde kunnen veroorloo-
ven zich juist voor te doen zooals ze zijn."
Ze kreeg een kleur, méér van genoegen dan van ver
legenheid.
„O, noem mij toch Charmaine!" zei ze. „Dat zou me
veel liever zyn."
Er is wel eens reden om op de politiek af te geven,
doch men moet haar niet als zondebok gebruiken, als
haar schijn noch schaduw van schuld treft.
Staatspensioen is liet eerst geëischt door een
Comité van verecnigingcn, vakbonden en dé S.D.A.P.
Dc eisch werd natuurlijk gesteld aan de Regeering
en toen later de Bond werd gesticht, deed die niet
anders.
Hoe zeer het een politieke kwestie is, bewijst ook
de felle strijd om de politieke partijen er voor te
winnen.
Er is dus geen kwestie van, dat de propaganda op
het doode punt is geraakt, omdat het een politieke
zaak is geworden. Het is nooit anders geweest en zal
nooit iets anders zijn en over het doode punt komen
wc niet heen door anti-politiek te doen.
Trouwens wat het goede slot van de motie wil,
zijn bij uitstek politieke middelen!
Een adres aan dc Regeering is een politiek strijd
middel. Het ondersteunen van dit adres door een
betoogin^fridem idem.
Als de Bond deze middelen gaat toepassen, gaat hij
nieuwe paden bewandelen, doch ook op politiek
terrein.
Zoo iets, het aanwenden van nieuwe propaganda
middelen, komt in eiken strijd voor. Dc beproefde en
tot zeker oogenblik altijd aangewende middelen lijken
uitgewerkt. Zij geven niet langer resultaat en als
vanzelf zoekt men naar andere.
In den strijd om het Algemeen Kiesrecht is het
niet anders gegaan. Betoogingen, eerst op een Zondag,
later op een door-de-weeksche dag, een petitionne
ment zijn op gewone schriftelijke en mondelinge pro
paganda gevolgd. Als de Bond voor Staatspension
neering liet voor zijn doel ook aan zal durven, zullen
wij. het van harte toejuichen en steunen naar ver
mogen. Hij zal dan echter niet moeten beginnen met
„bevriende naties" van zich af te stootcn en daarom
luidt ons ongevraagd advies:
houdt alleen den kop en den staart van de motie
en schrapt, de gedeelten, die' wij genummerd hebben
met 1, 2, 3 en 4.
Onze bezwaren tegen die overwegingen vindt men
hierboven, behalve tegen 1, waarover wc nog dit wil
len zeggen.
Daar wordt gesproken over een onbekom m e r-
d c n ouden dag voor de Ouden van Dagen.
Zeker, dat is het doel van den strijd cn zoolang dat
doel niet is bereikt, mankeert er ontzettend veel aan
onze maatschappij zóó veel, dat wij ieder voor zich
en allen gezamenlijk ons diep hebben te schamen.
Houdt men echter in het oog, dat het, alle inspan
ning ten spijt, nog niet is kunnen geiukken om voor
al onze ouden van dagen het 3- cn 5-guldenspensiocn-
tje te veroveren, dan lijkt het ons niet verstandig,
dc verwachting te wekken, dat cr mc-t het toepassen
van nieuwe propaganda-middelcn kans is, dat we
in afzienbaren tijd reeds kunnen geraken tot een
onbekommerden ouden dag.
Wij gelooven niet, dat de motie dit bedoeld te zeg
gen, doch het ligt er, zij het dan onbedoeld, toch wel
eenigermate in.
Laten we de kwestie precies stellen:
tweemaal is er een stukje Staatspensioen toegestaan
als overgangsmaatregel;
principieel aanvaard is het staatspensioen echter
ter nog nooit;
wat in geld werd bereikt f3 en f5 is on
voldoende;
een geringe verhooging is afgestemd;
principieel en materieel ligt de kans op een onbe
kommerden dag voor allen, wier eigen middelen niet
toereikend zijn, in het verre verschiet.
Zoo zijn o.i. de feiten, maar hoe troosteloos dit
moge schijnen, liet somber vooruitzicht is geen re
den om bij de pakken neer te zitten, doch wel om
naar nieuwe strijdmiddelen om te zien.
Vertrouwen, geloof in het goed recht van den cisch
Staatspensioen, moet ons stalen en geen ijdele ver
wachting.
Dat niet dadelijk worden geholpen wie het zoo hard
noodig hebben, is ontzettend, en moet een aansporing
te meer zijn niet slechts om te volharden in den strijd,
doch om dien nog krachtiger te voeren.
Het is een schrale troost voor de wachtenden, doch
de verantwoordelijkheid daarvan ligt niet bij de voor
standers van Staatspensioen, doch bij de bestrijders.
Om nu te besluiten:
Van harte hopen we, dat het slot van de motie
werkelijkheid kan worden, zulk een klinkende
werkelijkheid, dat de vervulling van onzen eisch er
sterk door wordt bespoedigd.
1) Tot goed begrip van de zaak drukken we de motie
nog eens af. Zij luidt als volgt:
De vergadering van de Federatie Alkmaar van de"n
Bond voor Staatspensionneering, in vergadering bijeen
op 28 Februari 1930 te Alkmaar,
1. gehoord de besprekingen over de noodzakelijkheid
van d^ invoering van het premievrije Staatspensioen,
ten einde de Ouden van Dagen een onbekommerden
ouden dag te verzekeren,
2. van oordeel, dat de propaganda voor deze noodzake
lijkheid op het doode punt is geraakt, doordien het pre
mievrije staatspensioen een politieke zaak i3 geworden,
„Mij ook," was hij met het antwoord gereed. „Maar
ik wist niet dat ik mocht"
„Als ik je was, stond ik het hem niet toe. lieve," zei
Lady Cravenstowe oordeelkundig, „tot je elkaar beter
hebt leeren kennen."
„O, vergeef me," mompelde Charmaine nederig. „Ik
dacht dat het er niet op aan kwam hoe iemand mij
noemde. Gisteren hebt ge toegelaten dat Sir Robert
Blakeley mij den naam van Asschepoetster toedacht."
„Over hem heb ik niets te zeggen," zei Lady Craven
stowe, met een glimlachje tot haar neef.
„Terwijl ze mij met ijzeren roede regeert," zei Basil,
haar glimlach beantwoordende. „Maar ik laat me han
gen als ik dien Blakeley een voorrecht boven mij gun.
Als hij je Asschepoetster mag noemen..."
„Dat mag hij niet!" viel Charmaine hem haastig in de
rede. „Hij deed het slechts voor één keer. dat is alles."
„Ik zou er hem den hals voor kunnen omdraaien," zei
Basil..
„O, waarom?" vroeg Charmaine, verschrikt opziende.
„Het doet eigenlijk zoo weinig ter zake, niet waar?"
Met een kinderlijk smeekend gebaar, wendde zij zich
nu tot Lady Cravenstowe. „Mag ik het hem vergun
nen?" verzocht zij.
„En hoe zul je hem dan noemen?" vroeg deze dame,
met ondanks hun scherts een zweem van waarschuwing
in haar stem.
„O, ik ben de prins, natuifrlijk", zei Basil, den toestand
handig reddende. „Ik zal me binnenkort met een gla
zen muiltje bij u laten aandienen."
Met een vroolijk lachje, keerde zij zich weer tot hem.
„O, dan hoop ik dat het passen zal .'"'zei ze.
Iets in zijn lachende oogen bracht haar in verwarring,
Ze maakte een schuwe beweging van terughoudendheid,
en in hetzelfde oogenblik stond Lady Cravenstowe van
tafel op.
„En ik hoop het ook," zei zij. ,En als ik de goede fee
moet zijn, zal ik zorgen dat het past."
Onder het uitspreken van deze woorden had ze een
arm rond Charmaine geslagen, en in 'deze rpoederlijke
aanraking lag iets dat het eenzame hart van het meisje
regelrecht trof. Ze herinnerde het zich Tater met een
gevoel van Innige warmte. Wat er ook gebeuren mocht,
ze was overtuigd in Lady Cravenstowe een leidsvrouw
en een vriendin gevonden te hebben.
HOOFDSTUK V.
Baba Zwartschaap.
Het kruisverhoor, dat Charmaine tei-stond na haar
thuiskomst te doorstaan had, bedierf iets van "haar gc-
3. overtuigd echter, dat dit geen politieke zaak behoort
te zijn, doch eene van recht, billijkheid, humaniteit en
menschelijkheid,
4. betreurt, dat de scheidingslijn voor deze hoogst be
langrijke kwestie loopt tusschen zoogenaamd rechts en
links,
spreekt de wenschelijkheid en noodzakelijkheid uit,
dat de propaganda van nu af meer demonstratief moet
worden gevoerd,
Z.F.C.—Blauw Wit.
Blauw Wit kreeg meer dan haar toe
kwam! Een spannende strijd!
(Van onzen Voetbalredacteur.)
De belangstelling van geheel voetballend Nederland
was wel gericht op de match tusschen Blauw Wit en
Z.F.C., die zou beslissen wie tenslotte uit de ingewik
kelde voetbalpuzzle van afdeeling II als winnaar te
voorschijn zou komen. Z.F.C. was in menig oog favo
riet. dank zij haar formidabele eindspurt. Blauw Wit
heeft het geheele seizoen in een meer constanten
vorm gespeeld en, zij heeft nooit zoo n overweldigen
den indruk gemaakt als de Zaankanters. Zoo was de
situatie.
Toen we 's middags in Haarlem kwamen was liet
best te merken dat er wat bijzonders op til was. Tien
tallen opkoopers trachtten van hun kaartenvoorraad
af te komen en door de geheele stad heen iiepen ven
ters met blauwwitte cn roodwitte vlaggetjes. De
extratrein bracht honderden Amsterdammers en
Zaandammers, terwijl een menigte autobussen uit
heel'Holland een ongekende drukte veroorzaakten.
Dit alles was echter nog niets bij wat wc bij het
Il.F.C.-terrein zagen, 't Leek wel een llolland-België
ontmoeting. De talrijke officials hadden hun handen
vol met het bergen van de menschenmnssa, die wel
niet ver van de 12000 af geweest zal zijn. Eindelijk*
begon dan de wedstrijd te ruim twee uur. De opstel
ling was als volgt:
Blauw Wit.
Scllindeler
Van Asselt Lietzen
Sitlers De Boer Delsen
Gerritsen Smit Dorenbos Ferwerda Homborg
Scheidsrechter J. Mutters.
v. d, Kolf De Maar Hoogmoed Steens Lust
Bakker Klopper Rep
v. li. Kaar Eijma
Kuiper
Z. F. C.
Blauw Wit won den toss en koos het wind- en
zonvoordcel. Direct- begin BI. Wit op volle kracht,
zoodat ze de eerste aanvallen heeft. 1 let binnentrio
geeft echter blijk van weinig schotv^a'rdigheid. Ger
ritsen en Homborg tooncn cn buitcngowoiTe handig
heid cn aan hen ligt het dan ook niet dat er niet ge
schoten wordt. Z.F.C. tracht dan liet spel te verplaat
sen, wat haar slechts ten deele lukt, wan de B1AV.
halflinie staat steeds klaar om den bal op de snelle
vleugels te deponeeren, terwijl Z.FiC. bovendien wat
veel op links speelt, juist op die zijde waarin haar
kracht juist niet ligt. Lust krijgt zoodoende spora
disch den bal, wat, gezien de gevaarlijke voorzetten
die steeds van z'n voet komen, geen moreelen steun
voor z'n ploeg is. De halflinies van beide ploegen
spelen uitstekend, cn daarin is het wel voornamelijk
te danken dat het spel nog al eens verplaatst wordt.
Toch leek ons die van Blauw Wit beter als steunen
de kracht cn dat kwam o.i. wel voornamelijk door het
feit, dat De Boer z'n taak als spil beter begreep dan
Klopper. Beide achterhoedes laten zich ook van hun
goede zijde zien; Zwakke plekken zagen wij niet. Wat
de keepers betreft, moet ons van het hart, dat geen
*an beiden een verheven indruk maakte. Kuiper van
van Z.F.C. bijvoorbeeld lijkt ons absoluut de mindere
van v. h. I-Iof van K.F.C., terwijl Jan Schindelers
keepen ons soms bange oogenblikken bezorgde. Hij
ving niets; alles wat op hem af kwam sloeg hij een
meter voor zich op den grond, om vervolgens aan
het wegwerken te denken. Had hij niet zoo n reus
achtiger! steun van Lietzen en Van Asselt gehad, on
getwijfeld was het de Zaandamsche voorhoede dan
gelukt enkele doelpunten door inloopcn te verkrijgen.
Wat het spelverloop voor rust betreft bet volgende.
De eerste aanvallen zijn voor Blauw Wit. Enkele
ongevaarlijke schoten van de vleugels leveren den
keeper niet de minste moeite^IIet spel wordt ver
plaatst. Alles gaat via de linker Z.-vleugel. Schinde-
noegen voor dien dag, maar gedurende deze ondervra
ging door Sylvia, bewaarde het meisje haar gewone
lijdzaamheid. De vragen die ze te beantwoorden kreeg
leken van zoo weinig belang, tot het haar trof dat het
brandpunt van de belangstelling van Sylvia uitsluitend
scheen te liggen in de houding die Basil Conister tegen
over haar aangenomen had. Toen maakte een gevoel
van onmacht zich van Charmaine meester,, en ze be
perkte haar antwoorden tot éénlettergrepige woordjes,
„Nu, ik hoop dat je een gunstige indruk gemaakt
hebt," zei Sylvia ten langen laatste, „maar als je tegen
over hen even onmededeelzaam geweest bent als tegen
over mij, dan zou ik eerder zeggen dat ze je voor half-
onnoozel aangezien hebben. Maar, van den anderen
kant. moet ik bekennen dat je vermoeid zult zijn," liet
zij vriendelijk volgen, toen Charmaine een kleur kreeg.
„Het was een nieuwe ervaring voor je en je zult weldra
opvroolijken. Nu mag je gdan en jezelve amuseeren.
Ga, bijvoorbeeld, na de thee met Marie wat in het Park
wandelen, als je lust hebt. Ik moet uit."
Charmaine was dankbaar dat ze gaan kon. maar
ging niet dadelijk na de thee met Marie uit. Zij sloot
zich in haar kamer op en legde zich te bed. ten einde
haar droomen opnieuw aan haar geestesoog te laten
voorbijgaan.
Het was haar niet langer mogelijk de zeer doorschij
nende opmerkingen van Sylvia niet te begrijpen; ze
kon onmogelijk langer de oogen sluiten voor het on
loochenbare feit. dat ze hier was. voor iedereen die haar
hebben wilde, evenals een dier dat op de markt te koop
aangeboden wordt. Dit denkbeeld verontrustte haar,
•want het scheer! dat ze op de een of andere manier
streefde naar een positie, waarop ze geen recht had. En
toch was het haar schuld niet. Griselda had haar naar
hier gezonden. En hoe vurig, hoe wanhopig, zij verteerd
werd door het verlangen nooit weer tot Griselda te be
hoeven terug te keeren, was aleen aan haar angstig
kloppend hart bekend. Maar, óók, dit was een veront
rustende gedachte, die alles in een onplezierig daglicht
stelde. Ze zette deze. met een gevoel van vernedering,
uit het hoofd. Het was afschuwelijk de wondere, schit
terende droom die de hare geworden was, aldus te be
zoedelen.
Het ruikertje bloemen, dat Basil Conister haar gege
ven had, stónd in een vaasje dicht in haar nabijheid.
Zij strekte er de hand naar uit. en trok het naar zich
toe, haar geheele ziel ging op in den geur dien het uit
wasemde. Welk een verrukkelijke dag was het geweest
cn hoe voorkomend had hij haar behandeld! Maar, waar
schijnlijk was hij tegen iedereen even vriendelijk, hield
ze zich een weinig teleurgesteld voor. Het was een van
verzoekt daarom het Hoofdbestuur al d!e maatregelen
te treffen, waardoor deze demonstratieve propaganda
vooral tot uiting komt en wel In den vorm van:
a. een volkspetionnement,
b. een betooging in Den Haag bij de opening van de
Tweede Kamer, wanneer dan tevens de aanbieding van
het petitionnement zal geschieden.
besluit deze motie als een urgent punt van behande
ling voor de e.k. Algcmeene Vergadering in te dienon.
Ier is zeer gevaarlijk. Lust geeft een paar „dotjes"
van voorzetten. Legio corners volgen. Een pracht-
aanval schept voor Hoogmoed do kans om door ie
breken. Z'n schot faalt. Tegenslag hij Z.F.C. Vliegens
vlugge aanval via Gerritse. Een schot, wordt wegge
werkt, heel Blauw Wit 'loopt in. Gerritse krijgt de
hal op de vleugel weer vrij, hij zet magnifiek voor
en een klein tikje van Smit (of Dorenbos?) is vol
doende (01). Blauw Wit heeft een groote moreele
steun door dit doelpunt. Onstuimig zet ze op. Prach
tige aanvallen volgen elkaar snel op. Alles wijst, er
op, dat een doelpunt moet komen. Gerritse is steeds
weer de gevaarlijke man. Stevig doorloopen bezorgt
het wederom de bal als Kuiper deze uit de handen
laat vallen. Omringd door een 3-tal Zaandammers
weet hij toch nog een opening te vinden en Blauw
Wit staat met 2—0 voor. Aan het gejubel van de tal
rijke supporters komt geen einde. Z.F.C'.. is totaal over
speeld. Slechts sporadisch weel Hoogmoed de vleu
gels aan het werk 'te zetten, wat evenwel niets ople
vert. Blauw Wit maakt zelfs een derde goal, dat
evenwel wegens buitenspel geannuleerd wordt. Ein
delijk komt aan het uithoudingsvermogen van Blauw
Wit een einde en met Z.F.C. sterk in de meerder
heid komt de rust.
Na de hervatting is Z.F.C. wederom sterk in den
aanval. Alle scoringspogingen worden evenwel op
schitterende wijze verijdeld door liet hackstélsel Van
Asselt-Lietzen. Toch raakt Blauw Wit dermate over
speeld dat Fijma en v. h. Kaar het gemakkelijk af
kunnen, terwijl v. h. Kaar zich zelfs de weelde ver
oorloofde om onder een door Lust genomen corner
z'n hoofd te zetten. Verstandiglijk stuurde Lust hem
evenwel naar z'n plaats. Typisch was dat alle 131. Wit
aanvallen wederom over de recliterwenk gingen, ter
wijl toch, wat spelkwaliteit betreft, llombörg hèele-
maal niet onder hoeft te doen voor Gerritse. Na pl.m.
15 min. werd een der Z.F.C. voorwaartsen ecnigszins
ruw bewerkt door een der Blauw Wit-backs. De
scheidsrechter, die absoluut geen ruw spel toeliet,
ook niet het aanvallen van den keeper (waarmee hij
dus liet Midden-Europeesche standpunt huldigt) ken
de hier aan Z.F.C. een strafschop toe. Hoogmoed had
geen moeite om Jan Schindeler met een schuiver te
doen visschen (21). Z.F.C. hoopte nu nog op den ge
lijkmaker. Geen greintje geluk hadden ze echter.
Beeds naderde het einde. Lust en Hoogmoed deden
hun uiterste best om door de hechte Amsterdamsche
achterhoede te breken. Eenmaal gelukte het, maar
Mutters had buitenspel geconstateerd, zoodat de vrij
wel zekere gelijkmaker uitbleef. We dachten vrijwel
allen dat het bij 21 zou blijven, doch BI. Wit, dat er
de laatste 5 minuten nog eens alles op zette, blijkbaar
niet. Ken keurige aanval, opgebouwd door den snellen
Delsen, gaf Homborg gelegenheid een pracht voorzet
te geven. Dorenbos scoorde met een onhoudbaren kop
bal. Verslagen was Z.F.C: Bijna maakte Smit er 4—1
van, doch Fijma redde nog juist. Tweemaal moest
onderbroken worden' voor Smit, die een paar keer de
bal op de maag kreeg. Het publiek dacht reeds dat
het afgeloopen was en hief, voor zoover het het Am
sterdamsche gedeelte betrof, een gejubel aan, dat
niet meer ophield en waardoor Mutters' fluitje bij
het hervatten haast niet hoorbaar was. Niet lang
duurde het echter of liet einde werd aangekondigd.
Een paar duizend menschen stormden het veld op.
Heel Blauw Wit ging de lucht in en werd door de
zich van blijdschap te buiten gaande menigte naar de
kleedkamers gedragen. Onopgemerkt verdwenen de
overwonnenen. Zoo heeft Amsterdam dus' z'n twee
kampioenen. Volgend jaar overdoen Z.F.C., maar dan
van 't begin af aan goed aanpakken!
De eerste kampioenswedstrijden. Blauw
Wit wint van Z.F.C. D.E.C. kampioen.
Ingewikkelde hekkesluiterspuzzle in
het Zuiden.
K.N.V.B.-overzicht van 9 Maart.
Dc eerste kampiosenwedstrijden zijn Zondag reeds
gespeeld. In Deventer vond de ontmoeting tusschen
Go Ahead en Willem II plaats. Naar wat de verleden
de leidende regels van die tooverwereld, waarin ze zich
reeds zoo thuis gevoelde. Want. het was de wereld waar
toe Rory behoord had haar aangebeden Rory.
Weer dreigde de geur der bloemen haar te overweldi
gen, cn aan een teederen aandrang gehoor gevende,
lichtte zij de bloemen uit de vaas en legde ze druipend
op haar hoofdkussen. Ze vroeg zich af of hij dat tuiltje
heliotrope reeds in zijn gebedenboek gelegd zou hebben,
en zag weer zijn heldere, blauwgrijze oogen. toen hij
het voornemen te kennen gegeven had zulks te doen. En
weer toetste zij de oprechtheid in die oogen aan de
oprechtheid in haar eigen binnenste, en knoopte -rijn
vriendelijkheid en ridderlijkheid daaraan vast. Geen won
der dat zijn tante zooveel van hem hield!
Zij begon zich af te vragen of ze hem opnieuw ontmoe
ten zou. en daarbij klopte haar hart van eenige opwin
ding. Zc was er van overtuigd dat hij tot haar zou ko
men -- waar ook dat hij haar van de anderen zou on
derscheiden. Zooveel hield hij reeds van haar. Daaraan
twijfelde zij niet kon zij niet twijfelen. Met al haar
onervarenheid wist ze met volkomen zekerheid, dat hij
andere meisjes die hij kende, niet behandelde, zooals
hij haar gehandeld had. Hij had zichzelf de prins ge
noemd, had gezegd dat hij haar zou komen bezoeken.
Eensk'aps bedekte zij het gezicht met twee bevende han
den en isg met popelend hart. O, als hij eens waarlijk
kwam zou zij blij zijn? zou zij bevreesd zijn?
Neen, bevreesd niet, natuurlijk niet! Daarvoor was hij
veel ta voorkomend, veel te vriendelijk. Maar zij voelde
dat ze nem behoorde te vertellen als hij het nog niet
wist dat ze hier gekomen was om op de markt te koop
aangeboden te worden aan een ieder die haar hebben
wilde. Het zou zoo vreeselijk, zoo onbillijk zijn, als hij
het niet begreep.
Er werd aan de deur geklopt, en zij hoorde de stem
van Msrie.
„Mademoiselie, er Is een heer aan de telefoon, die naar
u vraagt. Wilt ge hem te woord staan?"
Charmaine was opgesprongen. „Een heer! O. Marie,
wie?"
„Hij noemde zijn naam niet." antwoordde Marie. „Hij
zou u zelf zeggen wie hij was. Zal ik hem het nogeens
gaan vragen, mademoiselie?"
„O, ik heb nog geen besluit genomen," zei Charmaine.
„Wacht nog een minuut. ,Dan zal ik komen."
Ze streek in alle haast haar haren glad en liep naar de
deur.
Wordt vervolgd.