SchagerCourant Het Altaar der Eer SPORT VAN ZONDAG Derde Blad. Dinsdag 11 Maart 1930. 73ste Jaargang. No. 8626 Staatspensioen geen politieke zaak? EEN MOTIE MET EEN GOED SLOT. De federatie Alkmaar van den Bond voor Staats pensionneering, heeft een motie aangenomen met een uitstekend slot. Er moet meer actie komen, meer demonstratieve propaganda en aanbevolen worden: a. een volkspetitionnement; b. een betooging in Den Haag bij de opening van de Tweede Kamer tegelijk met de aanbieding van het petitionnement. Voor beide is heel veel te zeggen. Sterker: er is al les voor. Laat men echter wel bedenken, dat deze propagan- 'da-middelen makkelijker te noemen dan toe te passen zijn! Begint men er aan, dan moeten ze slagen of ze heb ben een averechtsche uitwerking. Bepalen wij ons eens even tot het petitionnement. 100.000 handteekeningen zijn de moeite niet waard. Er mogen er zeker 15 keer zooveel zijn, als men wer kelijk indruk wil maken. Nu moet men over een anderhalf millioen niet al te licht denken. Alleen technisch en administratief be- teekent het verzamelen van zooveel handteekeningen bergen werk, om van de kosten nog maar te zwijgen. Het apparaat, dat al dit werk zou kunnen verzet ten, heeft de Bond v. St. niet, maar is natuurlijk te maken. Er is voor noodig: menschcn, die er zich ge heel aan kunnen geven, weken en maanden achter een, en geld, veel geld. Verder zijn noodig duizenden werkers in het land. Ilier schiet de Bond alleen te kort. In honderden plaatsen heeft hij geen afdeelingen en juist in de groote steden waar de handteekeningen in tiendui zenden tallen vandaan moeten komen, is zijn positie uiterst zwak. Er moet dus hulp komen en van wie? Van wie anders dan van de politieke partijen, die vóór Staatspensioen zijn? Te zamen kregen zij verleden jaar meer dan een millioen stemmen van 25-jarigen en ouderen. Een petitionnement, dat geteekend kan worden door alle meerderjarigen, moet. ver over het millioen handtee keningen dragen, of het wordt geen versterking van den stembus-uitslag doch een verzwakking. Anderhalf millioen is dus geen willekeurige greep, doch een goed gefundeerde eisch. O.i. is dit aantal onbereikbaar, zonder de hulp van alle politieke part ij en en partijtjes, die vóór Staatspensioen zijn. Daarom spraken we ook alleen maar van een motie met een uitstekend slot. Wat aan het slot vooraf gaat, is o.i. onjuist, ontaktisch en dus overbodig. De motie overweegt n.1., dat de propaganda voor Staatspensioen op het doode punt is. geraakt, door dien het een politieke zaak is geworden, en zij die haar aannamen, beweren, dat het geen politieke zaak behoort te zijn, doch eene van recht, billijkheid, humaniteit en menschelijkheid. Eerst een kleine taalkundige opmerking. Wat beduidt het om te spreken van humani teit èn m ensch elij kheid, twee woorden die elkaar dekken? Deze slordigheid is echter niet het ergste. Waarom wordt er gesproken, tot tweemaal toe, van premievrij staatspensioen? De Bond heet toch niet Bond voor p r e m i e v r ij e Staatspensionneering? Zoover zijn we wel, dat Staatspensioen een geijkte door niemand misverstane term is: premie is na tuurlijk uitgesloten. Bepaald onjuist is de overweging, dat de propa ganda voor deze noodzakelijkheid bedoeld wordt de invoering van Staatspensioen op het doode punt is geraakt, doordien het premievrije(I) staatspensioen een politieke zaak is geworden. Alsof Staatspensioen ooit iets anders is geweest dan een politieke zaak! Zeker, de Bond houdt zich buiten den politieken partijstrijd, maar niet buiten de po litiek. Hoe zou een eisch, aan den Staat, gesteld, ooit anders dan door de politiek in vervulling kunnen gaan? FEUILLETON door ETHEL M. BELL. 9. „Dat zou ik ook denken," viel Lady Cravenstowe met warmte in. „Het is een plaats uit een droom en reeds eeuwen achteeen in het bezit van de Conisters. Ik ben zelve ook een Conister, moet je weten. Ik ben daar ge boren. Op een goeden dag zal ik Hugh vragen mij er met jou een bezoek te laten brengen. Arme oude Hugh! Hij is de tegenwoordige Lord Conister. Hij heeft bij een auto-ongeluk zijn ruggegraat gekwetst en is volkomen ongeneeslijk. Er is niets aan te doen. Men noemt het reeds een wonder dat hij nog leeft als dat leven mag heeten! Ik houd zeer veel van hem!" „Ik zou graag gaan," zei Charmaine. „als ge denkt dat hij er geen bezwaar tegen heeft."* „Ja, hij zou in uw smaak vallen," zei Basil. „In het begin zoudt ge misschien eenig ontzag voor hem gevoe len, maar dat zoudt ge spoedig te boven komen. Hij is een van de bovendst besten." „Dat zijn alle Conisters," merkte Lady Cravenstowe schetsend op. „Ik geloof dat we onze voorouders tot in den tijd van de Ridders van de Ronde Tafel tellen, en ze waren mannen zonder vrees of blaam, zooals de geheele wereld weet." „Dat was eerst een goede tijd," zei Basil, „en ridder lijkheid was een eigenschap die nog in tel was." „Maar is er dan in 't geheel geen overgebleven?" vroeg Charmaine. Basil lachte flauwtjes. „Och, ja, dat zal wel. Zoo nu en dan! Maar het staat niet meer zoo goed als vroeger het geval was." „Komt het er op aan of het goed staat of niet?" vroeg Charmaine met eenige verlegenheid. Hij zag met zijn vriendelijke oogen recht in de hare. „Voor iemand zooals gij niet," antwoordde hij, „Ik zou zeggen dat gij tot de weinige gelukkigen behoort, juf frouw Audley die zich de weelde kunnen veroorloo- ven zich juist voor te doen zooals ze zijn." Ze kreeg een kleur, méér van genoegen dan van ver legenheid. „O, noem mij toch Charmaine!" zei ze. „Dat zou me veel liever zyn." Er is wel eens reden om op de politiek af te geven, doch men moet haar niet als zondebok gebruiken, als haar schijn noch schaduw van schuld treft. Staatspensioen is liet eerst geëischt door een Comité van verecnigingcn, vakbonden en dé S.D.A.P. Dc eisch werd natuurlijk gesteld aan de Regeering en toen later de Bond werd gesticht, deed die niet anders. Hoe zeer het een politieke kwestie is, bewijst ook de felle strijd om de politieke partijen er voor te winnen. Er is dus geen kwestie van, dat de propaganda op het doode punt is geraakt, omdat het een politieke zaak is geworden. Het is nooit anders geweest en zal nooit iets anders zijn en over het doode punt komen wc niet heen door anti-politiek te doen. Trouwens wat het goede slot van de motie wil, zijn bij uitstek politieke middelen! Een adres aan dc Regeering is een politiek strijd middel. Het ondersteunen van dit adres door een betoogin^fridem idem. Als de Bond deze middelen gaat toepassen, gaat hij nieuwe paden bewandelen, doch ook op politiek terrein. Zoo iets, het aanwenden van nieuwe propaganda middelen, komt in eiken strijd voor. Dc beproefde en tot zeker oogenblik altijd aangewende middelen lijken uitgewerkt. Zij geven niet langer resultaat en als vanzelf zoekt men naar andere. In den strijd om het Algemeen Kiesrecht is het niet anders gegaan. Betoogingen, eerst op een Zondag, later op een door-de-weeksche dag, een petitionne ment zijn op gewone schriftelijke en mondelinge pro paganda gevolgd. Als de Bond voor Staatspension neering liet voor zijn doel ook aan zal durven, zullen wij. het van harte toejuichen en steunen naar ver mogen. Hij zal dan echter niet moeten beginnen met „bevriende naties" van zich af te stootcn en daarom luidt ons ongevraagd advies: houdt alleen den kop en den staart van de motie en schrapt, de gedeelten, die' wij genummerd hebben met 1, 2, 3 en 4. Onze bezwaren tegen die overwegingen vindt men hierboven, behalve tegen 1, waarover wc nog dit wil len zeggen. Daar wordt gesproken over een onbekom m e r- d c n ouden dag voor de Ouden van Dagen. Zeker, dat is het doel van den strijd cn zoolang dat doel niet is bereikt, mankeert er ontzettend veel aan onze maatschappij zóó veel, dat wij ieder voor zich en allen gezamenlijk ons diep hebben te schamen. Houdt men echter in het oog, dat het, alle inspan ning ten spijt, nog niet is kunnen geiukken om voor al onze ouden van dagen het 3- cn 5-guldenspensiocn- tje te veroveren, dan lijkt het ons niet verstandig, dc verwachting te wekken, dat cr mc-t het toepassen van nieuwe propaganda-middelcn kans is, dat we in afzienbaren tijd reeds kunnen geraken tot een onbekommerden ouden dag. Wij gelooven niet, dat de motie dit bedoeld te zeg gen, doch het ligt er, zij het dan onbedoeld, toch wel eenigermate in. Laten we de kwestie precies stellen: tweemaal is er een stukje Staatspensioen toegestaan als overgangsmaatregel; principieel aanvaard is het staatspensioen echter ter nog nooit; wat in geld werd bereikt f3 en f5 is on voldoende; een geringe verhooging is afgestemd; principieel en materieel ligt de kans op een onbe kommerden dag voor allen, wier eigen middelen niet toereikend zijn, in het verre verschiet. Zoo zijn o.i. de feiten, maar hoe troosteloos dit moge schijnen, liet somber vooruitzicht is geen re den om bij de pakken neer te zitten, doch wel om naar nieuwe strijdmiddelen om te zien. Vertrouwen, geloof in het goed recht van den cisch Staatspensioen, moet ons stalen en geen ijdele ver wachting. Dat niet dadelijk worden geholpen wie het zoo hard noodig hebben, is ontzettend, en moet een aansporing te meer zijn niet slechts om te volharden in den strijd, doch om dien nog krachtiger te voeren. Het is een schrale troost voor de wachtenden, doch de verantwoordelijkheid daarvan ligt niet bij de voor standers van Staatspensioen, doch bij de bestrijders. Om nu te besluiten: Van harte hopen we, dat het slot van de motie werkelijkheid kan worden, zulk een klinkende werkelijkheid, dat de vervulling van onzen eisch er sterk door wordt bespoedigd. 1) Tot goed begrip van de zaak drukken we de motie nog eens af. Zij luidt als volgt: De vergadering van de Federatie Alkmaar van de"n Bond voor Staatspensionneering, in vergadering bijeen op 28 Februari 1930 te Alkmaar, 1. gehoord de besprekingen over de noodzakelijkheid van d^ invoering van het premievrije Staatspensioen, ten einde de Ouden van Dagen een onbekommerden ouden dag te verzekeren, 2. van oordeel, dat de propaganda voor deze noodzake lijkheid op het doode punt is geraakt, doordien het pre mievrije staatspensioen een politieke zaak i3 geworden, „Mij ook," was hij met het antwoord gereed. „Maar ik wist niet dat ik mocht" „Als ik je was, stond ik het hem niet toe. lieve," zei Lady Cravenstowe oordeelkundig, „tot je elkaar beter hebt leeren kennen." „O, vergeef me," mompelde Charmaine nederig. „Ik dacht dat het er niet op aan kwam hoe iemand mij noemde. Gisteren hebt ge toegelaten dat Sir Robert Blakeley mij den naam van Asschepoetster toedacht." „Over hem heb ik niets te zeggen," zei Lady Craven stowe, met een glimlachje tot haar neef. „Terwijl ze mij met ijzeren roede regeert," zei Basil, haar glimlach beantwoordende. „Maar ik laat me han gen als ik dien Blakeley een voorrecht boven mij gun. Als hij je Asschepoetster mag noemen..." „Dat mag hij niet!" viel Charmaine hem haastig in de rede. „Hij deed het slechts voor één keer. dat is alles." „Ik zou er hem den hals voor kunnen omdraaien," zei Basil.. „O, waarom?" vroeg Charmaine, verschrikt opziende. „Het doet eigenlijk zoo weinig ter zake, niet waar?" Met een kinderlijk smeekend gebaar, wendde zij zich nu tot Lady Cravenstowe. „Mag ik het hem vergun nen?" verzocht zij. „En hoe zul je hem dan noemen?" vroeg deze dame, met ondanks hun scherts een zweem van waarschuwing in haar stem. „O, ik ben de prins, natuifrlijk", zei Basil, den toestand handig reddende. „Ik zal me binnenkort met een gla zen muiltje bij u laten aandienen." Met een vroolijk lachje, keerde zij zich weer tot hem. „O, dan hoop ik dat het passen zal .'"'zei ze. Iets in zijn lachende oogen bracht haar in verwarring, Ze maakte een schuwe beweging van terughoudendheid, en in hetzelfde oogenblik stond Lady Cravenstowe van tafel op. „En ik hoop het ook," zei zij. ,En als ik de goede fee moet zijn, zal ik zorgen dat het past." Onder het uitspreken van deze woorden had ze een arm rond Charmaine geslagen, en in 'deze rpoederlijke aanraking lag iets dat het eenzame hart van het meisje regelrecht trof. Ze herinnerde het zich Tater met een gevoel van Innige warmte. Wat er ook gebeuren mocht, ze was overtuigd in Lady Cravenstowe een leidsvrouw en een vriendin gevonden te hebben. HOOFDSTUK V. Baba Zwartschaap. Het kruisverhoor, dat Charmaine tei-stond na haar thuiskomst te doorstaan had, bedierf iets van "haar gc- 3. overtuigd echter, dat dit geen politieke zaak behoort te zijn, doch eene van recht, billijkheid, humaniteit en menschelijkheid, 4. betreurt, dat de scheidingslijn voor deze hoogst be langrijke kwestie loopt tusschen zoogenaamd rechts en links, spreekt de wenschelijkheid en noodzakelijkheid uit, dat de propaganda van nu af meer demonstratief moet worden gevoerd, Z.F.C.—Blauw Wit. Blauw Wit kreeg meer dan haar toe kwam! Een spannende strijd! (Van onzen Voetbalredacteur.) De belangstelling van geheel voetballend Nederland was wel gericht op de match tusschen Blauw Wit en Z.F.C., die zou beslissen wie tenslotte uit de ingewik kelde voetbalpuzzle van afdeeling II als winnaar te voorschijn zou komen. Z.F.C. was in menig oog favo riet. dank zij haar formidabele eindspurt. Blauw Wit heeft het geheele seizoen in een meer constanten vorm gespeeld en, zij heeft nooit zoo n overweldigen den indruk gemaakt als de Zaankanters. Zoo was de situatie. Toen we 's middags in Haarlem kwamen was liet best te merken dat er wat bijzonders op til was. Tien tallen opkoopers trachtten van hun kaartenvoorraad af te komen en door de geheele stad heen iiepen ven ters met blauwwitte cn roodwitte vlaggetjes. De extratrein bracht honderden Amsterdammers en Zaandammers, terwijl een menigte autobussen uit heel'Holland een ongekende drukte veroorzaakten. Dit alles was echter nog niets bij wat wc bij het Il.F.C.-terrein zagen, 't Leek wel een llolland-België ontmoeting. De talrijke officials hadden hun handen vol met het bergen van de menschenmnssa, die wel niet ver van de 12000 af geweest zal zijn. Eindelijk* begon dan de wedstrijd te ruim twee uur. De opstel ling was als volgt: Blauw Wit. Scllindeler Van Asselt Lietzen Sitlers De Boer Delsen Gerritsen Smit Dorenbos Ferwerda Homborg Scheidsrechter J. Mutters. v. d, Kolf De Maar Hoogmoed Steens Lust Bakker Klopper Rep v. li. Kaar Eijma Kuiper Z. F. C. Blauw Wit won den toss en koos het wind- en zonvoordcel. Direct- begin BI. Wit op volle kracht, zoodat ze de eerste aanvallen heeft. 1 let binnentrio geeft echter blijk van weinig schotv^a'rdigheid. Ger ritsen en Homborg tooncn cn buitcngowoiTe handig heid cn aan hen ligt het dan ook niet dat er niet ge schoten wordt. Z.F.C. tracht dan liet spel te verplaat sen, wat haar slechts ten deele lukt, wan de B1AV. halflinie staat steeds klaar om den bal op de snelle vleugels te deponeeren, terwijl Z.FiC. bovendien wat veel op links speelt, juist op die zijde waarin haar kracht juist niet ligt. Lust krijgt zoodoende spora disch den bal, wat, gezien de gevaarlijke voorzetten die steeds van z'n voet komen, geen moreelen steun voor z'n ploeg is. De halflinies van beide ploegen spelen uitstekend, cn daarin is het wel voornamelijk te danken dat het spel nog al eens verplaatst wordt. Toch leek ons die van Blauw Wit beter als steunen de kracht cn dat kwam o.i. wel voornamelijk door het feit, dat De Boer z'n taak als spil beter begreep dan Klopper. Beide achterhoedes laten zich ook van hun goede zijde zien; Zwakke plekken zagen wij niet. Wat de keepers betreft, moet ons van het hart, dat geen *an beiden een verheven indruk maakte. Kuiper van van Z.F.C. bijvoorbeeld lijkt ons absoluut de mindere van v. h. I-Iof van K.F.C., terwijl Jan Schindelers keepen ons soms bange oogenblikken bezorgde. Hij ving niets; alles wat op hem af kwam sloeg hij een meter voor zich op den grond, om vervolgens aan het wegwerken te denken. Had hij niet zoo n reus achtiger! steun van Lietzen en Van Asselt gehad, on getwijfeld was het de Zaandamsche voorhoede dan gelukt enkele doelpunten door inloopcn te verkrijgen. Wat het spelverloop voor rust betreft bet volgende. De eerste aanvallen zijn voor Blauw Wit. Enkele ongevaarlijke schoten van de vleugels leveren den keeper niet de minste moeite^IIet spel wordt ver plaatst. Alles gaat via de linker Z.-vleugel. Schinde- noegen voor dien dag, maar gedurende deze ondervra ging door Sylvia, bewaarde het meisje haar gewone lijdzaamheid. De vragen die ze te beantwoorden kreeg leken van zoo weinig belang, tot het haar trof dat het brandpunt van de belangstelling van Sylvia uitsluitend scheen te liggen in de houding die Basil Conister tegen over haar aangenomen had. Toen maakte een gevoel van onmacht zich van Charmaine meester,, en ze be perkte haar antwoorden tot éénlettergrepige woordjes, „Nu, ik hoop dat je een gunstige indruk gemaakt hebt," zei Sylvia ten langen laatste, „maar als je tegen over hen even onmededeelzaam geweest bent als tegen over mij, dan zou ik eerder zeggen dat ze je voor half- onnoozel aangezien hebben. Maar, van den anderen kant. moet ik bekennen dat je vermoeid zult zijn," liet zij vriendelijk volgen, toen Charmaine een kleur kreeg. „Het was een nieuwe ervaring voor je en je zult weldra opvroolijken. Nu mag je gdan en jezelve amuseeren. Ga, bijvoorbeeld, na de thee met Marie wat in het Park wandelen, als je lust hebt. Ik moet uit." Charmaine was dankbaar dat ze gaan kon. maar ging niet dadelijk na de thee met Marie uit. Zij sloot zich in haar kamer op en legde zich te bed. ten einde haar droomen opnieuw aan haar geestesoog te laten voorbijgaan. Het was haar niet langer mogelijk de zeer doorschij nende opmerkingen van Sylvia niet te begrijpen; ze kon onmogelijk langer de oogen sluiten voor het on loochenbare feit. dat ze hier was. voor iedereen die haar hebben wilde, evenals een dier dat op de markt te koop aangeboden wordt. Dit denkbeeld verontrustte haar, •want het scheer! dat ze op de een of andere manier streefde naar een positie, waarop ze geen recht had. En toch was het haar schuld niet. Griselda had haar naar hier gezonden. En hoe vurig, hoe wanhopig, zij verteerd werd door het verlangen nooit weer tot Griselda te be hoeven terug te keeren, was aleen aan haar angstig kloppend hart bekend. Maar, óók, dit was een veront rustende gedachte, die alles in een onplezierig daglicht stelde. Ze zette deze. met een gevoel van vernedering, uit het hoofd. Het was afschuwelijk de wondere, schit terende droom die de hare geworden was, aldus te be zoedelen. Het ruikertje bloemen, dat Basil Conister haar gege ven had, stónd in een vaasje dicht in haar nabijheid. Zij strekte er de hand naar uit. en trok het naar zich toe, haar geheele ziel ging op in den geur dien het uit wasemde. Welk een verrukkelijke dag was het geweest cn hoe voorkomend had hij haar behandeld! Maar, waar schijnlijk was hij tegen iedereen even vriendelijk, hield ze zich een weinig teleurgesteld voor. Het was een van verzoekt daarom het Hoofdbestuur al d!e maatregelen te treffen, waardoor deze demonstratieve propaganda vooral tot uiting komt en wel In den vorm van: a. een volkspetionnement, b. een betooging in Den Haag bij de opening van de Tweede Kamer, wanneer dan tevens de aanbieding van het petitionnement zal geschieden. besluit deze motie als een urgent punt van behande ling voor de e.k. Algcmeene Vergadering in te dienon. Ier is zeer gevaarlijk. Lust geeft een paar „dotjes" van voorzetten. Legio corners volgen. Een pracht- aanval schept voor Hoogmoed do kans om door ie breken. Z'n schot faalt. Tegenslag hij Z.F.C. Vliegens vlugge aanval via Gerritse. Een schot, wordt wegge werkt, heel Blauw Wit 'loopt in. Gerritse krijgt de hal op de vleugel weer vrij, hij zet magnifiek voor en een klein tikje van Smit (of Dorenbos?) is vol doende (01). Blauw Wit heeft een groote moreele steun door dit doelpunt. Onstuimig zet ze op. Prach tige aanvallen volgen elkaar snel op. Alles wijst, er op, dat een doelpunt moet komen. Gerritse is steeds weer de gevaarlijke man. Stevig doorloopen bezorgt het wederom de bal als Kuiper deze uit de handen laat vallen. Omringd door een 3-tal Zaandammers weet hij toch nog een opening te vinden en Blauw Wit staat met 2—0 voor. Aan het gejubel van de tal rijke supporters komt geen einde. Z.F.C'.. is totaal over speeld. Slechts sporadisch weel Hoogmoed de vleu gels aan het werk 'te zetten, wat evenwel niets ople vert. Blauw Wit maakt zelfs een derde goal, dat evenwel wegens buitenspel geannuleerd wordt. Ein delijk komt aan het uithoudingsvermogen van Blauw Wit een einde en met Z.F.C. sterk in de meerder heid komt de rust. Na de hervatting is Z.F.C. wederom sterk in den aanval. Alle scoringspogingen worden evenwel op schitterende wijze verijdeld door liet hackstélsel Van Asselt-Lietzen. Toch raakt Blauw Wit dermate over speeld dat Fijma en v. h. Kaar het gemakkelijk af kunnen, terwijl v. h. Kaar zich zelfs de weelde ver oorloofde om onder een door Lust genomen corner z'n hoofd te zetten. Verstandiglijk stuurde Lust hem evenwel naar z'n plaats. Typisch was dat alle 131. Wit aanvallen wederom over de recliterwenk gingen, ter wijl toch, wat spelkwaliteit betreft, llombörg hèele- maal niet onder hoeft te doen voor Gerritse. Na pl.m. 15 min. werd een der Z.F.C. voorwaartsen ecnigszins ruw bewerkt door een der Blauw Wit-backs. De scheidsrechter, die absoluut geen ruw spel toeliet, ook niet het aanvallen van den keeper (waarmee hij dus liet Midden-Europeesche standpunt huldigt) ken de hier aan Z.F.C. een strafschop toe. Hoogmoed had geen moeite om Jan Schindeler met een schuiver te doen visschen (21). Z.F.C. hoopte nu nog op den ge lijkmaker. Geen greintje geluk hadden ze echter. Beeds naderde het einde. Lust en Hoogmoed deden hun uiterste best om door de hechte Amsterdamsche achterhoede te breken. Eenmaal gelukte het, maar Mutters had buitenspel geconstateerd, zoodat de vrij wel zekere gelijkmaker uitbleef. We dachten vrijwel allen dat het bij 21 zou blijven, doch BI. Wit, dat er de laatste 5 minuten nog eens alles op zette, blijkbaar niet. Ken keurige aanval, opgebouwd door den snellen Delsen, gaf Homborg gelegenheid een pracht voorzet te geven. Dorenbos scoorde met een onhoudbaren kop bal. Verslagen was Z.F.C: Bijna maakte Smit er 4—1 van, doch Fijma redde nog juist. Tweemaal moest onderbroken worden' voor Smit, die een paar keer de bal op de maag kreeg. Het publiek dacht reeds dat het afgeloopen was en hief, voor zoover het het Am sterdamsche gedeelte betrof, een gejubel aan, dat niet meer ophield en waardoor Mutters' fluitje bij het hervatten haast niet hoorbaar was. Niet lang duurde het echter of liet einde werd aangekondigd. Een paar duizend menschen stormden het veld op. Heel Blauw Wit ging de lucht in en werd door de zich van blijdschap te buiten gaande menigte naar de kleedkamers gedragen. Onopgemerkt verdwenen de overwonnenen. Zoo heeft Amsterdam dus' z'n twee kampioenen. Volgend jaar overdoen Z.F.C., maar dan van 't begin af aan goed aanpakken! De eerste kampioenswedstrijden. Blauw Wit wint van Z.F.C. D.E.C. kampioen. Ingewikkelde hekkesluiterspuzzle in het Zuiden. K.N.V.B.-overzicht van 9 Maart. Dc eerste kampiosenwedstrijden zijn Zondag reeds gespeeld. In Deventer vond de ontmoeting tusschen Go Ahead en Willem II plaats. Naar wat de verleden de leidende regels van die tooverwereld, waarin ze zich reeds zoo thuis gevoelde. Want. het was de wereld waar toe Rory behoord had haar aangebeden Rory. Weer dreigde de geur der bloemen haar te overweldi gen, cn aan een teederen aandrang gehoor gevende, lichtte zij de bloemen uit de vaas en legde ze druipend op haar hoofdkussen. Ze vroeg zich af of hij dat tuiltje heliotrope reeds in zijn gebedenboek gelegd zou hebben, en zag weer zijn heldere, blauwgrijze oogen. toen hij het voornemen te kennen gegeven had zulks te doen. En weer toetste zij de oprechtheid in die oogen aan de oprechtheid in haar eigen binnenste, en knoopte -rijn vriendelijkheid en ridderlijkheid daaraan vast. Geen won der dat zijn tante zooveel van hem hield! Zij begon zich af te vragen of ze hem opnieuw ontmoe ten zou. en daarbij klopte haar hart van eenige opwin ding. Zc was er van overtuigd dat hij tot haar zou ko men -- waar ook dat hij haar van de anderen zou on derscheiden. Zooveel hield hij reeds van haar. Daaraan twijfelde zij niet kon zij niet twijfelen. Met al haar onervarenheid wist ze met volkomen zekerheid, dat hij andere meisjes die hij kende, niet behandelde, zooals hij haar gehandeld had. Hij had zichzelf de prins ge noemd, had gezegd dat hij haar zou komen bezoeken. Eensk'aps bedekte zij het gezicht met twee bevende han den en isg met popelend hart. O, als hij eens waarlijk kwam zou zij blij zijn? zou zij bevreesd zijn? Neen, bevreesd niet, natuurlijk niet! Daarvoor was hij veel ta voorkomend, veel te vriendelijk. Maar zij voelde dat ze nem behoorde te vertellen als hij het nog niet wist dat ze hier gekomen was om op de markt te koop aangeboden te worden aan een ieder die haar hebben wilde. Het zou zoo vreeselijk, zoo onbillijk zijn, als hij het niet begreep. Er werd aan de deur geklopt, en zij hoorde de stem van Msrie. „Mademoiselie, er Is een heer aan de telefoon, die naar u vraagt. Wilt ge hem te woord staan?" Charmaine was opgesprongen. „Een heer! O. Marie, wie?" „Hij noemde zijn naam niet." antwoordde Marie. „Hij zou u zelf zeggen wie hij was. Zal ik hem het nogeens gaan vragen, mademoiselie?" „O, ik heb nog geen besluit genomen," zei Charmaine. „Wacht nog een minuut. ,Dan zal ik komen." Ze streek in alle haast haar haren glad en liep naar de deur. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 9