- De Wereldreis van - Dicky en Dirrekie Durf DE MAN MET DE IJZEREN ZENUWEN. WETENSWAARDIGHEDEN. Een Delisch melodrama. IS HET U BEKEND: dat het aantal tclefoona in Engeland sedert 1912 bijna verdubbeld Is? d a t 1 millioen atomen, naast elkaar geplaatst, nog niet de dikte van een velletje papier zouden bereiken? dat Stradivarius, de beroemde violentoouwer, van 1(544 tot 1736 leefde en 1116 violen maakte, waarvan er nog 600 bestaan? dat Stradivarius zelf nooit meer voor een viool kreeg dan 125 gulden per stuk? dat een Stradivarius-viool nu wel 25000 gulden en meer opbrengt? dat een krokodil ln de eerste 5 jaar van zijn leven anel groeit? dat daarna zijn groei echter slechts 2 e.M. per jaar bedraagt? dat een Amerikaansche gallon gelijk is aan 3.753 liter? dat 1 pikol gelijk is aan 61.76 K.G.? dat 1 ton gelijk is aan 1000 K.G.? Geen last van zenuwen. (Passing Sbow 1 Zoo n pijpje geelt je zoo'n rustig ge voel bij je werk. Ken avontuurlijke geschiedenis, vrij naar het Amerikaansch, bewerkt door Sirolf. (Nadruk verboden.) Bill Knox, de chef van den detectieve-dienst van de American Railway Express Company wreef eens over zijn kin en zei, flauwtjes glimlachend: Ze zeg gen wel eens, dat wij meer wetenschappelijke en moderne methoden moeten toepassen, om de schur ken op te sporen, die onze maatschappij trachten te bestelen. We moeten vingerafdrukken vinden en zoo, en enveloppen met hun namen en adressen er op, omdat, zooals het in de detective-verhaaltjes heet, misdadigers altijd een spoor achter laten. Maar het lamme is, dat de geraffineerde schurken, die het op het geld van onze spoorwegmaatschappij gemunt hebben, zich den tijd niet gunnen, een behoorlijke vingerafdruk voor ons achter te laten, vergezeld van hun visite-kaartje. Bill Knox knipoogde eens en vertelde dan: Ik herinner me een geval, waarin de man, die voor ons het zaakje moest opknappen, niet eerder slaagde in het verzamelen van zijn bewijsmateriaal, dan toen hij ophield met naar de dieven te zoeken en ervoor zorgde dat de dieven naar hem zochten. Hij had alleen maar vermoedens enijzeren ze nuwen. Hoor maar eens. Op een donkeren December avond in 1021 reden drie van onze emploijé's een handkar met twee kleine brandkastjes erop over de Tweede Straat in New York. Er zat een bedrag van ongeveer 40.000 in. Ze moesten ze naar een trein brengen, die naar Buffalo vertrok. De straat leek absoluut veilig, maar voordat ze den overkant be reikt hadden, doken er vier kerels met revolvers op, die „hands up" snauwden. De drie bedienden konden niet anders doen dan gehoorzamen. De kerels slin gerden de twee brandkastjes in een auto, die aan kwam stuiven van om den hoek en spurtten weg. Het heele geval had nog geen twee minuten geduurd. En geen spoor was er achter gebleven. De detective, die dit zaakje moest opknappen, had dus geen enkel houvast. Dan alleen dit, dat de maatschappij» haar 40.000 terug wilde hebben, vooral om de schurken niet nog brutaler te doen worden, als ze merkten, dat ze onvindbaar waren. Alle mogelijke aanwijzingen en verkeerde sporen werden gevolgd. Zonder eenig resultaat. Tot onze verbouwereerdheid begonnen hier en daar, in de meest afgelegen doelen van Amerika, de reischeques op te duiken, die in de brandkastjes gezeten hadden. Zooals je weet, zijn die reischeques bijna zoo goed als gewoon bankpapier, vrijwel iedereen neemt ze in be taling aan, totdat ze eindelijk bij de bank worden ingewisseld. Zoo'n cheque kan dus al in tien verschil lende handen geweest zijn, voordat de bank het ding krijgt. Zoek daar de oorspronkelijke uitgever dus maar eens van! Tot vlak onder onze neus, in New York, dook een cheque op! Dat spoor voifgden we, of schoon zonder hoop. F.n het bleek al gauw, dat de bank het ding gekregen had van een respectabel huisjesmelker in Gramercy Parks, die het ding weer in betaling voor huishuur had ontvangen van één 1 van zijn huurders. Ook die werd opgespoord, en of schoon we op het eerste gezicht wisten, dat het een gemeen individu was, konden we geen enkel bewijs bijbrengen. Hij had een absoluut onaanvechtbaar alibi. Nu, cn je kunt iemand nu eenmaal niet ar resteeren, alleen omdat zijn gezicht je niet aanstaat. De zaak was dus nog geen snars gevorderd, toen er wat nieuws gebeurde. In het voorjaar van 1922 nam een jongeman zijn intrek in een van de betere New Yorksche hotels en al gauw ging in de „onder wereld" het gerucht, dat deze jongeman „Jimmy do kraker" was, een van de infaamste schurken en meest geraffineerde brandkastforceerders, ergens uit het westen vandaan. Den laatsten tijd, aldus luidde het gerucht in de „onderwereld", had hij zich spe ciaal met buitengemeen succes toegelegd op het te gelde maken van gestolen waardepapieren, cheques en zoo voort, volgens een nieuw systeem van zijn spe ciale vinding. Op zekeren dag kreeg Jimmy een telefonisch ver zoek van een onbekende, om dien dag op zijn hotel kamer te blijven. Dat deed hij. Maar er gebeurde niets. Hij bleef op zijn kamer tot laat in den middag van den volgenden dag, en toen kwam weer dezelfde stem aan de telefoon, die hem vroeg naar een be paalden hoek van een straat ergens in het midden van de stad te komen en daar te wachten, tot ie mand hem kwam afhalen. Een minuut nadat hij daar in een afgelegen wijk, kwam, suisde er een auto met neergetrokken gordijntjes aan. Iemand trok hem naar binnen, en met een snelle vaart joeg de auto door een warwinkel van straten en wegen, zoo dat Jimmy geen idee had, waar hij was, toen de auto eindelijk stopte en drie kerels van zijn eigen slag hem met zaklantaarns nauwkexirig belichtten. Ze stelden hem een massa vragen en eindelijk na men ze hem mee in een huis, waar ze hem alleen lieten met één vent, die hem vroeg, of hij werkelijk zoo'n goede methode had om waardepapier te gelde te maken, die „op eenigszins onregelmatige wijze" van eigenaar veranderd waren. Jimmy lachte eigen dunkelijk en zei: Kom maar over de brug, broer. Wat mot er gebeuren? Een paar ton wegwerken? Laat zien je papieren, en ik zal je precies een noteering opgeven, wat ik er voor zal maken! De man werd vertrouwelijker en noemde zelfs zijn naam: Bryce, en hij woonde in Gramercy Parks. Hij wilde het met Jimmy probeeren en gaf hem 21.000 aan cheques en waardepapier. Jimmy zegde toe, 70 pet. van de waarde te maken. Dat klonk goed. En Bryce stemde toe, al kon hij zijn wantrouwen niet heelemaal wegwerken. Den volgenden morgen kwam er een man in het kantoor van den directeur van de American Rail way Express Company. Hij zei, dat hij Harold Ja mes was, één van de detectives der maatschappij uit Buffalo. Hij wilde wat geld hebben voor speciale onkosten. Hij liet zijn papieren zien, en alles was in orde. En toen kreeg de directeur één van de grootste schokken van zijn leven: Harold James was „Jimmy de kraker". Hij zei, dat hij het najagen van de schurken zat was, en daarom besloten had, de schurken naar hem toe te laten komen. En daarom had hij dat plannetje van „Jimmy de kraker" uitge werkt en het gerucht van zijn schurkendaden in de onderwereld verspreid. Hij gaf den directeur de $21.000 waardepapier, die Bryce, één van de koelbloe- digste misdadigers van de Ver. Staten, hem had gege ven om te gelde te maken. De Directeur gaf Harold James in overweging, dit gevaarlijke spelletje nu maar te staken. We hadden nu ruim de helft van het gestolene terug, en als Bryce hem zou ontdekken, zou hij onherroepelijk met revolvergaatjes doorzeefd wor den. Maar Harold James wilde niet toegeven. Eén dag wilde hij het spel nog voortzetten. En zoo trok hij weer in de vermomming van Jimmy naar do stad. In een obscuur cafétje had hij een ontmoeting met Bryce en nog een kerel. Er was ook een vrouw bij. Terwijl ze rond de tafel zaten en Jimmy een paar krasse staaltjes van zijn misdadigersloopbaan had verteld, vroeg Bryce, na een paar wantrouwende vra gen van zijn onbekenden metgezel: „Zeg, Jimmy, draag jij geen revolver bij je?" „Natuurlijk, wat dacht je", zei Jimmy en haalde zijn wapen uit zijn achterzak en stak het Bryce toe. ,,'n Mooi pistooltje", zei Bryce. „O, als het ding je bevalt, mag je het wel hebben, dan doe ik het je cadeau", zei Jimmy glimlachend, in volmaakte kalmte. „Dank je", zei Bryce en stak het pistool in zijn zak. De vrouw begon nu te gapen, en zei: „Kom, boys, ik verveel me en ik krijg slaap van jelui. La ten we een ritje door het park gaan maken". „Goed", zeiden de mannen, Jimmy zag, dat zij een blik wisselden. Hij wist ook, dat hij alleen was. En dat, indien hij het minste blijk van wantrouwen rf vrees gaf, er meteen twee revolvers op hem leegge- vuurd zouden worden. Hij stond dus doodkalm op en zei lachend: „Dan groet ik jelui, en jou ook, my- lady. Ik moet morgen vroeg op, om dien agent van me uit Buffalo te ontmoeten, die me het geld van die 21.000 van jou, Bryce, komt brengen. Saluutjes!" Met deze woorden keerde hij zich om, en liep naar AL TE OPOFFEREND! (Pages Gales.) Hoe kom je op dc zonderlinge gedachte, om te gaan stelen5 Ik heb een vriend, die advocaat k en geen practijk heeft. de deur, vijftientwintig stagen Dan sloeg de deur achter hem dicht Er stoof een taxi langs. Nog nooit van zijn leven had hij zóó naar de bescherming van den taxi verlangd. Maar het mocht niet. Hy bleef kalm staan, om een paar woorden met den chauffeur te wisselen en stak dan langzaam een cigaretje op. Hij voelde, dat hij van uit het kroegje bespied werd. De schurken voelden, dat er iets niet in orde wasmaar toch Den volgenden dag, bij het krieken van den och tend, streek een zwerm rechercheurs in het gebouw neer, waar Bryce woonde. Den gehealen nacht was het gebouw bewaakt geworden," on de politie wist, dat iedereen binnen was, die ze hebben wilden. Bryce kwam zelf aan de deur, toen we belden. Hij was nota bene op sokken en ongewapend. Zonder tegen stand ging hij mee. En ook zijn gevaarlijke kame raad en „mylady", die een deur verder woonden. Zoo werd Amerika bevrijd van twee van de ge vaarlijkste individuen, en dat door een man, die niet naar de dieven zocht, maar ze kalmpjes naar zich toe liet komen! DAVERENDE DINGEN. Achter de vrouw van ontzettende» omvang ,die, als een luchtballon aan een mast gemeerd, langzaam heen en weer doolde over den snikhecten Boolweg, huppelde gelijk een speelsch geltebokje de heer. Hij was lachwek kend klein en tenger van stuk en nooit zal iemand we ten waarom hij juist een gade van dusdanige propor ties had aanbeden in zijn verafgelegen jeugd; maar dit zijn zaken, die den psycholoog aangaan, aldus de „Dell Crt" Voor ons is het van belang te weten, dat de heer moei zaam een groot vierkant voorwerp torste, een zwarte kist van abnormale afmetingen, benevens een voorraad latten, waarin hij zich herhaaldelijk dreigde te verstrik ken. Kennelijk waren deze lieden versch uit de lage groene dreven van ons Moederland aan komen varen, maar zij schenen niet voor Deli bestemd. Hemel neen, dat alleen is ons nog bespaard gebleven. Men leert zijn menschen kennen: Het waren voor Java bestemde per sonen die hier eenzaam ronddwaalden in de brandende felle zonnestralen, welke neerplensden op het weeke as- phalt voor De Boer, die daar doodsch ln den hellen mid dag lag als een uitgemergelde steengroeve. De vrouw draaide zich om haar as en zwaaide met korta^ vleezige armpjes, als in nood. door de lucht, ter wijl haar lippen in een hoofd, gelijk een rood reclame ballonnetje van Gerzon amechtige woorden prevelden. Het heertje spitste als een hondje de ooren en vleide zijn last met een zucht op het asphalt neer. Het leek alsof zij hier wilden gaan kampeeren, maar zooals hier ook het geval was: men kan nooit alleen op den schijn afgaan. Met een blik zoo fel, dat het was alsof bliksem schichten langs de sloomdeinende palmen voor het Stad huis heenschoten, kreet zij: „Karei... Die Slenees! Neem nou dalukdieslenees!" De in deze zinsnede bedoelde per- Hl J KON T MAKKELIJK ZE T GEN. (Moustique.) Kermisbezoeker: De vergiftige slang is ook geen anderbalven meter lang, zooals u annonceerde. Directeur van het wereldtheater: Hier hebt u een centimeter, meet ze zelf maar na. soon zat sufferig op zijn Honkong in de schaduw van een boom en gaf voor, niets van alles wat om hem heen geschiedde, te bemerken. De heer bespiedde hem riet loe rende blikken en de vrouw wees achterdochtig naar den slapenden honkongtrekker als gold het hier een tijger, sluimerend aangetroffen in de oerwouden van Sumatra. Terwijl de vrouw met zenuwachtige trekken in het gelaat den Chinees ln het oog hield, begon de heer een stellage te bouwen, welke na tien minuten/het aanzien begon te krijgen van een foto-toestel uit het midden van de zestiende eeuw of daaromtrent. Een zwarte zijden doek werd over de kast gelegd en na nog een dreigen den blik ln.de richting van zijn object te hebben gewor pen, verdween het heertje onder de zwarte zijde als ware hij van plan daar voor immerte verdwijnen. Met het eene oog op den Chinees en het andere op de geheim zinnige stellage, prevelde de vrouw nerveuse woordjes. Zij scheen geheel ln trance te zijn en men zou gezworen hebben in haar een wederopgestane Chineesche godheid te ontmoeten, die, zoo niet door vasten, dan toch door gebed de wereld poogde te redden. „Karei, neem 'm nou daluk, ken je 'm zien? Heb je de Sienees op je matglaasie?" Een onderdrukt gegrom onder de zwarte zijde. „Sel je niet te lang belichte... denk er nou om anders is die Sienees weg... Onder het doek: Mijn sel de Sienees niet ontsnappe. Denkerom hij wordt wakker. Ga nou effe met je arme weg, anders ken ik nik6 zien. Knippe Karei, knippe. Deze laatste uitroep geschiedde als een noodkreet, die de brandende stilte voor een oogenblik afschuwelijk ver scheurde. De Chinees was namelijk opgestaan en trok langzaam zijn wagentje naar de vrouw toe, in de stellige overtuiging zich van haar klandizie te kunnen verzeke ren. Op dat oogenblik gebeurde een catastrophe. De stel lage, waaronder zich naar goede berekening, de heer moest bevinden begon langzaam te wankelen. Het duur de maar een fractie van een seconde of het geheele toe stel stortte met een smak ter aarde. Een heer trachtte zich uit de overblijfselen der ruïne te wringen en steun de weemoedig. En terwijl de Chinees als een razende wegstoof, schreeuwde hysterisch de vrouw: Hè... Sienees ...Sienees! 104. En, vertelt Gerrit verder, toen hebben we eens effles gesnuffeld op het plekkie, waor de raufers gezaite hadden en daar ontdekten we drie volle zakken met goud, Aidelachtbaore... We hebben ze daolyk in ons se- gaorekizzie gelaoje en daor sitten ze n o g, as de dienders d'r niet aangekommen bennen mit d'r vurige naogels... Nu zet burgemeester Balzani Dirrekie van zijn schoot en zet groote oogen op. Drie zakken met goud, die de roovers achtergelaten hebben? vraagt hij. Drie groote zakken, herhaalt Dicky. Er zitten wel duizend honderd en tachtig millioen centen in. O, zegt de Burgemeester, daarom kwamen jullie zoo haastig mijn politiebureau binnenstuiven. Nu kom, jullie bent dappere, brave kinderen... en die drie ezels van veldwachters hebben er natuurlijk geen spat van begrepen. Die zoeken al zes jaar naar de roovers, maar ze zijn er altijd in een boogje omheen geloopen... Bur gemeester Balzani verzinkt in gepeins. Als hij de Re geering straks kennis geeft van de drie zakken goud wordt hij vast bevorderd tot burgemeester van de hoofdstad. Misschien krijgt hij er nog wel een ridder orde bij. Is dat even een bof, dat die drie lieve kindertjes zoo maar onverwachts zijn dorp zijn komen binnenrol len? Dadelijk zendt hij een der veldwachters uit om te onderzoeken of er werkelijk drie zakken met goud in de auto zijn. 106. Weldra komt Carlo Caro trug en rapporteert den Burgemeester dat hij werkelijk drie groote zakken, ge vuld met goud, in de auto heeft aangetroffen. Tot dank voor zijn boodschap krijgt hij een ultvetering waarvan de honden van Motta geen brood kunnen eten. Jou driedubbel overgehaalde ezel, zegt burgemeester Bal zani in zoet-vloeiend ItalJaansch, jij neemt drie schat ten van kinderen gevangen, dl# zakken vol goud van de roovers hebben afgenomen... Wat hebben jullie zelf gedaan? Ais er een brave huisvrouw in het dorp één minuut voor tfc'd een kleedje klopt, dan zet je ze op de bon en de bende bandieten ln het beseh loop je al zes jaar na zonder er ooit een tegen te komen. Die drie Volvettendamsche kinderen zijn meer waard dan de heele Mottaneesche politiemacht Scheer je weg en kom me niet meer onder oogen... ik word eenvoudig misselijk als ik Jullie onnoozele tronies zie... Kaak es, fluistert Gerrit intusschen tegen Dicky en Dirrekie, die kwas- sles onder z'n neus hangen nou net as de katteetaore- tjes van maan sussie, as ze 'savonds naar kooi gaot... En Gerrit heeft gelijk. De dappere Carlo Caro ziet er diep beklagenswaardig uit Hij maakt maar gauw dat hij rijn kameraden achterna komt Want die zijn hem al stiekum gesmeerd...

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 22