Nederland en het Opiumvraagstuk.
Onze uitvoer van land- en tuinbouw
producten in de jaren 1925—1929.
Inkomens in Nederland
sinds 1924-1925.
Het Vitaminevraagstuk.
BILLY BOO.
Het Kamerlid de heer W. v. d. Sluis publieeert in Het
Volk leerzame gegevens omtrent onzen uitvoer. Wie on
der onze lezers van cijfers houdt, bewijzen wij stellig
een dienst met het overnemen dier gegevens.
Wij beginnen met de
Boter:
De totale uitvoer bedroeg in:
Jaar Gewicht Waarde Waarde
(x 1000 K.G.) (x f 1000) (per KG.)
1925 39.700 82.100 f 2.07
1926 45.500 80.000 f 1.75
1927 47.900 85.800 f 1.79
1928 46.900 88.000 f 1.87
1929 47.300 86.300 f 1.82
Onze groote buren Duitschland en Engeland waren in
1929 de beste afnemers.
75 pet. ging naar het Oosten, 13 pet. over de Noordzee.
Duitschland betaalde n.1. 66 van de 86 millioen gulden
en Engeland 11 millioen. Op zulke- klanten moet men
zuinig zijn!
Haas:
Hiervan
beliep de totale
uitvoer der
verschillende
soorten:
Jaar
Gewicht
Waarde
Waarde
(x 1000 K.G.)
(x f 1000)
(per KG.)
1925
79.700
81.800
f 1.02
1926
84.200
70.000
f 0.83
1927
97.300
76.700
f 0.78
1928
92.100
80.200
f 0.87
1929
95.800
79.100
f 0.82
Van de 79 millioen welke
sche laatje hielpen vullen,
Uit Duitschland
Uit België
Uit Frankrijk
Uit Engeland
het vorig jaar het vaderland
kwamen er
36 millioen 45
15 millioen 19
8 millioeiM 10
1 millioen 9
Bacon:
Aan bacon, dat is gezouten varkensvleesch, verkoch
ten we:
Jaar Gewicht Waarde Waarde
(x 1000 K.G.) (x f 1000) (per KG.)
1925 17.700 20.300 f 1.14
1926 35.400 41.500 f 1.17
1927 49.500 50.600 f 1.02
1928 55.800 52.400 f 0.93
1929 47.600 49.900 f 1.05
De reusachtige stijging van 1925 op 1926 moet hieruit
verklaard worden, dat sindsdien de invoer van versch
varkensvleesch in Engeland verboden is uit vrees voor
mond- en klauwzeer.
Zeker als vergoelijking van die onwelwillendheid is
Engeland voor bacon onze beste afnemer: het nam in
1929 zelfs 47.2 millioen van de 47.6 millioen K.G., dus
bijna alles!
Eieren
Buitengewoon sterk is ook de uitvoer voor eieren toe
genomen. Bij de beoordeeling van onderstaande cijfers,
bedenkt men, dat de waarde van den eieren-export in
1922 nog geen 10 millioen gulden bedroeg.
Jaar Gewicht Waarde Waarde
(x 1000 K.G.) (x f 1000) (per KG.)
1925 43.900 40.400 f 0.92
1926 53.600 43.700 f 0.81
1927 63.900 50.900 f 0.79
1928 66.700 54.200 f 0.81
1929 71.800 61.200 f 0.85
Duitschland en Engeland zijn bijna de eerste afnemers
Het eerste kocht ons voor ruim 42 millioen gulden eieren
af en Engeland voor ruim 16 millioen.
Alle andere koopers besteden hier samen nauwelijks
4 millioen gulden.
Voor vandaag zullen we het bij deze cijfers laten. Van
zulke kost krijgt men gauw genoeg.
Een paar opmerkingen nog.
Wij voeTen uit heerlijke echte boter en eten zelf
margarine.
Prachtige kaas, volvet, 40 plus, enfin van de allerbeste
rolt bij wagonladingen over de grens en gaat met
scheepsladingen over de\zee. Zelf eten we mindere kwa
liteiten of zulke dunne plakjes, dat ze van de boterham
waaien als de deur opengaat.
Bacon voeren we uit hoewel er binnenlands grage
monden te over zijn voor versch en gezouten varkens
vleesch.
Roomversche eieren van onze eigen kippen verkoopen
we en we gebruiken Poolsche en Italiaansche, pas drie
maanden geleden gelegd!
Jawel, jawel, we weten best wat geleerde en huisbak
ken economen hiertegen hebben aan te voeren en voor
al die wijsheid buigen we graag het hoofd.
Toch is het zonderling, zooals het in ons wereldje toe
gaat en de knapste bol maakt ons niet wijs, dat het niet
beter en rechtvaardiger zou kunnen.
In de Nota —Sn de Subcommissie voor de Economi
sche Politiek over inkomens en vermogens in Neder
land wordt aan de jaren sinds 1924 geen aparte aan
dacht gewijd. Met den (M.)-redacteur van Het Volk zijn
we het eens, dat dit toch wel de moeite waard is. Im
mers, sinds djen hebben zich geen wereldschokkende
gebeurtenissen voorgedaan en voltrekt de economische
ontwikkeling zich weer normaal, of wat dan voor nor
maal doorgaat.
Uit de Statistiek der Rijksinkomsten put de heer Mat-
thijsen, dat het totaal-inkomen van alle aangeslagenen
dr. de vier jaren van 1924—'25 tot 1927—'28 vrij regel
matig is gestegen met f 171 millioen.
Hiervan komt ten bate van de inkomens boven
f 20.000 niet minder dan 98 millioen, terwijl aan die van
tien tot 20 duizend gulden toevalt 14 millioen.
Samen zijn dit 30.000 ingezetenen, die dus met elkaar
verdeelen 60 van het verhoogde inkomen. De andere
40 of 69 millioen is de winst der lager aangeslagenen,
een legertje van ruim 1.680.000.
Hieraan voegt de heer M. toe:
„De bevolking nam toe met 4.2 pCt. in deze vier
jaren, het aantal aangeslagenen met 5.8 pCt., hun ge
meenschappelijk inkomen met 4.5 pCt.
Terwijl het aantal hoogstaangeslagenen der Statistiek
steeg met 15.7 pCt. en hun Inkomen met 23.9 pCt., daal
de het gemiddeld inkomen van alle aangeslagenen
mede door den toevoer over de f 80Ogrens van
f 2315 In 1924/25 tot f 2287 in 1927/28.
De inkomen-klassen tusschen f 2000 en f 10.000 ver
zwakten, zoowel wat de bezetting als wat het totaal-
inkomen betreft. Daar staat tegenover een sterke stij
ging van de beide uiterste vleugels: die der hoogste
en der laagste inkomens; van de laatste echter alleen
wat de bezetting betreft.
Het gemiddeld inkomen blijft gelijk in de beide laag
ste klassen, dat wil zeggen de stijging, die er ongetwij
feld is, zij het niet in sterke mate, wordt geneutraliseerd
door den aanwas van laagste inkomens in deze klassen.
Naarmate het inkomen uit vermogen een grooter rol
speelt, stijgt het gemiddelde sterker, het meest dus in
de klasse der hoogst aangeslagenen."
Sinds 1924'25 is het aantal laagstaangeslagenen
toegenomen met pl.m. 100.000. Stelt men het gunstigste
geval, n.1. dat deze personen niet uit esn hoogere klasse
zijn teruggevallen, doch dat zij te voren minder dan
f 800 verdienden, dan wijst dit op eenige meerdere wel
vaart. Neemt men aan, dat allen een sprongetje gemaakt
hebben van f 100, dan beteekent dit voor hen gezamen
lijk een hooger inkomen van 10 millioen gulden, doch
in de belastingstatistiek verschijnen ze allemaal met een
inkomen van minstens f 800 en zoo vermeerderden zij het
totaal van alle aanslagen met 80 millioen. Zeventig hier
van zijn echter feitelijk fictief.
De heer M. wijst er op, dat de klasse van 2000f 5000
verminderd is met 35.000 aangeslagenen. Waarschijnlijk
zijn deze afgezakt naar de klasse beneden f 2000. Deze
klasse is dus versterkt door een verarming in de
hoogere klasse en dit geeft in de Statistiek het effect,
alsof de klasse tot f 2000 zich verrijkt had.
De heer M. besluit hieruit:
„Terwijl het aantal in deze klassen tot f 2000
met 12.5 stijgt, neemt het inkomen met 11.5 toe.
Daartegenover staat, dat in alle klassen boven f 2000
inkomen te zamen het aantal aangeslagenen verminder
de van 546.C03 tot 510.771 wat beteekent een wegval
van ten minste f 70 millioen inkomen uit deze groepen
doch het totaal-inkomen van de overblijvenden was in
1927'28 nog f 14 millioen hooger dan in 1924'25. Het
verlies wordt geheel gedekt door de abnormale stijging
van de inkomens boven f 20.000.
Met wiskundige zekerheid is vast te stellen dat,
sinds de kapitalistisohe machine weer normaal funktlon-
neert, ook het normale verschijnsel optreedt, dat de be-
zittersklasse een toenemend deel van de grooter wel
vaart naar zich toehaalt, de kleine middenstand regel
matig teruggedrongen wordt en de arbeidersklasse zich
handhaaft absoluut met eenige verbetering van
haar positie, relatief met een aantoonbare verslech
tering."
Het komt ons voor, dat tegen de aangevoerde cijfers
weinig is in te brengen. Het is niet de vraag, of men
het graag anders zou hebben, maar of de officieele ge
gevens juist zijn verwerkt.
Eén ding moet men hierbij nog in het oog houden.
De offioieele getallen zijn te laag. Behalve het zicht
bare inkomen is er nog het o n z i c h t bar e, dat aan
den fiscus ontsnapt. Dit onzichtbare en dus onbe
laste inkomen is wel eens geschat op een milliard,
op 1000 millioen gulden.
Zekerheid daaromtrent heeft niemand, doch wel is dit
waarschijnlijk, dat het slechts voor een gerLng deel
gezocht moet worden in de lagere belastingklassen.
Eenige aanwijzing, dat het onzichtbare inkomen zeer
belangrijk is, zit er in de bedragen, die aan „g e w c-
t e n s g e 1 d" binnenkomen.
Spraken alle gewetens slechts wat sterker!
Dat zou voor ons allen, laag- en hoogaangeslagenen,
beteekenen: een merkbare belasting
verlaging!
MIJNHARDT's
Staal-Tabletten .90«
Maag-Tabletten. .75
Zenuw-Tabletten .75*
Laxeer-Tabletten 6o«
Hoofdpijn-Tabletten som
Bij Apoth. en Drogisten
Nieuwe ontdekkingen.
Nu er den laatsten tijd weer eenige nieuwe ontdek
kingen gedaan zijn betreffende het vitammevraagstuk,
is het wel interessant een verhandeling aan te halen,
welke Dr. E. Feige over dit onderwerp schreef in „Die
Umsehau".
De bekende onderzoekers van de vitaminen, Rosen-
heim en Webster, hebben onlangs de aandacht gevestigd
op een reeks tot dusver weinig benutte vitaminen-bron
nen. Zooals bekend, zijn onze bronnen van de vitami
nen voornamelijk groenten, melk, eieren, enz.; in vele
gevallen bewijst leventraan goede diensten. Bovenge
noemde onderzoekers hebben aangetoond, dat de lever
van runderen en schapen wat aangaat hun vitaminen-
gehalte 100 maal werkzamer zijn dan levertraan uit New
Foundland, botervet zelfs 200 tot 100 maal. Verder mag
de aandacht worden gevestigd op de vetten van ver
schillende visschen, bijvoorbeeld alen, welke een zelfde
werkzaamheid bezitten als Noorsehe levertraan. Het
grootste belang uit practisch en wetenschappelijk. oog-
punt verwekt echter de vondst van een waarschijnlijk
nieuwe bron van vitaminen.
Bij onderzoekingen over het verband tusschen het vi
tamine B-gehalte In het voeder van onze koeien en de
door hen geproduceerde melk vonden Becherl en Ho-
neywell zeer merkwaardige uitkomsten. Zij voederden
de melk van drie koeien, welke een vitamine B-arm
dieet hielden aan ratten (de gebruikelijke proefdieren
bij de bestudeering van dit onderwerp). De werkzaam
heid van de gebruikte melk bleek even groot te zijn als
die van normaal gevoederde koeien. De onderzoekers
kwamen dus tot de conclusie, dat het vitaminegehalte
van de melk onafhankelijk was van de voeding van de
koeien. Reeds van andere zijde was het vermoeden uit
gesproken, dat hierbij van een andere vitaminenbron
sprake was. Naar alle waarschijnlijkheid moeten wij deze
zoeken in kleine levende wezens in de magen van de
herkauwende dieren. Hier hebben wij dus een geval,
dat de vorming van vitaminen niet onmiddellijk afhan
kelijk is van straling of van groene plantendeelen.
Wat betreft de invloed van de straling, hierbij moeten
nog verschillende raadsels worden opgelost. Hieraan
moeten waarschijnlijk de oorzaken van het verschil in
ontwikkeling in de verschillende gebieden op aarde wor
den toegeschreven. Verschillende ziekten, ontstaan door
gebrek aan vitaminen, alsmede een heele reeks stof
wisselingsziekten moeten worden geweten aan gebrek
aan aanpassingsvermogen aan een vreemd klimaat.
De meest bekende verschijnselen op dit gebied zijn de
groote moeilijkheden om vreemde dieren in onze dieren
tuinen tot vruchtbaarheid te brengen. Ook bij onze eigen
dieren zijn voorbeelden bekend, waarbij hengsten, die
een andere standplaats kregen, hiervan de nadeellge ge
volgen ondervonden. Zoo is het eveneens bekend, dat het
dikwijls veel gemakkelijker is om exotische visschen
tot voortplanting te brengen in onze aquaria dan de sn-
heemsche visschen. Verschillende onderzoekingen op het
gebied van de straling zijn uitgevoerd door Tisdall. Hij
toonde aan, dat in de streek van Torent© de zonne
straling in de maanden DeoemberFebruari weliswaar
gering, maar toch duidelijk rachitis-genezende invloed
had bij ratten. Van 1 Maart tot einde Mei was de wer
king van de straling ongeveer acht maal zoo groot als
in de wintermaanden. Tezamen met Brown heeft Tisdall
aangetoond, dat de straling niet slechts zonnestraling
behoeft te zijn.
Nog andere vraagstukken spelen bij de genezing van
ziekten, ontstaan door gebrek aan vitaminen, een rol.
Loutere toediening van vitaminehoudende preparaten
is niet altijd voldoende voor een genezing, indien niet
een speciaal diëet wordt gevolgd. Men kent nu bijvoor
beeld de vernietigende werking van verschillende vetten
op de vitaminen. Zoo hebben Evans en Burr in verschil
lende vetten en oliën een stof gevonden, welke de vita
mine E vernietigt en welke zij hebben aangeduid als een
anti-vitamine. Deze vitamine-vernietigers kunnen zich
ook in goede vetten ontwikkelen, als deze ranzig worden.
Hier is waarschijnlijk sprake van oxydatie van onscha
delijke stoffen. Ook boter veroorzaakt dezelfde verschijn
selen als deze ranzig wordt. Van belang is dus een
voortdurend boterondeizoek, speciaal van de buiten-
landsche botersoorten. welke aan een lang transport zijn
onderhevig geweest, alsmede van de inlandsche boter
gedurende den zomer. De omzetting van de boter be
hoeft niet zoover te zijn gegaan, dat wij het ruiken om
de anti-vitaminen te bevatten. De anti-vitaminen zij»
voornamelijk aan te toon en la hot onverzeepbare gedeel
te van de desbetreffende vetten.
Hoe komt het opium In handen der bevol
king?
Door zijn uitgebreide Oostersche gebieden en mede
door zijn groote havenbevolking is Nederland een der
meest geïnteresseerde landen bij het opiumvraagstuk.
Wij zullen daarom in dit vervolg-artikel eens in het bij
zonder nagaan, hoe de verhouding van Nederland is ten
opzichte van het opiumvraagstuk en welke middelen door
onze overheid worden aangewend om de heillooze ge
volgen van de opium-verslaafdheid af te weren, of be
ter gezegd, dit kwaad geheel te voorkomen.
Vanzelf rijst de vraag, hoe het opium in handen der
bevolging komt. Dit gesohledt in de eerste plaats door
den officieelen handel. In Nederland zelf is de opium-
handel verboden. In ons Indië echter werd de verkoop
van het opium aanvankelijk verpacht Het gouverne
ment wenschte echter den verhoop van het opium zelf
ter hand te nemen en opende hiertoe op 1 September
1894 een proeffabriek voor de verwerking van het inge
voerde ruwe opium. In 1902 y^erd daarop een aanvang
gemaakt met den verkoop vanwege het gouvernement
in eenige buitengewesten, waarna in 1904 de opiumregie
op geheel Java en Madoera werd ingevoerd. Vanaf 1914,
nadat in 1913 de groote opiumfabrlek te Weltevreden in
gebruik was gesteld, werd officieel in geheel Neder-
landsch-Indië het opium door de regie verkocht In dat
jaar werden verhandeld 98.000 KG. met een bruto-op-
brengst van f 35.000.000; in 1927 bedroeg de productie
59.000 K.G. met een bruto-opbrengst van f 40.000.000. Van
1914 tot 1920 was er een zeer groot verbruik, dat daarna
geleidelijk daalde tot 1923, maar sindsdien weer steeg.
Volgens een verslag van de opiumregie over 1927 was de
netto-opbrengst in 1903 f 14.000.000 tegen f 31.000.000 in
1927. De toename van den handel na 1924 is niet zoo ver
ontrustend, daar dit voor een groot gedeelte is te wij
ten aan onttrekking aan den clandestienen handel. In
het laatste jaar is het debiet van de opiumregie weer be
langrijk ingekrompen, n.1. ruim f 2.000.000. Dit komt door
den slechte ren econc.^ftiecihen toestand in vele plaatsen
in Nederlandsch-Indio*.
Voor den verkoop iïent men het zoogenaamde licen
tie-stelsel, waarbij sle?hts handel is toegestaan aan hen,
die een vergunning b ibben gekregen. In 1925 oefende de
regeerteig het bedrijf uit met 18 depots en 1062 verkoop
plaatsen; verder werden, nog 47 opiumkitten geëxploi
teerd^
De strijd tegen de opium-smokkelaars.
Lang niet alle opium echter, welke in Indië wordt ge
bruikt, wordt door de opiumregie versterkt. De overheid
in Indië (zoowel als in Holland) heeft n.1. zooals boven
gezegd, te kampen met een zeer uitgebreiden smokkel
handel van opium en andere verdoovende middelen.
Hardnekkig is de strijd, welke de overheid tegen de
smokkelaars moet voeren. Deze lieden zijn uiterst geraf
fineerd in het uitdenken van allerlei trucs om het opium
te vervoeren en het land binnen te smokkelen. Onder
verschillende vormen tracht men het opium in te voeren,
b.v. als stofsuiker, poeder, gedroogde champlons, terwijl
de zendingen meestal vergezeld gaan van vrachtbrieven,
welke geheel in orde zijn.
Zoo gaat het ook met cocaïne. Groote hoeveelheden
worden gekleurd tot lakken, cosmetica of schoencrême.
Een van de grootste smokkelzaken was wel de poging om
blikken opium, verborgen in vaten cement, in Tandjong
Priok aan wal te brengen. Deze poging leed echter
sohlpbreuk door de oplettendheid en de gewiekstheid
van een douane-ambtenaar. Het gold hier een partij opi
um ter waarde van meer dan f 200.000. Op allerlei plaat
sen wordt het veTgif trouwens op de booten verborgen,
achter kachels, in doozen met dubbelen bodem, in red
dingsbooten, tusschen kolenladingen. Dikwijls dragen de
smokkelaars het opium op hun lijf. Coeaine wordt bru
taal per brief verzonden.
Dikwijls worden de smokkelaars gevat. De resultaten
van de arrestatie van schepelingen zijn meestal zeer ge
ring. De Chineesche schepelingen hebben onderling reeds
lang een afspraak gemaakt, wie van hen zich bij een
eventueel snappen door de politie als dader zal opgeven
Meestal zijn het dan nog niet de echte daders. Dit zijn
personen, die over groote kapitalen kunnen beschikken,
maar in dergelijke gevallen altijd buiten schot blijven.
De handlangers, die gekocht zijn voor een kleine som
geld of misschien voor wat opium, worden gevat Meest
al wordt zoo'n persoon enkele dagen vastgehouden en
dan ter beschikking gesteld van den vreemdelingendienst
om hom bij een of andere gelegenheid over 's lands gren
zen te brengen, In de dagen, dat de Chinees in hechtenis
is, trachten zijn vrienden hem nog opium in handen te
spelen, maar de politie is waakzaam en weet deze vrien
dendiensten meestal te verhinderen.
In onze havensteden moet de politie dikwijls over de
daken een huis binnenvallen om overtreders van dé
opiumwetten te snappen en eventueel opium in beslag
te nemen.
Ons boetestelsel bij het eonstateeren van een overtre
ding is lang niet streng genoeg. Aan den clandestienen.
oplumhandel wordt zooveel verdiend, dat uit de winsten
ervan de boeten gemakkelijk kunnen worden betaald.
De heer Sirks, hoofdcommissaris van Politie te Rotter
dam, die onlangs werd benoemd tot assessor van de
opiumcommissie van den volkerenbond op grond van
zijn groote ervaring bij de bestrijding van den smokkel
handel, stelt dan ook voor, om het boetestelsel te laten
vervallen en hiervoor in dc plaats te stellen voorwaarde
lijke straffen van vijf of meer jaar, een systeem, waar
mede o.a. in Portugal gunstige resultaten zijn verkregen.
Bij den dienst van de centrale recherche te Amsterdam
bestaat een aparte opiumbrigade. Verder doet de recher
chedienst van de rijksbelastingen goed werk.
Opium-jagers.
Ter bestrijding van den smokkelhandel heeft de over
heid verschillende opiumjagers in dienst. Het laatst zijn
van stapel geloopen „De Valk" en „De Arend". Laatst
genoemde was bestemd voor den dienst in West-Indië,
\vaar de smokkelhandel in het laatste jaar belangrijk is
toegenomen. Dat deze opiumjagers van groot belang zijn
in het opsporen van smokkelwaar, dat over zee wordt
vervoerd, zal eerst duidelijk wordem^vanneer men be
denkt, dat de smokkelhandel gedreven wordt met tal
rijke snelvarende visschersbooten. Deze laten op afge
sproken plaatsen nabij het land groote tonnen in zee.
Deze tonnen, welke zijn voorzien van een zeil, drijven
den vanzelf naar het land. waar zij dan door helpers
worden ingenomen. Aan verschillende havens in Indië
zullen nieuwe opiumrecherches worden ingericht, b.v.
te Indramajoe, Cheribon, Pasoeroean, Probolingo, Pana-
roekan en Banjoewangi, terwijl d^ bestaande te Ban-
doeng en Tjilatjap zullen worden uitgebreid. De hoofd-
afdeehngen te Batavia, Semarang en Soerabaja zullen
in hun tegenwoordigen vorm blijven gehandhaafd.
Waarom de officieele handel in opium niet
wordt beperkt.
De beperking, ook van den officieelen handel in opium,
stuit op zeer vele moeilijkheden. De menschen, die aan
opium zijn verslaafd geraakt, kunnen het niet plotse
ling zonder opium stellen. Een dergelijke maatregel zou
fataal werken, daar zij krankzinnigheid, ja zelfs den
dood bij velen van hen kan tengevolge hebben. Over het
algemeen heeft de zorg voor hen, die aan het vergif ver
slaafd zijn geraakt, hetzij dat zij opium schuiven, hetzij
dat zij opium op een of andere wijze eten, de volle aan
dacht van het gouvernement. De opiumlijders kunnen
altijd onderdak vinden in de gouvernementsziekenhui
zen. Bovendien verleent het gouvernement subsidies aan
alle ziekenhuizen, welke opiumlijders verplegen en ver
strekt gratis geneesmiddelen, vsrgoeding voor de bouw
en Inrichting van aparte afdeelingen voor opiumlijders
cn vergoeding van het tekort, op deze afdeelingen ver
kregen. Ook de ziekeninrichtingen van verschillende on
dernemingen kunnen voor deze subsidie in aanmerking
king komen.
Reeds was op de aanvullende begrooting voor 1929
f 50.000 gebracht, terwijl voor de begrooting 1930 weder
om een som is uitgetrokken. De regeering meent echter,
dat steun van het particulier initiatief te verkiezen is
boven directen staatszorg. Jammer is, dat het in 1913
door particuliere opgerichte anti-opiumhospitaal niet ge
heel aan het beoogde doel kon beantwoorden, en ten
slotte moest verdwijnen. Er zijn in den laatsten tijd
eohter in Indië weer plannen gerezen om een anti-opium-
hospitaal te stichten. Deze plannen gaan uit van do
N.I.A.O.V. (Nederlandsch-Indische Anti-Opium Vereeni-
ging,) welke onder leiding staat van den heer Gessier
Verschuur, resident van Bandoeng. Over het algemeen
heeft men zoowel in Indië als.in het buitenland (b.v. En-
gelsche en Fransche koloniën) betrekkelijk weinig suc
ces met de behandeling van opiumlijders. Veel belang
stelling heeft de arts Pirngadi met een door hem uit
gevonden kuur voor opiumlijdcrs in het Chineesche hos
pitaal te Medan. Steeds meer personen melden zich aan
voor een behandeling- Daar de smokkelhandel over zeer
groote kapitalen de beschikking heeft, was het gevaar
niet denkbeeldig, dat ambtenaren van het gouvernement
zouden worden omgekocht. Het is daarom een Zeer
juiste maatregel geweest van het gouvernement, om zoo
genaamde aanbrengpremicn in te voeren, waardoor van
den ecnen kant dit gevaar is verminderd en de ambte
naren van den anderen kant geprikkeld worden om hun
uiterste best te doen de smokkelaars te vangen.
v
Goen opiumdan morphine, cocaïne e.d.
Met de bestrijding van den opiumhandel alleen zijn
wij er nog lang niet, daar men reeds de ondervinding
heeft opgedaan, dat de verscherpte strijd tegen den clan
destienen opiumhandel het meerdere gebruik van mor
phine, cocaïne e.a. zeer In de hand heeft gewerkt. De
hcudlng van de Nederlandsche regeering inzake het
opiumvraagstuk wordt over het algemeen op hooge
waarde geschat. Buiten de benoeming van hoofdcom
missaris Sirks, boven vermeld, moge dit blijken uit het
feit, dat de opiumcommissie van den volkerenbond on
zen vertegenwoordiger, den heer van Wettum,, Neder-
landsch regéeringsadviseur voor opiumzaken, tot voor
zitter koos (voor de derde maal), alsmede uit het feit,
dat de heer Delgorge, oud- hoofd-inspecteur van de opi
umregie in Nederlandsch-Indië, door dc Perzische regee
ring is uitgenoodigd, om een rapport samen te stellen
voor de inrichting van een nieuwe opiumregie in Perzië.
Vermelden wij tot slot, dat de heer van Wettum twintig
jaar geleden deel nam als regeeringsvertegenwoordigcr
van ons land aan de vergadering van de eerste interna
tionale opiumcommissie te Shanghai, voor welk feit,
de heer van Wettum van verschillende zijden werd ge
complimenteerd.
Billy vond het Jammer, dat hij het dier niet als
llevelingshert kon krijgen, maar natuurlijk vond
hij goed, wat het hert gezegd had. Daarom reide
hij tegen het hert:
„Goed, hoor eens, je moet ona eens een visite
komen maken, als Redneb, Jerry en ik weer
thuis zijn."
„Zeker, wil ik dat," antwoordde het hert. „Mijn
naam te noemen heeft de zelfde uitwerking, als
wanneer je je amulet wrijft, en wanneer je mijn
naam noemt zal ik je helpen, zooveel als ik kan."
„Dat is prachtig"! reide Billy. „Maar je moest
nu weer gauw naar huis gaan. voordat d« hon
den Je spoor opnieuw te pakken krijgen".
E* het hert uetde re goedendag, en was epoedig
verdwenen in het dichte woud.
„Nu, zei Billy, toen alles weer stil was, „zouden
we nu maar weer op jacht gaan?"
„Laten we maar naar huis gaan," riep Jerry.
„We hebben voor vandaag genoeg gejaagd."
,Jk wil wel," antwoordde Billy, „maar eerst
moeten wij de gravin en den graaf terug vinden,
anders zullen ze boos zijn en denken, dat we
gedood zijn of Iets dergelijks."
En nu kwamen Billy en zijn vrienden uit hun
schuilplaats të voorschijn; cn direct daarop ont
moetten zij den graaf en de gravin, omringd
door jagers en hun honden, cn een groot gevolg.
Wat een drukte! Iedereen wilde het eerst spre
ken en het eerst alles weten van het wonderlijke
verdwijnen van het hert... Maar Eilly gaf op alle
vragen geen antwoord en sprak er ook latei-
niet over!