Alicincei Hinis-
Almimiit- LnliiiiM
Het Altaar der Eer
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
Inenting tegen Diphteritis.
Ingezonden Stukken.
De huishouding van een Zeekasteel.
Woensdag 2 April 1930.
SCHAGE
73ste Jaargang No. 8639
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
teritiën nog zooveel mogelijk in hel eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIüN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwijsno.
Inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
80 a 90 zekerheid.
I.
Tot de ziekten, waartegen nog geen kruid
gewassen is, zooals het dikwijls in den volks
mond heet, behoort diphtheritus gelukkig niet meer.
Eigenlijk is het nog anders en beter: men kan deze
ziekte voorkomen, wat altijd te verkiezen is
boven genezen.
Enkele weken geleden heeft de heer L. Heijermans,
Directeur van den Geneeskundigen en Gezondheids
dienst in Amsterdam, in een radio-rede hierop sterk
de aandacht gevestigd. Later is die rede op veler
verzoek gepubliceerde o.a. in „Het Volk". Wij twij
felen er niet aan, of ook onze lezers en vooral de
ouders van jonge kinderen, stellen groot belang in
deze kwestie Daarom laten wij hieronder de hoofd
punten uit die rede volgen, stellig overtuigd, dat we
door die meerdere publicatie tevens handelen naar
het hart van den spreker.
Een paar cijfers om te beginnen.
Gemiddeld komen er jaarlijks in Nederland 4000
5000 diphtherie-gevallen voor. Het aantal schom
melt sterkt: in 1918 bijv. ruim 13.000 gevallen, in 1928
pl.m. 4500. Het sterftecijfer vertoont een soortgelijk
beeld: in 191S nl. 871 en in 1928 299, percentsgewijze
dus iets meer.
Per jaar varieert het aantal sterfgevallen gemid
deld tusschen 300 en 400.
Merkwaardig is, dat de slachtoffers niet speciaal
zwakke kinderen zijn. Integendeel de diphterie en
ook de roodvonk hebben juist het eigenaardige, om
sterke, gezonde kinderen aan te tasten. Wie dus
meent, dat zijn kind flink en gezond is en het daar
door beschermd acht tegen diphtherie, maakt een
noodlottige vergissing.
De oorzaak van deze gevaarlijke ziekte, de ver
wekker, is een ziektekiem, welke goed bekend is
en gemakkelijk in de laboratoria gekweekt kan
worden. Wie er mee behept is, wie deze brillen bij
zich draagt, wordt niet altijd ziek Wel kan het elk
oogenblik zoo ver komen en voor hun omgeving zijn
deze gezonde bacillendragers een voortdurend ge
vaar.
Want gevaarlijk is deze ziekte en de patiëntjes lij
den ontzettend. Dr. Heijermans teekent het ziekte
beeld aldus:
De kinderen, en laat ons daarbij blijven, worden
plotseling ziek met hooge koorts en zij hoesten op
eigenaardige heesche wijze. Ziet men in de keel, dan
is deze rood en spoedig ontstaan er grijsachtige
vlekken, welke zich niet bepalen tot de amandelen
doch op verschillende plaatsen van het zachte ge
hemelte waarneembaar zijn. Deze vlekken worden
snel grooter en zijn, zooals gezegd, grijsachtig van
kleur. Wordt niet tijdig ingegrepen, of soms ondanks
het tijdig ingrijpen, dan gaat de luchtpijp in het
ziekteproces deelen en de kinderen lijden dan aan
stikkingsverschijnselen. Iloe dikwijls heb ik niet
kinderen waargenomen, blauwwit van kleur, bij wie
op afstand te hooren was het fluiten van de lucht
door het strottenhoofd, 't Eigenaardige gieren, wat
door de geneeskundigen „stidor" wordt genoemd.
Alle ademhalingsspieren worden te hulp geroepen
om de lucht in de longen te brengen. De spieren
FEUILLETON
door
ETHEL M. DELL.
22.
HOOFDSTUK III.
De Thuiskomst.
Met langzame schreden kwam zij boven aan de helling
en het hekje dat tot de tuinen van Culverley toegang gaf.
Hier scheen de atmosfeer van Culverley haar te bevan
geneen plechtige, verheven invloed, waaraan men
zich niet onttrekken kon. In het gezicht van de grijze
muren gekomen, bekroop haar het gevoel dat ze ook nu
het oog op haar gericht hielden, evenals eerder op den
dag, toen ze van haar eed van trouw getuige geweest
waren. Toen Charmaine hun sombere schaduwen betrad,
was het als werd er een witte mantel overh aar heen-
geworpen. De warmte van de tegenwoordigheid van
Rory week van haar terug als een door de zon besche
nen golf en liet haar eenzaam achter.
Daarna hoorde ze plotseling een stem de stem van
Basil: „Zeg, Charmaine! Liefste Charmaine! Wat is je
overkomen? Je ziet er uit alsof je pas uit een verdoo-
ving ontwaakt bent!"
Toen hij haar genaderd was, verwelkomde ze hem met
een glimlachje hoewel zij nooit begrepen heeft'hoe ze
zich daartoe had kunnen dwingen.
„Daar ben ik alweer!" zei ze.
„Jawel, maar wat is er met je gebeurd? Waar ben
jc geweest? En waarom hen je zoo lang weggebleven?
Kom er mee voor den dag!" Hij liep om haar heen en
stak zyn arm door den haren. „Je hebt aan den Min
naars' Poel zitten mijmeren en je door je droomen laten
meesleepcn. .Heb ik het niet geraden?"
„Het zou onbeleefd zijn je tegen te spreken, niet waar?
antwoordde Charmaine.
Was het. Charmaine, die deze woorden gesproken had?
Het leek ha&r stem geweest te zijn. Maar haar gedachten
waren ver van deze plek en schenen geen deel aan dit
gesprek te hebben. Die hartstochtelijke kussen begon
nen haar eerst nu te branden, nu ze voelde dat zijn vrien
del ijk onderzoekenden blik den afdruk ervan op haar
lippen stellig zou ontdekken.
tusschen de ribben gelegen trekken zóó krampach
tig samen, dat dit uitwendig gemakkelijk waar
neembaar is. De kinderen hebben het ontzettend be
nauwd, snakken letterlijk naar adem en in die geval
len is het noodzakelijk de luchtpijpsnede toe te pas
sen. Zoodra men dit gedaan heeft worden grootc
witte vliezen naar huiten gehoest en dan brengt de
arts een buisje of canule in. In sommige gevallen ge
neest het kind dan nog wel, doch de kansen zijn
betrekkelijk gering. Ook wordt wel een andere me
thode gevolgd, n.1. een lange kromme buis brengen
in de luchtpijp. Welken weg men ook volgt, het lij
den van do kinderen is groot en de levenskansen
zijn zeer gering. Gelukkig is de noodzakelijkheid voor
dit ingrijpen bij vroeger vergeleken veel en veel min
der geworden, dank zij de inspuiting met het serum
van Roux. Dit serum wordt verkregen door paarden
met groote hoeveelheden diphtherie-bacillen in te
spuiten. Paarden zijn n.1. niet vatbaar voor dihp-
therie; zij weten de kiemen door de eigenschappen
van het bloed onschadelijk te maken en de vergif
ten die zij produceeren te neutraliseeren. Tapt men
den paarden nu een hoeveelheid bloed af en dat
verdragen deze dieren zonder ecnige schade dan
ondergaat het bloed eenige bewerking om de bloed-
wei zuiver en helder af t,e scheiden en in dit bloed-
serum zijn nu de stoffen aanwezig die binnenge
drongen diphtheriekiemen onschadelijk maken. Dit
serum wordt nu ingespoten en het is verrassend te
zien hoe in de groote meerderheid der gevallen het
zieke kind 24 uur na de inspuiting een ommekeer
in de ziekteverschijnselen vertoont l)e witte vlekken
in de keel wijzigen zich; de koorts daalt en het leven
is in een groot percentage gered, mits men er vlug
bij is, d.w.z. dat dit gebeurt binnen één of tweemaal
24 uur. Wacht men te lang, zijn er reeds stikkings
verschijnselen en is het organisme reeds te vergiftigd,
dan helpt de seruminspuiting niet meer."
Ongetwijfeld is deze behandeling een groote stap
voorwaarts en onwillekeurig rijst de vraag:
Gedachtig aan het woord, dat we hierboven reeds
citeerden: voorkomen is heter dan genezen, heeft
men gezocht naar een middel om de kinderen on
vatbaar te maken, om hen te immuniseeren,
en aldus hen zelf en hun omgeving voor veel ellen
de te bewaren.
Dit zoeken is met goeden uitslag bekroond en in
een volgend nummer zullen we vertellen op welke
wijze.
EEN ANDERE BESCHOUWING.
Naar aanleiding van: „En toch beweegt zij zich"
in de Schager Courant van Donderdag 20 Maart
1930.
't Lijkt me dat dat artikel met geheel is vrij te
pleiten van hoogmoed en zelfoverschatting van den
mensch in het algemeen en van den bewusten
schrijver in het bijzonder, 't Komt me ook voor dat
de schrijver van dat artikel zeer goed weet, omdat
hij daar van op de hoogte is, dat de geschiedenis hem
maant om voorzichtig te zijn in zijn beschouwingen
over de toekomst.
Hij zegt o.a.: „Wij zien vooruitgang en kunnen
geen enkele reden vinden waarom die groei naar
hooger nu juist bij ons in dit tijdsgewricht zou stop
pen."
Dit is het- nu juist waar het om gaat. De voorbeel
den in de geschiedenis zijn voor het grijpen om te
bewijzen, dat het in de wereld soms heel anders is
„Ik dacht niet anders of de god Pan had je ontdekt
en betooverd," ging Basil voort. „Terwijl je tusschen de
boomen te voorschijn kwam, zag je er zoo klein en
wanhopig uit. Maar, werkelijk, lieveling, je bent een
weinig betrokken en uit je gewone doen. Wat scheelt je?
Ben je erg moe?"
Ze nam dit voorwendsel dankbaar te baat, zich bewu3t
van een onuitsprekelijk verlangen naar eenzaamheid,
dat haar bijna te machtig werd.
„Ja, het is vermoeidheid, geloof ik", antwoordde zij.
„Het is ook zoo warm geweest, niet waar? Vind je het
goed naar binnen te gaan?"
„Maar dat spreekt van zelf, lieveling!" Hij zag haar
met bezorgde oogen aan. „Zoodra ik je zag, wist ik dat
er iets aan haperde. Je hebt je te veel vermoeid. Je be
hoort wat te gaan rusten."
Zijn arm om haar heengeslagen, geleidde hij haar
naar binnen, terwijl Charmaine haar hersens afmartelde
om iets te verzinnen, waardoor ze zich van hem ontslaan
kon.
Ze struikelde over den drempel van de openstaande
glazen deur, door welke ze met hem binnentrad, maar
bleef dapper haar best doen om te glimlachen met lip
pen, die van ijskoude aandoeningen trilden. Zijn arm
omsloot haar vast en behoedde haar voor vallen. Hij
was vol sympathie en teederheid, liet haar voorzichtig
in een stoel plaats nemen, bracht haar kussens en
schikte ze om haar heen. Maar dit was niet de een
zaamheid om welke haar felbewogèn ziel schreeuwde,
en de hand, die liefkoozend over haar hoofd streek,
bracht haar geen vertroosting.
Maar eindelijk moest deze of gene argwaan bij hem
wakker geschud zijn, want eensklaps hoorde zij zijn
stem, kort en zakelijk tot haar sprekende.
„Ben j" ziek, liefste? Zal ik tante Edith bij je roepen?"
Ze liet zich dit geen tweemalen zeggen; het scheen
haar de eenige weg ter ontsnapping: „O, ja, asjeblieft!"
antwoordde zfj.
Zij hoorde hem snel het vertrek verlaten en was dus
eindelijk alleen. Dit was het oogenblik om hem te ont-
loopen, als ze er de kracht toe bezat. Toen ze beneden
in den tuin de bezorgde stem van tante Edith reeds
hoorde, richtte ze zich op, als door een veer bewogen.
Daar kwamen zij reeds aan ze waren reeds op weg
naar haér. Nu wachtte ze geen oogenblik langer. De
kracht daartoe kon zij verzamelen, ze wist niet hoe
de wanhoop om in een veilige haven te komen, zeker
en door deze gedreven, vluchtte zij uit het vertrek naar
haar eigen kamer de fraaie ruime kamer, uitsluitend
voor haar eigen gebruik bestemd, met haar breed open
geslagen vensters, die het uitzicht op Starfields verleen
den.
gegaan dan men zou hebben willen verwachten.
En waarvoor wordt er dan geschiedenis onderwe
zen èn aan de Lagere scholen, èn aan de Middel
bare scholen, èn aan de Ilooge scholen?
Voorzoover we van de Geschiedenis der Mensch-
heid op de hoogte zijn, weten we dat de Rijken van
Babylonië en Assyriö zoowel wat land als volk be
treft, ten gronde gingen, en toch stonden de bewoners
dier landen eenmaal op een hoogen trap van be
schaving, zoo dat hun hoogmoed hen op het denk
beeld bracht van den bekenden toren van Babel.
liet Britsch museum te Londen toont middels talrij
ke in die landen gevonden beeldhouwwerken, ons het
bewijs van die Babylonische en Assyrische bescha
vingen.
En hoe is het met het oude Griekenland van om
streeks 450 v. C., toen het zijn hoogtepunt van
bloei had bereikt, en waar in politiek opzicht een de
mocratische regeeringsvorm van zeer groote vol
maaktheid bestond? Dio Grieksche beschaving ver
dween als sneeuw voor de zon.
En Egypte? Gedurende eenige duizenden jaren
heerschte daar een hooge beschaving, en deze ver
dween voor onze jaartelling. In tegenoverstelling
van de Grieksche democratische beschaving was die
van Egypte bij uitstek aristocratisch. De monumen
ten vindt men er nog in pyramiden, tempels, obe
lisken en koningsgraven (Toetankbamen). En de
gelukkige vondst door het leger van Napoleon van
den Rosette-steen (nu in het Britsch museum) in
1799 stelde de menschheid in staat zich een juistere
voorstelling van die Egyptische beschaving te vor
men, nadat de Fransche geleerde Champollion die
steen, meer dan 2000 jaren geleden geschreven, had
ontcijferd.
En op Java? Daar bestond lang voor de komst
der Hollanders, waarschijnlijk ongeveer 1000 jaren
geleden een Hindoerijk met hooge beschaving. De
monumenten daarvan zijn pas ruim 100 jaren geleden
ten tijde van het Bestuur van den Engelschen Gou
verneur Raffles, gedeeltelijk teruggevonden, onder
onkruid verborgen. En daartoe behoort een der
grootste en fraaiste bouwwerken, die men in de we
reld aantreft, de Boroboedoer in Midden-Java. Men
staat niet alleen in stille bewondering bij de aan
schouwing van dit machtige en schoono bouwwerk,
maar evenzeer bij de gedachte aan degenen, die dit
werk hebben kunnen ontwerpen en voltooien. Men
rtgt wel eens niet aan wonderen te gclooven, maar
dir, bouwwerk is een wonder. En toch degenen, die
dat hebben kunnen volbrengen, schijnen plotseling
te ziin verdwenen. Men heeft toch enkele monumen
ten (er zijn er vele) aangetroffen, die niet geheel zijn
afgewerkt en dus wijzen op een gebeurtenis, die
plotseling heeft plaats gehad.
En in Amerika? Treft men nog niet in Peru en
in Mexico steden aan, die wijzen op een oude be-
beschaving van volken, die nu zijn verdrongen door
andere.
En het Romeinsche Rijk, uitgaande van het kleine
Rome, waarvan het bestuur en de beschaving zich
eenmaal uitstrekte tot Palestina, tot Spanje, tot En
geland, tot ons land Toch verdween die beschaving.
En- het zou van het midden der 5e eeuw tot het mid
den der 15e eeuw duren, eer er van eenige opleving
van de volken van Europa sprake was, dus volle
duizend jaren, die men aanduidt met den naam van
Middeleeuwen, liefst duistere Middeleeuwen.
Alleen aan den Christelijken Godsdienst, waar
door in de kloosters de gansche Middeleeuwen door
de monniken zich met geesteswerk en het schrijven
van boeken bleven bezighouden, zou men het nog te
danken kunnen hebben, dat niet Europa tot alge-
heele barbaarschheid verviel.
Dan zijn er de moderne Europeesche denkers, als
de Duitsche Graaf Hermann Iveyserling, die tot de
Reeds op den drempel wachtte haar vrede, de een
zaamheid waarnaar ze gesmacht had. Ze strompelde
naar het bed en ging erop liggen.
Verscheidene minuten later werd er zacht op de deur
geklopt en drong de stem van tante Edith, teeder en
vriendelijk, tot haar door.
„Heb je alles wat je noodig hebt, kind? Alleen maar
oververmoeidheid, niet waar?"
Ze vermande zich om een antwoord te geven, en ze
gende de teedere kieschheid, die tante Edith ervan
weerhield haar kamer binnen te treden. „Ja, ik ik ben
zoo vreeselijk moe, lieve tante Edith. Mag ik alstublieft
in mijn eentje hier wat stil blijven liggen?"
„Maar natuurlijk, lieve!" luidde het onmiddellijke en
geruststellende antwoord. „Schel als je Iets noodig hebt!
Zoo niet. we dineeren te acht uur."
Charmaine hoorde hoe ze zich onder het spreken ver
wijderde, en loosde een diepen zucht van verademing.
Tante Edith zou niet dulden dat men haar kwam sto
ren. Deze stond tusschen haar en de wereld, en be
schermde haar met moederlijk inzicht zelfs tegen den
minnaar, wiens hart hongerend naar haar uitging.
Maar, die andere minnaar, van wie niemand iets wist
behalve zijzelve? Ja, hoe zou het hem zijn? Een stroom
van aandoeningen, waaraan zij onmachtig was weer
stand te bieden, overstelpte haar. Ze verborg het aange
zicht in haar armen en begon krampachtig te snikken.
Hoe zou het zijn met Rory den geliefden en onver-
saagden held van haar droomen die te laat te
begon
effen.
beteeker.is van deze woorden bij haar op te doi
HOOFDSTUK IV.
Voorbereidselen.
Ze begreep het aan de diplomatie van tante Edith to
danken te hebben, dat haar geen vragen over haar een
zame opsluiting gesteld werden, toen ze voor het diner
naar beneden gekomen was. Ze had ai haar wilskracht
moeten aanwenden om zich daartoe te dwingen, maar
toen ze opneiuw van aangezicht tot aangezicht tegen
over Easil stond, zag ze dat ze verdere inspanning ge
rust achterwege kon houden. Zijn houding was volkomen
normaal. Ze gebruikten gezamenlijk de koffie, tot Ba
sil opstond, ten einde zich in de bibliotheek naar zijn
neef te begeven.
Toen bleef hij een oogenblik achter den stoel van
Charmaine talmen. „Als ik je was, ging ik vroeg naar
bed, lieveling," zei hij zachtjes. „Het is een kolossale
lange dag voor je geweest."
Zijn vriendelijkheid ging haar recht naar het hart. Ze
leunde in haar stoel achterover en hield z\jn hand een
sombere gedachte is gekomen om een boek te schrij
ven dat tot titel draagt: „Der Untergang des Abend-
landes" (De ondergang der (tegenwoordige) Euro
peesche beschaving).
Laten we wenschen cn liopen, dat dit schrijver in
derdaad de toekomst te somher inziet, maar het zou
toch wel kunnen zijn, dat een bescheidener opvatting
van het mon.schelijk kunnen gepast zou zijn, dan dat
van den schrijver van het artikel „En toch beweegt
zij zich."
Waar we dan toch al dadelijk heen kunnen wij
zen is naar Rusland met een oppervlakte van meer
dan de helft van Europa en een groote bevolking.
Als daar eens geen verbetering komt in den tegen-
woordigen toestand, cn de boosdoeners (communis
ten) ,dio zich daar van het gezag met geweld hen-
ben meester gemaakt, zien kans om die gansche
Russische bevolking te verwerken tot misdadigers en
krankzinnigen, dan zou die beweging toch ook meer
en meer zijn verpestende uitwerking op de rest van
Europa kunnen doen gevoelen.
Wat moet worden meegenomen
om de passagiers gedurende de
reis, speciaal te eten kunnen ge
ven. -- De tocht van de Belgen-
land" rondom de wereld-
Onlangs arriveerde de „Belgenland" het schitterende
vaartuig van de „Red Star Line" wederom met eenige
honderden passagiers, van verschillenden landaard in de
haven van Priolt.
Wie ooit den eindeloozcn stroom van toeristen heeft
gezien, welke zich na aankomst van een „sight-seeing-
shlp" naar stad en binnenland begeeft, zal zich wel eens
hebben afgevraagd hoe een scheepshuishouding, waar
door al die menschen gedurende de vaart in tevreden,
stemming moeten worden gehouden, in elkander zit. Wij
ontvingen hierover eenige inlichtingen, speciaal de „Bel
genland" betreffende, welke echter een algemeen idee
geven van de goede zorgen, welke een scheepsdirecteur
voor zijn passagiers treft.
Zoo worden groote hoeveelheden voedsel meegevoerd.
Deze voorraden worden niet per pond berekend, maar
(voor het gemak) per ton van 1016 kilogram. Om een
begin te maken, 22 ton vleesch van prima kwaliteit.
Maar er moet ook wat voor de boterham zijn, dus 6 ton
ham, 9 ton spek, 1 ton tong.l ton lever, en verder 3
ton varkensvleesch, 6 ton schapenvleesch en 2 ton lams-
vleesch. Aan wild en gevogelte mag het ook niet man-
keeren, dus bevat de provisiekast van de „Belgenland"
10.000 kippen, 900 kapoenen, 1200 diverse stuks gevo
gelte, 2000 eenden, 3400 wilde duiven. 1300 pluvieren, 1000
kwartels, 800 snippen, 400 patrijzen, 300 korhoenders, 300
fazanten en 200 paarlhoenders.
Al dit wild wordt hard bevroren in de enorme koelka-
mers bewaard. De hoeveelheid is groot genoeg voor een
reis rond de wereld; alleen was het noodig in Japan een
nieuwe voorraad kalkoenen in te slaan. Verder is een
hoeveelheid van 40.000 oesters, ingeslagen, welke voor
raad niet voldoende werd geacht, zoodat in San Fran-
sisco nog een partijtje van 12.000 werd ingenomen. Aan
aardappelen is ook niet tekort: 60 ton behoort tot de uit
rusting, benevens 10 ton groente. Een partijtje boter van
8 ton en 2 ton kaas completeeren de keuken-voorraad.
Een voorname post is ook de dranken: 4 ton koffie,
1 ton thee, 33.754 flesschen mineraalwater en voor de
oogenblik zwijgend in de hare, want ze wist niets te
antwoorden.
Hij bukte zich en raakte met zijn lippen even haar
voorhoofd aan. „Morgenochtend zien we elkaar weer,"
zei hij. „Wel te rusten!"
En met deze woorden verwijderde hij zich langzaam.
„Is dat niet weer juist Iets voor hem?" vroeg tante
Edith, toen hij de deur achter zich gesloten had. „Hij
denkt altijd het eerst om anderen."
„Dit was Charmaine met hem eens. „Hij is zeer goed,"
antwoordde zij met een peinzenden blik. „Ik hoop dat
hij het zich niet aantrekt."
„Zich aantrekken! Lieve, hij begrijpt je volkomen,"
zei tante Edith. En ze liet teeder volgen: „Maar Ik
eveneens, lieve kind. Het is vandaag een zware beproe
ving voor je geweest, hoewel we het ons niet aldus had
den kunnen voorstellen. Ik ben het met hem eens. Naur
bed gaan, is het verstandigste wat je doen kunt."
Charmaine stond gehoorzaam op .„Ja. ik voel me zoo
vreeselijk moe," zei ze alweer en trad op Lady Craven-
stowe toe.
„Arm klein ding!" zuchtte tante Edith. „Kom! Marsch
naar bed! Dat i3 de eenige plaats waar je op 't oogenblik
thuis behoort. En blijft niet klaar wakker liggen den
ken. Je sluit eenvoudig die groote, vermoeide oogen en
laat je naar het rijk der zalige droomen meevoeren!"
„O, dank u zeer", zei Charmaine. „Ik. zal het probee-
ren."
Zij ging, en zegende de liefderijke bezorgdheid, dio
haar allerwege betoond werd, maar vroeg zich tevens
af of zij een groote zonde beging met zich deze te laten
aanleunen. Maar Rory had haar den last der geheim
houding opgelegd, en, wat er ook gebeurde, Rory moest
gehoorzaamd worden. Dat was de opperste wet van
alle. Wie zich later ook in haar teleurgesteld mocht ge
voelen, er was geen sprake van, dat dit bij Rory ook
het geval mocht zijn. Ze had hem zoo bitter weinig te
geven, dat ze hem dat althans niet onthouden mocht.
Wat hij haar ook zou vragen, gedurende de korte spanne
tijds, die nog voor hen lag eer zij het onherroepelijk
eigendom van een anderen' man" zou worden, moest ze
hem zonder aarzelen en zonder terughouding geven.
Niets mocht hem onthouden worden. Alleen op dit punt
was haar geest volkomen helder. Haar plicht jegens Ba
sil, alles wat zij hem verschuldigd was dat alles was
van later zorg. Daarvoor zou er nog tijd in overvloed
wezen.
Aldus lag ze afgemat ter neer, te uitgeput om na :e
denken, tot een rustige sluimer zich eindelijk over haar
kwam ontfermen.
Wordt vervolgd.