rne K. Blaauboer WEES SLIM GEBRUIK GLIM [- Niet op groote schaal bezuinigen. Brabanische brieven. Wij exposeeren Woensdag a.s., Iets bijzonders voor redelijken prijs. men moet breken en verpletteren. Wil de natie niet, zelfs in tijden van oorlog, leven en voortbrengen? Meer nog, hangt de aanvallende kracht van de gewapende machten niet af van het leven en van de productie van 3e natie? Het zal daarom een goede krijgswet zijn, het loven en de productie onmogelijk te maken aan de gehcele vijandelijke natie. Zullen er militaire en par ticuliere fabrieken zijn, die voortbrengen? Wij zullen ze vernietigen. Zullen er oogsten zijn, die men bezig is binnen te halen? Wij zullen ze verbranden en ver giftigen. „Is het mogelijk dit alles uit te voeren? Niet alleen door bombardementen met ontplofbare stoffen. Maar door bombardementen met gifgassen wel. Een beschei den luchtlager van driehonderd machines, die elk twee ton gifgassen mee kunnen voeren, kan per vlucht 50.000 inwoners in tien verschillende steden dooden en dus kan deze bescheiden luchtvloot in acht dagen vier millioen personen, verspreid over 80 verschillende cen tra, in zal niet zeggen dooden, maar dan toch buiten gevecht stellen. Voeg hierbij de gedesorganiseerde pu blieke diensten, de verschrikkelijke twijfel, welke gassen men moet gebruiken om de inwoners te verdedigen, de verschrikkelijke ziekten die de gassen zullen verspreiden en de paniek die zich van de bevolking zal meester maken." Lezer, is het duidelijk of niet? In ernstige gevallen hoort men wel eens deze vraag stellen: Is dat verantwoord tegenover God en de menschen? Welnu, is zulk een toekomstige oorlog verantwoord? Bedenk wel. dat wat die Italiaan beweerde, niet uit sluitend zijn meening is. Minister Balbo zeide, dat hij in de rede van Grag de heldere ideeën van generaal Doubet voelde vlbreeren, trillen! Trouwens, wie den oorlog wil, moet tot zulke din gen komen. Het doel is da.n toch: winnen en daartoe wordt elk middel aangewend, ook het onmenschelijkste. Wie niet gestreden heeft om den oorlog onmogelijk te maken, is mede aansprakelijk voor de gevolgen: ze zullen hem branden op zijn geweten. DAVERENDE DlNDEN DAT NIET. Hebt U dat deze week ook In de krant gelezen, dat de vergadering der Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer (hè, even uitrusten) bezocht was door 1 leden. Ja, natuurlijk het bestuur was er ook bij, maar dat telt niet mee, dat moet wel komen, kan er gewoonweg niet van buiten. Stel je voor, dat er alleen maar 1 lid in de zaal zat en anders niemand, o ja, ook nog drie kellners om dat eene lid te bedienen, het zou beslist grappig zijn. Nee, ik zal het nu niet hebben over de tienduizend vereenigingen, die te zamen per jaar vijfhonderddui zend vergaderingen houden, zooals daar zijn de nationale bond van beroepswurmezoekers, en a.mateurflessóhen- trekkers. Nee, dat niet. (Wat dan eigenlijk wel? Red.) Bovendien is het voor krantenschrijvers niet noodig een eenmaal behandeld onderwerp nog eens te behande len, vooreerst omdat het die eene keer, van a tot z uit geplozen is en tweedens, omdat zij onderwerpen genoeg hebben, zoodat een eenmaal behandeld onderwerp eerst twintig jaar later voor een tweede behandeling in aan merking kan komen. Dus, dat niet. (Wat dan wel, wij willen nu wel eens hooren, waarover je het zal hebben. Red.) F\rdon, ik ben nog bezig aan mijn inleiding, mijn exordkm?, dat hoort er nou eenmaal bij, ieder goedge ordend en rechtgeaard artikel hoort nu eenmaal te beginnen met een inleiding, je kunt maar niet zoo met de deur in huis vallen. Dat gaat niet. Je moet een punt van uitgang hebben. En mijn punt van uitgang was dat eene lid, dat heele- maal in zijn eentje verscheen op de vergadering van de Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingen verkeer met 1 bestuur en 3 kellners. Dat was mijn punt van uitgang, zonder dat het in mijn bedoeling lag, aan dat feit een „Daverende Dingen" te wijden. Nee, dat niet (Schiet je nou nooit op? Red.) Kalm aan a,u.b..ik ben gewend alles wat ik neerschrijf vooraf diepzinnig te overwegen. Dus, we hadden het over dat eene lid. Ja, stel je nu eens levendig voor den geest, dat dat eene lid moet stemmen, heelemaal alleen, het voorstel wordt aan genomen, 1 stem voor 0 tegen, dan komt er heel plech tig in de krant te staan, dat het voorstel juist een meer derheid van 1 stem kon behalen. Maar ik wil hierbij niet langer blijven stilstaan, dat was slechts mijn uitgangspunt. Nee, dat niet. (En. nou opschieten, of je wordt ont slagen. Waarover zal je 't hebben? Red.) Nou, vooruit dan. Daar gaat-ie! Ik zal het hebben over... niks! Ja over niks, nergens over. Ik wist gewoonweg niks en er moest een „Daverende Dingen" komen en'dus heb ik het maar over niks gehad. Da's ook een onderwerp. Alleen is het jammer, dat U nou ook niks weet. Maar daar kan ik niks aan doen. „Dat zal wel overgaan als we getrouwd zijn," lieve ling", stelde hij haar gerust. „Het is alleen dat je nog geen voetstuk gevonden hebt, waarop je stevig genoeg kunt staan. Maar dan zul je het wel. Maak je daarover niet ongerust!" Ze liet haar hoofd zinken en legde het tegen zijn schouder, met een gevoel van volkomen uitputting. „Ik zie er half tegenop zoo spoedig te trouwen, Basil. Weet je zeker dat we er niet verkeerd aan doen? Vind je niet dat we nog wat behoorden te wachten?" „Maar wat is er, waarop we zouden behooren te wach ten, lieveling?" Ze kon het hem niet zeggen, maar toch wist ze in haar hart dat ze alles had willen geven, indien ze een gang bare reden tot uitstel had kunnen aanvoeren. Had de dreigende gestalte van Griselda haar niet voor de oogen gezweefd, dan zou ze hem om een kort uitstel gesmeekt hebben ook zonder gangbare reden. Maar Griselda was als het ware een meedoogenlooze macht, die haar voort dreef. Haar bleef geen andere keuze over dan voortgaan „Dus we zullen Woensdag over een week in het hu welijk verbonden worden, niet waar?" vroeg ze, het hoofd nog steeds gebogen. „Ja, lieveling, Woensdag over een week," zei hij. „Dat is dus zeer spoedig." „Ja, zeer spoedig," mompelde Charmaine. „En daarna" hij sprak zeer zacht, zijn wang tegen haar gouden lokken „daarna, geloof ik dat we dade lijk naar Culverley zullen teruggaan, liefste. Dé&r zul len we onze wittebroodsweken doorbrengen ,ter wille van Hugh. Daartegen zul je geen bezwaar hebben, niet waar? Op een anderen keer zullen we samen een uit stapje ondernemen." „Ik ben er blij om," antwoordde zij. „Ik verheug me er over dat we geen huwelijksreis zullen maken. Ik ben liever op Culverley, tot tot ik aan alles gewoon ge raakt ben." „Jij zult er de meesteres van zijn,"-zei hij teeder. „Je zult daar mogen doen wat je wilt altijd." Ze stiet een kort, haastig lachje uit. „Verbeeld je ik, de meesteres van iets!" zei ze. „Maar... maar, ik zal juffrouw Dicker hebben. Dat is een troost." „Ja, juffrouw Dicker zal het huiselijker voor je ma ken", antwoordde hy. „Ik ben blij dat ze bij je komt." Ze keerde zich opeens tot hem. „Basil", begon ze, „lk dank je t— omdat je zoo lief voor me bent en zooveel geduld met me hebt. Maar in het eerste begin lijkt al les zoo vreemd en zoo moeilijk. Ik weet evenwel, ik weet Engros verkrijgbaar by de firma J. C. v. Baxneveld, grossier, Schagen. HELIOGRAFIE. Hoe de negerjochies op de Znid-Afrlkaan- scho bewaarschool zich het op- en ondergaan der zon voorstelden. U behoeft niet te schrikken van het zwaargeleerde woord, dat aan den kop van dit artikeltje staat! U moet trouwens nooit voor de wetenschap uit den weg gaan; steeds dwars er door dan blijft er altijd wel iets van han gen, vooral wanneer je zoo'n goeden gids kan krijgen, als ondergeteekende wil worden. Wij zullen dus vandaag iets schrijven over de zon; over de zon ,die alle dagen met de zon uit de veeren is omdat zij, zooals Dickens zegt, als een meid-alleen voor het geheele werk staat. Geen dag kennen en kunnen wij zonder zon en toch hoe weinig weten wij er van, zooda het onlangs kon gebeuren, dat een Transvaalsch jochie toen meester hem verteld had, hoe de zon in het Brlt- sche rijk nooit onder ging, vroeg of O. L. Heer de En gelschen dan in het donker niet vertrouwde. Dat jeugdige Boertje was natuurlijk een onnoozelaard en hij had met evenveel onrecht kunnen denken, dat dit hemellichaam zich liet huren om dieven bij te lich ten. Doch beken het nu eens eerlijk: zoudt U in één guts zoo voor de vuist weg en zonder haperen kunnen ver klaren, waarom wij de zon 's nachts "niet zien? Neen, beken het maar eerlijk, dat ge lang zoo knap niet zijt als het negerventje te Luabo, dat dit vraag stuk oploste en voor goed uit de wereld hielp. Er werd dan te Luabo bewaarschool gehouden en frater Willibaldus vroeg aan de kleuters op welke wijze de zon om de aarde draaide. Een kleuter stak den vin ger omhoog. „Wel Benja, wat weet je er van", vroeg de frater. Benja zei met woorden en gebaren, dat de zon 's mor gens ergens achter de school opstond, heel de lucht doortippelde om des avonds achter de geitenstallen (ginder wijd!) te gaan slapen. En dan? informeerde de onderwijzer. Alle kleine nikkertjes er waren er meer dan tien keken sprake loos hun leeraar aan, verbaasd over zooveel onwetend heid. En dan, zei Benja, dan komt de zon 's nachts terug op de plaats van 's morgens achter de school en begint weer van voren af aan. Ja, meer Benja, wierp de frater te£en, als dat waar was, dan moesten wij haar toch zien terugkomen. Nog grooter versteldheid over zulke doorgewinterde domheid, nog wel bij een blanke. Tata, viel Benja uit, dat kan toch niet! Hoe kan dat niet? Omdat het 's naohts zoo donker is natuurlijk", schreeuwde Benja, bijna kwaad over zooveel hard- leerschheid. Om nooit te vergeten nietwaar, dit lesje. Rijker aan kennis zult ge voortaan het leven door wandelen maar denk er aan: nooit voor de wetenschap uitwijken. WEL GASMASKERS. In zijn Memorie van Antwoord aan de Eerste Ka mer zegt de Minister van Defensie o.a.: „Den leden, die teleurgesteld waren in hun hoop, dat deze minister de richting zou inslaan leidende naar vermindering der bewapening op groote schaal, gaf de minister te kennen dat noch in zijn politiek verleden, noch in het program der staatkundige partij, waartoe hij behoort, noch in het regeeringsprogram deze hoop haar grond kon vinden Drie redenon voor één dus om niet op groote be zuiniging te rekenen. De laatste reden is ons duidelijk. Dat weten we nu zoo langzamerhand wel, dat er van deze regeering op dit gebied en op alle gebied! geen groote en grootsche dingen zijn te verwachten. We rekenden echter Minister Deckers nog wel tot de mannen, die voor flinke bezuiniging voelen, al gaat directe ontwapening hun dan ook te ver. Ook meenden we ons uit den verkiezingsstrijd klanken te herinneren, die konden doen venvachten, het zeker, dat alles later gemakkelijker zal gaan. Basil. als we... als we getrouwd zijn, wil je dan één ding voor me doen „Ik wil alles voor je doen," was zijn antwoord. Ze stak haar hand uit met een gebaar, dat bijna dwang inhield.,„Het is niet iets héél belangrijks. Alleen al leen zou ik willen, Basil, dat je me beloofde, dat je me nooit zult dwingen vragen te beantwoorden, die ik niet te beantwoorden wensch." „Mijn lieve kind!" riep hij uit. „Zie je me voor zoo'n monster aan? Het spreekt van zelf, dat ik je nooit zal vragen mij van iets een nadere verklaring te geven. Daarvoor zal immers nooit reden bestaan." Hij drukte haar de hand op de stevige manier van een waarachtig vriend, en Charmaine voelde zich eenlgszins kalmer gestemd. „Dank je," zei ze nogeens. En hij wist dat hij er op de een of andere wijze in geslaagd was haar gemoed eenigszlns te kalmeeren, hoéwei hij in de verste verte geen vermoeden had van de oorzaak van haar vreemden gemoedstoestand. „Ik zie er tegenop haar alleen te laten," zei hij dien aVond tot zijn tante. „Wat ik u bidden mag, neem haar goed onder uw hoede, en laat de menschen haar niet plagen. Ze ziet er ellendig uit." „Lieve jongen," bracht zijn tante hem met nadruk onder het oog, „haar familie zijn zulke onuitstaanbare en onmogelijke menschen, dat alle schuld aan hen ge weten moet worden. In hun gezelschap is het kind één bundel zenuwen, en ze zal hen zoo weinig zien als ik met eenige mogelijkheid bewerken kan. Maak je over haar niet ongerust Alles is volkomen begrijpelijk. Zoo- dra ze getrouwd is, zal ze even gelukkig zijn als de dag lang is." Haar opgeruimd zelfvertrouwen stelde hem min of meer gerust maar toen den volgenden dag het oogen- blik aangebroken was waarop hij afscheid van Charmaine moest nemen, kon hij zich bijna niet van haar losruk ken. En ook zij was zichtbaar zeer onder den indruk. „Over vijf dagen zien we elkaar op Culverley weer," luidden zijn laatste woorden, toen hij haar nogmaals in zijn armen drukte. „En daarna, zal er van scheiden geen sprake meer zijn!" En aldus verliet hij haar, zich afvragende of zij, als ze elkaar weerzagen, er méér als een gelukkige bruid zou uitzien. dat de R.K. Staatspartij in elk geval op het militai risme wou bezuinigen, en niet maar bij centen en dubbeltjes. Dat zij dit voornemen schijnt te hebben opgegeven s een leelijk ding ook voor haar zelf. want zoo iets moet zich wreken. Aan één ding zal Minister Deckers echter in geen geval 'slanrls ponningen verknoeien. In diezelfde Memorie staat nl. ook dit: „dat het niettegenstaande het protocol no pens den chemischen en bacteriologischen oorlog van 17 Juni 1925, noodzakelijk zou blij ken om in de uitrusting met defensieve mid delen tegen gasaanvallen (gasmaskers enz.) te blijven voorzien. De minister is niet voornemens om den bouw van afzonderlijke gasdichte en bomvrije collectieve schuilplaatsen in overwe ging te nemen. Er kan z.i. geen sprake van zijn, dat de tegen luchtaanvallen te treffen maatregelen ten laste van het Rijk zou Ion moe ten worden gebracht." Alleen Rijksgasmaskers dus, geen Rijks-schuil plaatsen. Maar tegen welke gassen? En voor de heele bevolking of alleen voor hen, die op of nabij gevaarlijke plaatsen wonen? Wie weet echter, wat onze toekomstige vijand voor gevaarlijke plaatsen zal houden? En moet ieder daar gemaskerd worden, mannen, vrouwen en kinderen? Men kan echter maar geen masker aan doen, zoo- tls men een hoed of pet opzet. Gemaskerd is men van de buitenwereld volmaakt afgesloten. Stel U kinderen voor, die dat uithouden en moeders, die den angst en den wanhoop hunner inderen zien en aanvoelen, al hooren zij dan hui veschrei niet! Hoe kan men zich toch voorstellen, dat het eeniv ïut kan afwerpen. Dat men er soldaten in traint, i. il moeilijk genoeg, want zoo „echt" zijn onze ma aoeuvres nooit, dat er met werkelijke gifgassen word! gespeeld. Stel U een Hollandschen soldaat voor, di wetende, dat geen gas hem bedreigt, het masker zon sekuur zal afsluitén, alsof hij in een wolk van mos erdgas liep! Het is te dol om los te loopen. Het is alsof we in een compleet gekkenhuis leven. "73T W FEUILLETON- VERTELLINGEN. i y> j ju mi 4 i.ar Ulvenhout, 1 April 1930. Menier, Wa-d'n wirke, wa-d'n veurjaar! Wa beleven me 'nen schoonen tijd van 't jaar. Wilde wel geleuven da 'k mee gin duvelsch geweld op m'nen stoel kan blijven zitten om dit briefke te schrijven? Da'k gewoonweg nie stil kan blijven zitten hier in 't mesejum, de „selon" van Trui, waar al die schilder- stukskes van onzen Di'ê hangen? Keb 't raam van de „selon" opengeschoven, de fietraasjegerdijntjes aan de koperen ringeskes opzij gedaan en de valgerdijn opgetrokken tot de zolderlnk toe. Locht "wil ik emmen. Versche, smeujige veurjaaslocht die 'k vuul stroomen deur m'n longen, diep m'n ribben kast in. Starke, zware lentelocht, die deur oew lijf golft da-ge'r stapelgek van wordt! M'n haanden beven d'r van. M'n vel is heelegaar kouw maar ge vuul-d-oew bloed deur oew ajers sturmen mee 'n kracht da-d-oewen nek klopt. Ge vuult 'm tikken teu gen oew krogske-n-aan. Ha! 't Leven pakt oew vast! En tellekes as 't zochte windeke de kamer in komt ase men, vuul ik 't trekken laanks m'nen rug, streelen over m'n haanden en laanks m'nen kop en 't ruukt zuutig en ziltig tegelijk naar m'n laand, waar 't gestreken is over d'n kustelijken koeienmest; 't ruukt naar de bos- schen, d'n hars uit de mastenboomen, waar 't deurhe nen is gevaren! 't Brengt mee d'n zang van de duuzen- den en duuzenden veugeltjes, die in de boomen te gor gelen en te tjilpen zitten, te „slaan" mee da knikkerske in d'r keeltje da daar gaat as 'n roffeltje van zuiveren ballekes die er titsen in 'n gouwen schaal. Amico, dam is 't moeilijk om te blijven zitten lijk 'nen pennelekker en te doen of er daarbuiten heelemaal nikske nie gebeurt! En of er wa gebeurt. De èèrde, de zware zwarte èèrde lee te scheuren on- HOOFDSTUK VI. De onbekende Factor. Tante Edith hield haar woord, en gedurende de vol gende vijf dagen hield ze niet op onvermoeid te waken over het meisje, dat aan haar zorgen toevertrouwd was. Er viel nog zeer veel te doen, en ze hadden al hun tijd noodig voor het verder aanschaffen van het uitzet en het uitkienen van schatten voor Culverley, waar een paar vertrekken geheel opnieuw gedecoreerd zouden worden. In weerwil van haar geruststel lende verklaring tegenover Basil, maakte tante Edith zich zeer bekom merd om het meisje, de raadselachtige blik in wier oogen haar volstrekt niet beviel. Charmaine had een brozen, maar volkomen onover- komclijken slagboom van terughouding tussohen zich en de overige wereld opgericht, en blijkbaar viel het haar even moeilijk dezen te overschrijden als ieder an der. Ze was evenwel niet zoodanig ongelukkig dat het openlijk zichtbaar was. en tante Edith vertrouwde, dat ze goed sliep, hoewel ze zich onthield daarnaar te vra gen. Charmaine zelve was innig dankbaar gestemd toen de vijf dagen voorbij warem, en ze zich weer op weg naar Culverley bevonden. Basil was hen tot aan de poort tegemoet geloopen, en de blik waarmee hij zijn verloofde eindelijk verwel komde, was welsprekender dan woorden. Hij. stapte bij hen ln den auto, en stak zijn hand onder de reisdeken, waar hij die van Charmaine zocht en vond. Ja, ook hij had een drukke week achter den rug, maar met Hugh scheen het iets beter te gaan. De vertrekken waren bijna gereed om in gebruik genomen te worden, maar het was Charmaine niet vergund er een blik in te werpen dan nadat zij getrouwd zouden zijn. Als het haar hetzelfde was, zou ze in een ander gedeelte van het huis slapen. „O, en wat ik nog zeggen wilde," ging Basil tot tante Edith voort. „Ik wou dat ge me het groote genoegen deed, morgen een bezoek te brengen aan de familie op Starfields. Hugh heeft er onmogelijk kaas toe gezien, en ik vrees dat we ons een beetje onbeleefd jegens hen ge dragen hebben. Ik ontmoette een jongen man die daar logeert een neef van Mevrouw Deloraine ja, we kwamen op den weg bijna met elkaar in botsing en ik werd door een groot be-vustzijn van schuld bekropen toen ik vernam wie hij was." „Dan zal lk dat bezoek zeker afleggen," beloofde in zeer aparte modellen. Aanbevelend, lar 't straffe zonneke, da deur d'n bojem henen 't zaai- :cl wèrm-stooft. Iaveraans brikt en scheurt 't zwangere laand open ;an 't stille léven, dat er onder te worstelen leet naar de zon! Elk zaaike, ter grotte van 'n muizen-keuteltje-nog-nie, da lee te bersten en te woelen in dieën wèrmen schoot, da ge 't zou willen helpen. As ge daar naar te zien staat omico dan zoude lachen! Lachen ja... mee 'n traan in oew oogen. Waant God! Ochgottekes nog an toe, 't is toch zoo wonderbaarlijk sohoon! Dan gaai ik zitten op m'n hukken, da'k niemeer óp kan komen van stefke. Dan zet ik m'n nagels in die schurkes en wip er de èèrdekorsjes af. En dan, amico, dan dan staat daar 't nieuwe, prille léven in de wèrm- voohtige èèrde z'n eigen te rekken naar 't licht. Dan staan ze daar, de prullekes-van-plaantjes mee d'r gruu- ne topkes zoo teer, zoo teer, da ge ze weer wel onder zou willen dekken onder dieën wermen èèrde, die ge weggepeuterd hèt mee oew vingers. Dan zou-d-'r oew pet overhenen willen leggen veur d'n koelen nacht die komen gaat. Waant wat daar staat, op z'n spinragge-worteltjes in d'n zwaren grond, da-d-is nuuw, splinternuuw léven, geboren onder de wondere macht en 't machtige wonder van de lieve schepping! Dan sta-g-et daar, 't petieterige goedje, in honderden op 'n klein plakske, teerkes maar fier as 'n bodeke van onslievenirke, die 't stuurde naar de èèrde! Dan zie-d-et z'n eigen ontvouwen en spreien en ge schudt 's mee oewen kop omda ge, mee oew plazier gin raad wit Ge zou 't iedereen willen zeggen, bij d'ren jas willen trekken en d'r bijhalen. Maar. ze zouwen oew maar uitlachen! De mensche zijn dikkels zoo vrèèd teugenover de schonste dingen van de schepping. Ze vinden 'nen lap pen hond van zagemeel mee lcralekes as oogen veul schonder as 'nen echte, 'nen lévende, die mee z'n goeie, trouwe oogen praten kan mee. oew! Ollee, nouw ik 't daar zoo over eb, één van ons katten hee gejongd; 'nen vierling. Me kwamen op 'nen mergen in de stallen en op 'n ouw juutenzakske lag 't moederkatje mee d'r jongskes. „Verzuipen!" zee Truf, „wemmen katten genögt, en 't wordt ier zoo zuutjesaan 'nen menaasjerie!" Ik pakte 'n zakske, dee er wa kiedelkeiën in en gong naar 't stallehoekske. En toen 'k m'n eigen bukte om de jongskes weg te pakken, toen... „Ollee, ze stellen 't zoo goed, ee! Wemmen ze 'r in 's hemelsnaam weer maar bijg'ou- wen. Amico, 't is zoo schoon. Schoon as alles dat er leeft op deuze schoone Lentewèreld. Veertien dagen zijn ze nouw. Zemmen bukskes zoo rond as kogeltjes! En zocht, zocht as dans. Fluweel zijn die vellekes die glaanzen in d'n dag. Ze leggen te schok ken somwijlen vande groeistupkes waant da-d-ouwe beest da gif ze te frèten da ze hikken. 'k Gaai eiken dag 's kijken en dan zit 'k te genieten van 't schoone gezicht. Dan krijg i'k 't zelfste-n-over me, as wanneer ik die kleine zaaikes uit zie komen. Die beesjes te zien groeien 't mokt 'nen mensch goed! Da moederkatje d'r eigen zien opofferen, 't strekt d'n mensch tot veurbeeld. Waant zij, amico, zij doe-g-et in d'r onschuld zooas onzenlieveneer 't emmen wil... en da's o, zoo schoon, 't Zijn om d'n sapperdemallemosterd- pot gin flesschekinderkes. 't Ouwe katje hee gin tijd da-d-et frit! Ginnên tijd om 's efkes op den erft in 't zonneke te gaan zitten spinnen. Ginnen tijd om z'n lenig lijf 's te rekken. Waant 't vat de moederplichtjes op... ontroerend schoon! Ze lek ze van veuren tot achteren, ind 'r snoetekens, op d'r bukskes, over d'r ruggeskes cn steuk veur stuk tante Edith. „Anders zullen ze niet weten hoe ze het hebben nadat je getouwd bent. En hoe zag dat jonge mensch er ongeveer uit?" „O, zoo'n onvervalschte opbruischende Ier," lachte Ba sil. „Hij begon met geweldig tegen mij uit te pakken, maar we scheidden als vrienden. Ik geloof waarlijk dat we eindigden met een goeden dunk van elkaar op te vatten. Hij is officier bij de Marine, op het punt zich aan boord van zijn schip te begeven Donovan, is zijn naam. Jij zult daar zeker liever geen bezoek brengen, Charmaine „Neen," antwoordde Charmaine met neergeslagen oogen en een diepen blos op de wangen. „Dan zal het niet gebeuren ook," verklaarde tante Edith. „Kom, neem haar met je mee, Basil. Ik heb haar de geheele week gehad', en nu is de beurt aan jou." De auto had stilgehouden. Ze steeg lachende uit, en richtte haar schreden naar het huis, de mmnenden aan hun eigen lot overlatende een manoeuvre, waarmee Basil niet lang draalde zijn voordeel te doen. Zij zwierven samen door de tuinen, en hoewel Char maine zeer weinig spraakzaam was, voelde ze zich zeer voldaan over zijn verklaring dat hij zich over haar te rugkomst uitbundig verheugde. „Want nu," zei hij, „is het ergste geleden. We behoe ven nu nog alleen maar naar Londen te gaan om ons te laten trouwen, en dan komen we voorgoed hier terug. Ga eens na, lieveling, over een week om dezen tijd zul len we ons hier geheel ingericht hebben en man en vrouw zijn. En wat zullen we buitensporig gelukkig zijn," liet hij volgen. „Je hebt er nog geen denkbeeld van, hoe gelukkig je je zal gevoelen, Maar, ik zal het je wel bijbrengen." En hoewel ze hem geen antwoord in woorden op zijn verzekeringen wist te geven, voelde hij toch dat ze zich ten antwoord een weinig dichter tegen hem aan nestelde Toen ze het huis binnengetreden waren en zich voor de thee bij Huhg en tante Edith gevoegd hadden, ver beeldde hij zich dat ze minder terughoudend was dan bij haar aankomst, maar toen ze de verwelkoming van Lord Conister in ontvangst nam, ontging het hem met dat scherpe instinct dat uit zijn liefde geboren was niet, dat ze zich hoogst bedremmeld gedroeg. Ze beproefde het door een paar zacht gemompelde woordjes van sym pathie en erkentelijkheid te bemantelen, maar de in druk bleef hem bij, en hij was overtuigd dat het Hugh evenmin ontgaan was. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 14