rne
K. Blaauboer
WEES SLIM
GEBRUIK GLIM
[-
Niet op groote schaal
bezuinigen.
Brabanische brieven.
Wij exposeeren
Woensdag a.s.,
Iets bijzonders voor
redelijken prijs.
men moet breken en verpletteren. Wil de natie niet,
zelfs in tijden van oorlog, leven en voortbrengen? Meer
nog, hangt de aanvallende kracht van de gewapende
machten niet af van het leven en van de productie
van 3e natie? Het zal daarom een goede krijgswet zijn,
het loven en de productie onmogelijk te maken aan
de gehcele vijandelijke natie. Zullen er militaire en par
ticuliere fabrieken zijn, die voortbrengen? Wij zullen
ze vernietigen. Zullen er oogsten zijn, die men bezig
is binnen te halen? Wij zullen ze verbranden en ver
giftigen.
„Is het mogelijk dit alles uit te voeren? Niet alleen
door bombardementen met ontplofbare stoffen. Maar
door bombardementen met gifgassen wel. Een beschei
den luchtlager van driehonderd machines, die elk twee
ton gifgassen mee kunnen voeren, kan per vlucht
50.000 inwoners in tien verschillende steden dooden en
dus kan deze bescheiden luchtvloot in acht dagen vier
millioen personen, verspreid over 80 verschillende cen
tra, in zal niet zeggen dooden, maar dan toch buiten
gevecht stellen. Voeg hierbij de gedesorganiseerde pu
blieke diensten, de verschrikkelijke twijfel, welke gassen
men moet gebruiken om de inwoners te verdedigen, de
verschrikkelijke ziekten die de gassen zullen verspreiden
en de paniek die zich van de bevolking zal meester
maken."
Lezer, is het duidelijk of niet?
In ernstige gevallen hoort men wel eens deze vraag
stellen:
Is dat verantwoord tegenover God en de menschen?
Welnu, is zulk een toekomstige oorlog verantwoord?
Bedenk wel. dat wat die Italiaan beweerde, niet uit
sluitend zijn meening is.
Minister Balbo zeide, dat hij in de rede van Grag de
heldere ideeën van generaal Doubet voelde vlbreeren,
trillen!
Trouwens, wie den oorlog wil, moet tot zulke din
gen komen. Het doel is da.n toch: winnen en daartoe
wordt elk middel aangewend, ook het onmenschelijkste.
Wie niet gestreden heeft om den oorlog onmogelijk
te maken, is mede aansprakelijk voor de gevolgen: ze
zullen hem branden op zijn geweten.
DAVERENDE DlNDEN
DAT NIET.
Hebt U dat deze week ook In de krant gelezen, dat
de vergadering der Vereeniging tot bevordering van het
Vreemdelingenverkeer (hè, even uitrusten) bezocht was
door 1 leden.
Ja, natuurlijk het bestuur was er ook bij, maar dat
telt niet mee, dat moet wel komen, kan er gewoonweg
niet van buiten. Stel je voor, dat er alleen maar 1 lid
in de zaal zat en anders niemand, o ja, ook nog drie
kellners om dat eene lid te bedienen, het zou beslist
grappig zijn.
Nee, ik zal het nu niet hebben over de tienduizend
vereenigingen, die te zamen per jaar vijfhonderddui
zend vergaderingen houden, zooals daar zijn de nationale
bond van beroepswurmezoekers, en a.mateurflessóhen-
trekkers. Nee, dat niet. (Wat dan eigenlijk wel? Red.)
Bovendien is het voor krantenschrijvers niet noodig
een eenmaal behandeld onderwerp nog eens te behande
len, vooreerst omdat het die eene keer, van a tot z uit
geplozen is en tweedens, omdat zij onderwerpen genoeg
hebben, zoodat een eenmaal behandeld onderwerp eerst
twintig jaar later voor een tweede behandeling in aan
merking kan komen.
Dus, dat niet. (Wat dan wel, wij willen nu wel eens
hooren, waarover je het zal hebben. Red.)
F\rdon, ik ben nog bezig aan mijn inleiding, mijn
exordkm?, dat hoort er nou eenmaal bij, ieder goedge
ordend en rechtgeaard artikel hoort nu eenmaal te
beginnen met een inleiding, je kunt maar niet zoo met
de deur in huis vallen.
Dat gaat niet.
Je moet een punt van uitgang hebben.
En mijn punt van uitgang was dat eene lid, dat heele-
maal in zijn eentje verscheen op de vergadering van de
Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingen
verkeer met 1 bestuur en 3 kellners. Dat was mijn
punt van uitgang, zonder dat het in mijn bedoeling lag,
aan dat feit een „Daverende Dingen" te wijden.
Nee, dat niet (Schiet je nou nooit op? Red.)
Kalm aan a,u.b..ik ben gewend alles wat ik neerschrijf
vooraf diepzinnig te overwegen.
Dus, we hadden het over dat eene lid. Ja, stel je nu
eens levendig voor den geest, dat dat eene lid moet
stemmen, heelemaal alleen, het voorstel wordt aan
genomen, 1 stem voor 0 tegen, dan komt er heel plech
tig in de krant te staan, dat het voorstel juist een meer
derheid van 1 stem kon behalen.
Maar ik wil hierbij niet langer blijven stilstaan, dat
was slechts mijn uitgangspunt.
Nee, dat niet. (En. nou opschieten, of je wordt ont
slagen. Waarover zal je 't hebben? Red.)
Nou, vooruit dan.
Daar gaat-ie! Ik zal het hebben over... niks! Ja over
niks, nergens over. Ik wist gewoonweg niks en er moest
een „Daverende Dingen" komen en'dus heb ik het maar
over niks gehad. Da's ook een onderwerp. Alleen is het
jammer, dat U nou ook niks weet. Maar daar kan ik
niks aan doen.
„Dat zal wel overgaan als we getrouwd zijn," lieve
ling", stelde hij haar gerust. „Het is alleen dat je nog
geen voetstuk gevonden hebt, waarop je stevig genoeg
kunt staan. Maar dan zul je het wel. Maak je daarover
niet ongerust!"
Ze liet haar hoofd zinken en legde het tegen zijn
schouder, met een gevoel van volkomen uitputting. „Ik
zie er half tegenop zoo spoedig te trouwen, Basil. Weet
je zeker dat we er niet verkeerd aan doen? Vind je niet
dat we nog wat behoorden te wachten?"
„Maar wat is er, waarop we zouden behooren te wach
ten, lieveling?"
Ze kon het hem niet zeggen, maar toch wist ze in haar
hart dat ze alles had willen geven, indien ze een gang
bare reden tot uitstel had kunnen aanvoeren. Had de
dreigende gestalte van Griselda haar niet voor de oogen
gezweefd, dan zou ze hem om een kort uitstel gesmeekt
hebben ook zonder gangbare reden. Maar Griselda was
als het ware een meedoogenlooze macht, die haar voort
dreef. Haar bleef geen andere keuze over dan voortgaan
„Dus we zullen Woensdag over een week in het hu
welijk verbonden worden, niet waar?" vroeg ze, het hoofd
nog steeds gebogen.
„Ja, lieveling, Woensdag over een week," zei hij. „Dat
is dus zeer spoedig."
„Ja, zeer spoedig," mompelde Charmaine.
„En daarna" hij sprak zeer zacht, zijn wang tegen
haar gouden lokken „daarna, geloof ik dat we dade
lijk naar Culverley zullen teruggaan, liefste. Dé&r zul
len we onze wittebroodsweken doorbrengen ,ter wille
van Hugh. Daartegen zul je geen bezwaar hebben, niet
waar? Op een anderen keer zullen we samen een uit
stapje ondernemen."
„Ik ben er blij om," antwoordde zij. „Ik verheug me
er over dat we geen huwelijksreis zullen maken. Ik ben
liever op Culverley, tot tot ik aan alles gewoon ge
raakt ben."
„Jij zult er de meesteres van zijn,"-zei hij teeder. „Je
zult daar mogen doen wat je wilt altijd."
Ze stiet een kort, haastig lachje uit. „Verbeeld je
ik, de meesteres van iets!" zei ze. „Maar... maar, ik zal
juffrouw Dicker hebben. Dat is een troost."
„Ja, juffrouw Dicker zal het huiselijker voor je ma
ken", antwoordde hy. „Ik ben blij dat ze bij je komt."
Ze keerde zich opeens tot hem. „Basil", begon ze, „lk
dank je t— omdat je zoo lief voor me bent en zooveel
geduld met me hebt. Maar in het eerste begin lijkt al
les zoo vreemd en zoo moeilijk. Ik weet evenwel, ik weet
Engros verkrijgbaar by de firma J. C. v. Baxneveld,
grossier, Schagen.
HELIOGRAFIE.
Hoe de negerjochies op de Znid-Afrlkaan-
scho bewaarschool zich het op- en ondergaan
der zon voorstelden.
U behoeft niet te schrikken van het zwaargeleerde
woord, dat aan den kop van dit artikeltje staat! U moet
trouwens nooit voor de wetenschap uit den weg gaan;
steeds dwars er door dan blijft er altijd wel iets van han
gen, vooral wanneer je zoo'n goeden gids kan krijgen,
als ondergeteekende wil worden.
Wij zullen dus vandaag iets schrijven over de zon;
over de zon ,die alle dagen met de zon uit de veeren is
omdat zij, zooals Dickens zegt, als een meid-alleen voor
het geheele werk staat. Geen dag kennen en kunnen wij
zonder zon en toch hoe weinig weten wij er van, zooda
het onlangs kon gebeuren, dat een Transvaalsch jochie
toen meester hem verteld had, hoe de zon in het Brlt-
sche rijk nooit onder ging, vroeg of O. L. Heer de En
gelschen dan in het donker niet vertrouwde.
Dat jeugdige Boertje was natuurlijk een onnoozelaard
en hij had met evenveel onrecht kunnen denken, dat
dit hemellichaam zich liet huren om dieven bij te lich
ten.
Doch beken het nu eens eerlijk: zoudt U in één guts
zoo voor de vuist weg en zonder haperen kunnen ver
klaren, waarom wij de zon 's nachts "niet zien?
Neen, beken het maar eerlijk, dat ge lang zoo knap
niet zijt als het negerventje te Luabo, dat dit vraag
stuk oploste en voor goed uit de wereld hielp.
Er werd dan te Luabo bewaarschool gehouden en
frater Willibaldus vroeg aan de kleuters op welke wijze
de zon om de aarde draaide. Een kleuter stak den vin
ger omhoog. „Wel Benja, wat weet je er van", vroeg de
frater.
Benja zei met woorden en gebaren, dat de zon 's mor
gens ergens achter de school opstond, heel de lucht
doortippelde om des avonds achter de geitenstallen
(ginder wijd!) te gaan slapen.
En dan? informeerde de onderwijzer. Alle kleine
nikkertjes er waren er meer dan tien keken sprake
loos hun leeraar aan, verbaasd over zooveel onwetend
heid.
En dan, zei Benja, dan komt de zon 's nachts
terug op de plaats van 's morgens achter de school en
begint weer van voren af aan.
Ja, meer Benja, wierp de frater te£en, als dat
waar was, dan moesten wij haar toch zien terugkomen.
Nog grooter versteldheid over zulke doorgewinterde
domheid, nog wel bij een blanke.
Tata, viel Benja uit, dat kan toch niet!
Hoe kan dat niet?
Omdat het 's naohts zoo donker is natuurlijk",
schreeuwde Benja, bijna kwaad over zooveel hard-
leerschheid.
Om nooit te vergeten nietwaar, dit lesje.
Rijker aan kennis zult ge voortaan het leven door
wandelen maar denk er aan: nooit voor de wetenschap
uitwijken.
WEL GASMASKERS.
In zijn Memorie van Antwoord aan de Eerste Ka
mer zegt de Minister van Defensie o.a.:
„Den leden, die teleurgesteld waren in hun
hoop, dat deze minister de richting zou inslaan
leidende naar vermindering der bewapening
op groote schaal, gaf de minister te kennen
dat noch in zijn politiek verleden, noch in het
program der staatkundige partij, waartoe hij
behoort, noch in het regeeringsprogram deze
hoop haar grond kon vinden
Drie redenon voor één dus om niet op groote be
zuiniging te rekenen.
De laatste reden is ons duidelijk. Dat weten we nu
zoo langzamerhand wel, dat er van deze regeering
op dit gebied en op alle gebied! geen groote en
grootsche dingen zijn te verwachten.
We rekenden echter Minister Deckers nog wel tot de
mannen, die voor flinke bezuiniging voelen, al gaat
directe ontwapening hun dan ook te ver.
Ook meenden we ons uit den verkiezingsstrijd
klanken te herinneren, die konden doen venvachten,
het zeker, dat alles later gemakkelijker zal gaan. Basil.
als we... als we getrouwd zijn, wil je dan één ding voor
me doen
„Ik wil alles voor je doen," was zijn antwoord.
Ze stak haar hand uit met een gebaar, dat bijna dwang
inhield.,„Het is niet iets héél belangrijks. Alleen al
leen zou ik willen, Basil, dat je me beloofde, dat je
me nooit zult dwingen vragen te beantwoorden, die ik
niet te beantwoorden wensch."
„Mijn lieve kind!" riep hij uit. „Zie je me voor zoo'n
monster aan? Het spreekt van zelf, dat ik je nooit zal
vragen mij van iets een nadere verklaring te geven.
Daarvoor zal immers nooit reden bestaan."
Hij drukte haar de hand op de stevige manier van
een waarachtig vriend, en Charmaine voelde zich
eenlgszins kalmer gestemd.
„Dank je," zei ze nogeens.
En hij wist dat hij er op de een of andere wijze
in geslaagd was haar gemoed eenigszlns te kalmeeren,
hoéwei hij in de verste verte geen vermoeden had van
de oorzaak van haar vreemden gemoedstoestand.
„Ik zie er tegenop haar alleen te laten," zei hij dien
aVond tot zijn tante. „Wat ik u bidden mag, neem haar
goed onder uw hoede, en laat de menschen haar niet
plagen. Ze ziet er ellendig uit."
„Lieve jongen," bracht zijn tante hem met nadruk
onder het oog, „haar familie zijn zulke onuitstaanbare
en onmogelijke menschen, dat alle schuld aan hen ge
weten moet worden. In hun gezelschap is het kind één
bundel zenuwen, en ze zal hen zoo weinig zien als ik
met eenige mogelijkheid bewerken kan. Maak je over
haar niet ongerust Alles is volkomen begrijpelijk. Zoo-
dra ze getrouwd is, zal ze even gelukkig zijn als de dag
lang is."
Haar opgeruimd zelfvertrouwen stelde hem min of
meer gerust maar toen den volgenden dag het oogen-
blik aangebroken was waarop hij afscheid van Charmaine
moest nemen, kon hij zich bijna niet van haar losruk
ken. En ook zij was zichtbaar zeer onder den indruk.
„Over vijf dagen zien we elkaar op Culverley weer,"
luidden zijn laatste woorden, toen hij haar nogmaals in
zijn armen drukte. „En daarna, zal er van scheiden
geen sprake meer zijn!"
En aldus verliet hij haar, zich afvragende of zij, als
ze elkaar weerzagen, er méér als een gelukkige bruid
zou uitzien.
dat de R.K. Staatspartij in elk geval op het militai
risme wou bezuinigen, en niet maar bij centen en
dubbeltjes.
Dat zij dit voornemen schijnt te hebben opgegeven
s een leelijk ding ook voor haar zelf. want zoo
iets moet zich wreken.
Aan één ding zal Minister Deckers echter in
geen geval 'slanrls ponningen verknoeien.
In diezelfde Memorie staat nl. ook dit:
„dat het niettegenstaande het protocol no
pens den chemischen en bacteriologischen
oorlog van 17 Juni 1925, noodzakelijk zou blij
ken om in de uitrusting met defensieve mid
delen tegen gasaanvallen (gasmaskers enz.) te
blijven voorzien. De minister is niet voornemens
om den bouw van afzonderlijke gasdichte en
bomvrije collectieve schuilplaatsen in overwe
ging te nemen. Er kan z.i. geen sprake van
zijn, dat de tegen luchtaanvallen te treffen
maatregelen ten laste van het Rijk zou Ion moe
ten worden gebracht."
Alleen Rijksgasmaskers dus, geen Rijks-schuil
plaatsen.
Maar tegen welke gassen?
En voor de heele bevolking of alleen voor hen, die
op of nabij gevaarlijke plaatsen wonen?
Wie weet echter, wat onze toekomstige vijand voor
gevaarlijke plaatsen zal houden?
En moet ieder daar gemaskerd worden, mannen,
vrouwen en kinderen?
Men kan echter maar geen masker aan doen, zoo-
tls men een hoed of pet opzet.
Gemaskerd is men van de buitenwereld volmaakt
afgesloten. Stel U kinderen voor, die dat uithouden
en moeders, die den angst en den wanhoop hunner
inderen zien en aanvoelen, al hooren zij dan hui
veschrei niet!
Hoe kan men zich toch voorstellen, dat het eeniv
ïut kan afwerpen. Dat men er soldaten in traint, i.
il moeilijk genoeg, want zoo „echt" zijn onze ma
aoeuvres nooit, dat er met werkelijke gifgassen word!
gespeeld. Stel U een Hollandschen soldaat voor, di
wetende, dat geen gas hem bedreigt, het masker zon
sekuur zal afsluitén, alsof hij in een wolk van mos
erdgas liep!
Het is te dol om los te loopen.
Het is alsof we in een compleet gekkenhuis leven.
"73T
W
FEUILLETON-
VERTELLINGEN.
i y> j ju mi 4 i.ar
Ulvenhout, 1 April 1930.
Menier,
Wa-d'n wirke, wa-d'n
veurjaar! Wa beleven me
'nen schoonen tijd van 't
jaar. Wilde wel geleuven da
'k mee gin duvelsch geweld
op m'nen stoel kan blijven
zitten om dit briefke te
schrijven?
Da'k gewoonweg nie stil
kan blijven zitten hier in 't
mesejum, de „selon" van
Trui, waar al die schilder-
stukskes van onzen Di'ê
hangen? Keb 't raam van
de „selon" opengeschoven,
de fietraasjegerdijntjes aan
de koperen ringeskes opzij gedaan en de valgerdijn
opgetrokken tot de zolderlnk toe.
Locht "wil ik emmen. Versche, smeujige veurjaaslocht
die 'k vuul stroomen deur m'n longen, diep m'n ribben
kast in. Starke, zware lentelocht, die deur oew lijf golft
da-ge'r stapelgek van wordt!
M'n haanden beven d'r van. M'n vel is heelegaar kouw
maar ge vuul-d-oew bloed deur oew ajers sturmen mee
'n kracht da-d-oewen nek klopt. Ge vuult 'm tikken teu
gen oew krogske-n-aan. Ha! 't Leven pakt oew vast!
En tellekes as 't zochte windeke de kamer in komt ase
men, vuul ik 't trekken laanks m'nen rug, streelen over
m'n haanden en laanks m'nen kop en 't ruukt zuutig
en ziltig tegelijk naar m'n laand, waar 't gestreken is
over d'n kustelijken koeienmest; 't ruukt naar de bos-
schen, d'n hars uit de mastenboomen, waar 't deurhe
nen is gevaren! 't Brengt mee d'n zang van de duuzen-
den en duuzenden veugeltjes, die in de boomen te gor
gelen en te tjilpen zitten, te „slaan" mee da knikkerske
in d'r keeltje da daar gaat as 'n roffeltje van zuiveren
ballekes die er titsen in 'n gouwen schaal.
Amico, dam is 't moeilijk om te blijven zitten lijk 'nen
pennelekker en te doen of er daarbuiten heelemaal
nikske nie gebeurt!
En of er wa gebeurt.
De èèrde, de zware zwarte èèrde lee te scheuren on-
HOOFDSTUK VI.
De onbekende Factor.
Tante Edith hield haar woord, en gedurende de vol
gende vijf dagen hield ze niet op onvermoeid te waken
over het meisje, dat aan haar zorgen toevertrouwd was.
Er viel nog zeer veel te doen, en ze hadden al hun tijd
noodig voor het verder aanschaffen van het uitzet en
het uitkienen van schatten voor Culverley, waar een
paar vertrekken geheel opnieuw gedecoreerd zouden
worden. In weerwil van haar geruststel lende verklaring
tegenover Basil, maakte tante Edith zich zeer bekom
merd om het meisje, de raadselachtige blik in wier
oogen haar volstrekt niet beviel.
Charmaine had een brozen, maar volkomen onover-
komclijken slagboom van terughouding tussohen zich
en de overige wereld opgericht, en blijkbaar viel het
haar even moeilijk dezen te overschrijden als ieder an
der. Ze was evenwel niet zoodanig ongelukkig dat het
openlijk zichtbaar was. en tante Edith vertrouwde, dat
ze goed sliep, hoewel ze zich onthield daarnaar te vra
gen.
Charmaine zelve was innig dankbaar gestemd toen de
vijf dagen voorbij warem, en ze zich weer op weg naar
Culverley bevonden.
Basil was hen tot aan de poort tegemoet geloopen,
en de blik waarmee hij zijn verloofde eindelijk verwel
komde, was welsprekender dan woorden. Hij. stapte bij
hen ln den auto, en stak zijn hand onder de reisdeken,
waar hij die van Charmaine zocht en vond.
Ja, ook hij had een drukke week achter den rug, maar
met Hugh scheen het iets beter te gaan. De vertrekken
waren bijna gereed om in gebruik genomen te worden,
maar het was Charmaine niet vergund er een blik in te
werpen dan nadat zij getrouwd zouden zijn. Als het
haar hetzelfde was, zou ze in een ander gedeelte van het
huis slapen.
„O, en wat ik nog zeggen wilde," ging Basil tot tante
Edith voort. „Ik wou dat ge me het groote genoegen
deed, morgen een bezoek te brengen aan de familie op
Starfields. Hugh heeft er onmogelijk kaas toe gezien, en
ik vrees dat we ons een beetje onbeleefd jegens hen ge
dragen hebben. Ik ontmoette een jongen man die daar
logeert een neef van Mevrouw Deloraine ja, we
kwamen op den weg bijna met elkaar in botsing en
ik werd door een groot be-vustzijn van schuld bekropen
toen ik vernam wie hij was."
„Dan zal lk dat bezoek zeker afleggen," beloofde
in zeer aparte modellen.
Aanbevelend,
lar 't straffe zonneke, da deur d'n bojem henen 't zaai-
:cl wèrm-stooft.
Iaveraans brikt en scheurt 't zwangere laand open
;an 't stille léven, dat er onder te worstelen leet naar
de zon!
Elk zaaike, ter grotte van 'n muizen-keuteltje-nog-nie,
da lee te bersten en te woelen in dieën wèrmen schoot,
da ge 't zou willen helpen. As ge daar naar te zien
staat omico dan zoude lachen! Lachen ja... mee 'n
traan in oew oogen. Waant God! Ochgottekes nog an
toe, 't is toch zoo wonderbaarlijk sohoon!
Dan gaai ik zitten op m'n hukken, da'k niemeer óp
kan komen van stefke. Dan zet ik m'n nagels in die
schurkes en wip er de èèrdekorsjes af. En dan, amico,
dan dan staat daar 't nieuwe, prille léven in de wèrm-
voohtige èèrde z'n eigen te rekken naar 't licht. Dan
staan ze daar, de prullekes-van-plaantjes mee d'r gruu-
ne topkes zoo teer, zoo teer, da ge ze weer wel onder
zou willen dekken onder dieën wermen èèrde, die ge
weggepeuterd hèt mee oew vingers.
Dan zou-d-'r oew pet overhenen willen leggen veur d'n
koelen nacht die komen gaat. Waant wat daar staat,
op z'n spinragge-worteltjes in d'n zwaren grond, da-d-is
nuuw, splinternuuw léven, geboren onder de wondere
macht en 't machtige wonder van de lieve schepping!
Dan sta-g-et daar, 't petieterige goedje, in honderden
op 'n klein plakske, teerkes maar fier as 'n bodeke van
onslievenirke, die 't stuurde naar de èèrde!
Dan zie-d-et z'n eigen ontvouwen en spreien en ge
schudt 's mee oewen kop omda ge, mee oew plazier gin
raad wit Ge zou 't iedereen willen zeggen, bij d'ren jas
willen trekken en d'r bijhalen.
Maar. ze zouwen oew maar uitlachen!
De mensche zijn dikkels zoo vrèèd teugenover de
schonste dingen van de schepping. Ze vinden 'nen lap
pen hond van zagemeel mee lcralekes as oogen veul
schonder as 'nen echte, 'nen lévende, die mee z'n goeie,
trouwe oogen praten kan mee. oew!
Ollee, nouw ik 't daar zoo over eb, één van ons
katten hee gejongd; 'nen vierling.
Me kwamen op 'nen mergen in de stallen en op 'n
ouw juutenzakske lag 't moederkatje mee d'r jongskes.
„Verzuipen!" zee Truf, „wemmen katten genögt,
en 't wordt ier zoo zuutjesaan 'nen menaasjerie!"
Ik pakte 'n zakske, dee er wa kiedelkeiën in en gong
naar 't stallehoekske. En toen 'k m'n eigen bukte om
de jongskes weg te pakken, toen...
„Ollee, ze stellen 't zoo goed, ee!
Wemmen ze 'r in 's hemelsnaam weer maar bijg'ou-
wen.
Amico, 't is zoo schoon. Schoon as alles dat er leeft
op deuze schoone Lentewèreld.
Veertien dagen zijn ze nouw. Zemmen bukskes zoo
rond as kogeltjes! En zocht, zocht as dans. Fluweel zijn
die vellekes die glaanzen in d'n dag. Ze leggen te schok
ken somwijlen vande groeistupkes waant da-d-ouwe beest
da gif ze te frèten da ze hikken.
'k Gaai eiken dag 's kijken en dan zit 'k te genieten
van 't schoone gezicht. Dan krijg i'k 't zelfste-n-over me,
as wanneer ik die kleine zaaikes uit zie komen. Die
beesjes te zien groeien 't mokt 'nen mensch goed!
Da moederkatje d'r eigen zien opofferen, 't strekt d'n
mensch tot veurbeeld. Waant zij, amico, zij doe-g-et in
d'r onschuld zooas onzenlieveneer 't emmen wil... en
da's o, zoo schoon, 't Zijn om d'n sapperdemallemosterd-
pot gin flesschekinderkes. 't Ouwe katje hee gin tijd
da-d-et frit! Ginnên tijd om 's efkes op den erft in 't
zonneke te gaan zitten spinnen. Ginnen tijd om z'n lenig
lijf 's te rekken. Waant 't vat de moederplichtjes op...
ontroerend schoon!
Ze lek ze van veuren tot achteren, ind 'r snoetekens,
op d'r bukskes, over d'r ruggeskes cn steuk veur stuk
tante Edith. „Anders zullen ze niet weten hoe ze het
hebben nadat je getouwd bent. En hoe zag dat jonge
mensch er ongeveer uit?"
„O, zoo'n onvervalschte opbruischende Ier," lachte Ba
sil. „Hij begon met geweldig tegen mij uit te pakken,
maar we scheidden als vrienden. Ik geloof waarlijk dat
we eindigden met een goeden dunk van elkaar op te
vatten. Hij is officier bij de Marine, op het punt zich
aan boord van zijn schip te begeven Donovan, is zijn
naam. Jij zult daar zeker liever geen bezoek brengen,
Charmaine
„Neen," antwoordde Charmaine met neergeslagen
oogen en een diepen blos op de wangen.
„Dan zal het niet gebeuren ook," verklaarde tante
Edith. „Kom, neem haar met je mee, Basil. Ik heb haar
de geheele week gehad', en nu is de beurt aan jou."
De auto had stilgehouden. Ze steeg lachende uit, en
richtte haar schreden naar het huis, de mmnenden aan
hun eigen lot overlatende een manoeuvre, waarmee
Basil niet lang draalde zijn voordeel te doen.
Zij zwierven samen door de tuinen, en hoewel Char
maine zeer weinig spraakzaam was, voelde ze zich zeer
voldaan over zijn verklaring dat hij zich over haar te
rugkomst uitbundig verheugde.
„Want nu," zei hij, „is het ergste geleden. We behoe
ven nu nog alleen maar naar Londen te gaan om ons
te laten trouwen, en dan komen we voorgoed hier terug.
Ga eens na, lieveling, over een week om dezen tijd zul
len we ons hier geheel ingericht hebben en man en
vrouw zijn. En wat zullen we buitensporig gelukkig
zijn," liet hij volgen. „Je hebt er nog geen denkbeeld
van, hoe gelukkig je je zal gevoelen, Maar, ik zal het
je wel bijbrengen."
En hoewel ze hem geen antwoord in woorden op zijn
verzekeringen wist te geven, voelde hij toch dat ze zich
ten antwoord een weinig dichter tegen hem aan nestelde
Toen ze het huis binnengetreden waren en zich voor
de thee bij Huhg en tante Edith gevoegd hadden, ver
beeldde hij zich dat ze minder terughoudend was dan
bij haar aankomst, maar toen ze de verwelkoming van
Lord Conister in ontvangst nam, ontging het hem met
dat scherpe instinct dat uit zijn liefde geboren was niet,
dat ze zich hoogst bedremmeld gedroeg. Ze beproefde het
door een paar zacht gemompelde woordjes van sym
pathie en erkentelijkheid te bemantelen, maar de in
druk bleef hem bij, en hij was overtuigd dat het Hugh
evenmin ontgaan was.
Wordt vervolgd.