ilituti Nitm- C. v. TRIET Eerste klas Heeren-Kleeding D i e 1 e t z t e Stunde Wasch Uw haar. Sagenkrans. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. FRITS CROSS Beethoven. Het stervensuur van groote mannen Inenting tegen Diphteritis. Den Helder. Van en om het Zevengebergte Zaterdag 5 April 1930. IAGE 73ste Jaargang No. 8641 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in hel eerst uitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers G cent. ADVEHTLN- TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen) Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN. Vit het Didtsch. vertaald door DAAN POOL. II. EEN verwaarloosde, verlaten kamer. De ra men gesloten, muffig, vliegen. Buiten kin dergejoel. Uit de keukenetens-luchtje». In bed zit, half overeind, tusschen dooreengc- woelde kussens, de grijsaard. Het gelaat is grauw vervallen de haren hangen verward op de schou ders. Gehuld in een gescheurde kamerjapon, leest hij een boek, slingert het vaak weg en drukt dan kreunend zijn slapen. Dan zoekt hij het boek weer op en probeert verder te lezen. De pijnen lijken te verminderen, hij gaat liggen en slaapt in. Zijn laatste gedachte is: hij zal spoedig sterven. Hij zal alleen sterven. Karl, zijn neef, had hij wegge zonden, om een dokter te halen. Haar de gansche dag is voorbijgegaan en noch Karl, noch de dok ter zijn gekomen. De buren hebben .hem vergeten. De keukenmeid heeft hij weggejaagd. Hij is al leen. Hij slaapt. Droomen deed hij niet. Maar een lage T) bromt in zijn hersens en de toon is zoo sterk, dat hij hem door de lucht draagt. Steeds Looger, steeds verder. De mensclien zijn ver, de dieren ver. Verweg de weiden en de bosschen. Hij is alleen. Hij en zijn toon, dien hij schiep en die hem nu naar den hemel draagt. De aarde gaat steeds verder weg, het lijkt nu een ster. Daar komen bij den lagen „D" nog twee andere tonen. ,,D" mol, het acoord wordt aangeslagen en Beethoven glimlacht, ondanks de pijnen die weer heviger worden. „D" mol, dat was zijn laatste werk, het is afgeloopen. Hij kan ster- ven. Hij kan rusten. En met dezen glimlach ont waakt hij. De kamer is vol menschen. Een dok ter is er, Hummel, Schindler, Wolf. Zij hebben wijn gebracht en hij mag drinken. Drinken. Ahhh! dat deed goed! Hij zinkt achterover. Nu komt do dokter. Hij beluistert de borst. Beklopt, bevoelt het lichaam. Snerpende buikpijn. De arts glim lacht hem toe. „Uit??" vraagt hij hem. En dit woord, zwaar, uit de diepte van het lichaam ge- rochelt, klinkt zoo dwingend, dat de dekter, die he .1 niet kent, glimlachend bevestigend knikt. De vrienden kijken door het raam. Een van hen snuit den neus te luid. De dokter is heengegaan. Een gaat medicijnen halen, de andoren wenkt hij dichterbij te komen. Hij wijst in een van Handei's werken plaatsen aan, die hem de heerlijkste ont roering schenken. Dö anderen begrijpen de aan geduide plaatsen, zijn in vlammende begeestering bij dit stomme musiceeren. Een maal ziet hij vra gend op: „Karl?" Een ander werk wordt gehaald Hij kent ze allen. Het is donker geworden, men haalt kaarsen. Dan verdoelen zij onderling do nachtwake; hij mag drinken, zooveel hij wil. En hij mag niet alleen zijn.. De nacht vergaat. Hij verliest hot bewustzijn. Schreeuwt, ijlt, zingt. Zingt moeielijk, dof, tonen die niemand voordien ooit hoorde. Den volgenden dag komt de dokter voormiddags, blijft. De vrien den komen van lieverlede allen. Een onweer steekt op. Het wordt, ondanks het uur. duister. Men haalt kaarsen. Hij ziet het licht niet meer. Hij wil uit het bed. Men houdt hem tegen. Hij vecht, vecht, vecht, dreigt met de vuisten, brult, de aderen springen bijna, «een ruk, hij is vrij! En valt terug, is dood. Het onweer drijft af. Kaarsen worden gedoofd. De oogen toegedrukt. Zij houden Doodenwacht. Alle rechten voorbehouden. Nadruk verboden. Schager Crt. 80 DO zekerheid. II. Omdat het inspuiten met Roux-serum niet altijd gene zing brengt, omdat de ziekte, ook al volgt genezing, ontzettend veel leed veroorzaakt, en omdat de verpleging van diphtherie-patiënten zoo heel veel kost. is er alles voor, zegt Dr. Heijermans, om de kinderen onvatbaar te maken, te meer, nu dit geschieden kan zonder gevaar. Wij geven hem weer zelf het woord. Als de menschen met heele kleine hoeveelheden ziekte kiemen van tijd tot tijd worden besmet, dan krijgen het bloed en de weefselcellen eigenschappen, waardoor zij op de invasie van deze kiem reageeren met de productie van stoffen, die of de ziektekiem of het afgescheiden gif onschadelijk maken. Verschillende besmettelijke ziek ten, 'éénmaal doorstaan, geven voor het leven onvatbaar heid. Bij de diphtheritis is 't nu gelukt de stoffen te be reiden, die in staat zijn het lichaam deze eigenschappen te geven. De bereide stof, waarmede wij de menschen onvatbaar maken tegen diphtheritis, is g e e n 1 «»- v e n d e ziektestof... Zij wordt ingespoten onder de huid, omdat het genees middel anders door het maagdarmkanaal waardeloos gemaakt zou worclen. Welnu, de inentingen tegen diph- therle hebben, indien zij goed worden uitgevoerd, geen enkel nacjeel. Het doet geen pijn, er volgt geen koorts, geen knubbeltjes, geen zweren. De kinderen merken er hoegenaamd niets van. Driemaal worden deze inspuitin gen herhaald: éénmaal per week, en dan kan men zeg gen dat voor 80 a 90 pCt. onvatbaarheid voor diphtherie wordt verkregen en wel vrij zeker voor het heele verdere leven. 100 pCt. garantie kan men nooit geven, omd-it door toevallige omstandigheden de uitwerking onvoldoen de kan zijn. Ik acht het een onafwijsbaren plicht van alle ouders, die hun kinderen liefhebben .dezen onvatbaar te laten maken tegen de diphtherie, deze gevaarlijke en grillige ziekte, die zoo onverhoeds het geluk in het gezin kan verstoren. Voor volwassenen is de immunisatie in het algemeen niet noodig. Men kan niet wachten tot er een ziektege val is voorgekomen, want het duur drie maanden na de laatste inspuiting alvorens de menschen onvatbaar zijn. De leeftijd waarop ingespoten moet worden, begint met 7 maanden én van het allergrootste belang is hei dus, dat men de kinderen laat inspuiten in den leeftijd van 7 maanden tot 2 jaar. Doch ook schoolkinderen, die nog niet behandeld zijn, moeten zeer zeker geïmmuniseerd worden. Mijn advies is, alle kinderen te laten inspuiten in den leeftijd van 7 maanden tot 15 jaar. En stel het niet uit, maak in plaatsen, waar de Geneeskundige Diensten de gelegenheid geven, daarvan gretig gebruik. Waar er geen Geneeskundige Diensten zijn, of waar men de voorkeur geeft aan behandeling door den huisarts, moet men dezen verzoeken deze behandeling in te lei den. Het treft mij altijd, dat bijna niemand nalaat zich te verzekeren tegen brandschade: men noemt dat on verantwoordelijk. Ilc acht het nog onverantwoordelijker dat men niet tracht zijn kinderen tegen deze gevaarlijke ziekte te behoeden, nu er een volkomen onschuldige me thode bestaat, die praktisch gesproken de zekerheid verschaft, dat zij voor deze bezoeking gespaard zullen worden. Spoorstraat 12S Telefoon 370 gemaakt en naar maat, tegen ds laagste prijzen. In Amerika heeft men reeds langen tijd ervaring, en worden in tal van staten alle schoolkinderen behandeld Maar met schoolkinderen alleen komen wij er niet. Wij moeten vooral de kleintjes hebben, die toch geheel aan gewezen zijn op de zorg, die de ouders voor hen heb ben. Zij kunnen zichzelf niet verweren en moeten be schermd worden op de juiste wijze. De strijd tegen be smettelijke ziekten gaat, steeds meer in de richting van de onvatbaarmaking". Dit is wel de hoofdzaak van Dr. Heijermans' betoog. Toch kan het geen kwaad, ook nog even den finanti- eelen kant te belichten. „Geldelijke" argumenten slaan meestal nog al in, vooral als het gaat om groote som men. En dit is hier het geval. Als men rekent gemiddeld op 5000 patiënten in 'Ne derland per jaar en dit is laag geschat en op J>0 dagen gemiddelde verpleging in een ziekenhuis, dan komt men op een aantal verpleegdagen van 150.0O0. Laten wij dit getal, wat mij betreft, op 100.000 stellen, wat zeker in de gegeven omstandigheden te gering is, en den gemiddelden verpleegprijs per dag stellen op f 5, want de verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten is duurder dan die van lijders aan niet-besmet- telijke ziekten dan is dit reeds een uitgave van een half millioen per jaar (er zijn jaren van 1 Vè millioen gulden) een uitgave, die vermeden kan worden en waar bij nog bovendien de winst is, dat zooveel leed en ellen de worden voorkomen. Onzerzijds hebben we hieraan niets toe te voegen. Op zijn terrein is de heer Heijermans een man van erkend gezag. Wel moet ons deze opmefking nog van het hart: als reeds overal een behoorlijke schoolartsendienst functionneerde, zou ook de strijd tegen diphtheritis heel wat meer effectief kunnen ziin. Hopen we, dat de gemeentebesturen de regeling, welke nu met Provinciale hulp mogelijk is. met grooten spoed zullen treffen. Er is veel te winnenvoor geringe kosten! eens met Purolzeep. U zult dan zien hoe mooi, zacht en roosvrij uw haar wordt. Puroliecp is evtnalt Purol vtrkri|gba«r bij Apoth. cn Drogistec door M. VISSER. iv. Stroomopwaarts van roiandseck ligt clo stad Remagen met de beroemde, ver in den omtrek zichtbare Apollinariskerk, waarheen telken jare bedevaarten plaats hebben. Eertijds stond hier een kleine kapel, gewijd aan den heiligen Apollinaris, een hoog vereerden bis schop van Ravenna. Toen Frederik Barbarossa den aartsbisschop van Keulen voor den Dom eenigc reliquien zond, bevond zich daaronder, behalve het gebeente van do heilige drie koningen, ook het hoofd van den heiligen Apollinaris. De reliquien werden vanaf Bazel stroomafwaarts naar Keulen gevoerd. Het scheepje met zijn heilige kostbaarheden beladen dreef vlug naar de lage landen, dank zij den snel len vloed. Plotseling echter bleef het vaartuig als vastge- ankerd staan. Dat was bij Remagen, juist tegen over do kapel, gewijd aan den heiligen Apollina ris. De aanwijzing was duidelijk. Het hoofd van den heilige wenschte te rusten in de kapel, dis hem tor eere, reeds door zooveel bedevaartgangers bezocht werd. In plechtigen optocht brachten de geestelijken de reliqui ter kapelle en ziet, nauwe lijks rustte ze daar op het altaar of het scheepje op de rivier vervolgde zijn tocht naar het aarts bisschoppelijk Keulen. In zilver gevat bevindt zich de schedel van Ra- venna's heiligen bisschop nog steeds in Zwirner's kostelijk bouwwerk, Remagen's Apollinariskerk. De Ahr mondt in den Rijn uit na aan het einde van haar dal een trechtervorrnigen delta te heb ben gevormd, aan het boveneinde afgesloten door twee machtige bazaltkegels, de bergen Landskro- ne en Neuenahr. Als de zon somwijlen haar licht werpt op de regenwolken boven die afsluiting ontstaat er een regenboog, die juist de Ahr en de opening overspant tusschen den Landskrone en den berg Neuenahr. De volksfantasie verbond aan dit feit een schoo- ne sage. Op den burcht op den Landkrone, nu vervallen evenals die op den berg Neuenahr, woonde een jonkvrouw. Zij werd bemind door den jonker van den burcht Neuenahr, maar daar er een veete be stond tusschen de heeren van Neuenahr en Land krone mochten de minnenden elkaar nooit ont moeten, noch minder huwen. Toch zagen en ont moetten ze elkaar. Als de regenboog de beide burchten verbond, wat dat de brug, die de min nenden gelegenheid gaf tot heimelijke bijeen komsten. Liefde, zon en kleurrijke boog, hoe past dit alles bij elkaar in een zoo schoon landschap als de ingang' van het Ahrdal. In het rotsachtig eng dal, dat de Ahr, nu eens murmelend als een mosbeekje dan weer schuimend en wild als een woudrivier doorstroomt, liggen op den top van een der steile bergkegels, die de oevers als het ware omkransen, de vervallen resten van den eens zoo machtigen burcht van Altenahr. Reeds in de grijze oudheid is de laatste van het geslacht, dat den naam droog van den burcht en dien bewoonde, op vreeselijkc wijze aan zijn eind gekomen. Nog leeft de geschiedenis van deze ge beurtenis voort in den mond van het volk en nooit heeft weer een ridder den burcht willen bewonen na den dood van den laatsten ridder van Altenahr, hoewel de veste nog lang bewoonbaar was en hecht en sterk. Koert van Altenahr, de laatste van zijn stam, een vrijheidlievend en dapper ridder, die zich do aanmatigingen van de bisschoppen en vorsten van het rijk niet liet welgevallen, zag zich onverwacht van vijanden omringd en in zijn burcht ingesloten Moedig verdedigde hij zich. De hooge rots trot seerde alle aanvallen, menig soldenier viel onder de zwaardslagen van ridder Koert en de zijnen of werd getroffen door de zware stecnen, die de ver dedigers op hun belagers wierpen. De belegering duurde lang en het gebrek aan voedsel werd eindelijk de gevaarlijkste vijand van den moedigen Altenahr. De ridder kon berekenen wanneer het laatste voedsel zou zijn opgeteerd en hij met de zijnen verhongeren of zich overgeven moesten- Maar ook hij de belegeraars heerschte moede loosheid. De nood van de kleine bezetting was hun onbekend. Zij vreesclen de veste, die zoo goed verdedigd werd en wier hooge ligging met alle aanvallen spotte, nooit meester to zullen worden. Reeds zagen de belegerende bisschoppen en vorsten de ontevredenheid in de rijen hunner va- sallen met den dag groeien en eiken dag het aan tal hunner manschappen verminderen, die hei melijk in den nacht wegslopen. Openlijke muiterij stond te vreezen en het zou niet lang meer duren of de belegering zou moeten worden opgebroken. Daar verscheen op zekeren dag op de hoogste wacht van Altenahrs biu*cht, door het eerste mor genrood omstraald in glanzende, volle wapenrus ting, hoog te paard gezeten, de grijze burchtheer. De hooge edele gestalte, het lange golvende zilve ren hoofdhaar, het inarmerbleeke gelaat boven hetwelk trots de vederbos van den gespenden helm wapperde, de witte stalen wapenrusting hadden iets verhevens in de oogen van de belegeraars, die met verbaasde blikken de verschijning aanstaar den. Met stilte gebiedend gebaar verhief de ridder do rechterhand en sprak met luider stemme, in de diepste stilte door de belegeraars aangehoord: „Ziet hier bet laatste ros en den laatsten man van allen, die in de veste ademden. De honger hoeft mijn krijgsmakkers, mijn vrouw en mijn kind gedood, geen van hen is meer over. Maar ze zijn gestorven als vrije menschen, niet in knechtschap of onder smaad vol juk. Ook ik wil sterven zoo als ik loefde, een ridder waardig, ongedwongen en vrij." Ridder Koert gaf na die woorden zijn strijdros de sporen. Het steigerde hoogop, maar door het geweldig willen van zijn heer gedreven, sprong het van de hooge wacht en stortte in den afgrond, vallende van rotspunt op rotspunt, begeleid van de losgetrapte steenen, die ridder en paard in hun val als een wolk omgaven. De golven van de Ahr sloegen samen over den laatsten heer van Al tenahr en zijn ros ze vormden hun graf en lijkgesteente. Vol schrik en ontzetting zagen bisschoppen en vorsten, vasallen en krijgsknechten het vreesclijk gebeuren. Het beleg werd ijlings opgebroken. Nie mand der overwinnaars wildeden burcht betreden die een behuizing van don dood was geworden en een oord van verschrikking. Do geschiedenis van Genoveva, prinses van Brabant, gehuwd met Siegfried, den pa'sgraaf, pu die woorden in de omgeving van de Ahr, mag ik zeker als bekend veronderstellen en er dus over zwijgen. Van den heiligen Nepomuk, beschermelinge der schippers en wiens beeld meest wordt aangetroffen op oude steenen bruggen, wil ik echter iets ver tellen. Op de mooie oude steenen brug over do Ahr bij het lieflijk gelegen dorpje Rech staat zoo n beeld van Nepomuk. Het trekt zeer de aandacht en dwingt daarom velen tot de vraag wie toch eigenlijk de heilige Nepomuk was. Hoewel geen heilige uit de omgeving van Rijn en Ahr wil ik toch in 't kort de aan zijn naam verbondon le gende vertellen, Recli's lieflijke omgeving ter eere. Johannes van Nepomuk, schutspatroon van Boheme, was prediker en kanunnik te Praag, secretaris van den aartsbisschop, domheer, enz. Hij nam een levendig aandeel in den strijd van aartsbisschop met koning Wenceslaus, werd door dezen gevangen genomen, gruwzaam gefolterd en aan handen en voeten gebonden over de brug leuning van de Moldau in dc rivier geworpen. Het lijk van Nepomuk zonk niet en dreef ook niet stroomafwaarts. Het bewoog zich in de rich ting der bergen, vanwaar de Moldau nederdaalt. Geloovige Christenen hieven liet lijk met heili gen eerbied uit de rivier, gaven het een passend graf en waren getuigen van dc wonderen, die er bij dat graf geschiedden. Het beeld van den heiligen Nepomuk, op een brugval geplaatst, blikt steeds stroomopwaarts, ook dat te Rcch. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 1