ifi f JU mp Het Spookschip. Sagenkrans. VOOR ONZE SCHAKERS VOOR ONZE DAMMERS EVENTJES DENKEN. Van en om het Zevengebergte Vraagstuk No. 530. Vraagstuk No. 531. te te te te Vraagstuk No. 528. Vraagstuk No. 529. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 19 April 1930. No. 8649. Vrij naar een Amerikaansehe legende, Naverteld door S I R 0 L F. Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.) EEN schip zeilde uit van New Haven, aan Ameri- ka's Atlantische kust. Het was een koude, hel dere winterdag. De bleeke zon stond aan een staalblauwen hemel en een straffe wind joeg ■witte kopjes op de groene golven der zee. De laatste dra gers hebben nu hun lasten aan boord gesjouwd. De loop plank wordt ingehaald. Stuurman Lamberton staat op de brug. De ankerketting ratelt en de mannen die het anker hiewen draaien zwoegend. Een scheepsjongen klautert als een kat in het want, de zeilen worden ge- heschen. Ze klapperen even, en bollen dan uit. Zwaar is de wind, die de zeilen vult, zwaar van de beden der goede menschen, die achterblijven aan den wal. En hun heilbeden vervullen de lucht. Goede reis, stuurman Lam berton, goede reis... En de oude zieleherder prevelde zacht: „O, Heer! Als het Uwen goeden wil is, onze vrienden in de zee te begraven: neem ze dan Heer, want Zij zijn Uwe..." En zachtjes schuurde het schip langs de houten be schoeiing van den havenkant. De goede menschen aan den wal wuifden en baden. Maar op de brug stond stuurman Lamberton, ernstig en strak. Hij keek naar de lucht, en hij keek naar den wind. Hij luisterde naar het klotsen der golven langs het boord, naar het piepen en kraken van masten en spanten, en naar het roepen en bidden der goede menschen aan den kant. En mom pelde voor zich heen, onhoorbaar zacht: ,,'t Is goed, bes te lieden, het is goed... Maar het schip is zoo oud, zoo wrak en zoo oud... Ik vrees, goede lieden, dat het ons graf zal zijn... vaarwel!" Zoo zeilde een schip uit New Haven. En op de brug Stond stuurman Lamberton. Toen gingen er maanden voorbij. Schepen kwamen van heinde ..en verre, uit het Zuiden en het Oosten, en het Noorden. Schepen uit Engeland en schepen uit tro pische landen, ja, schepen van alle zeeën der aarde. Maar geen bracht er nieuws van het schip van stuurman Lamberton. En de winter ging voorbij. Nu was de he mel niet langer staalblauw van den vorst, of grauw van winterstormen. Nu zeilden groote witte wolkenschepen langs de diepblauwe zoele voorjaarsluchten. En vele echepen zeilden de haven van New Haven binnen. Maar stuurman Lamberton keerde niet weer. Het duurde heel •lang... en dat stemde tot peinzen. En de goede men schen van New Haven begonnen te bidden, opdat zij toch weten mochten, wat de Heer in zijn groote en on naspeurlijke wijsheid, had gedaan met hunne vrienden en geliefden op het schip van stuurman Lamberton... Maar er kwam eindelijk een dag, waarop hun bede werd vex-hoord. Op een zomerwarme dag, in het eind van Mei, ver scheen er een zeil aan den horizon. Den heelen dag had er een flinke wind gestaan, die nu één uur vóór Zons ondergang, aanwakkerde tot een harde bries. Een land wind was het, een wind pal West, die bolderend van het land kwam aangestormd, en in wilde vaart een weg zich door M. VISSER. VI. Aan het portaal van het raadhuis te Keulen is op den rand boven de steunpilaren in half ver heven beeldhouwwerk de geschiedenis te zien van burgemeester Gryn. Ten tijde van aartsbisschop Engelberg van Falkenburg was de strijd tussclien de geestelijke en wereldlijke machten in Keulen wel het hevigst. De burgers waren langzamerhand rijker en mach tiger geworden, hadden vele voorrechten en pre- vilegie.s gekocht of verkregen en stonden op hun recht als dit en dat gebeurde nog al eens door den aartsbisschop werd aangetast. Haat en nijd waren van dit alles het gevolg en waar men el kaar schaden kon liet men dat niet na. De aartsbisschop bouwde o.a. een sterken to ren met stevige muren en hooge tinnen en be volkte die sterkte met gehuurde soldaten. Het doel was de burgerij schrik aan te jagen en haar onder het volle gezag van den aartsbisschop te rug te brengen. Maar de regeering van de stad Keulen, die geen vergunning had gegeven om vreemd krijgsvolk binnen de stad te brengen, liet zich geen schrik aanjagen. Ze liet den toren be stormen en joeg de bezetting de poorten uit. koos naar zee... Tien dagen voor Pinkstex-en was het. En terwijl de zon snel ter kimme daalde, verscheen dat zeil aan den horizon. Het was, alsof alle goede menschen van New Haven het wisten. Ze kwamen naar de haven en keken uit. Want een wonder geschiedde. Het zeil werd grooter; en recht op de haven aangestuurd, kwarn met volle zeilen, recht tegen deix wind ,in... de driemas ter van stuurman Lamberton, die zoo lang geleden was uitgezeild. Nader en naderbij kwam het schip. De goede lieden van New Haven stonden zwijgend aan den havenkant; het wonder aan te zien, van het schip, dat tegen den wind in, recht op het land toe zeilde... zie, nu versche nen één voor één de mannen van het schip boven de verschansing. Men kon de gezichten herkennen, heel duidelijk nu. En op de brug stuurman Lamberton... Op eens verstilde het suizend geraas van den wind. Het klotsen der golven hield op. De topmast van het schip kwam plotseling naar omlaag, bleef hangen in touwen en takels. Een onzichtbare hand maakte de zei len los, allemaal... en een koeltje nam de zeilen op, als waren het veertjes zoo licht... en voei'de ze heen als wolken... Dan kwamen heel langzaam, één voor één, de drie groote masten omlaag... zonder geluid of gerucht en even daarna, loste de romp van het schip zich op in den avondhemel... het spookschip verdween... Doodstil stonden de goede lieden van New Haven daar en staarden nog lang naar de zee. En de wind stak weer op, en de golven klotsten weer, de zon ging onder en de avond werd kil. En ieder wist dat dit het schip van Lamberton was geweest en het beeld van zijn tragisch einde. Dan stonden de menschen van New Haven rond den ouden zieleherder en bogen het hoofd toen hij bad: „Wij danken U, Heer, dat onze bede werd verhoord... dat Gij, om de onnxst in onze zielen te stillen... de schim van het schip hebt gezonden..." van W. P a u 1 y. Zwart: 9. •f g a b c d i Wit: 8. De diagramstand behoort te zijn: Wit Kfl, Tb3, Tgl en vijf pionnen op b6, c7, d4, e5 en g3. Zwart Kh3, LaS, Tf5, Pe7 en vijf pionnen op b5, d5, f7, g6 en h5. Wit speelt en geeft mat indertien zetten!! OPLOSSING PROBLEEM No. 526, van F. af Geyerstam. De diagramstand in cijfers was: Wit Kf2, Dal, Tb3, Td4, Pb4, Le3 en twee pionnen op f6 en g6. Zwart Keö, Ldl, Lb6 en vijf pionnen op b7, c5, f6, f7, en h6. Wit Waar het zoo hard tegen hard ging is het best te begrijpen dat vooral de verliezende partij, de geestelijkheid en haar aanhangers, op wraak zon. De beroemde familie Overstolz en burgemeester Herman Gryn, die nog wel vermaagschapt was aan een oude koninklijke familie, waren de hoof den van de burgerij. De geestelijkheid wenschte Herman Gryn in het bijzonder ten val te brengen. Kon dat niet op eerlijke wijze geschieden, dan maar door list of geweld. Twee domheeren smeedden met dit doel een gruwelijk plan. Met gehuichelde vriendschap openden ze besprekingen met den burgemeester over het aangaan van een zoowel der geestelijk heid als der burgerij bevredigende oplossing der onderscheidene geschillen. Tot een gastmaal genoodigd in het domklooster, verscheen burgemeester Gryn op den aangege ven tijd in de grootsche wereldlijke vertrekken van het bekende klooster. De andere gasten lieten zich naar het scheen, nog wat wachten. Daarom stelden beide domheeren den burge meester voor de nieuw aangebouwde gedeelten van het klooster even te bezichtigen. Zonder eenig kwaad vermoeden volgde deze zijn beide gaslheeren door gangen, vertrekken en portalen tot ze in een wat duister gedeelte kwa men waar de gastheeren, voor hun gast een deur openden om hem vóór te laten gaan in een vol gend vertrek. Burgemeester Gryn trad binnen, maar hoorde achter zich de deur dichtslaan en grendelen en zag tot zijn schrik vóór zich den geweldigen leeuw uit de menagerie van den aartsbisschop. Het dier staarde hem met vurige oogen aan en maakte zich gereed den welkomen buit te be springen. speelt en wint door achtereenvolgens te spelen: 1. Da8, Lb3x. 2. Dh8, hg5x. 3. Dhl, Kd4x en 4. Dal mat. Een z.g. „kijk-probleem" gebaseerd op het draaimolen-thema. van Dr. M. J. B e 1 i n f a n t e, Amsterdam. Zwart: 10. Pi m Éi te- t it Hl is n 0. 8 11 HP w m 0 0 jH Hf fü §H Ëf 18 0 ff< M m 0 Wit: 10. De diagramstand in éijfers behoort te zijn: Zwart 9 schijven op 2, 7, 9, 12, 13, 1719, 30 en een dam op 10. Wit 9 schijven op 25, 27, 28, 32, 34, 38, 44, 47, 48 en een dam op 39. Wit speelt en wint! OPLOSSING PROBLEEM No. 527, van G. L. G o r t m a n s, Amsterdam. De diagramstand in cijfers was: Zwart 15 schijven op 3, 4, 6, 8, 10, 11, 12,. 13, 14, 15, 18, 19, 23, 26 en 29. Doch burgemeester Gryn, een krachtig man. gaf zich maar niet zoo gewonnen. Hij wikkelde zijn linkerhand en arm in zijn mantel, trok zijn zwaard en toen de leeuw met geopenden muil op hem toesprong duwde hij met alle kracht den ont wikkelden arm in den bek van het dier en stak zijn zwaard tot het gevest in het lichaam. De doodstrijd van den leeuw duurde kort en de overwinning van burgemeester Gryn was volko men. Ondertusschen riepen de domheeren, die niet anders dachten dan dat de leeuw den burge meester zou gedood hebben, de burgerij te hulp om den burgemeester te ontzetten, die, naar zij zeiden, op het onverwachts door den leeuw was overvallen. Een deur aan de andere zijde van het vertrek werd door de snel toegeloopen gewapende menig te geopend en tot verbazing van allen, maar tot vreugde der burgers, zagen ze niet Herman Gryn maar den leeuw verslagen. In enkele woorden deelde de burgemeester den toeleg van de beide domheeren aan de menigte mee en als die niet in allerijl een goed heenko men hadden gezocht zou de leeuw zeker niet de eenige verslagen vijand van de burgerij zijn ge weest. Tot eeuwige gedachtenis aan den moed van den burgemeester en den gelukkigen afloop van de lage daad der beide domheeren werd deze ge beurtenis op wensch van do burgerij gebeeld houwd aangebracht op het bolwerk van de rechten van Keulens bevolking, het raadhuis. Uit het dakvenster van een huis aan de Neu- markt blikken twee houten paarden over straat, en plein, waarschijnlijk voorstellende de figuren op het wapenschild van den stichter van het huis, Nicacius van Haquennay. Wit 15 schijven op 25, 27, 28, 30, 32, 35—40, 42, 43, 48 cn 50. Wit forceert als volgt de winst van een schijf: 39—33, zwart 12—17 gedwongen, 33X24, 17—22^28X17, 11X31, 36X27, zwart 812, wat de eenigste manier is cm eventueel het stuk terug te krijgen. Wit nu 38—33, 23—29, 25—20, 14x45; 37—31. 26X39 en 43X5!! Deze stelling werd een tiental jaren geleden reeds in „Het Damspel", het officieel orgaan van den Ned. Dambond geplaatst. Wij wilden haar ook eens aan onze lezers voorleggen. De afwikkeling berust op partijspel en werd dan ook naar aanleiding van een gespeelde partij sa mengesteld. Dikwijls spelen wij in een partij in derge lijke standen een stuk op de z.g. kerkhof-ruit, dat dan niet door 3933 kan worden gewonnen wegens 1217, 1722 en 812, waarmede het achtergeraakte stuk al tijd kan worden teruggewonnen, terwijl tevens een in teressante, onregelmatige stelling er het gevolg van is. Het geval in dit vraagstuk is nu uitermate belang wekkend, doordat hierh et terugwinnen van het stuk door zwart niet mogelijk is. Natuurlijk was het uit sluitend aangeven van 3933 dan ook niet voldoende om als goede oplossing in aanmerking te kunnen ko men. Zóó eenvoudig was het niet. „EEN MERKWAARDIG GEVAL" Twee vaders en twee zoons waren op jacht. Elk schoot een haas en stopte die in zijn weitasch. Toch hadden zij in totaal slechts drie hazen buitgemaakt. Wie geeft daarvan een verklaring? „EEN LUCIFER-OPGAVE". Gevraagd 16 lucifers zóó op tafel te leggen dat men daax-van 7 moet kunnen afnemen en er dan geen meer ovei-blijven. Wie ziet daar kans toe? OPLOSSINGEN DER PUZZLES uit ons vorig nummer. No. 524. 'N BUSINESS PROBLEEM." Geoffrey Smith heeft 1 dollar, 1 twee-cents-stuk en 1 drie-cents-stuk om uit te geven. De winkelier had slechts in kas een halve en een kwart dollar. De an der daarentegen bezat oorspronkelijk het meeste klein geld om te wisselen: één twee-cents-stuk, één vijf-cents stuk, twee tien-cents-stukken en één een-cents-stuk. A, geeft uit 34 cent en bezat in totaal 105 cent, zoodat hij na zijn inkoopen gedaan te hebben nog 71 cent te rug moet hebben. B. zal na den verkoop van A moeten hebben 75 cents -f 34 cents is 109 cent. C mag winnen noch verliezen door zijn bereidwilligheid en moet dus zijn 28 cent behouden. Wanneer we nu deze cijfers vergelijken met het re sultaat der transactie dan bemerken we, dat A afstand doet van 1 dollar en 2 ets. aan B, en drie cents aan C, totaal 105 cents. Hij houdt dus niets over, doch krijgt van B 50 cents en van C een en twintig cent3 terug, hetgeen te zamen met zijn aankoop wederom het oorspronkelijk bedrag vormt, dat hij bezat. B daarentegen geeft aan A een halven dollar en aan C den kwart dollar, maar hij ontvangt van A 1 dollar en twee cent, en van C zeven cent, te zamen dus weer 109 cents. Maar de sage vertelt het anders. In het midden van den 13den eeuw leefde hier de heer Van Aducht, een rijk en zeer gezien man, die heel gelukkig getrouwd was met Richmodis, naar wie in de nabijheid van de Neumarkt een straat genoemd is, de Richmodisstraat. Lang zou het geluk Van de beide echtelieden echter niet duren. In het jaar 1357 heerschte op vreeselijke wijze de pest in Keulen. Honderden menschen stierven en ook Richniodis word door do ziekte aangetast en stierf. Lijken van aan nest gestorvenen werden steeds om. zoo mogelijk be smetting te voorkomen zoo spoedig mogelijk ter aarde besteld. Hoe zwaar het hem ook viel van Richmodis te scheiden, gaf Van Adicht toch om die reden last ook zijn overleden vrouw zoo spoedig mogelijk in het familiegraf bij te zetten. Hij versierde de overledene nog met een gouden hoofdband en stak haar een kostbaren ring aan den vinger. Dit hadden een paar doodgravers be merkt, die besloten 's nachts den grafkelder te openen en de doode van haar sieraden te bcroo- ven. Van een lichtenden fakkel voorzien daalden zo in den kelder af en begonnen hun luguber werk. De gouden hoofdband was spoedig in hun bezit en de kostbare ring zou van den vinger wor den getrokken toen tot hun grooten schrik Rich- mondis do oogen opende en de dieven aanstaarde en zich langzaam in haar kist verhief. De dood gravers meenende dat de geest van de gestorvene zich wreken wou over hun schanddaad, vluchtten in alle haast uit den kelder, achterlatende de hoofdband en den brandenden fakkel. Richmondis was slechts schijndood geweest. Ook zij zag hevig verschrikt om zich heen naar de plaats waar zij zich bevond en het kostte haar veel inspanning op te staan en den brandenden fakkel te grijpen, waarna zij zich met wanke lende schreden naar haar woning begaf.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 21