SchagerCourant HAAR SPROOKJESPRINS Tweede Blad. Landbouw en Industrie. Donderdag 15 Mei 1930 73ste Jaargang. No. 8663 Landbouw meer een levenswijze dan een bedrijf. I. Het is opvallend zooveel aandacht als er wordt ge schonken aan de landbouwcrisis, niet alleen hier, doch men mag wel zeggen over gansch de wereld, waar de akkerbouw van eenige beteekenis is. Verklaarbaar is die belangstelling natuurlijk wel. Het gaat om ons voedsel en dat is een teer punt, ook voor hen, die beweren, dat het stoffelijke niet het hoogste is! Wij hebben daarover al eens onze meening gezegd en voelen thans geen behoefte ,die te herhalen. De misère op het platteland is dus geen nationaal, maar een internationaal verschijnsel. Daaruit volgt al, dat een enkel land het universeele geneesmiddel niet zal kunnen vinden. Wel zouden bijv. hooger graanrech ten ons brood en het veevoeder heel duur kunnen ma ken, doch dat hiermee duurzame hulp voor den boeren- Btand zou zijn geschapen, gelooven slechts weinigen meer. Bovendien is het de vraag, of die hulp niet te duur betaald zou zijn, door de extra-lasten, welke men dan aan het heele volk zou opleggen. Trouwens hoe is het gesteld in die landen, waar de „zegeningen" van hooge invoerrechten reeds jaren worden genoten? Over de hoogste tariefmuren heen kruipt de ellende naar binnen. Het zou wat gek klinken om in deze omstandig heden het woord „beter" te gebruiken. We zul len dus niet zeggen, dat het hier zonder of met lage muren „beter" is, doch wel mogen we o.i. getuigen dat we ten minste niet slechter af zijn dan elders. De troost is schraal, dat geven we toe, doch er is geen andere en ze kan ons aansporen, de kwestie te zien niet als een plaatselijke moeilijkheid, dooh als een wereld kwestie. De reusachtige voortgang der techniek en de steeds snellere en betere verbindingen tusschen schier alle dea len der wereld hebben ons lot afhankelijk gemaakt van dat der gansche aarde. De wereldprijzen worden niet bepaald door wat in een bepaald land wordt geteeld of geproduceerd, ook niet al beslaat dit land een groot deel der aardoppervlakte, doch teelt en productie der gansche aarde beheerschen de prijzen en den doorslag daarbij geven die gebieden waar de omstandigheden klimaat, bodemgesteldheid, ontwikkeling der techniek, levensstandaard der bevolking de laagste productie kosten mogelijk maken. Op de prijszetting van granen en suiker zal Neder land nooit eenigen invloed van beteekenis hebben. Bij bollen, bloemen, groenten kan dit wel het geval zijn, doch ook hier overwint bijv. het klimaat gemakkelijk de beste techniek. Door de natuur in kassen te forcee- ren, loopen we den tijd vooruit. Onverbiddelijk haalt die ons echjtfx in jen. dan wint de zon van Italië en andere zuidelijke gebieden het van onze dure kunstmatige warmte. Voor de landbouwcrisis, waaraan de menschheid thans ten prooi is, worden voornamelijk twee oorzaken ge noemd: 1. reusachtige overproductie; 2. onder-consumptie, d.w.z. door gebrek aan koopkracht bij de massa der bevolking een veel te gering gebruik. Sommigen meenen, dat deze tweede oorzaak zelfs de voornaamste is. Dit trof ons bijv. in een beschouwing van den Britschen gedelegeerde in de Volkenbonds commissie van agrarische deskundigen, S i r D a- n i e 1 Hall. De Telegraaf van 7 dezer publiceerde een artikel van zijn hand, getiteld: „Landbouw-moderniseerlng." Wat hij schrijft, vinden wij zoo belangwekkend, dat wij zijn FEUILLETON door C. N. WILLIAMSON. Een der meest interessante romans uit de bekende Society-Reeks; Uitgave Van Holkema en Warendorf, Amster dam. 9. Toen kwam zijn ijdelheid hem te hulp. Hij wist, dat zijn gezicht rood was geworden, want zijn voor hoofd voelde vochtig en zijn ooren gloeiden. Nieuws gierige oogen waren op hem gericht; en zijn vernede ring hatend, lachtte hij. „Dat dametje wil krijgertje met me spelen", zei hij. „Ik veronderstel, dat ik haar moet gaan vangen en terughalen, voordat zij ge noeg van haar spelletje heeft". Hij ging naar den portier en beschreef Terry. „Mis schien herinnert u zich het meisje, dat een half uur geleden met mij hier is gekomen". De man herinnerde het zich. Ja, hij had de jonge dame alleen zien weggaan, nog geen vijf minuten, na dat zij gekomen was. Zij had een brief in haar hand. Hij had gevraagd of hij hem voor haar zou posten, maar zij had gezegd: „Nee, dank u", zij deed het lie ver zelf. „Heeft u gezien, of zij soms een taxi nam?" vroeg Nazlo, zich inhoudend. De man had niet gezien, wat de jonge dame had gedaan, nadat zij de draaideur was doorgegaan. Er kwamen toen juist andere mcnschen binnen. Hij had vergoten op haar terugkomst te letten. Nazio's bloed klopte in zijn hoofd en hij had moeite zijn gedachten te concent ree-ren. Maar hij was een man, die gewend was zijn aandoeningen meester te blijven, behalve in die gevallen, waarin hij zich de weelde kan veroorlo ven, dat zij meester waren over hem. Hij dwong zich zelf om deze vraag onder de oogen te zien: „Wat zou het meisje waarschijnlijk doen?" Een ding was zeker. Zij zou niet weggeloopen zijn als zij van plan was geweest om bij hem terug te keeren. En het scheen even zoo zeker, dat zij, daar het haar eerste bezoek aan New York was, niet door de straten zou gaan loopen. Nazlo meende, dat haar eenige gedachte zou zijn hoe naar huis te komen. Waarschijnlijk had zij niet veel geld bij zich. Maar ongetwijfeld zou zij wel genoeg hebben om met den ondergrondschen trein door de stad te rijden en dan verder per trein naar Oldport. Wat een dwaas was hij geweest om haar o.a. te vertellen hoe gemakkelijk het was om van Long Island naar New York te reizen! Ja, zij zou al op weg zijn naar haar huis. Dat meening gaarne onder de oogen onzer lezers brengen. „De prijzen," zoo stelt Sir Daniël Hall de kwestie, „de prijzen zijn te laag en niettemin verzekert de Geneef- sche conferentie ons, dat er geen absolute over-produc- tie bestaat indien men de toeneming der bevolking se dert 1914 vergelijkt met de toeneming van oogst en vee stapel. De lage prijzen zijn te wijten aan onvoldoende koopkracht onder de volken van de oude wereld, ten gevolge van de ontreddering der industrieën. De ople ving van den landbouw moet volgens de economen, die te Genève hebben vergaderd, wachten op een opleving van den handel, en afgezien van tweede-rangs hulpmid delen, zooals verspreiding van landbouwkennis en coö peratie, kunnen regeeringen die opleving slechts bevor deren door maatregelen als het slechten der tariefmu ren, hetgeen den internationalen ruilhandel ten zeerste zou bevorderen. Op het oogenblik zijn dit dus de directe vooruitzich ten voor de landbouwers: zij kunnen zich slechts hand haven en markten vinden door hun productieprijzen te verlagen en hun concurrenten te onderbieden, en elke stap, dien zij in deze richting doen, maakt den toestand in zijn geheel alleen maar moeilijker. Als men den in vloed van de factoren „gunstig klimaat" en „vruchtbare grond" even uitschakelt, zal de productie van elk ar tikel, dat zóó overal groeit als graan, de strekking ver- toonen in handen te blijven van diegenen, die er den laagsten levensstandaard op na houden, zij die willen werken voor het laagste loon. In den landbouw is het maar al te vaak het geval, dat primitieve productie goedkooper is dan de voortbrengselen van geschoolden technischen arbeid. Met andere woorden: de graanprijs wordt in de we reld bepaald door de lage kosten, waarmee het graan kan worden geoogst op de geweldige vlakten van N.-W. Canada en Argentinië. En zoo moeten ook de suiker producenten van Midden-Europa naar beneden gaan tot het peil, dat voldoende is voor de gekleurde arbeiders van Java en Cuba. Des te zwaarder wordt dan de con currentie voor de landen met oudere beschaving, waar de nabijheid van industrien tot een loonpeil leidt, dat voor den boer onbereikbaar is." Sir Daniël Hall betoogt dan, dat de industrie zich be ter dan dc landbouw kan richten naar wisselende be hoeften. Zij krimpt haar productie gemakkelijker in of vergroot die al naar den elsch van het oogenblik. Dan. vervolgt hij: „Deze methode is in den landbouw onuitvoerbaar; de boer kan zich niet aanpassen aan de directe eischen van de markt, aangezien zijn toebereidselen voor den oogst of de uitbreiding van zijn veestapel moeten geschieden vele maanden voor het product aan de markt komt." Twee opmerkingen zouden wij hierbij willen maken. Eerst deze: de uitbreidingsmogelijkheden der industrie zijn in zekeren zin onbeperkt. Aan veel ruimte heeft men dikwijls geen behoefte of men vindt In de lucht door bestaande gebouwen hooger op te trekken. Land- en tuinbouw in étalages, verdiepingsgewijs, is echter niet mogelijk en in de dichtbevolkte, landen raakt de beschikbare cultuurgrond opgebruikt. In elk geval heeft die een grens: er is nu eenmaal niet meer grond dan er is en de mogelijkheid om er bij te maken is be perkt, gevallen als bijv. de gedeeltelijke doormaking van de Zuiderzee daargelaten. Land- en tuinbouw zitten dus in een dwangpositie, ook hierom dat niet elke grond voor alle cultuur geschikt is en bovendien omdat het klimaat eveneens een hartig woordje meespreekt. Onze tweede opmerking is deze. De industrie past zich gemakkelijker aan, omdat zij weinig of niet te maken heeft met slechts in beperkte hoeveelheid beschikbare grond, doch niet minder omdat zij heeft te doen met haast altijd in onbeperkt aantal voorhanden arbeiders, die zij aanneemt of op zij zet naar believen. Natuurlijk is er een opzegterrein, doch als die voorbij is, kan de werkgever zonder kosten en zonder risico afwachten, of het in de toekomst voor hem voordeelig zal blijken om zijn vroegere arbeiders weer in dienst te nemen. Hoe deze zich in afiwhehting daarvan moeten redden, is niet zijn zaak, doch de hunne. Teekenend komt dit uit ln het jaarverslag van Phi lips in deze woorden; „Nadat de voorraden op peil waren gebracht is een eenigszins rustiger periode ingetreden, waarvan wy gebruik hebben gemaakt, om door 'n selectie uitzoeking onder het personeel en door meerdere mechaniseering van het bedrijf, op de productie-kos ten te bezuinigen. Het aantal hierdoor overbodig geworden arbeids krachten is circa 200 0." Blijkens datzelfde jaarverslag is er een exploitatie-over schot van 42*4 millioen gulden, waarvan ruim 21 milli- oen als winst zal worden uitgekeerd! Na deze aanvulling op de beschouwingen van Sir Da niël Hall, citeeren wij van hem nog het volgende om daarmee voor dit nummer te besluiten: „Het is ook typeerend voor den landbouw, dat voor de groote meerderheid der producenten het landbouw bedrijf niet zoozeer een vorm van zakendoen is dan wel een levenswijze. De boer kan slechts in geringe mate wijziging brengen in dat wat zijn land oplevert; hij moet blijven doen wat goed is voor zijn grond, zijn rou tine is het resultaat van een lange ervaring en alleen met veel risico kan hij andere wegen inslaan. Men komt dan tot de conclusie, dat de perioden van lage prijzen in den landbouw niet zoozeer leiden tot een mo derniseering der landbouw-methodes dan wel tot een geleidelijk opgeven van het boerenbedrijf voor een loo- nender levenswijs. In Engeland, de Ver. Staten en Frankrijk is deze trek naar de steden wellicht het dui delijkst zichtbaar, maar hij is overal onvermijdelijk, waar de verbetering der verkeersmiddelen den boer leert, dat er meer geld te verdienen valt in de fabriek of in de stad. Nu zal een econoom wellicht betoogen, dat op die ma nier het evenwicht toch wel zal moeten worden her steld; als de productie afneemt, moeten de prijzen stij gen, de landbouw zal opleven en het verlaten gebied zal weer worden bebouwd. Maar het gevaar voor de hoog ontwikkelde staten ligt hierin; de boer keert niet naar het land terug, als hij er eenmaal vandaan is. en de stadsmensch voelt al te veel voor het landleven. Meer en meer zal zich in de staten van het Westen de ten- denz afteekenen, hun levensmiddelen te betrekken uit landen, waar arbeid of grond goedkoop is en de levens standaard laag." O V ZE KOLON lëN. Tegen Kinderexploitatie. De Meisjeskring van den Jong Islamieten Bond te Batavia heeft tot den burgemeester van Batavia een rekest gericht, waarin in het kort verzocht wordt om maatregelen te willen treffen om te komen tot een verbod tot het exploiteeren in genoemde gemeente van minderjarige kinderen. Onder meer wordt erop gewezen, dat kinderen, meerendeels van het vrouwelijk geslacht, van nauwelijks 6 jaar reeds moeten optreden ln opera gezelschappen, voorts meisjes gedurende de Chineesche feestdagen en ook in de amusementsparken moeten optreden als danseressen, zangeressen, enz., wat meer en meer gebruikelijk wordt. Dergelijke kinder-exploi- tatie is naar de meening van den meisjeskring van den bond, een schande voor een zoo goed beheerde gemeen te als Batavia. Mocht deze kwestie echter aan het ver keerde adres zijn voorgebracht, zoo wordt den burge meester verzocht de zaak bij de bevoegde autoriteiten te willen voorbrengen. De publieke opinie kan, dunkt het „Bat. Hbl." het rekest van den meisjesbond niet anders dan goedgezind zijn. Er is inderdaad geen Inlandsch tooneel- of opera gezelschap, geen rondreizend circus, etc. etc. meer denk baar waarbij geen kinderexploitatie plaats heeft. Ook de Europeesche acrobaten-troepen bestaan voor het grootste gedeelte uit kinderen, die allerlei gevaar lijke toeren hebben te verrichten. Ongelukken zijn geen zeldzaamheden; het blad herinnert zich nog levendig dat kortgeleden in een der sociëteiten te Weltevreden een voorstelling plaats vond waarbij een meisje van dertien jaren met het verscheidene meters boven den grond aangebrachte koord naar beneden kwam doordat le krammen, waaraan dit laatste bevestigd was, onder toezicht van... den vader van het meisje in den muur geslagen waren in den voeg tusschen twee balken in! Het meisje werd met enkele bloedende verwondingen van den grond opgenomen. Verschillende van deze troepen drijven geheel op kinderen, die in de school banken thuis hooren; indien daaraan een eind gemaakt, althans paal en perk wordt gesteld, zal dit niet anders dan toegejuicht kunnen worden. Inlandsche meisjes verkocht. Zooals gemeld, heeft zich een ergerlijk geval van meisjeshandel voorgedaan. Het betreft hier een drietal nog jonge meisjes uit de dessa Kotawinangoen, die zonder meer door haren... buurman, een bekenden werver aldaar, verkocht zijn aan een beruchten Hadji ronselaar te Singapore... De „Javabode" kan hieromtrent de volgende bijzonder heden melden: Alleen door een toeval heeft men de zaak kunnen „ontdekken". En het Is in verband hiermee, dat we gaarne melding willen maken van het optreden van den scheepsdokter Saoedin van de „Tasman". Dr. Saoedin n.1. ontdekte gedurende zijn traditioneele morgen inspectie bij het contractanten volk. drie jonge vrou wen, die naar zijn meening. gezien haar kleeding en manieren, onmogelijk tot de contractanten konden be- hooren. Bovendien bleek het hem. dat ze niet beschik ten over de gewone tickets van contractkoelies. Een cn ander was oorzaak, dat dr. Saoedin de meisjes, niet ouder dan 15 jaren, uit de duffe koelieverblljven afzon derde cn haar een plaats gaf in een der leege 2de klasse-hutten. Hij verbood ze om hare plaats te verlaten. Gedurende den tijd, dat het schip aan de kade te Singapore lag, kwamen ze dan ook in het geheel niet naar bulten. Ook de hadji, die de „bestelling" had .gedaan, liet zich niet zien, wat waarschijnlijk een gevolg was van het feit, dat hij door den eenof anderen zich aan boord bevindenden spion was gewaarschuwd. Dr. Saoedin nam de meisjes op zijn kosten mee naar Medan, waar hij van het geval kennis gaf aan een kennis, die als agent fungeerde van een te Weltevreden zetelende organisatie, n.1. de bekende P.P.I., welke zich het lot van dergelijke vrouwen aantrekt. Bedoelde agent telegrafeerde naar Weltevreden het volgende be richt: „afhalen verkochte meisjes bij scheepsarts Saoe din Tasman". Met goedvinden van den ontvanger van het telegram, stelde een vertrouwd persoon zich onmiddellijk in ver binding met de centrale recherche, die beloofde de zaak te onderzoeken. Men kwam overeen, dat men volgons de instructies van het telegram de meisjes van de „Tas man" zou halen, die des morgens om 7 uur in Priok zou arriveeren. De politie zou dan een oogje in het zeil houden. De afhaler ging aan boord en kreeg de meisjes van Dr. Saoedin mee. Aan den wal gekomen deed de politie haar plicht, zij bracht de meisjes naar het hoofdbureau, waar ze van a tot z haar treurig we dervaren mededeelden. Momenteel heeft de politie haar een onderdak verschaft, tot tijd en wijle ze naar haar woonplaats zullen mopn vertrekken. Het behoeft geen betoog, dat deze kwestie ernstig onderzocht wordt en het valt slechts te hopen, dat men den „handelaas", wiens naam bekend is, zal kunnen arresteeren, opdat hij zijn gerechte straf niet zal ontgaan. Was me dat schrikken! Twee inlandsche inbrekers veroorzaakten 's nachts een heele consternatie in pension Malang, gelegen in Embong Malang te Soerabaja. Een Russische dame kwam ongeveer tien voor half twaalf thuis, terwijl haar echtgenoot niet aanwezig was. Zij bewoont in genoemd pension het paviljoen, vertelt de „N. S. Crt." Men kan zich haar schrik voorstellen toen zij bij het binnentreden van de slaapkamer een inlander achter een kast zag staan, terwijl zij voorts nog een anderen In lander gewaar werd die blijkbaar schuilplaats had ge zocht onder haar bed. Nog niet bekomen van den schrik, kreeg zij een duw van den kerel, die achter de kast stond, cn. uit het vertrek willende vluchten, haar op zijn weg vond staan. De dame deinsde achter uit en voordat ze goed wist wat er gebeurde was de kerel reeds het vertrek uit, gevolgd door het Individu onder het bed. De dame deed wat ln een geval als dit een mensch allicht doet: ze sloeg alarm, waardoor de thuis zijnde bewoners van het pension op de been kwa men. Het was een lawaai van je welste, terwijl de dame een zenuwtoeval nabij was. Een ingesteld onedrzoek wees uit. dat er niets gesto len was. Blijkbaar hadden de dieven de kamer juist betreden toen de dame arriveerde. De wereldreizigers schipbreuk geleden. De tocht van de beide wereldreizigers, de heeren Katulsky en Mosluk die met een eenvoudige prauw wilden trachten van Soerabaja naar Australië, Port Darwin, „even over te steken", is eerder mislukt dan velen en zij zelf in de eerste plaats wel verwacht zullen hebben, meldt de „Ind. Crt." Het ging al van den beginne af bijster moeilijk. Ze hadden wind en stroom tegen en bovendien ergen last van de Westmoessonbuien, zoodat zij veel later dan ze gerekend hadden te Pasoeroean met hun ranke vaar tuig, doodvermoeid binnenvielen. Vandaar vertrokken ze vrijwel direct na aankomst weder naar Probolinggo en op dit kleine traject is het heelemaal mis gegaan. Niet alleen dat tegenwind en tegenstorm bleven aan houden, maar het weer was, althans voor hun bootje, haar bezoeker had ontvangen, kwam in de hall uit. In de hall zou het meisje allicht iets hebben ge hoord, ja zelfs een glimp van juffrouw Divine heb ben gezien en op haar zijn toegesneld, als het ant woord niet gunstig geweest was. Veilig opgesloten in de eetkamer kon zij niets uitrichten. De mulattin tikte bescheiden tegen de deur van de kamer door Juliet haar boudoir genoemd. „Binnen!" riep de zachte, wat heesche stem, die een van Julia s bekoorlijkheden was. De meid gehoorzaamde in zoo ver, dat ze de deur slechts op een kier opende. „Wilt u niet even in de gang komen, mevrouw?" vroeg zij, (juffrouw Divine werd door haa/ bedienden steeds „mevrouw" genoemd). Julia was verwonderd, maar zij vertrouwde op den tact van Emmeline cn kwam in de hall in haar doorzichtige rustjapon, terwijl zij de deur zacht ach ter zich sloot. „Wat is er? Senor Fernandez is er toch niet?" vroeg zij angstig en heel zacht. „Nee, mevrouw, zoo erg is het niet", antwoordde Emmeline en haar toon was een zonderlinge menge ling van hartelijkheid en verdekte brutaliteit. „Er is een jonge dame. Zij zegt, dat zij uw zuster is. Maar u verwachtte haar niet en ik weet niet, of u haar ontvangen wil. Zij is uw evenbeeld. Ik meen de, dat zij geen bedriegster kon zijn, dus «liet ik haar in de eetkamer. „Goede hemel!" Julia was een en al verbazing. „Dat moet Terry zijn." „Zij heeft haar naam niet gezegd. U heeft mij nooit verteld, dat u een zuster hadt, mevrouw." „Het was de moeite niet waard. Is zij alleen?" „Ja mevrouw." „Op welke manier is ze gekomen."' „In een taxi, mevrouw. Zij wilde geld leenen om den chauffeur te btealen en hem weg te zenden. Ik zou het wel met Joe, den liftjongen, hebben veref fend, maar ik dacht, als u liever hadt, dat zij niet bleef „Maar ik veronderstel, dat zij wel zal blijven. Ik moet er wat op vinden. Geef Joe het geld. Leek zij zenuwachtig?" „Nee, mevrouw; zij was dood kalm. Maar zij ver langde erg om u te spreken." „Ja, maar dat gaat op het oogenblik niet," besliste Julia. „Meneer Philips zal niet lang meer blijven. Als het kind niets mankeert, dan kan zij wachten, tot ik klaar ben. liet is een last om een zuster te hebben." „Dat geloof ik graag, mevrouw." „Vraag haar, of zij iets wil eten", riep Julia over haar schouder, toen zij de deur weer opendeed en door de opening glippend haar achter zich sloot. In hel boudoir wierp zij zich neer op een grootcn divan, kruiste haar voeten over elkaar, bewonoderde ze. nam een sigaret uit een gouden étui op bet lage tafeltje, stak een lucifer aan en zei; „En? Ik ben half dood van nieuwsgierigheid otn te weten, waarom de groote meneer Hartley Philips mij. arme, de eer aandoet, om mij voor het eerst van zijn leven te ko men bezoeken. Vindt u niet, dat het lijd is om nu ronduit te spreken?" Wordt vervolgd. was het eenige, wat had kunnen gebeuren. Maar dat was niet gebeurd. Terry had gebruik gemaakt van een brief, die zij in haar zhk had, om te kunnen ontsnappen zonder de achterdocht op te wekken van den portier. Zij had heelemaal geen geld. Maar toch, terwijl Nazlo bezig was een spoorboekje te bestudeeren, om te zien of hij haar nog in Pensylvania station zou kunnen op vangen, zat het meisje in een taxi. Zij had niet een der taxi's durven nemen, die voor het restaurant stonden, uit angst gezien en opge spoord te worden. Maar snel den hoek omslaand en vlug anderhalf blok verder loopend, zag zij een aan tal auto's staan voor een hotel. Het meisje had in de „Blauwe Maan" heel wat paren in zulke auto's zien aankomen, en wij wist, dat zij geen particulier bezit waren. „Breng mij naar Ardlamont op Riverside Drive", zei zij, in haar onwetendheid min of meer bang, dat zij vooruit zou moeten betalen. Als men het verlangd had, zou zij zeggen: „Mijn zuster woont daar. Zij zal me het geld geven." Maar zij voelde zich verlicht, toen de man haar scheen te vertrouwen. Als Julia niet thuis was, zou er misschien wel een dienstbode zijn, van wie zij het kon leenen. Maar ach, het zou al te erg zijn, als Jule niet thuis was! Dat kon toch niet! Zij hoopte hevig, dat zij er zou zijn! Er was niet slechts de moeilijk heid van het geld zij wist niet, wat er dien nacht van haar zou worden, als Julia er niet was De rit scheen veel langer dan de eerste keer, omdat het meisje voortdurend bang was, de groote grijze limousine van Nazlo te zien. Hij had haar gevraagd, waarom Riverside Drive haar zoo interesseerde. Hij kon wel eens veronderstellen door haar vragen cn door de gelijkenis met Julia, dat zij familie van el kaar waren. Zelfs toen de taxi stilhield en het verlichte, stee- nen gevaarte van Ardlamont zich voor haar verhief, gluurde het meisje angstig uit het venster, voordat zij waagde uit te stappen. Maar er was nergens een wagen te zien. die op dien van Nazlo leek. De eenige wagen, die voor het gebouw stond, was er wel een van dezelfde soort, maar hij leek zwart in de zomer avondsschemering. „Wilt u zoo vriendelijk zijn even te wachten, dan breng ik u het geld of laat het u geven?" zei zij. De chauffeur had hier niets tegen en zij was er blij om. Toch beefde haar stem een weinig, toen zij aan een neger in livrei, die aan de deur stond, 'vroeg: „Kunt u mij ook zeggen of juffrouw Divine thuis is?" „Ik weet het niet juffrouw", antwoordde de man haar aanstarend, waarschijnlijk om de gelijkenis. „Ik heb haar niet uit zien gaan en haar auto is ook niet voorgereden. U doet het best met de lift naar' boven te gaan. Naar de tiende verdieping." Terwijl hij sprak, wenkte de deftige neger naar een paar deuren, die juist op dat oogenblik vaneen scho ven. Er werd een klein kamertje zichtbaar met een electrisch licht en een rood fluweelen bank langs de muren. Er stond een oude neger in dezelfde don kergroene livrei gekleed als de eerste. „Naar boven, juffrouw?" vroeg hij. Terry had nooit een lift gezien, maar zij stapte naar binnen cn met buitengewone spoed vloog het ding met haar omhoog. De bediende van de lift was in staat haar in te lichten, dat juffrouw Divine thuis was. Een minuut of vijftien geleden had hij een heer naar boven gebracht, die haar ging bezoeken. Op de tiende verdieping wees de man naar een deur links van de wit marmeren gang en Terry drukte op een electrische bel. Maar haar handen waren koud ondanks den vochtig warmen nacht. Zou die heer, die bij Julia was Nazlo kunnen wezen? Zij moest een paar minuten wachten en stond op het punt om nogmaals te bellen, toen de deur ge opend werd. Een lange, er keurig uitziende mulattin in een zwarte satijnen japon, een kanten mutsje en schort, en schoentjes met hooge hakken, keek met wijdopen oogen naar het roodharige meisje in den rouw. Haar uitdrukking toonde verbazing. „Is juffrouw Divine thuis? O, ik hoop van wel!" Terry stikte bijna. „Zijzij is mijn zuster." „Lieve help! Ik schrok van u, juffrouw!" riep de meid. „Jaja, ze is thuis. Ik denk ten minste, dat ze u wel zal ontvangen, omdat u haar zuster bent. Maar ik ben er niet zeker van. Zij verwachtte u niet, is het wel?" „Nee", moest Terry toegeven. „Ik wist niet, dat ik naar haar toe zou gaan. Ik woon buiten, een heel eind weg. O, ik ben er zeker van, dat zij mij zal ont vangen. Laat me binnen." „Ja, maar zij zei tegen mij, dat zij voor niemand thuis was, voor wie dan ook, zoolang die heer bij haar was. Zij hebben samen over belangrijke dingen te overleggen. Dat zei zij. Maar als u wilt wachten, hier in de hall, tot ik het weet nee, kom liever in de eetkamer." De vrouw ging half onwillig opzij en liet het meisje, dat het evenbeeld van juffrouw Divine was, binnengaan. Het scheen Terry toe, dat Julia's beschrijving van haar huis beneden de waarheid w%s gebleven. De vierkante hall, waarop verscheidene deuren uitkwa men, had witte muren met schilderstukken in lijsten. De deuren waren van spiegelglas in kleine vierkante ruitjes. Op den gewreven vloer lag een tapijt in mooie, bleeke tinten, en overal stonden hooge vazen met langgesteelde rozen. De eetkamer was eveneens wit, maar er waren paneelen van rooskleurig brokaat met smal gouden randen en er was een helrood ta pijt, dat zoo dik en zacht was, dat het meisje vond, dat het wel mos leek. De stoelen, die rondom de tafel stonden, hadden uitgesneden ruggen en armleuningen. Ze waren ook hier en daar verguld. Terry vond, dat het wel een appartement leek in het paleis van een koning, maar vaag voelde zij, dat zij zelve eenvoudiger din gen zou verkiezen. De meid, die er meer als een Indische dan als een negerin uitzag, kreeg een hoog loon voor den tact en het begrip, dat zij maar al te vaak moest te pas brengen. Zeer snel had zij besloten deze bezoekster liever in de eetkamer dan in de hall te laten wach ten. De deur van juffrouw Divine's boudoir, waar zij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 5