SchagerCourant
HAAR
SPROOKJESPRINS
Tweede Blad.
Landbouw en Industrie.
Donderdag 15 Mei 1930
73ste Jaargang. No. 8663
Landbouw meer een levenswijze
dan een bedrijf.
I.
Het is opvallend zooveel aandacht als er wordt ge
schonken aan de landbouwcrisis, niet alleen hier, doch
men mag wel zeggen over gansch de wereld, waar de
akkerbouw van eenige beteekenis is.
Verklaarbaar is die belangstelling natuurlijk wel. Het
gaat om ons voedsel en dat is een teer punt, ook voor
hen, die beweren, dat het stoffelijke niet het hoogste is!
Wij hebben daarover al eens onze meening gezegd en
voelen thans geen behoefte ,die te herhalen.
De misère op het platteland is dus geen nationaal,
maar een internationaal verschijnsel. Daaruit volgt al,
dat een enkel land het universeele geneesmiddel niet
zal kunnen vinden. Wel zouden bijv. hooger graanrech
ten ons brood en het veevoeder heel duur kunnen ma
ken, doch dat hiermee duurzame hulp voor den boeren-
Btand zou zijn geschapen, gelooven slechts weinigen
meer. Bovendien is het de vraag, of die hulp niet te
duur betaald zou zijn, door de extra-lasten, welke men
dan aan het heele volk zou opleggen. Trouwens hoe
is het gesteld in die landen, waar de „zegeningen" van
hooge invoerrechten reeds jaren worden genoten? Over
de hoogste tariefmuren heen kruipt de ellende naar
binnen. Het zou wat gek klinken om in deze omstandig
heden het woord „beter" te gebruiken. We zul
len dus niet zeggen, dat het hier zonder of met lage
muren „beter" is, doch wel mogen we o.i. getuigen dat
we ten minste niet slechter af zijn dan elders.
De troost is schraal, dat geven we toe, doch er is geen
andere en ze kan ons aansporen, de kwestie te zien niet
als een plaatselijke moeilijkheid, dooh als een wereld
kwestie.
De reusachtige voortgang der techniek en de steeds
snellere en betere verbindingen tusschen schier alle dea
len der wereld hebben ons lot afhankelijk gemaakt van
dat der gansche aarde. De wereldprijzen worden niet
bepaald door wat in een bepaald land wordt geteeld
of geproduceerd, ook niet al beslaat dit land een groot
deel der aardoppervlakte, doch teelt en productie der
gansche aarde beheerschen de prijzen en den doorslag
daarbij geven die gebieden waar de omstandigheden
klimaat, bodemgesteldheid, ontwikkeling der techniek,
levensstandaard der bevolking de laagste productie
kosten mogelijk maken.
Op de prijszetting van granen en suiker zal Neder
land nooit eenigen invloed van beteekenis hebben. Bij
bollen, bloemen, groenten kan dit wel het geval zijn,
doch ook hier overwint bijv. het klimaat gemakkelijk
de beste techniek. Door de natuur in kassen te forcee-
ren, loopen we den tijd vooruit. Onverbiddelijk haalt die
ons echjtfx in jen. dan wint de zon van Italië en andere
zuidelijke gebieden het van onze dure kunstmatige
warmte.
Voor de landbouwcrisis, waaraan de menschheid thans
ten prooi is, worden voornamelijk twee oorzaken ge
noemd:
1. reusachtige overproductie;
2. onder-consumptie, d.w.z. door gebrek
aan koopkracht bij de massa der bevolking een veel te
gering gebruik.
Sommigen meenen, dat deze tweede oorzaak zelfs de
voornaamste is. Dit trof ons bijv. in een beschouwing
van den Britschen gedelegeerde in de Volkenbonds
commissie van agrarische deskundigen, S i r D a-
n i e 1 Hall.
De Telegraaf van 7 dezer publiceerde een artikel van
zijn hand, getiteld: „Landbouw-moderniseerlng." Wat
hij schrijft, vinden wij zoo belangwekkend, dat wij zijn
FEUILLETON
door
C. N. WILLIAMSON.
Een der meest interessante romans
uit de bekende Society-Reeks; Uitgave
Van Holkema en Warendorf, Amster
dam.
9.
Toen kwam zijn ijdelheid hem te hulp. Hij wist,
dat zijn gezicht rood was geworden, want zijn voor
hoofd voelde vochtig en zijn ooren gloeiden. Nieuws
gierige oogen waren op hem gericht; en zijn vernede
ring hatend, lachtte hij. „Dat dametje wil krijgertje
met me spelen", zei hij. „Ik veronderstel, dat ik haar
moet gaan vangen en terughalen, voordat zij ge
noeg van haar spelletje heeft".
Hij ging naar den portier en beschreef Terry. „Mis
schien herinnert u zich het meisje, dat een half uur
geleden met mij hier is gekomen".
De man herinnerde het zich. Ja, hij had de jonge
dame alleen zien weggaan, nog geen vijf minuten, na
dat zij gekomen was. Zij had een brief in haar hand.
Hij had gevraagd of hij hem voor haar zou posten,
maar zij had gezegd: „Nee, dank u", zij deed het lie
ver zelf.
„Heeft u gezien, of zij soms een taxi nam?" vroeg
Nazlo, zich inhoudend.
De man had niet gezien, wat de jonge dame had
gedaan, nadat zij de draaideur was doorgegaan. Er
kwamen toen juist andere mcnschen binnen. Hij had
vergoten op haar terugkomst te letten. Nazio's bloed
klopte in zijn hoofd en hij had moeite zijn gedachten
te concent ree-ren. Maar hij was een man, die gewend
was zijn aandoeningen meester te blijven, behalve in
die gevallen, waarin hij zich de weelde kan veroorlo
ven, dat zij meester waren over hem. Hij dwong zich
zelf om deze vraag onder de oogen te zien: „Wat
zou het meisje waarschijnlijk doen?"
Een ding was zeker. Zij zou niet weggeloopen zijn
als zij van plan was geweest om bij hem terug te
keeren. En het scheen even zoo zeker, dat zij, daar
het haar eerste bezoek aan New York was, niet door
de straten zou gaan loopen. Nazlo meende, dat haar
eenige gedachte zou zijn hoe naar huis te komen.
Waarschijnlijk had zij niet veel geld bij zich. Maar
ongetwijfeld zou zij wel genoeg hebben om met den
ondergrondschen trein door de stad te rijden en dan
verder per trein naar Oldport. Wat een dwaas was
hij geweest om haar o.a. te vertellen hoe gemakkelijk
het was om van Long Island naar New York te
reizen! Ja, zij zou al op weg zijn naar haar huis. Dat
meening gaarne onder de oogen onzer lezers brengen.
„De prijzen," zoo stelt Sir Daniël Hall de kwestie, „de
prijzen zijn te laag en niettemin verzekert de Geneef-
sche conferentie ons, dat er geen absolute over-produc-
tie bestaat indien men de toeneming der bevolking se
dert 1914 vergelijkt met de toeneming van oogst en vee
stapel. De lage prijzen zijn te wijten aan onvoldoende
koopkracht onder de volken van de oude wereld, ten
gevolge van de ontreddering der industrieën. De ople
ving van den landbouw moet volgens de economen, die
te Genève hebben vergaderd, wachten op een opleving
van den handel, en afgezien van tweede-rangs hulpmid
delen, zooals verspreiding van landbouwkennis en coö
peratie, kunnen regeeringen die opleving slechts bevor
deren door maatregelen als het slechten der tariefmu
ren, hetgeen den internationalen ruilhandel ten zeerste
zou bevorderen.
Op het oogenblik zijn dit dus de directe vooruitzich
ten voor de landbouwers: zij kunnen zich slechts hand
haven en markten vinden door hun productieprijzen te
verlagen en hun concurrenten te onderbieden, en elke
stap, dien zij in deze richting doen, maakt den toestand
in zijn geheel alleen maar moeilijker. Als men den in
vloed van de factoren „gunstig klimaat" en „vruchtbare
grond" even uitschakelt, zal de productie van elk ar
tikel, dat zóó overal groeit als graan, de strekking ver-
toonen in handen te blijven van diegenen, die er den
laagsten levensstandaard op na houden, zij die willen
werken voor het laagste loon. In den landbouw is het
maar al te vaak het geval, dat primitieve productie
goedkooper is dan de voortbrengselen van geschoolden
technischen arbeid.
Met andere woorden: de graanprijs wordt in de we
reld bepaald door de lage kosten, waarmee het graan
kan worden geoogst op de geweldige vlakten van N.-W.
Canada en Argentinië. En zoo moeten ook de suiker
producenten van Midden-Europa naar beneden gaan tot
het peil, dat voldoende is voor de gekleurde arbeiders
van Java en Cuba. Des te zwaarder wordt dan de con
currentie voor de landen met oudere beschaving, waar
de nabijheid van industrien tot een loonpeil leidt, dat
voor den boer onbereikbaar is."
Sir Daniël Hall betoogt dan, dat de industrie zich be
ter dan dc landbouw kan richten naar wisselende be
hoeften. Zij krimpt haar productie gemakkelijker in of
vergroot die al naar den elsch van het oogenblik. Dan.
vervolgt hij:
„Deze methode is in den landbouw onuitvoerbaar; de
boer kan zich niet aanpassen aan de directe eischen van
de markt, aangezien zijn toebereidselen voor den oogst
of de uitbreiding van zijn veestapel moeten geschieden
vele maanden voor het product aan de markt komt."
Twee opmerkingen zouden wij hierbij willen maken.
Eerst deze: de uitbreidingsmogelijkheden der industrie
zijn in zekeren zin onbeperkt. Aan veel ruimte heeft men
dikwijls geen behoefte of men vindt In de lucht door
bestaande gebouwen hooger op te trekken.
Land- en tuinbouw in étalages, verdiepingsgewijs, is
echter niet mogelijk en in de dichtbevolkte, landen raakt
de beschikbare cultuurgrond opgebruikt. In elk geval
heeft die een grens: er is nu eenmaal niet meer grond
dan er is en de mogelijkheid om er bij te maken is be
perkt, gevallen als bijv. de gedeeltelijke doormaking van
de Zuiderzee daargelaten. Land- en tuinbouw zitten dus
in een dwangpositie, ook hierom dat niet elke grond
voor alle cultuur geschikt is en bovendien omdat het
klimaat eveneens een hartig woordje meespreekt.
Onze tweede opmerking is deze.
De industrie past zich gemakkelijker aan, omdat zij
weinig of niet te maken heeft met slechts in beperkte
hoeveelheid beschikbare grond, doch niet minder omdat
zij heeft te doen met haast altijd in onbeperkt aantal
voorhanden arbeiders, die zij aanneemt of op zij zet
naar believen.
Natuurlijk is er een opzegterrein, doch als die voorbij
is, kan de werkgever zonder kosten en zonder risico
afwachten, of het in de toekomst voor hem voordeelig
zal blijken om zijn vroegere arbeiders weer in dienst te
nemen. Hoe deze zich in afiwhehting daarvan moeten
redden, is niet zijn zaak, doch de hunne.
Teekenend komt dit uit ln het jaarverslag van Phi
lips in deze woorden;
„Nadat de voorraden op peil waren gebracht is
een eenigszins rustiger periode ingetreden, waarvan
wy gebruik hebben gemaakt, om door 'n selectie
uitzoeking onder het personeel en door meerdere
mechaniseering van het bedrijf, op de productie-kos
ten te bezuinigen. Het aantal hierdoor
overbodig geworden arbeids
krachten is circa 200 0."
Blijkens datzelfde jaarverslag is er een exploitatie-over
schot van 42*4 millioen gulden, waarvan ruim 21 milli-
oen als winst zal worden uitgekeerd!
Na deze aanvulling op de beschouwingen van Sir Da
niël Hall, citeeren wij van hem nog het volgende om
daarmee voor dit nummer te besluiten:
„Het is ook typeerend voor den landbouw, dat voor
de groote meerderheid der producenten het landbouw
bedrijf niet zoozeer een vorm van zakendoen is dan wel
een levenswijze. De boer kan slechts in geringe mate
wijziging brengen in dat wat zijn land oplevert; hij
moet blijven doen wat goed is voor zijn grond, zijn rou
tine is het resultaat van een lange ervaring en alleen
met veel risico kan hij andere wegen inslaan. Men
komt dan tot de conclusie, dat de perioden van lage
prijzen in den landbouw niet zoozeer leiden tot een mo
derniseering der landbouw-methodes dan wel tot een
geleidelijk opgeven van het boerenbedrijf voor een loo-
nender levenswijs. In Engeland, de Ver. Staten en
Frankrijk is deze trek naar de steden wellicht het dui
delijkst zichtbaar, maar hij is overal onvermijdelijk,
waar de verbetering der verkeersmiddelen den boer
leert, dat er meer geld te verdienen valt in de fabriek
of in de stad.
Nu zal een econoom wellicht betoogen, dat op die ma
nier het evenwicht toch wel zal moeten worden her
steld; als de productie afneemt, moeten de prijzen stij
gen, de landbouw zal opleven en het verlaten gebied zal
weer worden bebouwd. Maar het gevaar voor de hoog
ontwikkelde staten ligt hierin; de boer keert niet naar
het land terug, als hij er eenmaal vandaan is. en de
stadsmensch voelt al te veel voor het landleven. Meer
en meer zal zich in de staten van het Westen de ten-
denz afteekenen, hun levensmiddelen te betrekken uit
landen, waar arbeid of grond goedkoop is en de levens
standaard laag."
O V ZE KOLON lëN.
Tegen Kinderexploitatie.
De Meisjeskring van den Jong Islamieten Bond te
Batavia heeft tot den burgemeester van Batavia een
rekest gericht, waarin in het kort verzocht wordt
om maatregelen te willen treffen om te komen tot een
verbod tot het exploiteeren in genoemde gemeente van
minderjarige kinderen. Onder meer wordt erop gewezen,
dat kinderen, meerendeels van het vrouwelijk geslacht,
van nauwelijks 6 jaar reeds moeten optreden ln opera
gezelschappen, voorts meisjes gedurende de Chineesche
feestdagen en ook in de amusementsparken moeten
optreden als danseressen, zangeressen, enz., wat meer
en meer gebruikelijk wordt. Dergelijke kinder-exploi-
tatie is naar de meening van den meisjeskring van den
bond, een schande voor een zoo goed beheerde gemeen
te als Batavia. Mocht deze kwestie echter aan het ver
keerde adres zijn voorgebracht, zoo wordt den burge
meester verzocht de zaak bij de bevoegde autoriteiten
te willen voorbrengen.
De publieke opinie kan, dunkt het „Bat. Hbl." het
rekest van den meisjesbond niet anders dan goedgezind
zijn. Er is inderdaad geen Inlandsch tooneel- of opera
gezelschap, geen rondreizend circus, etc. etc. meer denk
baar waarbij geen kinderexploitatie plaats heeft.
Ook de Europeesche acrobaten-troepen bestaan voor
het grootste gedeelte uit kinderen, die allerlei gevaar
lijke toeren hebben te verrichten. Ongelukken zijn geen
zeldzaamheden; het blad herinnert zich nog levendig
dat kortgeleden in een der sociëteiten te Weltevreden
een voorstelling plaats vond waarbij een meisje van
dertien jaren met het verscheidene meters boven den
grond aangebrachte koord naar beneden kwam doordat
le krammen, waaraan dit laatste bevestigd was, onder
toezicht van... den vader van het meisje in den muur
geslagen waren in den voeg tusschen twee balken in!
Het meisje werd met enkele bloedende verwondingen
van den grond opgenomen. Verschillende van deze
troepen drijven geheel op kinderen, die in de school
banken thuis hooren; indien daaraan een eind gemaakt,
althans paal en perk wordt gesteld, zal dit niet anders
dan toegejuicht kunnen worden.
Inlandsche meisjes verkocht.
Zooals gemeld, heeft zich een ergerlijk geval van
meisjeshandel voorgedaan. Het betreft hier een drietal
nog jonge meisjes uit de dessa Kotawinangoen, die
zonder meer door haren... buurman, een bekenden
werver aldaar, verkocht zijn aan een beruchten Hadji
ronselaar te Singapore...
De „Javabode" kan hieromtrent de volgende bijzonder
heden melden:
Alleen door een toeval heeft men de zaak kunnen
„ontdekken". En het Is in verband hiermee, dat we
gaarne melding willen maken van het optreden van den
scheepsdokter Saoedin van de „Tasman". Dr. Saoedin
n.1. ontdekte gedurende zijn traditioneele morgen
inspectie bij het contractanten volk. drie jonge vrou
wen, die naar zijn meening. gezien haar kleeding en
manieren, onmogelijk tot de contractanten konden be-
hooren. Bovendien bleek het hem. dat ze niet beschik
ten over de gewone tickets van contractkoelies. Een cn
ander was oorzaak, dat dr. Saoedin de meisjes, niet
ouder dan 15 jaren, uit de duffe koelieverblljven afzon
derde cn haar een plaats gaf in een der leege 2de
klasse-hutten.
Hij verbood ze om hare plaats te verlaten. Gedurende
den tijd, dat het schip aan de kade te Singapore lag,
kwamen ze dan ook in het geheel niet naar bulten.
Ook de hadji, die de „bestelling" had .gedaan, liet zich
niet zien, wat waarschijnlijk een gevolg was van het
feit, dat hij door den eenof anderen zich aan boord
bevindenden spion was gewaarschuwd.
Dr. Saoedin nam de meisjes op zijn kosten mee naar
Medan, waar hij van het geval kennis gaf aan een
kennis, die als agent fungeerde van een te Weltevreden
zetelende organisatie, n.1. de bekende P.P.I., welke zich
het lot van dergelijke vrouwen aantrekt. Bedoelde
agent telegrafeerde naar Weltevreden het volgende be
richt: „afhalen verkochte meisjes bij scheepsarts Saoe
din Tasman".
Met goedvinden van den ontvanger van het telegram,
stelde een vertrouwd persoon zich onmiddellijk in ver
binding met de centrale recherche, die beloofde de zaak
te onderzoeken. Men kwam overeen, dat men volgons
de instructies van het telegram de meisjes van de „Tas
man" zou halen, die des morgens om 7 uur in Priok
zou arriveeren. De politie zou dan een oogje in het
zeil houden. De afhaler ging aan boord en kreeg de
meisjes van Dr. Saoedin mee. Aan den wal gekomen
deed de politie haar plicht, zij bracht de meisjes naar
het hoofdbureau, waar ze van a tot z haar treurig we
dervaren mededeelden. Momenteel heeft de politie haar
een onderdak verschaft, tot tijd en wijle ze naar haar
woonplaats zullen mopn vertrekken. Het behoeft geen
betoog, dat deze kwestie ernstig onderzocht wordt en
het valt slechts te hopen, dat men den „handelaas",
wiens naam bekend is, zal kunnen arresteeren, opdat
hij zijn gerechte straf niet zal ontgaan.
Was me dat schrikken!
Twee inlandsche inbrekers veroorzaakten 's nachts
een heele consternatie in pension Malang, gelegen in
Embong Malang te Soerabaja.
Een Russische dame kwam ongeveer tien voor half
twaalf thuis, terwijl haar echtgenoot niet aanwezig
was. Zij bewoont in genoemd pension het paviljoen,
vertelt de „N. S. Crt."
Men kan zich haar schrik voorstellen toen zij bij het
binnentreden van de slaapkamer een inlander achter een
kast zag staan, terwijl zij voorts nog een anderen In
lander gewaar werd die blijkbaar schuilplaats had ge
zocht onder haar bed. Nog niet bekomen van den
schrik, kreeg zij een duw van den kerel, die achter
de kast stond, cn. uit het vertrek willende vluchten,
haar op zijn weg vond staan. De dame deinsde achter
uit en voordat ze goed wist wat er gebeurde was de
kerel reeds het vertrek uit, gevolgd door het Individu
onder het bed. De dame deed wat ln een geval als dit
een mensch allicht doet: ze sloeg alarm, waardoor de
thuis zijnde bewoners van het pension op de been kwa
men. Het was een lawaai van je welste, terwijl de dame
een zenuwtoeval nabij was.
Een ingesteld onedrzoek wees uit. dat er niets gesto
len was. Blijkbaar hadden de dieven de kamer juist
betreden toen de dame arriveerde.
De wereldreizigers
schipbreuk geleden.
De tocht van de beide wereldreizigers, de heeren
Katulsky en Mosluk die met een eenvoudige prauw
wilden trachten van Soerabaja naar Australië, Port
Darwin, „even over te steken", is eerder mislukt dan
velen en zij zelf in de eerste plaats wel verwacht zullen
hebben, meldt de „Ind. Crt."
Het ging al van den beginne af bijster moeilijk. Ze
hadden wind en stroom tegen en bovendien ergen last
van de Westmoessonbuien, zoodat zij veel later dan ze
gerekend hadden te Pasoeroean met hun ranke vaar
tuig, doodvermoeid binnenvielen. Vandaar vertrokken
ze vrijwel direct na aankomst weder naar Probolinggo
en op dit kleine traject is het heelemaal mis gegaan.
Niet alleen dat tegenwind en tegenstorm bleven aan
houden, maar het weer was, althans voor hun bootje,
haar bezoeker had ontvangen, kwam in de hall uit.
In de hall zou het meisje allicht iets hebben ge
hoord, ja zelfs een glimp van juffrouw Divine heb
ben gezien en op haar zijn toegesneld, als het ant
woord niet gunstig geweest was. Veilig opgesloten in
de eetkamer kon zij niets uitrichten.
De mulattin tikte bescheiden tegen de deur van de
kamer door Juliet haar boudoir genoemd. „Binnen!"
riep de zachte, wat heesche stem, die een van Julia s
bekoorlijkheden was. De meid gehoorzaamde in zoo
ver, dat ze de deur slechts op een kier opende. „Wilt
u niet even in de gang komen, mevrouw?" vroeg
zij, (juffrouw Divine werd door haa/ bedienden
steeds „mevrouw" genoemd).
Julia was verwonderd, maar zij vertrouwde op den
tact van Emmeline cn kwam in de hall in haar
doorzichtige rustjapon, terwijl zij de deur zacht ach
ter zich sloot. „Wat is er? Senor Fernandez is er
toch niet?" vroeg zij angstig en heel zacht.
„Nee, mevrouw, zoo erg is het niet", antwoordde
Emmeline en haar toon was een zonderlinge menge
ling van hartelijkheid en verdekte brutaliteit. „Er is
een jonge dame. Zij zegt, dat zij uw zuster is. Maar
u verwachtte haar niet en ik weet niet, of u haar
ontvangen wil. Zij is uw evenbeeld. Ik meen
de, dat zij geen bedriegster kon zijn, dus «liet ik haar
in de eetkamer.
„Goede hemel!" Julia was een en al verbazing. „Dat
moet Terry zijn."
„Zij heeft haar naam niet gezegd. U heeft mij
nooit verteld, dat u een zuster hadt, mevrouw."
„Het was de moeite niet waard. Is zij alleen?"
„Ja mevrouw."
„Op welke manier is ze gekomen."'
„In een taxi, mevrouw. Zij wilde geld leenen om
den chauffeur te btealen en hem weg te zenden. Ik
zou het wel met Joe, den liftjongen, hebben veref
fend, maar ik dacht, als u liever hadt, dat zij niet
bleef
„Maar ik veronderstel, dat zij wel zal blijven. Ik
moet er wat op vinden. Geef Joe het geld. Leek zij
zenuwachtig?"
„Nee, mevrouw; zij was dood kalm. Maar zij ver
langde erg om u te spreken."
„Ja, maar dat gaat op het oogenblik niet," besliste
Julia. „Meneer Philips zal niet lang meer blijven. Als
het kind niets mankeert, dan kan zij wachten, tot ik
klaar ben. liet is een last om een zuster te hebben."
„Dat geloof ik graag, mevrouw."
„Vraag haar, of zij iets wil eten", riep Julia over
haar schouder, toen zij de deur weer opendeed en
door de opening glippend haar achter zich sloot.
In hel boudoir wierp zij zich neer op een grootcn
divan, kruiste haar voeten over elkaar, bewonoderde
ze. nam een sigaret uit een gouden étui op bet lage
tafeltje, stak een lucifer aan en zei; „En? Ik ben half
dood van nieuwsgierigheid otn te weten, waarom
de groote meneer Hartley Philips mij. arme, de eer
aandoet, om mij voor het eerst van zijn leven te ko
men bezoeken. Vindt u niet, dat het lijd is om nu
ronduit te spreken?" Wordt vervolgd.
was het eenige, wat had kunnen gebeuren.
Maar dat was niet gebeurd.
Terry had gebruik gemaakt van een brief, die zij
in haar zhk had, om te kunnen ontsnappen zonder de
achterdocht op te wekken van den portier. Zij had
heelemaal geen geld. Maar toch, terwijl Nazlo bezig
was een spoorboekje te bestudeeren, om te zien of
hij haar nog in Pensylvania station zou kunnen op
vangen, zat het meisje in een taxi.
Zij had niet een der taxi's durven nemen, die voor
het restaurant stonden, uit angst gezien en opge
spoord te worden. Maar snel den hoek omslaand en
vlug anderhalf blok verder loopend, zag zij een aan
tal auto's staan voor een hotel. Het meisje had in
de „Blauwe Maan" heel wat paren in zulke auto's
zien aankomen, en wij wist, dat zij geen particulier
bezit waren.
„Breng mij naar Ardlamont op Riverside Drive",
zei zij, in haar onwetendheid min of meer bang, dat
zij vooruit zou moeten betalen. Als men het verlangd
had, zou zij zeggen: „Mijn zuster woont daar. Zij zal
me het geld geven."
Maar zij voelde zich verlicht, toen de man haar
scheen te vertrouwen. Als Julia niet thuis was, zou er
misschien wel een dienstbode zijn, van wie zij het
kon leenen. Maar ach, het zou al te erg zijn, als Jule
niet thuis was! Dat kon toch niet! Zij hoopte hevig,
dat zij er zou zijn! Er was niet slechts de moeilijk
heid van het geld zij wist niet, wat er dien nacht
van haar zou worden, als Julia er niet was
De rit scheen veel langer dan de eerste keer, omdat
het meisje voortdurend bang was, de groote grijze
limousine van Nazlo te zien. Hij had haar gevraagd,
waarom Riverside Drive haar zoo interesseerde. Hij
kon wel eens veronderstellen door haar vragen cn
door de gelijkenis met Julia, dat zij familie van el
kaar waren.
Zelfs toen de taxi stilhield en het verlichte, stee-
nen gevaarte van Ardlamont zich voor haar verhief,
gluurde het meisje angstig uit het venster, voordat
zij waagde uit te stappen. Maar er was nergens een
wagen te zien. die op dien van Nazlo leek. De eenige
wagen, die voor het gebouw stond, was er wel een
van dezelfde soort, maar hij leek zwart in de zomer
avondsschemering.
„Wilt u zoo vriendelijk zijn even te wachten, dan
breng ik u het geld of laat het u geven?" zei zij.
De chauffeur had hier niets tegen en zij was er blij
om. Toch beefde haar stem een weinig, toen zij aan
een neger in livrei, die aan de deur stond, 'vroeg:
„Kunt u mij ook zeggen of juffrouw Divine thuis is?"
„Ik weet het niet juffrouw", antwoordde de man
haar aanstarend, waarschijnlijk om de gelijkenis.
„Ik heb haar niet uit zien gaan en haar auto is ook
niet voorgereden. U doet het best met de lift naar'
boven te gaan. Naar de tiende verdieping."
Terwijl hij sprak, wenkte de deftige neger naar een
paar deuren, die juist op dat oogenblik vaneen scho
ven. Er werd een klein kamertje zichtbaar met een
electrisch licht en een rood fluweelen bank langs
de muren. Er stond een oude neger in dezelfde don
kergroene livrei gekleed als de eerste.
„Naar boven, juffrouw?" vroeg hij.
Terry had nooit een lift gezien, maar zij stapte
naar binnen cn met buitengewone spoed vloog het
ding met haar omhoog. De bediende van de lift was
in staat haar in te lichten, dat juffrouw Divine thuis
was. Een minuut of vijftien geleden had hij een heer
naar boven gebracht, die haar ging bezoeken.
Op de tiende verdieping wees de man naar een
deur links van de wit marmeren gang en Terry
drukte op een electrische bel. Maar haar handen
waren koud ondanks den vochtig warmen nacht.
Zou die heer, die bij Julia was Nazlo kunnen wezen?
Zij moest een paar minuten wachten en stond op
het punt om nogmaals te bellen, toen de deur ge
opend werd. Een lange, er keurig uitziende mulattin
in een zwarte satijnen japon, een kanten mutsje en
schort, en schoentjes met hooge hakken, keek met
wijdopen oogen naar het roodharige meisje in den
rouw. Haar uitdrukking toonde verbazing.
„Is juffrouw Divine thuis? O, ik hoop van wel!"
Terry stikte bijna. „Zijzij is mijn zuster."
„Lieve help! Ik schrok van u, juffrouw!" riep de
meid. „Jaja, ze is thuis. Ik denk ten minste, dat
ze u wel zal ontvangen, omdat u haar zuster bent.
Maar ik ben er niet zeker van. Zij verwachtte u niet,
is het wel?"
„Nee", moest Terry toegeven. „Ik wist niet, dat ik
naar haar toe zou gaan. Ik woon buiten, een heel
eind weg. O, ik ben er zeker van, dat zij mij zal ont
vangen. Laat me binnen."
„Ja, maar zij zei tegen mij, dat zij voor niemand
thuis was, voor wie dan ook, zoolang die heer bij
haar was. Zij hebben samen over belangrijke dingen
te overleggen. Dat zei zij. Maar als u wilt wachten,
hier in de hall, tot ik het weet nee, kom liever
in de eetkamer." De vrouw ging half onwillig opzij
en liet het meisje, dat het evenbeeld van juffrouw
Divine was, binnengaan.
Het scheen Terry toe, dat Julia's beschrijving van
haar huis beneden de waarheid w%s gebleven. De
vierkante hall, waarop verscheidene deuren uitkwa
men, had witte muren met schilderstukken in lijsten.
De deuren waren van spiegelglas in kleine vierkante
ruitjes. Op den gewreven vloer lag een tapijt in mooie,
bleeke tinten, en overal stonden hooge vazen met
langgesteelde rozen. De eetkamer was eveneens wit,
maar er waren paneelen van rooskleurig brokaat
met smal gouden randen en er was een helrood ta
pijt, dat zoo dik en zacht was, dat het meisje vond,
dat het wel mos leek.
De stoelen, die rondom de tafel stonden, hadden
uitgesneden ruggen en armleuningen. Ze waren ook
hier en daar verguld. Terry vond, dat het wel een
appartement leek in het paleis van een koning,
maar vaag voelde zij, dat zij zelve eenvoudiger din
gen zou verkiezen.
De meid, die er meer als een Indische dan als een
negerin uitzag, kreeg een hoog loon voor den tact en
het begrip, dat zij maar al te vaak moest te pas
brengen. Zeer snel had zij besloten deze bezoekster
liever in de eetkamer dan in de hall te laten wach
ten. De deur van juffrouw Divine's boudoir, waar zij