N i 1 s A s t h e r.
Uit de Filmwereld
I
Kils Asthcr is van geboorte een Zweed, en heeft
dan ook, als vele Zweden een gesloten en pessimis
tisch karakter, hetgeen niet verhinderde, dat hij op
filmgebied zijn sporen ruimschoots verdiende.
Kils Asther was van aristocratischen afkomst,
maar kon zich toch niet de luxe van niets doen per-
miteeren. Van zijn vader moest Kils hard studeeren,
om later in den handel te gaan. maar ofschoon Kils
goed kon studeeren, maakte hij geen vorderingen,
omdat de studie hem niet interesseerde. Veel meer
voelde hij zich aangetrokken tot de kunst.
Toen Kils 17 jaar oud was, vroeg hij aan zijn va
der verlof, om naar Kopenhagen te mogen gaan, om
als acteur te worden opgeleid. Kils stuitte bij deze
vraag, welke over zijn toekomst moest beslissen, op
een botte weigering van zijn vader, die vooral het oog
gevestigd hield op de materieele toekomst van zijn
zoon, welke hij op deze wijze niet verzekerd achtte.
I)e jonge Kils ontvluchtte toen het ouderlijk huis,
en ging toch naar Kopenhagen.
Ilier aangekomen, wendde hij zich tot den grooten
tooneelspeler Hertel, met het verzoek, hem voor het
tooneel op te leiden. Deze beloofde Nils kosteloos op
te leiden, echter niet voordat deze getoond had de
noodige bekwaamheden te bezitten. Met ijver legde
Kils zich toen zes maanden toe op het van buiten
leeren van tooneelstukken. Bovendien oefende hij
zich geregeld in de Zweedsche gymnastiek, omdat hij
niet erg sterk was. Nadat hij dezen oefentijd ach
ter den rug had, werd hij door Hetler aangenomen.
Deze liet zijn leerling hard werken, maar hielp hem
ook zoo vooruit, dat Nils reeds op 18-jarigen leeftijd
mee mocht spelen in de film „Vleugels"' onder regie
van den onlangs overleden regisseur Mauritz Stil
ler. Dit was het uitgangspunt van Nils' optreden in
do film.
Toen hij eenigen tijd aan de film was verhonden,
ontmoette hij den grooten Zweedschen schrijver Djal-
niar Bergmann, die met de dochter van den tooneel
speler August L'indberg was gehuwd. Hierdoor kwam
hij echter met den tooneelspeler zelf, en diens vrouw
eveneens in aanraking en van hen ging hij nog les
nemen in tooneelspel. Hij speelde toen de rol van den
zoon in „Spoken" van Ibseti, cn het succes van deze
voorstelling was zoo groot, dat Nils in dienst trad
bij het Kunsttheater te Göteberg, waar hij, naar hij
nils asther.
zegt. den gelukkigsten tijd van zijn leven doormaak
te. Met de opvoering van stukken van Shakespeare,
Strindberg cn Molière. Kils werkte hierna eenigen
tijd in Leningrad, maar daar hij nogal ongelukkig
was met de rol verdeeling, ging hij weer naar de film
over, allereerst te Londen, waar hij samenwerkte
met Lily Damita.
Zijn succes was zoo groot. dat. hij direct aanbiedin
gen kreeg van verschillende Amerilcaansche maat
schappijen; aanvankelijk werkte Nils toen voor de
Paramount, later eenigen tijd voor de United Artists,
wier contract door de Metro-Goldwyn-Mayer werd
overgenomen. Met Lon Chaney trad hij op in „Lach,
clown, lach", waarin hij de rol vervulde van den
graaf. Onlangs trad hij met Greta Garbo op in „Een
liefde op Java", in welke film Nils Asther de hoofd
rol vervulde. Wij noemen verder hem „Adrienne Le-
couvreur" en „Our Dancing Daughters". Toch is de
28-jarige niet met zijn loopbaan tevreden. Hij heeft
er zoo langzamerhand genoeg van, om als jeune
premier, mooie man, te spelen, en een onnoemlijk
aantal brieven te krijgen van verliefde bakvisschen.
Kils Asther werkt voortdurend, en gunt zich geen
rust. Eenige weken geleden heeft hij eindelijk eens
vacantie genomen. Voordat hij echter naar zijn land
huis vertrok, ging hij eventjes in de Selig-dierentuin
zijn luipaard halen, om het dier in zijn auto mee te
nemen naar Malibu-Beach. Hier legt hij het dier voor
zijn huis aan een ketting, om zoodoende alle onge-
wenschte bezoekers af te schrikken. Kils wil in zijn
vacantie door niemand worden gestoord, van zijn
zwaarmoedige opvattingen is hij nog lang niet ge
nezen.
Als U een filmstudio bezat.
De veronderstelling is misschien een beetje vreemd
soortig. maar laten we het geval eens, in al zijn on
mogelijkheid. aannemen. Als U een filmstudio bezat
dan zoudt U eigenaar zijn van een gebouw met tien
verdiepingen, 500 kamers bevattende en in elk van deze
kamers zou een moord gepleegd kunnen worden, zon
der dat de slechtoffers buiten gehoord zouden worden,
hoe hard ze ook gilden. Want de hoeveelheid geluid-
werend materiaal in een studio is voldoende voor 500
kamers. Wanneer U vredelievender oogmerken heeft:
als U een filmstudio bezat, zoudt U een privé-stadje
kunnen bouwen van 180 huizen, elk bevattende vyf
kamers, of U zoudt een school kunnen doen oprichten
in niet minder dan 45 gemeenten. En dorp met 4000
inwoners, zou door U heel gemakkelijk van electriciteit
kunnen worden voorzien. Zoo zouden we kunnen door
gaan. Het aantal mogelijkheden is even groot als fan
tastisch. En daarbij moet niet vergeten worden, dat U
nog slechts één studio bezit, terwijl de groote Ameri-
kaansche maatschappijen er meestal wel meer dan een
dozijn hebben.
lederen keer, dat een leek een bezoek aan Hollywood
brengt en kans krijgt om een filmstudio te zien, hoort
men de vreemdste opmerking-en en zeer verwonderde
uitroepen. Want een filmstudio is een wereldje apart.
Niet alleen, omdat zij van de buitenwereld is afgeslo
ten, maar omdat de materialen, die noodig zijn, voordat
een film ten einde is, zoo gevarieerd en eigenaardig
zijn. Artisten en scenario's zijn natuurlijk onmisbaar
voor het maken van een film, maar timmerhout, lijm,
kalk. spijkers, films, verf, zijden en wollen stoffen, lak,
papier, metalen en duizenderlei andere dingen niet
minder.
Als U een van de Metro Goldwyn Mayer studio's
bezat, zoudt U aan het hoofd staan van een warenhuis,
met een voortdurende waarde van 250.000 gulden aan
artikelen, in een hoeveelheid, toereikend voor een ge
meente van 20000 zielen.
Naast de meest verschillende artikelen, die een kwart-
ton waard zijn, zoudt U echter ook zoo'n heel stadje
in gevallen van nood kunnen helpen aan: tal van ma
chinerieën, kokend water bij duizenden liters tegelijk,
aspirnies, verbandmiddelen en alles wat bij eerste hulp
bij ongelukken te pas komt, koffie suiker, vet, naalden,
garens, broeksknoopen en allerlei andere schoone zaken,
die ieder oogenblik van den dag noodig kunnen zijn.
In normale omstandigheden zou de telefoon-afdeeling
van Uw studio veel drukker zijn dan die van een Ne-
derlandsche stad van 25000 inwoners, want daar zullen
vermoedelijk wel geen 70000 gesprekken per maand ge
voerd v/orden.
De hoeveelheid celluloid, die gebruikt wordt voor de
jaarlijksche filmproductie is voor één studio moeilijk re
berekenen, maar het zal waarschijnlijk een tiende deel
zijn van circa 30 milliocn meter filmband, de hoeveel
heid, die gemiddeld per jaar in de Metrostudic's ge
bruikt wordt. En de 24000 liter verf. die men ieder jaar
noodig heeft, zou menig verfhandelaar doen verlangen
naar een dergelijke klandisie.
Op het photografisch afdrukpapier, dat gebruikt wordt
tot het vervaardigen van scène-foto's der films, zou men
de portretten van alle inwoners van een stad met een
millioen inwoners kunnen afdrukken en dan zijn daarbij
nog niet gerekend de tienduizenden foto's der sterren,
die over de heele wereld verspreid worden.
Het aantal requisieten bedraagt ieder jaar circa 11000.
Saul Clark, het hoofd van de repuisieten-afdeeling der
Metro Goldwyn, vertelt, dat 90 percent van de dingen,
die noodig zijn voor de decors en de aankleeding van.
pen film binnen 24 uur geleverd moeten worden, aange
zien het natuurlijk niet mag voorkomen, dat door het
ontbreken van een schilderij, een bepaald soort tafel,
een vaas of wat dan ook, de productie wordt belem
merd.
Het maken van een film is ongeveer hetzelfde als het
leggen van mozaiek. De onderdeelen op zichzelf betee-
kenen niets, doch zij krijgen hun waarde in het ensem
ble. Het levenlooze materiaal bezorgt vaak heel wat
meer last dan het levende, in casu de acteurs en ac
trices. En als men eens bedenkt, hoeveel werk niet ge
daan moet worden om een requisiet o.i.d. te krijgen, die
door drie kwart van het publiek niet eens wordt opge
merkt, dan zal meti begrijpen, dat de organisatie van
dit onderdeel van het filmbedrijf: de zorg voor het le
venlooze materiaal, even belangrijk als interessant is.
Want films hebben meer noodig dan artisten, regis
seurs, technici en cameramen!
vnnn h k>t k l e ine volkje
Van een pauw, die niet pronken wilde.
Van een jongen eend ging het idee uit. Hij had altijd
gedacht of gemeend, dat hij kon tooneel spelen en hij
Btelde voor. dat ze onder elkaar een gezelschap zouden
vormen cn dat ze alle dieren zouden uitnoodigen om
de voorstelling bij te wonen. Deze voorslag werd gretig
aangenomen, omdat ze allen meenden, wel tooneel te
kunnen spelen. En het stuk zou „Asschepoester" hee-
ten. De rollen werden verdeeld als volgt: de jonge eend
zou natuurlijk de prins zijn; Mevrouw Eend: Assche-
poetstcr De witte Livorno bood aan een van de booze
zusters te wezen en Knor, het gevlekte varken, zou de
andere zijn. Poes Mite zou dienst doen als petemoei
en, daar cr In het pompoenbedrijf echte ratten en mui
zen ten tooneele zouden verschijnen, was zij zeer inge
nomen met haar rol.
Tusschen de bedrijven van de eerste repitities werd
het spel van den Prins dan al zeer geprezen; hij was
zoo geheel in zijn rol en deed het heel natuurlijk en
levendig. Petemoei deed het ook goed, alleen werd het
algemeen v.-at veeleischend van haar gevonden, dat ze
bedongen had, hoe ze. met iedere repetitie nieuwe rat
ten en muizen verlangde. Pauw Peter was niet gevraagd
om deel te nemen; hij had zich hierdoor geen oogen
blik belcedigd gevoeld, want hij wist Immers heelemaal
niet, of hij geschikt was voor het tooneel, en Peterke-
baas was zeer, zeer nederig.
Intusschen had hij^met de grootste belangstelling alle
voorbereidende maatregelen gevolgd en altijd was hij
bereid geweest, den anderen hun rollen te overhooren,
en zoo dikwijls had hij dit nu al gedaan, dat hij som
mige ervan uit zijn hoofd kende. De uitnoodigingen wer
den rondgezonden en alle dieren zouden er volgaarne
gebruik van maken, zijn majesteit Leeuw kwam, graaf
Beer. bargp Giraf, jonkheer Olifant, kolonel kangaroe.
<le apen, de wolven en de tijgers. Het orkest stond on
der leiding van Aap Maatstok; hert Rap was, ter snelle
bediening als kelner aangewezen; Rover, de waakhond,
deed dienst als portier en was volkomen berekend voor
dit soms bij uitstek moeilijke baantje.
Alles liep even glad van stapel, tot bij de vijfde repe
titie. arme Hangoor, het konijntje, dat de kleine maar
belangrijke rol vervulde van page, zoo vreeselijk verkou
den werd, dat hij noodwendig „het holletje" moest hou
den en er ook geen kans was, dat hij met den dag van
do voorstelling beter zou zijn.
In het eerst werd er gedacht om die rol dan maar ge
heel weg te laten, maar mevrouw Cochinchina, die ko
ningin was. zei, dat ze niet kon bulten een page, om
haar sleep op te houden in het balbedrijf. Dat was me
een ontsteltenis! Er word toch maar niemand gevonden
voor diqn rol van den kleinen Hangoor en het had
maar zus of zoo gescheeld, of heel de voorstelling had
niet kunnen doorgaan, toen er een op den gelukkigen
Inval kwam om Petertje Pauw de rol van page aan te
bieden. Die was er in het eerst erg verlegen mee, hij
was vreeselijk bang, dat hij nooit een goede page zou
kunnen zijn, want hij voelde zich zoo bar onhandig, de
genoodigden zouden wel lachen, als ze hem zagen en al
dergelijke dingen meer. tot Prins Eend hem ten slotte
bad en smeekte om toch maar even den sleep van de
koningin te willen dragen, daar hij anders alles voor
hen bederven zou.
De avond voor Kerstmis kwam en het gebouw was
stampvol. Dit op zichzelf was een alleraardigst gezicht
"Wel had Mevrouw Gans, die in de kleedkamer hielp
een benauwd oogenblik,. toen ze Reinard de Vos met zijn
pelsjas moest helpen, maar portier Rover verzekerde
haar. dat op dien feestdag niemand eenig leed zou ge
schieden.
Het orkest viel in... de voorstelling begon. Schitte
rend was het gewoonweg. Vooral het pompoenbedrijf
vond luiden bijval, door de natuurlijke levendigheid,
waarmee Poes Mite haar rol vervulde.
Toen volgde het balzaalbedrijf: de groote verrassing
voor den avond. De koning en de koningin traden naar
voren, om hun gasten te ontvangen: achter hen stond
Page Peter. Er was geen tijd meer geweest om een bij
zonder pagepak voor hem te laten maken en het pakje
van langoor leek nergens naar voor iemand van zijn
afmetingen.
Bescheiden bleef hij dus op den achtergrond, maar
zijn prachtige waaiervormige staart, met die schitte
rend-blauwe tinten was zoo'n feest om te zien, dat aan
het toejuichen van dit bedrijf geen. èinde kwam. Tel
kens klonk het even: „Bravo Peter,... De page!... Page
Peter!!... Bravo!... Maar Peter bleef stèeds even nede
rig, want hij zag geen verdienste in zijn spel en toen
de voorstelling afgeloopen was, ging hij kalm naar huis
of er niets gebeurd was. Zijn familieleden echter wer
den door het gewichtig voorval zoo geweldig trotsch dat
ze tot op den huidigen dag nog steeds pronken met hun
schitterende waaier-staarten.
Waar zoekt
Betty naar?
Haar speelmak
ker, die oom Oscar
uit Indië voor haar
meebracht, is ver
dwenen. Wie kan
hem voor haar
vinden?
Zoekplaatje.
Mimi poes zit in deze teekening verscholen. Tracht
haar eens te vinden. Wij zullen de volgende keer de op
lossing in beeld brengen.
De tweede Sonate van Bach.
Langzaam wandelde Arthur huiswaarts. Van 's mor
gens vroeg was hij al op de been, boodschappen doende
en kamers schoonmakend op het kantoor, waar hij
jongen voor alles was. Hij was gewend hard te werken,
maar hij had nooit in een groote stad gekerkt en de
ongewone geluiden van de verkeersdrukte vermoeide
hem overmatig.
In den korten tijd, dat hy nu op het kantoor werkte,
had hij het leven van een geheel anderen kant leeren
kennen. De man aan den lessenaar. Jansen genaamd,
vond in den boerenjongen een dankbaar object om zijn
woede op te koelen en lederen avond als het werk ge
daan was. was Arthur zeer blij. Zijn voeten konden hem
dan haast niet meer dragen naar zijn kamertje, maar
zoo gauw hij de deur opende, was zijn moeheid gewe
ken.
Er was echter niets in de kamer, dat daarvan de oor
zaak kon zijn. Het was een klein bedompt hokje, maar
daar nam Arthur geen notitie van. Hij zag alleen het
voorwerp zijner liefde op den eenigen stoel in zijn ka
mer liggen, dat de heele kamer omtooverde in het stu
deervertrek van een beroemd artist. En dat was zijn
viool.
Arthur kon zich den tijd niet herinneren, dat zijn
viool niet zijn beste vriend was. Toen hij nog heel jong
was, stierf zijn vader, waardoor hij met zijn moeder
alleen achterbleef. Zij hadden een - kleine boerderij en
de viool, een heel kostbaar instrument, dat was de heele
erfenis, die zijn vader hem had kunnen achterlaten. Zijn
moeder wakkerde het gevoel van muziek bij Arthur aan
en liet hem al heel jong vioolles geven, door den besten
meester, die in het dorp te vinden was, Het was haar
innigste wensch, dat haar zoon zich nog eens geheel zou
kunnen wijden aan de muziek.
Nadat hij de school had afgeloopen, hielp hij mee op
de boerderij, studeerde verder zoo vaak als hij maar
kon, want Arthur had de groote liefde voor zijn viool
medegeerfd van zijn vader, 's Zomers ging hij vaak met
zijn viool tusschen het koren zitten en kon daar uren
lang zitten spelen.
Eindelijk had hij zooveel geld bij elkaar gespaard, dat
hij naar de stad kon gaan. Hij had wel niet genoeg om
van te leven, maar als hij overdag werkte, kon hij 's
avonds toch altijd studeeren, betere lessen nemen en
zoo nu en dan naar een concert gaan.
Al spoedig werd hij geplaatst als jongen voor alles op
het kantoor waar hij nu was. Het was een uitgeverij,
waar schrijvers, musici en schilders vaak gezien werden
lederen avond als hij thuis kwam, studeerde hij twee
tot drie uren achtereen. Ook nu weer had Arthur zijn
muziek op de standaard geplaatst, nam zijn viool uit de
kist en begon vol energie te studeeren. Hij was bezig
met de tweede Sonate van Bach. De kamer vulde zich
allengs met tonen en Arthur vergat alles om zich heen.
Aan het einde gekomen was een bijzonder moeilijk ge
deelte en hij speelde dat verschillende malen over, toen
er plotseling op zijn deur werd geklopt. Hij legde zijn
viool neer en opende de deur. Voor hem stond de juf
frouw, van wie hij zijn kamertje had gehuurd. „Kijk
eens" zei ze, „ben je van plan den heelen nacht door te
krassen?" „O, neen", zei Arthur zenuwachtig. „Nu ik
dacht het bijna, maar ik wilde je even zeggen, dat er
ook nog menschen zijn, die willen slapen."
„Maar maar het is nog erg vroeg," protesteerde
Arthur. „Ik... ik ben juist begonnen."
„O, ja," zei de vrouw, „wel, dan is het beste, dat je
maar weer uitscheidt. Je kunt overdag net zooveel
spelen als je maar wilt, maar je schijnt er speciaal den
avond voor uit te zoeken."
„Heel goed," hernam Arthur, „ik zal niet verder stu
deeren". Hij sloot de deur, ging aan zijn wankel ta
feltje zitten, hield zijn hoofd in de handen en snikte
het uit Niet meer studeeren, dat beteekende niet ver
der te kunnen komen in zijn geliefd vak, waarvoor hij
in de stad was gekomen. Na eenigen tijd bedaarde hij
en overlegde hij bij zichzelf wat te doen. Hij had wel
niet zulke hoogvliegende luchtkasteelen, maar zijn
hartewensch was altijd geweest nog eens een plaats te
krijgen in een symphonie-orkest. Hij had eens zoo'n
concert gehoord sinds hij in de stad woonde. Van zijn
plaats op de goedkoopste rang had hij aandachtig ge
luisterd. Gedurende eenige maten had het orkest ge
zwegen, terwijl de eerste viool een solo speelde; de
rijke volle tonen van dit instrument waren een open
baring voor Arthur geweest. Zoo te kunnen spelen, dat
was nog eens kunst en in zijn gedachte was de eerste
violist de grootste artist, die hij kende en hij wilde er
naar streven zoo'n artist te worden.
Maar hij keerde terug met zijn gedachten tot de wer
kelijkheid, niet meer studeeren. Hij moest dan maar een
andere kamer zoeken, waar dit wel mogelijk was. Nu
hij niet op de viool kon spelen, probeerde hij de mu
ziek uit zijn hoofd te leeren. En niet alleen de muziek,
maar ook de maat, de vingerzetting en de accentueerin-
gen. Daarna zei hij alles voor zichzelf op met gesloten
boeken en controleerde toen of alles goed was. Zoo
werkte hij nog ruim twee uur, zijn leed vergetend en
naar bed gaande, viel hij In een diepen slaap, de muziek
van Bach in zijn ooren.
Den volgenden morgen ging hij vroeger dan anders
naar kantoor en nam zijn viool mee. Hij wilde gauw
de vertrekken in orde maken en den tijd, dien hij
daarna over had, gebruiken, om te zien of hij het stuk
nu uit zijn hoofd kon spelen. Het gelukte prachtig en
Arthur vond het zoo'n prachtige methode en nam zich
voor dien avond weer een stuk uit de sonate op deze
manier te bestudeeren. Hij speelde een gedeelte, dat hij
reeds kende nog eenmaal door. waarna hij wilde ein
digen, omdat het tijd was, dat het kantoor zou be
ginnen. Maar wat was dat? Iemand in de kamer
speelde dezelfde sonate en ging verder waar Arthur
gestopt was. Verschrikt keek hij om en zag een heer
in de deur staan, met belangstelling naar Arthur
kijkend. Eindelijk kwam hij een paar stappen naar
voren, en zei glimlachend: „Wij speelden geloof ik een.
duet, is het niet?"Arthur hoorde, dat het een vreem
deling was. „Hoe is het mogelijk, dat je een sonate
van Bach zonder muziek kunt spelen? Hoe heet je?
„Mijn naam is Arthur," stamelde hij.
„Welnu Arthur, ga zitten en vertel me eens hoe het
komt, dat je zoo thuis bent in Bach en van wien je
les hebt gehad".
Arthur nam plaats en de heer ook. Eerst moeilijk,
daarna vlotter vertelde Arthur alles van zijn studie en
zijn plannen en van zij beleven dien avond te voren.
Het was voor het eerst sinds hij in de stad woonde,
dat hij tegen iemand over zichzelf had gesproken en
het deed hem heel goed.
Toen hij geëindigd was. ontstond er een pauze. De
heer keek hem langen tijd onderzoekend aan. Arthur
kleurde ervan. Hij dacht, dat hy teveel gezegd had,
dat hy zichzelf vergeten had. Zijn gedachten werden
echter plotseling afgeleid door het binnenkomen van.
den heer Jansen. „Zeg Arthur," zei hij scherp, „wat
doe je hier en waarom ga je niet kijken, als er gebeld
wordt?" Arthur sprong op. „Neem me niet kwalijk,
meneer, ik heb niets gehoord", stamelde hij nauw
hoorbaar. „Dan was het beter, dat je eens wat scherper
oplette, inplaats van hier te zitten luieren," hernam,
de heer Jansen.
Arthur ging naar de deur vol verdriet. „Arthur, kom
hier." Het was de stem van den bezoeker. Arthur stond
stil, doch draaide zich niet om. „Meneer Jansen," zei da
vreemdeling, „ik heb de eer U mede te deelen, dat
Arthur niet langer in Uw dienst is." Met een ruk draai
de Arthur zich om. „Maar meneer.,' fluisterde hij... „Ar
thur," wendde de heer zich tot hem. „jij en ik hebben
slechts één koningin, dat is de muziek. Ieder, die zijn
hart aan haar heeft verpand, kan geen ander meer
dierfen. Ga naar huls, neem je viool en je verdere be
zittingen. Zeg tegen je huisjuffrouw, dat je de kamer
afstaat aan Iemand, die niets anders bespeelt dan een
gramophoon. Kom - dan naar mijn woning en vraag
naar me."
„Maar waar hoe?" vroeg Arthur, heelemaal
ontdaan. „O ja, dat is waar, hier is mijn adres".
Hij gaf Arthur zijn kaartje, boog en verliet het kan
toor. Arthur keek eerst naar het kaartje,
daarna naar meneer Jansen, die met een zeker ontzag
naar Arthur keek. „Kent U hem?" vroeg Arthur be
nieuwd. „Ja", zei Jansen, „Henri Beker". „Is hij een
musicus?" „Natuurlijk", antwoordde Jansen. „Reusach
tig! Een van onze beste leden. Speelt eerste viool in
het symphonie-orkest". En dan weer tot zichzelf ko
mend met zijn gewone harde stem: „Ga nu weg en houd
me niet langer van mijn werk". Arthur groette en
ging. Hij deed zooals de heer Beker hem gezegd had
en niet lang daarna nam hij een der plaatsen in bij
het symphonie-orkest, trok al heel spoedig de aandacht
van het publiek en werd na eenige jaren hard werken
een der beste violisten. Zoo was zijn hartewensch in ver
vulling gegaan.
Een teekenpnzzle.
Zoek de fouten in deze teekening.