SchagerCourant HAAR SPROOKJESPRINS Tweede Blad. Ingezonden Stukken. Woensdag 18 Juni 1930. 73ste Jaargang. No. 8680 Mijnheer de Redacteur, Van bevriende zijde ontving ik een uitknipsel uit de „Schager Courant" en wel dat gedeelte, waarin door den heer V(elders) te S(chagen), (waarom niet behoor lijk met den naam onderteekend) 1) wordt becriti- seerd 2) hetgeen door mij. als afgevaardigde der afd. Haarlemmermeer is gesproken op de algemeene verga dering der Holl. Mij. van Landbouw, te Den Haag ge houden op 21 Mei j.1. Beleefd verzoek ik U, mij eenige plaatsruimte in Uw blad te willen verleenen, ten einde deze onware aantijgingen 3) in een juist daglicht te kunnen stellen Laat ik dan de critiek van den heer V. punt voor punt behandelen. lste. De geheele rede van Kistemaker kwam neer op bescherming en nog eens bescherming, schrijft de heer V. 4) Ieder, die het stenografisch verslag in het Alg. Ned. Landbouwblad van 29 Mei j.1. onbevooroordeeld heeft gelezen, zal moeten erkennen, dat men weliswaar uit het door mij gesprokene heeft kunnen concludeeren, dat de afdeeling Haarlemmermeer is voor bescher ming 5) of liever voor het idéé, dat de regeering een middel van verweer vaststelt, ten einde te zorgen, dat Nederland niet langer is de trechter, waarin het bui tenland al zijn overcomplete voorraden kan uitgieten, zonder eenige Invoerrechten, voorzoover het landbouw producten betreft, en op industrieel terrein tegen be lachelijk lage invoerrechten, terwijl alle landen, die voor uitvoer onzerzijds in aanmerking komen, hun landbouw en industrie beschermen, door hooge en steeds hooger wordende tariefmuren, waardoor concurrentie met die landen voor den Nederlandschen landbouw ten eenen male onmogelijk wordt gemaakt. Zelfs worden door enkele van die landen, met name Frankrijk en Dultsch- land, belangrijke uitvoerpremiën op verschillende gra nen gegeven ,wat nog meer een doodende concurrentie ten gevolge moet hebben. Het is toch duidelijk, dat bij dezen voortgang de Nederlandsche landbouw on herroepelijk te gronde moet gaan. 6) 2de. Do heer V. laakt de meening van onze afdee ling, waar die haar stem niet kan geven vóór ver ruiming van credietverleening door de Coöp. Boeren leenbanken. Meent de heer V. nu werkelijk, dat finan- cieele steun den landbouw voor ondergang kan behoe den? 7) Men kan daarmee toch slechts bereiken eenig uitstel van executie en daarna, een nog armeren boe renstand! De aangehaalde crisis in den tuinbouw was meer van zeer tijdelijken aard. Ik heb bij die gelegen heid als lid der Prov. Staten van Noord-Holland vóór steun van provinciewege gestemd. Of zulks verstandig is geweest, is nog de groote vraag, want zelfs nu is een belangrijk bedrag daarvan nog niet terugbetaald. 8) Bij dit punt valt de lieer V. mij bovendien persoonlijk aan met de „ungentlemanlike" en van eenigen grond ontbloote in6uniatie, dat hiermee door mij slechts eigen belang wordt beoogd, 9) waardoor de belangen van de maatschappij op den achtergrond geraken, dat ik blijk baar nog wel een stootje kan velen, en al dergelijke onzin meer. Mijnheer de Redecteur, er is een spreek woord, dat zegt: „zooals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten". Loonende productenprijzen zullen een verhoo ging van den prijs der levensmiddelen ten gevolge heb ben. Voor den staatsambtenaar met zijn vast. maar zeer behoorlijk salaris, (dat ik hem geenszins misgun) be- teekent dit een eenigszins minder gunstige verhouding tusschen inkomsten en uitgaven. Kan dit misschien de reden zijn, waarom de heer V. zijn aanvallen op mij richt? 10) Ieder die zich in deze belangrijke kwestie heeft ingewerkt, en ze objectief beoordeelt, zal toch tot de conclusie komen, dat het beter is, dat de bevol king van een land enkele zeer dragelijke offers brengt, dan dat een groote groep van dat volk ten wissen ondergang wordt gedoemd! 3de. neemt de heer V. mij kwalijk, dat ik met geen woord heb gerept over een verbeterden voorlichtings dienst. Ik moet veronderstellen, dat de heeren V. bij 't aanhooren .van mijn betoog en later bij 't lezen van bovengenoemd stenografisch verslag, wat beneveld is geweest. Letterlijk is door mij over dit punt het vol gende gezegd, (zie Alg. Ned. Landbouwblad 29 Mei): FEUILLETON door C. N. WILLIAMSON. Een der meest interessante romans uit de bekende Soclety-ReeksUitgave Van Holkema en Warendorf, Amster dam. 26. Miles aarzelde gedurende een seconde. Als zijn tante het schandaal vernam (en dat zou zij binnen een paar uren of dagen), zou zij rechtmatig verontwaardigd zijn, dat hij het gewaagd had een meisje te introduceeren als Juliet Divine. Maar om de vraag te negeeren zou gelijk staan met een slag in het gezicht zijner gezellin toegebracht, en hij voelde, dat hij eerder juffrouw Ca roline Sheridan zou willen beleedigen dan het meisje pijn doen. Dat was een dom gezichtspunt. Maar het was nu eenmaal zoo. Hij stelde ze aan elkaar voor. Op het oogenblik zei de naam Divinè juffrouw Sheridan niets. „Divine... Divine..." mompelde zij genadig. „Wat een mooie naam! Zoo suggestief. Zoo waard om volgens dien naam te leven! En zonder twijfel doet u dat ook. Maar ik ben er zeker van, dat Ik nooit het genoegen heb gehad eenig lid uwer familie te ontmoeten, want dat zou ik nooit vergeten zijn. Mag lk vragen, komt u uit Boston of New-York of misschien Washing ton?" „Ik... mijn vader is een Ier." antwoordde het meisje. ..AchIs Divine een Iersche naam?" hield de dame aan. ..Dat boezemt mij belang in. Ik maak een studie over namen." „Ik weet het niet goed." moest Terry antwoorden. „Laten we gaan zitten en erover praten en over heel veel andere dingen ook," vervolgde juffrouw Sheridan op levendigen toon. Zij was kostbaar, maar ouder- wetsch gekleed en Terry kan aan haar figuur zien, dat ze een stijf corset droeg uit een vroegere mode. Haar hoed echter had een vorm. die te jong was voor haar vijftig jaren ongeveer. En haar haar was of ge verfd of zij droeg een pruik. Zij scheen een wonderlijk mengsel van groote eerbiedwaardigheid en een üdel zich „Bevordering van den afzet door intensieve voorlich ting, krachtlgen financieelen steun by het zoeken naar nieuwe afzetgebieden, enz. Daar is onze afdeeling bij zonder vóór, hoe beter die zaak voor elkaar is, hoe gemakkelijker zal het gaan, onze producten in het bui tenland af te zetten." Op dit punt komt de heer V. dus gewoonweg met een grove onwaarheid op de proppen. 11) En nu de grief, met betrekking tot de stichting van meerdere landbouwscholen, hetgeen door Haarlemmer meer momenteel minder noodzakelijk wordt geacht. Haarlemmermeer is deze meening toegedaan om de volgende redenen: Gezien het feit, dat van dergelijke inrichtingen, met name die te Haarlemmermeer, heel weinig gebruik wordt gemaakt, stemt het niet erg hoop vol, om in deze tijden, waarin elke uitgave ernstig overwogen dient te worden, tot uitbreiding over te gaan. De afdeeling Haarlemmermeer der Holl. Mij. van Land bouw kan nu eenmaal haar leden niet dwingen, hun zoons naar een landbouwschool te sturen. Hoe echter de heer V. er aan komt, dat ik persoon lijk een tegenstander van landbouwonderwijs zou zijn, en de meening toegedaan ben, dat men wel ton boeren zonder ontwikkeling en al dergelijke onzin meer, is mij ten eenen male een raadsel. Uit het volgende moge blijken, dat mijn opinie over deze zaak juist precies andersom is, dan de heer V. verkondigt. I. Jaren vóór er hier van landbouwonderwijs sprake was. i3 reeds door mij in een afdeelingsvergadering der Holl. Mij. v. Landbouw de wenschelijkheid naar voren gebracht, het initiatief te nemen te stichting van een landbouwwintercursus, of nog liever een landbouw winterschool. 't Gevolg is geweest, dat de eerste tot stand kwam.' II. Toen bij de stichting van de Chr. Landbouwwln- terschool te Hoofddorp, aan de Prov. Staten van Noord- Holland om steun werd gevraagd, is door mij, toen lid der Prov. Staten, de toezegging van dien steun bepleit. III. In de betreffende gemeenteraadsvergadering te Haarlemmermeer stemde ik vóór stichting van die school. IV. Doordat hier destijds nog geen landbouwschool bestond, liet ik mijn beide zoons de landbouwvakken aan de Rijkstuinbouwschool te Aalsmeer volgen, terwijl zij later door het volgen van landbouwcursussen, cur sussen in paardenkennis, boekhouden, motorkennis, Duitsche, Engelsche en Nederlandsche Handelscorres pondentie enz. hun theoretische kennis zoodanig aan vulden, dat die zeker op het peil stond van hetgeen tegenwoordëig aan de landbouwscholen wordt onderwe zen. Mijn vermeende antipathie tegen ontwikkeling van den landbouwer is dus klinkklare onzin. Wat verder de meening van den heer V. betreft, als zouden door de Haarlemmermeersche landbouwers ka pitalen verdiend en nog aanwezig zijn, ook hierin ls mijnheer de plank glad mis. 12) Ook de hoofdstad heeft ernstig van de rupsenplaag te lyden. Een aantal boomen op de Heerengracht is totaal kaal gevreten en de stadsreiniging moet de spuit er op zetten, om het schadelijk gedierte in de gracht te spuiten. hechten aan de jeugd. Eens, lang geleden, was er in de Blauwe Maan een vrouw gekomen die traktaatjes bracht, en ofschoon juffrouw Sheridan tot een andere klasse behoorde, was zij toch vaag van hetzelfde tijpe met haar vooruitste kende tanden, haar dunnen neus, rood getipt van op winding en haar lichte fanatiek blauwe oogen. „Het spijt mij. tante Caroline." kwam Miles hiertegen op, toen zij haar hand onder zijn arm wilde doorste ken: „Wij kunnen ons nu niet langer ophouden, want ik wil juffrouw Divine iets van Monte Carlo laten zien. en haar in het Casino brengen. Het is al vrij laat..." „Maar je hebt mij nog niets van jezelf verteld" j !epte juffrouw Sheridan. „Vanwaar je bent gekomen..." „Mijn jacht ligt in de haven," zei hij. „O, dat is verrukkelijk!" riep zijn tante uit. „Was je van plan om van middag mij in Menton te komen be zoeken of zal ik bij jou komen aan boord met een stuk of wat vrienden? Dat zou ik hee! graag doen en lieve jongen, als je ons dan uitnoodigt om bij je te dineeren. dan konden wij het vuurwerk zien. dat afgestoken zal worden ter eere van den geboortedag van den vorst. Niet dat ik zoo dol ben op Monte Carlo. je weet wel uit principe kom ik er nooit voor mijn genoegen." Miles' gezicht nam een harde uitdrukking aan. „Ik zou het aangenaam vinden, lieve tante, u aan boord van de Silverwood te ontvangen, maar om een reden, die ik u moeilijk kan uitleggen u zult er trouwens wel spoe dig meer van hooren kan ik het onmogelijk doen. U zoudt verontwaardigd op mij zijn... later, als u er alles van wist." De neus van juffrouw Sheridan werd plotseling pun tiger. Een wonderlijke gelijkenis kreeg zij met een vos een beminnelijke, maar tevens onbescheiden vos. „Wel. dat klinkt zonderling en zoo teleurstellend," mom pelde zij. „Zijn er mcnschen aan boord, die ik ken, maar niet lijden mag?" „Nee, dat niet", zei Miles. Laten we nu liever doen. alsof u mij volkomen vertrouwde en het onderwerp la ten schieten, vindt u 't goed? Ik zal zien om nog naar Menton te komen, voordat wij weer vertrekken." „Wjj?" viel juffrouw Sheridan hem vinnig in de rede: „Wie zijn „wij"? Wie zijn je gasten aan boord? Mij dunkt, dat kun je mij toch wel zeggen? Ik kom er ander3 toch wel achter." „Ja, ik zei toch al, dat u er achter zoudt komen. Dit is niet het odgenblik om verklaringen te geven..." „Ah!" sneed zij hem scherp het woord af. „Ik be grijp het. Ik vrees, dat ik het begin te begrijpen. Ik heb het een en ander gehoord maar ik hoop, dat het niet waar is over een kibbelpartij tusschen jou en Betty. Je hebt toch geen menschen aan boord genomen, die geen kennissen van haar kunnen zijn? Maar ik wil Als wethouder van belastingen van de gemeente Haar lemmermeer ben ik hierin, meen ik, toch zeker tot oor- deelen bevoegd en ik kan den heer V. meedeelen, dat de laatste jaren door elkaar genomen, door de land bouwers in „De Meer" uit hun bedrijven slechts zeer kleine winsten zijn gemaakt; het inkomen van zeer velen was kleiner dan dat van een gemeente-werkman bij den geméentereinigingsdienst te Amsterdam. 13). Sindsdien zijn de prijzen van meerdere landbouwpro ducten nog weer 50 en meer gedaald. Is het dan te verwonderen, dat velen, waaronder vroegere vurige vrij- handelsmenschen, nu het getij zoo sterk verloopt, de bakens willen verzetten? Het zou mij te 's Hage heusch niet moeilijk gevallen zijn, feiten op te noemen van landbouwers, die inder tijd, mede dank zij het vrijhandelsstelsel, te gronde zijn gegaan. Mijn beschikbare tijd was echter beperkt, zoo dat ik me zooveel mogelijk heb bepaald tot het mij door de afd. Haarlemmermeer opgedragene, n.I. bespreking van de op de agenda voorkomende punten. Ook de klacht over dit vermeende door mij gepleegle verzuim is dus ongegrond, en eert niet den man, die ze uit. Met het verzoek aan den heer V. om bij een even tueel volgende critiek. hem die becritiseerd wordt, een no. van 't betreffende blad toe te zenden 14) wat ten minste blijk geeft van eenige beleefdheid, wil ik ein digen. met dank aan U. mijnheer de Redacteur, voor d© verleende plaatsruimte. K. KISTEMAKER. Haarlemmermeer, Juni 1930. Sehagen, 16 Juni. Dank zij de welwillendheid van de Redactie der Scha ger Courant kreeg ondergeteekende Inzage van boven staand ingezonden stuk, zoodat ik in de gelegenheid ben om daarop direct van antwoord te dienen. Vooraf dit. Bij het ontvangen van een schrijven als het boven staande, heb ik altijd eerst, het gevoel, als een wande laar over zich krijgt, als hij op een eenzamen stoffigen landweg loopt en in de verte een auto ziet aankomen, die groote stofwolken doet opwaaien. Gauw aan den kant van den weg is dan het parool. Elven wachten, tot het stof wat is opgetrokken, mogelyk ook eerst een stofje uit het oog verwijderen, dat daar een blijvende plaats had denken te verkrijgen en dan weer verder De stofwolk is nu weer voorbij. Zoo zal het ook gaan met het geschrijf van den ge- achten heer K. Kistemaker uit de Haarlemmermeer, als die zich even weet in te denken In de positie, waarin ik hem teekende. Ik schreef boven mijn kroniek Indruk ken van de algem. vergadering en de personen, die ik op den voorgrond plaatste, waren voor mij geen persoon lijkheden meer, doch dragers van diverse meeningen. Alle persoonlijks in mijn geschrijf was mij geheel vreemd. Ik zag op de algem. vergadering, niet den wethouder van de Haarlemmermeer voor mij, noch een particulier persoon, die zich uit den praktischen landbouw heeft teruggetrokken, doch daarin nog geheel meeleeft, noch zelfs ook geen afgevaardigde van de afd. Haarlemmer meer; de heer K. was voor mij niets anders dan de uiting van een denkwijze. Niets meer, doch ook niets minder. Als de heer K. dit wil gelooven en aannemen is de stofwolk, die zich op onzen weg vertoonde, al aar dig aan het optrekken en blijft er niets anders over dan wat kleine stofdeeltjes, van onze kleeren af te schud den en uit onze oogen te verwijderen. Mijnerzijds zal ik ook aan het schrijven van den heer K. een zakelijk karakter geven en het persoonlijke, dat je niet dwingen om over deze persoonlijke kwestie te praten in tegenwoordigheid van een jong meisje als juf- jrouw Divine. Wij moeten er later over spreken." Zij wendde zich tot Terry: „Vergeef mij, mijn lieve. Ik vrees dat ik uw tegenwoordigheid even vergat. Zijn uw ouders ook te Monte Carlo?" „Neen," zei Terry. „Wij moeten gaan, tante," zei Miles haastig. „Nog een oogenblikje, lieve jongen. Ik moet nog een enkel woordje wisselen met juffrouw Divine. Ik zou graag willen weten, waar u met uw verwanten logeert. Het zou prettig zijn u nog eens te ontmoeten." „Ik mijn verwanten zijn niet bij mij," stamelde Terry Juffrouw Sheridan opende wijd haar bijziende blauwe oogen. „Niet bij u? Maar u is nog zoo jong! U reist toch niet alleen „Neen," zei het meisje. „Wie chaperonneert u dan, mijn lieve kind? Ik zou graag..." Terry keek op naar Miles. Zijn oogen hadden een wan hopige uitdrukking en iets verdrietigs, dat ware hij een vrouw geweest, zij voor hysterie had kunnen aanzien. Het was de blik, dien een vrouw heeft, wanneer zij niet weet of zij huilen of lachen zal. Hij trok zijn schouders op in antwoord op haar blik, en Terry ried, wat hij meende. „Meneer Sheridan chaperonneert mij," antwoord de zij. Het effect was electriseh. „Wat?" kreet de dame. te rugdeinzend. „U bedoelt toch niet... neen u kunt niet be doelen dat u op het jacht is alleen met hem?" „Ja." zei het meisje. „Behalve dan juffrouw Harkness en den kapitein en het scheepsvolk." Het gezicht van juffrouw Sheridan werd rood, toen bleek, behalve de fatale punt van haar neus. „Dit is vree- selijk... vreeselijk niéuws voor mij," gaapte zij. „Ik weet niet, wat ik daarvan zeggen moet," „Er is niets over te zeggen," antwoordde Miles. „U wilde het immers weten?" „Mijn arme gestorven broeder en mijn lieve schoon zuster!" kermde juffrouw Sheridan. „En je ongeluk kige vrouw! Er moet iets gedaan! O... zij keek naar Terry: „mijn arm, misleid meisje! U moet gered! Mijn neef moet gered! U moet gered worden voor elkaar. „Ik geloof niet, dat dat kan." zei Miles. „Het is te laat; U moet ons onzen weg laten gaan en ons ver geten." „Neen. dat zal ik niet doen." antwoordde juffrouw Sheridan, en zonder een enkel woord van vaarwel liep zij terug naar haar tafeltje en naar haar voor de elft opgedronken minerale water met een vastbesloten blik op haar gezioht. „Dat was vrijwel om misselijk van te worden," hoorde het meisje haar metgezel mompelen. Een post-record Ameri ka—Holland. - De D 1717 het catapult-vliegtulg van de „Bremen" is Maan dagmiddag op Schelllng- woude geland met de post van de „Bremen", welke Woensdag J.1. uit New-York vertrok. er in zijn schrijven ligt zal ik daarom maar laten zwer» men en er niet op reageeren. Dat zou maar tot verwijde ring leiden en dit zou mij ten zeerste spijten, aangezien ik menschen als de heer K., die op een zoo'n hoogen leeftijd nog zoo vol ambitie en met zooveel kennis van zaken aan het gemeenschapsleven deelnemen, zeer hoog heb slaan. Na deze uiteenzetting zal ik nader op het Ingezonden stuk ingaan. Voor het gemak heb ik het van nootjes voorzien. Mijn antwoorden verwijzen dus naar de cij fertjes in het betoog van den heer K. 1) De kronieken, die van mijn hand nu reeds ander half jaar wekelijks in de Schager Courant staan, wor den onderteekend: S. V.; de Redactie heeft in den aanvang voldoende gepubliceerd, wie met deze Initialen wordt bedoeld en wie de schrijver dezer artikelen is. De heer K. mocht dit niet weten. Ik kon ook niet weten dat de heer K. geen abonné van de Schager Courant is. 2) De heer K. spreekt telkens van kritiek; kritiek is door mij niet uitgeoefend; ik gaf indrukken weer en vulde die aan met eenige beschouwingen; kritiek kan men dat niet noemen. 3) Ho, ho, niet zulk^ dikke woorden. 4) Zijn de woorden van mij en wat de heer K. onder 5 zelf heeft onderstreept, met elkaar in tegenspraak. Ik meen van niet. Zijn eigen woorden bevestigen mijn in druk en ik zie dus in mijn schrijven geen onware aan wijzingen. 6) De beschouwing van den landbouw, zooals de heer K. die uit is m.i. wat al te eng. Onder landbouw moet ook worden begrepen de producten uit de weide als vee, en zuivel en de producten uit den tuinbouw. Dat verge ten zij wel eens die den landbouw uit een al te engen gezichtshoek zien. Als de heer K. spreekt van een mi nimumprijs van f 12 de 100 Kg. voor graan, heeft hij zich dan wel voldoende rekenschap gegeven, welke ge volgen dit kaïn hebben voor den veeboer. En aangezien ik hierover niets hoorde, mocht ik toch zeker wel als mijn indruk weergeven, dat de zaak die werd verdedigd, niet genoegzaam was overdacht. 7) Als ik dit zeker wist, zou ieder offer uit 's lands kas m.i. aanvaardbaar zijn; doch waarom zou dit niet beproefd mogen worden. Heeft de Regeering geen be langrijke voorschotten verstrekt aan geldkantoren en een scheepvaartmaatschappij, toen die in de misère zaten en zijn belangrijke staatssubsidies aan onderscheidene lichamen feitelijk ook geen flnantieele ondersteuningen. 8) De heer K. heeft daarmede den dank van vele bou wers verdiend, die juist door dezen finantieelen steun in moeilijke jaren staande zijn gebleven en thans weer met eerlijk werken in de behoeften voor eigen gezin trachten te voorzien. Zij bezorgen daarmede de maat schappij het noodzakelijke voedsel en zelf zyn zij nu niet aangewezen op steunkassen etc. Dat nog niet alles i® terugbetaald, is het beste bewijs, dat de maatregel van 1923" ook toen niet was iets van zeer tijdelijken aard. 9) Wil de heer K. van mij aannemen dat hierin niets persoonlijks zit cn onaangenaams aan zijn adres. De redeneering past echter geheel in het stelsel van een agrarische partij, die alleen maar denkt aan eigen be langen en er geen rekening mede houdt, dat er ook nog andere menschen zijn in de wereld. 10) Ik ken den heer K. te goed om niet direct aan te nemen, dat dit een ..slip of the pen" is. dat beter achter wege had kunnen blijven. Dergeiijke régels ontsieren het debat en, niet waar, we zouden zakelijk blijven en niet persoonlijk worden. 11) Ja, voorlichting die direct voordeelen aanbrengt, die bedoelde U. Dat wist ik wel. Een voorlichtingsdienst in het buitenland, die nieuwe kansen voor den afzet on zer producten opsnort. Zoo'n Rijksrelziger dus in erw ten en boonen en aardappelen. Ja zeker, die bedoelt J. ,.Ik... misschien is het beter, als ik u zeg, dat juf frouw Harkness van plan is om van middag naar Men ton te gaan om juffrouw Sheridan te bezoeken," waagde Terry verlegen. „Jammer, dat zij mijn tante niet gezien heeft voor mijn tante ons zag," bromde Miles. „Het zou u zoo wel als mij een onaangenaam kwartier gespaard heb- Ik geloof, dat wij nu het best doen om maar naar het Casino te gaan. Wij kunnen moeilijk het terras op en neer wandelen en haar telkens voorbij gaan. Ik ging nog liever voorby een leeuw." Terry gaf geen antwoord. Toen deinsde zU plotse ling terug, bleef staan en legde instinktief haar hand op den arm van Sheridan. Miles was verbaasd. Een blik op het meisje overtuigde hem. dat haar plotse linge aandoening niet voortsproot uit ziekte of omdat zy struikelde. Zij had een gezicht gezien, dat haar had doen schrikken. Een lange donkere man slenterde op hen toe. Sheri dan herkende zijn gezicht. Het was dat van Eustaca Nazlo, in Amerika bekend als de „Schoenenkoning." HOOFDSTUK XXV. Er was niets verbazingwekkends in het feit, dat Ju- liet Divine Eustace Nazlo kende. Zij behoorde tot die soort van vrouwen, zoo moest Sheridan zichzelf in her innering brengen, die de soort mannen als Nazlo ken nen. Maar een golf van wrok sloeg over hem heen. Hij had graag willen weten, of zy soms. voordat zij New York verliet, een afspraak had gemaakt met Nazio om hem in Monte Carlo te ontmoeten, en kwaad ver beeldde hij zich, dat zooiets meer dan waarschljniyk zou zijn. Zijn zenuwen, reecfe gekweld door het tooneel met zijn tante, waren tot het uiterste gespannen. Het meisje had het recht niet om op dit uitstapje een flir- tation aan te gaan en hij zou haar te verstaan geven, dat hij het niet zou verdragen. „U kent dien man?" Zyn toon maakte de vraag tot een beschuldiging. „Ik heb hem ontmoet." zei Terry half gesmoord. Het meisje was geschrokken, nog meer voor Julia dan voor zichzelve. Na het eerste oogenblik van angstige verbazing bedacht zij, dat haar schrik om herkend te worden, Nazlo zou kunnen doen begrijpen, dat zij niet Juliet Divine was, die hij nimmer had ontmoet, maar Terence Desmond, die hij kende. En als hy het ried, of aelfs maar veronderstelde, dan zouden er moeilyk- (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 5