m B u Aspirin Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Cirkel en kwadraatspei. Maar dat had lk met mijn voorlichting nu juist niet in de eerste plaats op het oog. Ik versta onder voorlichting een geestelijke verheffing van den boerenstand, zoodat deze stand met meer kennis van zaken de crisismoeilijk heden onder de oogen kan zien. En geachte heer K., het is deze voorlichting die U in het geheel niet hebt genoemd. Dat U zelf aau Uw kinderen een behoorlijke landbouw kundige opvoeding hebt gegeven, wist ik wel en dit strekt U tot eer. Dat U de gangmaker bent op onderwijs gebied in de Haarlemmermeer, wist ik ook wel en re specteer ik ten zeerste: samen waren wij immers in Maart j.1. nog op de einciles in Hoofddorp en met we- dcrzijdsch genoegen naar ik meen. Daaruit kunt U toch wel het best begrijpen, dat ik U persoonlijk niet in 't beding breng, doch als U met mij in conflict komt, is dit oen gevolg van het feit dat U de spreektrompet zijt ge weest van een geest, die aan verstandelijke ontwikkeling maling heeft. Waar U zelf zoo'n voorstandèr van onder wijs bent, daar kan ik U een tikje kwalijk nemen, dat U met Uw gezag in de landbouwvergaderingen deze zaak niet anders hebt gezien. Dat het in de Haarlemmermeer niet gaat, zooa'.s het gaan moet met het landbouwonder wijs, moet dit dan een maatstaf zijn om het elders ook niet te bevoredren, waar men wel overtuigd is, dat een goed ontwikkelde boer krachtige wapens heeft gekregen in den strijd om het bestaan. Uit uw mond, geachte heer K., klonken de woorden zjoo geheel anders dan ik had verwacht; doch niet waar, U was K. niet, U verte genwoordigde de geest, de gezindheid der landbouwen de stand in den Haarlemmermeer, en die geest moest ik wel even prikkelen. Niet altijd krijgt men daarvoor een zoo geschikte gelegenheid. 12.) Ik zal mij wel wachten zulks te schrijven en het staat trouwens ook niet in mijn betoog. 13) Daarvan, ik bedoel over de verdiensten van een boer, meen ik ook eenigszins op de hoogte te zijn. 14) Daarover heb ik geen beschikkingsrecht en dat behoefde ook niet, want de heer K. staat buiten het ge ding. zooals ik al meer heb gezegd. Wil hij zich van mijn kronieken op de hoogte houden, dan is het nemen van een abonnement op de Schager Courant de eenigste oplossing, die ik in deze weet te geven. Hiermede ben ik aan het eind van mijn weerlegging van de opmerkingen, die de heer K. heeft meenen te moeten maken. Ik ben hem dankbaar dat hij mij de ge legenheid heeft gegeven om de zaak waarover het gaat nog eens nader toe te lichten. Ik hoop dat de stofwolk die tusschcn ons verscheen geheel is weggevaagd en dat zelfs kleine stofdeeltjes onze oogen niet meer zullen verduisteren, zoodat wij elkaar bij gelegenhei, sans rancune, frank en vrij in de oogen zullen kunnen zien. S. V. VOOR DEN POLITIERECHTER. Zitting van Maandag 16 Juni 1930. DE WATERDOKTER WEES ALLE VERSTAND HOUDING MET AQUA POMPA BESLIST VAN DE HAND. De voortgezette melkverdunningszaak tegen den melk veehouder Arie BI. uit Anna Paulowna, die heden als aanvangsnummer door mr. Ledeboer op het repertoire was geplaatst, had bijna buiten tegenwoordigheid van vader Arie haar beslag gekregen en de officier was reeds druk bezig met zijn requisitoir, toen de delinquent tot verontwaardiging der edelachfcb. heeren nog binnen kwam boemelen en direct hevig te keer ging tegen keurmeester Duurloo, thans als getuige gehoord. Vol gens Arie, had Duurloo die heele water en melk-situ- atie absoluut niet begrepen en was de aanwezigheid van de likeur uit de watertoren het gevolg van een afschu welijk misverstand. De brave veehouder gaf echter bij zijn explicaties zooveel gas, dat de politierechter dreig de hem op minder prettige wijze de zaal uit te -uilen laten zetten, als hij niet tot kalmte geneigd was. Ten slotte dreef de bui over en werd f 50 boete of 50 dagen gevorderd, een requisitoir, waarop de Politierechter a.s. week vonnis zal wijzen. EEN OUDE STEEN DES AANSTOOTS UIT DEN WEG GESCHOPT. Op 7 April stond terecht zekere heer Dirk H.. die op 22 Februari een Jïeldersche mater familias, mej. Necl- tje Kuiken, huisvrouw S. Kossen in een etwas ange- heiterden toestand heel leelijke woorden, te onoogelijk om er regelruimte aan te besteden, had toegeslingerd. De zaak was toen uitgesteld wegens gedwongen afwe zigheid van de beleedigde. doch kon nu worden voort gezet met het schoone resultaat, dat de dikke, tong- vaardige heer Dirk S. veroordeeld werd tot f 15 boete of 15 dagen. WORDT GIJ SOMS BOOS BLIJF DAN ZONDELOOS. Een 34-jarige chauffeur van de firma Eecen te Oud karspel. de heer Martlnus O. uit Zuidscharwoude. meen de reden te hebben verstoord te zijn op zijn kameraad Lourens Wit, mede dienstbaar bij genoemde firma, omdat Wit hem naar zijn meening nog al eens plaagde. Op 13 Maart kwam die animositeit tot een uitbarsting en gaf Tinus den heer Wit 'n watje-kou met een zwaar stuk ijzer op zijn arm. Hij had beter een Devcnterkoek kunnen gebruiken, dan dit gevaarlijke strijdmiddel, daar nu de heer Wit zoodanig werd getroffen, dat hij eenl- gen tijd in 't ziekenhuis verpleegd moest worden en eerst 26 Mei zijn werkzaamheden kon hervatten, terwijl de heer O. thans de minder aangename gewaarwording ondervond, voor den politierechter terecht te moeten staan. Dank zij z'n overigens uitstekende reputatie en de omstandigheid, dat hij de door Wit geleden schade had voldaan, voorzoover zulks noodig was, kwam hij er naar omstandigheden met een geldboete van f 40 en een hartige vermaning van den politierechter, zich met zijn medeploeteraar in het houtbedrijf te verbroederen, nog tamelijk voordeelig af. 20 Jaar geleden had hij zich gereed kunnen maken voor een training in het bruine-boonen-bikkesement voor den tijd van minstens 3 maanden. DE JUFFROUW WILDE VAN HET BÓOZE OOG NIETS WETEN. Een lid van de schoone, althans zwakke sekse van Oudesluis, zekere mej. Alida K., hield op een malschen Maartschen-krolschen-kattendag een opgewonden rede natie tegen een vischhandelaar uit Schagen, den heer Jan Noeken en deelde deze heer luidkeels met al de kracht van haar spierrijk tongwerk, dat naar haar be scheiden meening buurvrouw Vrouwtje Vaartjes, de echtgenoote van Hans Hartsuiker de oorzaak was van den noodlottigen dood van een dorpsgenoot, met name Rentmeester. Buurvrouw Hartsuiker, die dicht in de na bijheid op haar erf stond te wasschen, hoorde deze lichtvaardige aantijging en deed klachte over die twij felachtige reclame met het wel te verwachten resul taat. dat door het opleggen van f 15 boete of 15 dagen mej. Aaltje werd aangespoord, in 't vervolg haar con- clusiën binnen de bedstee te houden. VOOR DE LOL MOET JE WAT OVER HEBBEN. De heer Dirk A., landbouwerszoon uit Beemster, was op Zondag 6 April op de motor in gezelschap van an dere toffe knapen van de gestampte pó naar Alkmaar getrokken, om in de comfortabele Harmonie-dancing de beenen eens flink van den vloer te slingeren. Het was den geheelen middag volop zonneschijn, doch 's nachts kwam er een donderbui, daar Dirk hooge heibel kreeg op den Dijk met de Alkmaarsche politie omdat zijn knalpot open stond en hij niet door wou tippelen, zoo als hem gelast was. Ten slotte kwam hij nog onder stevig verzet op het bureau terecht. Voor den kanton rechter knapte hy de knalpot en de andere akkevietjes met de politie op. maar heden kwam het verzet aan de beurt en daar men blijkbaar niet de goedheid had, den heer A. iets cadeau te doen. werd hy te dier zake ook nog veroordeeld tot f 25 boete subsidiair 25 dagen hechtenis. Waarlijk, in vergelyking met itirks nachte lijke dansavonturen. kan wijlen baron von Munchhau- sen wel „op zekere plaats" gaan zitten. ONFEILBARE. MAAR NIET AANBEVELENSWAAR DIGE METHODE. EEN LASTIG HONDJE ONSCHADELIJK TE MAKEN. De heer Cornelis Joh. St, een te Lisse geborene en te Anna Paulowna naarstig bollen plantend bloemist, ondervond geweldig veel schade van het krabbelende en snuffelende fikkie van buurvrouw Meerveld en om van dit lastige mormeldier bevrijd te raken, bond hij het een flink steenje om den hals en vertrouwde het lichaam toe aan de golven van een kikkersloot. waar het zonk met de snelheid van een loodgieterswinkel. Buurvrouw kon zich echter niet vereenigen met de radicale oplossing van de moeilijkheid en haar activitiet had heden het gevolg, dat de heer St. heden werd ver oordeeld tot f 15 boete of 15 dagen en nog eenige zede- lessen en vermaningen over den eerbied voor een an ders levende have, gratis op den koop toe van den Po litierechter in ontvangst mocht nemen. HET SPROOKJE VAN DE POT EN DE KETEL OPNIEUW VERTELD. De heer Corn. Hendr. E. B., piano-architect te Den Helder, stond om verschillende redenen, te veel om al lemaal in de krant te exposeeren, op niet onverdeeld goeden, om niet te zeggen beroerd slechten voet met zijn 'stadgenoot, de heer Levie Polack, en als gevolg van die slechte verstandhouding vergastte hij gezegden heer Polack op 10 April, toen het Khismet hen samen in het Heldersche postkantoor te samen bracht, op eenige uitdrukkingen, die we zoo vrij zullen zijn als ontoelaatbaar voor kinderen beneden den leeftijd van tachtig jaar. uit deze film te coupeeren. De door den heer B. gebruikte krachttermen werden door den heer Polack echter beleedigend geacht en deed hy daarvan aangifte, die heden den tamelijk zenuwachtigen en op gewonden piano-constructeur op het bekende zondaars bankje deed nestelen. Heel rustig was de conversatie soms niet, doch niettemin kwam sterk naar voren, dat ook de heer Polack niet altijd met bedachtzaamheid was opgetreden en zelfs schrifturen had gefabriceerd, wier strafbaarheid wel eenigen twyfel wekten. Deze houding kwam dan ook tot uiting in de oplegging van de straf, daar de heer B. tot slechts f 15 boete of 15 dagen werd veroordeeld. Had de heer Polack zelf geen aanleiding gegeven, dan geven wij als geroutineerd beunhaas in strafrecht, de stellige verzekering, dat mynheer B. beneden de 40 pop beslist niet klaar was gekomen. NE SUTOR SUPRA CP.EPIDAM. Schoenmaker blyf by je leest, dit woord van den oud'- ^'er Plinius kan ook terecht toegepast worden c- -hoenmaker David R. te Hoorn, want was hy r- il bij zijn leest of zijn haringkarretje gebleven, da;. ~-.d hy heden het twijfelachtige voorrecht gemist, als verdachte voor den politierechter te moeten verschy- nen, omdat hy alstoen zyn buurvrouw, mej. Wijs en haar dochter Teunisje, had afgeraggeld. Volgens de kronieken had hij de jonge dame zelfs een oplawaai verkocht, dat zij in bed was geschokt, 'n plekje huise- lyk comfort, dat casu quo nog goede diensten bewees als schokbreker. De driftige schoenmaker, tevens occa sioneel droge-vischventer, beweerde zoo obstinaat gewor den te zyn, omdat mej. Wys Juniora zijn tweejarig kind had mishandeld en werd. na grondige informatie naar de opbrengsten van zijn kalfsleer- en hardebokkem- bedrijf veroordeeld tot f 20 boete of 20 dagen. DE WEGEN VAN AMOR LEIDEN NIET ALTIJD TOT AARDSCHE ZALIGHEID. In het eenvoudige Winkel heerscht tusschen de faml- liën Gerrit B. en den tuinder Jan Leijen een heftige animositeit, als gevolg van een amoureuse relatie, die Leyen's zoon heeft gehad met B.'s dochter, welke tee- dere betrekking alles, behalve een goede verstandhou ding heeft gebracht. De heer B. Senior verscheen al eens. op 9 Dec. j.1. voor den Politierechter, omdat hij op 11 Oct. 1929 papa Leijen in een café met een bil jartkeu en 'n bierfleschje had behandeld, voor welk feit hy in verband echter met vele voorafgaande om standigheden tot een geringe voorw. straf werd veroor deeld en heden verscheen de 20-jarige zoon, de schip per Jan Cornelis B, eveneens als verdachte, wien was ten laste gelegd, dat hij op 27 April, toen hierboven genoemde heer Jan Leyen Senior met zyn echtgenoote door het dorp wandelde en daar was aangesproken door moeder B. had gestompt, geslagen en getrapt. De jonge man ontkende thans den aanvaller te zijn geweest. Hij had zijn moeder willen verdedigen, die door den heer Leyen werd gestompt Dit verweer werd echter niet geaccepteerd en werkte zelfs in zijn nadeel, daar hy den Officier tegen zich innam en aanleiding gaf. dat deze magistraat f 30 boete of 30 dagen requireerde. een straf, die door den politierechter tot f 25 of 25 dagen werd teruggebracht 't Is echter te hopen, dat dergelijke conflicten in 't vervolg achterwege blijven. De zaak waar het om gaat zal op d i e manier zeer zeker niet tot oplossing komen. MENEER STJNT BUREAUCRATIUS SPRAK VEER 'N WOORDJE MEE. De heer Cornelis K., koolhandelaar te Noordschar- woude, vervoegde zich op 1 Mei. het zonnige Feest van den bloeitijd en den arbeid, bij de administratie der Nederl. Spoorwegen, met het verzoek, hom voor de verzending zyner producten, met oog op het seizoen, een open en luchtige wagen te verschaffen, tegen welk ver langen echter onoverkomelijke bezwaren schenen te bestaan, alhoewel de vader van den heer K. een der- gelyke wagen wel had los gepingeld. De heer K. maakte zich toen driftig en voegde den heer Anselmus Lange- dijk. de commies die hem te woord stond, een onwel- voegelyk woord toe. voor welk feit K., met inachtne ming. dat St. Bureaucratius, zyn venynige tong in de VOOR HET KLEINE VOLKJE. De tweelingsterren. (Een legende) Wanneer op heldere avonden de sterren aan het uit spansel staan, kunt ge, heel dicht by elkander twee groote schiterende sterren zien: dit zyn de „tweelin gen." Nu waren, volgens de bewoners der Stille Zuidzee- eilanden, deze twee sterren eens een broertje en een zusje, 't Waren tweelingen, de Jongen heette Paik, 't meisje Piri. Heel prettig hadden zy het niet op aarde, want ze hadden een stiefmoeder een booze vrouw, die de kinderen lederen morgen zonder eten de hut uitzond en dan tot hen bromde: „Zorg maar voor je zelf. hoor! De vruchten groeien in het woud en de schelpdieren lig gen aan het strand!" En als dan de tweelingen waren heengegaan, ging de booze vrouw smullen van de heerlijke visschen, die zy zelf had gevangen. Op een morgen, toen moeder hen weer, zooals altijd, zonder eten had weggezonden, was het zóó warm, dat het gloeiende zand hun bloote voetjes schroeide. Aan het strand naar schelpdieren zoeken, was dus dien dag niet te denken en toen zij nu naar het woud liepen, om met vruchten hun honger te stillen, brak een hevig on weer los, dat tot den avond duurde. Zij durfen toen het groote, donkere woud niet meer in en zoo liepen ze moe en hongerig naar huis. Daar kwam, zoodra ze (le hut openden, een heerlijke geur van gekookte visch hen tegemoet. En toen ze ook de groote, dampende visschen zagen op het palmblad, vroeg het broertje met een angstig ~.tem- metje: „Ach, moeder, geef ons toch ook een klein stuk je visch?" „Ja, dat kan je denken," snauwde de vrouw. „De visch is voor my en voor je vader, die straks van de jacht thuiskomt Zorg maar voor jezelf hoor!" „Vandaag konden wy dat niet. moeder," begon nu het meisje. „We konden niet over he tgloeiende strand loo- pen en toen we in het bosch kwamen, flitste de bliksem door het bosch en daarna was het zoo donker..." „Kom, zeur toch niet langer, lastposten," gromde de vrouw. „Kom, vlug naar bed, ik hoor vader komen!" Bedroefd gingen de kinderen nu naar het achterste gedeelte van de hut en legden zich neer op het zeegras. Maar beiden konden van den honger niet slapen. Ze hooien dan ook, hoe vader zei, dat de visch heer- lyk was. En ze droogden hun tranen, toen hy daarna sprak: „Kom vrouw, wek de kinderen, dan kunnen ze mec-cten!" „Hè. nu krijgen we toch wat!" fluisterde Paik zijn zusje toe. Maar hoe teleurstellend waren beiden, toen moeders ruwe stem bromde: „Kom, laat die lastpos ten maar slapen. Ze zullen van den honger niet omko men!" „Waarom ben je toch altyd zoo boos op de kinderen!" vroeg de man. „Ze zyn toch altijd zoo lief en gehoorzaam en hun oogjes zyn zoo lief als sterren." „Als zij zelf sterren waren, aan zouden wy vry wat minder last van ze hebben," gromde de vrouw weer. De kinderen, die moeder's wreede woorden hoorden, schreiden heel zacht en het zusje fluisterde tot het broertje: „Ach, Paik, hoe akelig toch. dat we moeder tqt last zijn!" „Maar vader houdt veel van oris", fluis terde het broertje. „Wat geeft dat, als moeder niet van ons houdt." zei het zusje. „Kom, Paik, laten we straks voor altijd de hut verlaten. Er moet ver over zee, een prachtig, land liggen, laten we daar heen gaan." „Ja. laten we daar heen gaan," zei het broertje. 't Was reeds diep in den nacht, toen broertje en zusje hand aan hand de hut verlieten. Heel donker was het buiten niet, want de maan scheen en de sterren schitterden zoo helder aan den hemel, dat de kinderen den weg naar het strand heel gemakkelyk konden zien. En zelfs het pad zagen zy, dat over de hooge rotsen liep. „O. dat is zeker de weg, die naar het prachtige land, over zee gaat," riep het zusje. „Kom, Paik, laten we dit pad nemen! Zoo liepen broertje en zusje nu weer voort over de rotsen, totdat zy heel moe waren en hun voetjes bloed den. Wel zagen zij diepe met water gevulde kuilen en groote, donkere rotsholen, waar de monsters en booze geesten hun verblyf hebben. 1) Doch op het laatst kon den de kinderen niet meer voort. Ze waren zoo hongerig en moe en hun gewonde voetjes deden zoo zeer. Schreiend gingen ze zitten op een der rotsblokken en hun tranen vielen in den met water gevulden kuil die aan hun voeten lag. En toen ze nu moegeschreeuwd ke ken in het heldere water, waarin zy nu ook de maan en de sterren konden zien, riep opeens het broertje: „O, Piri, nu zitten de sterretjes ook in dat water. O, die zijn zeker hier gekomen om ons te halen!" „O, ja, en toch staan er nog zooveel in de lucht!" riep het zusje. „O,, wat zou het prettig zyn, als wy echt eens sterretjes werden! Zouden er nog meer kinderen daar zyn. Paik?" vroeg ze. „Ik denk wel, dat al die sterren kinderen zullen zyn, die een booze stiefmoeder op de aarde hadden," sprak het broertje. „Hoe kwamen ze daar dan?" vroeg weer het zusje. „Wel, de goden namen ze mee, zooals die ook de op perhoofden van onzen stam medenemen. En... ne, willen wy nu ook maar aan de goden vragen, of we mogen komen?" „Hé, ja!" riep het zusje, „moeder zei toch ook, dat zy minder last van ons zou hebben, als wy sterren waren! O Paik, kijk toch eens hoeveel sterren er telkens weer bijkomen! Zouden dat nu allemaal kinderen zijn?" „Ja, ja," fluisterde het broertje en hy keek met wijd- open-schitter-oogen naar boven, „ja, dat zijn kinderen. O, zie toch eens, zy wenken ons, dat wij moeten komen. Houd mij goed vast, zusje; we gaan..." Star-starend naar de schitterende sterren verlieten broertje en zusje de aarde en vlogen hand aan hand naar den hemel. En toen zy daar waren aangekomen en den opperste der goden alles hadden verteld, kreeg deze zooveel medelij den met de arme tweelingen, dat hy ze dadeiyk veran derde in twee schoone, groote sterren. En hij plaatste deze sterren zóó dicht bij elkaar, dat geen andere ster zioh tusschen hen kon dringen. En altijd zouden zy bij elkaar blyven en zij zouden de „Tweelingen" heeten. 1) De inboorlingen van de Stille Zuldzee-eilanden den ken ook, dat de echo, door de rotsen weerkaatst, een dezer booze geesten is. 1» Als men dit spel op Karton piaxt en de cirkels en kwadraten ernaast uitknipt, krygt men een origineel en amusant spel. Twee spelers kunnen eraan deelne men: de een neemt de cirkels, de ander de kwadraten. Ze loten, wie beginnen mag. Het spelletje gaat erom, wie het eerst zijn stukken zoo op de speelkaart heeft kunnen plaatsen, dat de ander met een stuk blijft zit ten. De spelers moeten ze om beurten neerleggen. De cirkels mogen uitsluitend op de cirkels van de speel kaart gelegd worden en de kwadraten op de kwadraten. Waar men begint is om het even. By een vluchtigen blik op de kaart lijkt het. alsof het heel gemakkelyk zou zyn, zoowel de cirkels als de kwadraten te plaat sen, maar dit is bedrog, want zooals men. ziet, zijn de cirkels en kwadraten niet vry van elkaar en de losse stukken mogen alleen gelegd worden, waar het voko- men vry is. Als het stuk van den eenen speler een gedeelte, al is het nog zoo klein, van den ander be dekt, mag hij zijn stuk daar niet leggen. Dit veroor zaakt de grootste moeilykheden. Hebben beiden al hun stukken kunnen plaatsen, dan is gelyk gespeeld. Doe je mee7 We nemen 20 strookjes papier en schryven op ieder ervan één van de hleronderstaande voorwerpen. Dan schuffelen we ze door elkaar en geven aan ieder kind dat meedoet een strookje, zijn er minder dan 20 kin deren. dan deelen we van het rijtje af, net zoolang, tot alles verdeeld is. Ieder strookje wordt maar een keer gebruikt en daarna opzij gelegd. Het spelletje is nooit tweemaal hetzelfde en altyd heel grappig. De voorwer pen, die op ieder strookje geschreven staan, zijn: een schaaf een vette slak een blauwoogig meisje een beetje mosterd een kip een hondenstaart een zwarte spin een paar schoenen een schotel br. boonen een suikerklontje een rat met roode oogjes een plumeau een rubber boot een scherp més een kleerborstel een grijs poesje een kolenschop een lichtkroon een bord soep een pad Nu komt de grap: Een van de spelers vertelt een verhaal en iederen keer als hij ophoudt, zegt een der andere kinderen en wel van het rijtje af het woord, dat op het bovenste strookje staat dat hij in zijn hand heeft. Het verhaal is als volgt: Annie en Wim zouden vandaag in den tuin koffiedrinken, onder den grooten lindeboom. Moeder gaf hun ieder een boterham met en bestreken met gelei. Voor verrassing had ze gedaan in de mand, wat de kinderen in een wip naar binnen werkten. Plotseling druppelde in Annie's schoot en even later raapte Wim de van den grond op. „Laten we nu eerst eten", zei Annie. Dit deden ze. goed kauwende. ,.,0 kijk eens!" riep Wim uit ioen de naar hem toe kwam. Maar toen ze hem trachtten te pakken, rende hy hard weg. Zy vonden nu een en Annie zette die op haar hoofd als een hoed, en een die ze aan haar oor hing, alsof het een oorbel was. Wim raapte nu een op, beet er in, dach daar het niet erg lekker smaakte, wierp hy het weg. „Hier heb ik iets, dat we aan moeder kunnen geven," zei Annie, terwyl ze een heel handig ving, die door de lucht vloog. „Ik denk, dat ze hier ook wel heel biy mee zal zyn," antwoordde Wim, een opdiepende onder een steen vandaan. Beiden bleven eensklaps verschrikt staan en hoorden een luid geschreeuw. Ze renden er heen en zagen een en een brommende en bytende aan het vechten. Na de vechtende dieren gescheiden te hebbèn zei Annie: „ik ga naar huis", ze nam de spartelende onder den boom vandaan mee, hield het stevig tegen zich aangedrukt en rende naar huis. Wim volgde haar weldra, nadat hij de had weggeworpen. Moeder was druk in de keuken bezig. „Kijk eens. wat ik voor lekkers gemaakt heb!" zei ze en plaatste een op tafel. „O heerlyk, fijn" riepen de kinderen uit. Maar toen ze hun mandje neerzetten, waarin hun koffiedrinken had gezeten, sprong er een uit en rende angstig door de kamer. „O", riep moe der, „daar heb Je een die komt ook uit het mandje en ook nog een Wy moeten probeeren ze het huis uit te krijgen." Zy opende vlug de serredeuren en daar gingen Daarna namen ze een bezem en joegen al de vreemde dieren naar buiten. Zoowel de voorwerpen als het verhaal zyn natuuriyk steeds te veranderen, zoodat je lederen keer weer pret kunt hebben. In 't bedompte kanfoor is elke heefe dag een kwelling. 1 —2 Aspirin-tabletten verdrijven dat dof fe gevoel in hef hoofd, en geven nieuwe werklust. eenig op de wereld Lot op oranjo band on Bayerkruls. Prijs 7i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 6