m
B
u
Aspirin
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Cirkel en kwadraatspei.
Maar dat had lk met mijn voorlichting nu juist niet in
de eerste plaats op het oog. Ik versta onder voorlichting
een geestelijke verheffing van den boerenstand, zoodat
deze stand met meer kennis van zaken de crisismoeilijk
heden onder de oogen kan zien. En geachte heer K.,
het is deze voorlichting die U in het geheel niet hebt
genoemd.
Dat U zelf aau Uw kinderen een behoorlijke landbouw
kundige opvoeding hebt gegeven, wist ik wel en dit
strekt U tot eer. Dat U de gangmaker bent op onderwijs
gebied in de Haarlemmermeer, wist ik ook wel en re
specteer ik ten zeerste: samen waren wij immers in
Maart j.1. nog op de einciles in Hoofddorp en met we-
dcrzijdsch genoegen naar ik meen. Daaruit kunt U toch
wel het best begrijpen, dat ik U persoonlijk niet in 't
beding breng, doch als U met mij in conflict komt, is dit
oen gevolg van het feit dat U de spreektrompet zijt ge
weest van een geest, die aan verstandelijke ontwikkeling
maling heeft. Waar U zelf zoo'n voorstandèr van onder
wijs bent, daar kan ik U een tikje kwalijk nemen, dat
U met Uw gezag in de landbouwvergaderingen deze zaak
niet anders hebt gezien. Dat het in de Haarlemmermeer
niet gaat, zooa'.s het gaan moet met het landbouwonder
wijs, moet dit dan een maatstaf zijn om het elders ook
niet te bevoredren, waar men wel overtuigd is, dat een
goed ontwikkelde boer krachtige wapens heeft gekregen
in den strijd om het bestaan. Uit uw mond, geachte
heer K., klonken de woorden zjoo geheel anders dan ik
had verwacht; doch niet waar, U was K. niet, U verte
genwoordigde de geest, de gezindheid der landbouwen
de stand in den Haarlemmermeer, en die geest moest ik
wel even prikkelen. Niet altijd krijgt men daarvoor een
zoo geschikte gelegenheid.
12.) Ik zal mij wel wachten zulks te schrijven en het
staat trouwens ook niet in mijn betoog.
13) Daarvan, ik bedoel over de verdiensten van een
boer, meen ik ook eenigszins op de hoogte te zijn.
14) Daarover heb ik geen beschikkingsrecht en dat
behoefde ook niet, want de heer K. staat buiten het ge
ding. zooals ik al meer heb gezegd.
Wil hij zich van mijn kronieken op de hoogte houden,
dan is het nemen van een abonnement op de Schager
Courant de eenigste oplossing, die ik in deze weet te
geven.
Hiermede ben ik aan het eind van mijn weerlegging
van de opmerkingen, die de heer K. heeft meenen te
moeten maken. Ik ben hem dankbaar dat hij mij de ge
legenheid heeft gegeven om de zaak waarover het gaat
nog eens nader toe te lichten. Ik hoop dat de stofwolk
die tusschcn ons verscheen geheel is weggevaagd en dat
zelfs kleine stofdeeltjes onze oogen niet meer zullen
verduisteren, zoodat wij elkaar bij gelegenhei, sans
rancune, frank en vrij in de oogen zullen kunnen zien.
S. V.
VOOR DEN POLITIERECHTER.
Zitting van Maandag 16 Juni 1930.
DE WATERDOKTER WEES ALLE VERSTAND
HOUDING MET AQUA POMPA BESLIST
VAN DE HAND.
De voortgezette melkverdunningszaak tegen den melk
veehouder Arie BI. uit Anna Paulowna, die heden als
aanvangsnummer door mr. Ledeboer op het repertoire
was geplaatst, had bijna buiten tegenwoordigheid van
vader Arie haar beslag gekregen en de officier was
reeds druk bezig met zijn requisitoir, toen de delinquent
tot verontwaardiging der edelachfcb. heeren nog binnen
kwam boemelen en direct hevig te keer ging tegen
keurmeester Duurloo, thans als getuige gehoord. Vol
gens Arie, had Duurloo die heele water en melk-situ-
atie absoluut niet begrepen en was de aanwezigheid van
de likeur uit de watertoren het gevolg van een afschu
welijk misverstand. De brave veehouder gaf echter bij
zijn explicaties zooveel gas, dat de politierechter dreig
de hem op minder prettige wijze de zaal uit te -uilen
laten zetten, als hij niet tot kalmte geneigd was. Ten
slotte dreef de bui over en werd f 50 boete of 50 dagen
gevorderd, een requisitoir, waarop de Politierechter a.s.
week vonnis zal wijzen.
EEN OUDE STEEN DES AANSTOOTS UIT DEN
WEG GESCHOPT.
Op 7 April stond terecht zekere heer Dirk H.. die op
22 Februari een Jïeldersche mater familias, mej. Necl-
tje Kuiken, huisvrouw S. Kossen in een etwas ange-
heiterden toestand heel leelijke woorden, te onoogelijk
om er regelruimte aan te besteden, had toegeslingerd.
De zaak was toen uitgesteld wegens gedwongen afwe
zigheid van de beleedigde. doch kon nu worden voort
gezet met het schoone resultaat, dat de dikke, tong-
vaardige heer Dirk S. veroordeeld werd tot f 15 boete
of 15 dagen.
WORDT GIJ SOMS BOOS BLIJF DAN
ZONDELOOS.
Een 34-jarige chauffeur van de firma Eecen te Oud
karspel. de heer Martlnus O. uit Zuidscharwoude. meen
de reden te hebben verstoord te zijn op zijn kameraad
Lourens Wit, mede dienstbaar bij genoemde firma,
omdat Wit hem naar zijn meening nog al eens plaagde.
Op 13 Maart kwam die animositeit tot een uitbarsting
en gaf Tinus den heer Wit 'n watje-kou met een zwaar
stuk ijzer op zijn arm. Hij had beter een Devcnterkoek
kunnen gebruiken, dan dit gevaarlijke strijdmiddel, daar
nu de heer Wit zoodanig werd getroffen, dat hij eenl-
gen tijd in 't ziekenhuis verpleegd moest worden en
eerst 26 Mei zijn werkzaamheden kon hervatten, terwijl
de heer O. thans de minder aangename gewaarwording
ondervond, voor den politierechter terecht te moeten
staan. Dank zij z'n overigens uitstekende reputatie en
de omstandigheid, dat hij de door Wit geleden schade
had voldaan, voorzoover zulks noodig was, kwam hij er
naar omstandigheden met een geldboete van f 40 en
een hartige vermaning van den politierechter, zich met
zijn medeploeteraar in het houtbedrijf te verbroederen,
nog tamelijk voordeelig af. 20 Jaar geleden had hij
zich gereed kunnen maken voor een training in het
bruine-boonen-bikkesement voor den tijd van minstens
3 maanden.
DE JUFFROUW WILDE VAN HET BÓOZE
OOG NIETS WETEN.
Een lid van de schoone, althans zwakke sekse van
Oudesluis, zekere mej. Alida K., hield op een malschen
Maartschen-krolschen-kattendag een opgewonden rede
natie tegen een vischhandelaar uit Schagen, den heer
Jan Noeken en deelde deze heer luidkeels met al de
kracht van haar spierrijk tongwerk, dat naar haar be
scheiden meening buurvrouw Vrouwtje Vaartjes, de
echtgenoote van Hans Hartsuiker de oorzaak was van
den noodlottigen dood van een dorpsgenoot, met name
Rentmeester. Buurvrouw Hartsuiker, die dicht in de na
bijheid op haar erf stond te wasschen, hoorde deze
lichtvaardige aantijging en deed klachte over die twij
felachtige reclame met het wel te verwachten resul
taat. dat door het opleggen van f 15 boete of 15 dagen
mej. Aaltje werd aangespoord, in 't vervolg haar con-
clusiën binnen de bedstee te houden.
VOOR DE LOL MOET JE WAT OVER HEBBEN.
De heer Dirk A., landbouwerszoon uit Beemster, was
op Zondag 6 April op de motor in gezelschap van an
dere toffe knapen van de gestampte pó naar Alkmaar
getrokken, om in de comfortabele Harmonie-dancing de
beenen eens flink van den vloer te slingeren. Het was
den geheelen middag volop zonneschijn, doch 's nachts
kwam er een donderbui, daar Dirk hooge heibel kreeg
op den Dijk met de Alkmaarsche politie omdat zijn
knalpot open stond en hij niet door wou tippelen, zoo
als hem gelast was. Ten slotte kwam hij nog onder
stevig verzet op het bureau terecht. Voor den kanton
rechter knapte hy de knalpot en de andere akkevietjes
met de politie op. maar heden kwam het verzet aan de
beurt en daar men blijkbaar niet de goedheid had, den
heer A. iets cadeau te doen. werd hy te dier zake ook
nog veroordeeld tot f 25 boete subsidiair 25 dagen
hechtenis. Waarlijk, in vergelyking met itirks nachte
lijke dansavonturen. kan wijlen baron von Munchhau-
sen wel „op zekere plaats" gaan zitten.
ONFEILBARE. MAAR NIET AANBEVELENSWAAR
DIGE METHODE. EEN LASTIG HONDJE
ONSCHADELIJK TE MAKEN.
De heer Cornelis Joh. St, een te Lisse geborene en
te Anna Paulowna naarstig bollen plantend bloemist,
ondervond geweldig veel schade van het krabbelende
en snuffelende fikkie van buurvrouw Meerveld en om
van dit lastige mormeldier bevrijd te raken, bond hij
het een flink steenje om den hals en vertrouwde het
lichaam toe aan de golven van een kikkersloot. waar
het zonk met de snelheid van een loodgieterswinkel.
Buurvrouw kon zich echter niet vereenigen met de
radicale oplossing van de moeilijkheid en haar activitiet
had heden het gevolg, dat de heer St. heden werd ver
oordeeld tot f 15 boete of 15 dagen en nog eenige zede-
lessen en vermaningen over den eerbied voor een an
ders levende have, gratis op den koop toe van den Po
litierechter in ontvangst mocht nemen.
HET SPROOKJE VAN DE POT EN DE KETEL
OPNIEUW VERTELD.
De heer Corn. Hendr. E. B., piano-architect te Den
Helder, stond om verschillende redenen, te veel om al
lemaal in de krant te exposeeren, op niet onverdeeld
goeden, om niet te zeggen beroerd slechten voet met
zijn 'stadgenoot, de heer Levie Polack, en als gevolg
van die slechte verstandhouding vergastte hij gezegden
heer Polack op 10 April, toen het Khismet hen samen
in het Heldersche postkantoor te samen bracht, op
eenige uitdrukkingen, die we zoo vrij zullen zijn als
ontoelaatbaar voor kinderen beneden den leeftijd van
tachtig jaar. uit deze film te coupeeren. De door den
heer B. gebruikte krachttermen werden door den heer
Polack echter beleedigend geacht en deed hy daarvan
aangifte, die heden den tamelijk zenuwachtigen en op
gewonden piano-constructeur op het bekende zondaars
bankje deed nestelen. Heel rustig was de conversatie
soms niet, doch niettemin kwam sterk naar voren, dat
ook de heer Polack niet altijd met bedachtzaamheid was
opgetreden en zelfs schrifturen had gefabriceerd, wier
strafbaarheid wel eenigen twyfel wekten. Deze houding
kwam dan ook tot uiting in de oplegging van de straf,
daar de heer B. tot slechts f 15 boete of 15 dagen
werd veroordeeld.
Had de heer Polack zelf geen aanleiding gegeven,
dan geven wij als geroutineerd beunhaas in strafrecht,
de stellige verzekering, dat mynheer B. beneden de 40
pop beslist niet klaar was gekomen.
NE SUTOR SUPRA CP.EPIDAM.
Schoenmaker blyf by je leest, dit woord van den
oud'- ^'er Plinius kan ook terecht toegepast worden
c- -hoenmaker David R. te Hoorn, want was hy
r- il bij zijn leest of zijn haringkarretje gebleven,
da;. ~-.d hy heden het twijfelachtige voorrecht gemist,
als verdachte voor den politierechter te moeten verschy-
nen, omdat hy alstoen zyn buurvrouw, mej. Wijs en
haar dochter Teunisje, had afgeraggeld. Volgens de
kronieken had hij de jonge dame zelfs een oplawaai
verkocht, dat zij in bed was geschokt, 'n plekje huise-
lyk comfort, dat casu quo nog goede diensten bewees
als schokbreker. De driftige schoenmaker, tevens occa
sioneel droge-vischventer, beweerde zoo obstinaat gewor
den te zyn, omdat mej. Wys Juniora zijn tweejarig kind
had mishandeld en werd. na grondige informatie naar
de opbrengsten van zijn kalfsleer- en hardebokkem-
bedrijf veroordeeld tot f 20 boete of 20 dagen.
DE WEGEN VAN AMOR LEIDEN NIET ALTIJD
TOT AARDSCHE ZALIGHEID.
In het eenvoudige Winkel heerscht tusschen de faml-
liën Gerrit B. en den tuinder Jan Leijen een heftige
animositeit, als gevolg van een amoureuse relatie, die
Leyen's zoon heeft gehad met B.'s dochter, welke tee-
dere betrekking alles, behalve een goede verstandhou
ding heeft gebracht. De heer B. Senior verscheen al
eens. op 9 Dec. j.1. voor den Politierechter, omdat hij
op 11 Oct. 1929 papa Leijen in een café met een bil
jartkeu en 'n bierfleschje had behandeld, voor welk
feit hy in verband echter met vele voorafgaande om
standigheden tot een geringe voorw. straf werd veroor
deeld en heden verscheen de 20-jarige zoon, de schip
per Jan Cornelis B, eveneens als verdachte, wien was
ten laste gelegd, dat hij op 27 April, toen hierboven
genoemde heer Jan Leyen Senior met zyn echtgenoote
door het dorp wandelde en daar was aangesproken door
moeder B. had gestompt, geslagen en getrapt. De jonge
man ontkende thans den aanvaller te zijn geweest. Hij
had zijn moeder willen verdedigen, die door den heer
Leyen werd gestompt Dit verweer werd echter niet
geaccepteerd en werkte zelfs in zijn nadeel, daar hy den
Officier tegen zich innam en aanleiding gaf. dat deze
magistraat f 30 boete of 30 dagen requireerde. een straf,
die door den politierechter tot f 25 of 25 dagen werd
teruggebracht 't Is echter te hopen, dat dergelijke
conflicten in 't vervolg achterwege blijven. De zaak
waar het om gaat zal op d i e manier zeer zeker niet
tot oplossing komen.
MENEER STJNT BUREAUCRATIUS SPRAK VEER
'N WOORDJE MEE.
De heer Cornelis K., koolhandelaar te Noordschar-
woude, vervoegde zich op 1 Mei. het zonnige Feest van
den bloeitijd en den arbeid, bij de administratie der
Nederl. Spoorwegen, met het verzoek, hom voor de
verzending zyner producten, met oog op het seizoen, een
open en luchtige wagen te verschaffen, tegen welk ver
langen echter onoverkomelijke bezwaren schenen te
bestaan, alhoewel de vader van den heer K. een der-
gelyke wagen wel had los gepingeld. De heer K. maakte
zich toen driftig en voegde den heer Anselmus Lange-
dijk. de commies die hem te woord stond, een onwel-
voegelyk woord toe. voor welk feit K., met inachtne
ming. dat St. Bureaucratius, zyn venynige tong in de
VOOR HET KLEINE VOLKJE.
De tweelingsterren.
(Een legende)
Wanneer op heldere avonden de sterren aan het uit
spansel staan, kunt ge, heel dicht by elkander twee
groote schiterende sterren zien: dit zyn de „tweelin
gen."
Nu waren, volgens de bewoners der Stille Zuidzee-
eilanden, deze twee sterren eens een broertje en een
zusje, 't Waren tweelingen, de Jongen heette Paik, 't
meisje Piri. Heel prettig hadden zy het niet op aarde,
want ze hadden een stiefmoeder een booze vrouw, die de
kinderen lederen morgen zonder eten de hut uitzond en
dan tot hen bromde: „Zorg maar voor je zelf. hoor! De
vruchten groeien in het woud en de schelpdieren lig
gen aan het strand!"
En als dan de tweelingen waren heengegaan, ging de
booze vrouw smullen van de heerlijke visschen, die zy
zelf had gevangen.
Op een morgen, toen moeder hen weer, zooals altijd,
zonder eten had weggezonden, was het zóó warm, dat
het gloeiende zand hun bloote voetjes schroeide. Aan
het strand naar schelpdieren zoeken, was dus dien dag
niet te denken en toen zij nu naar het woud liepen, om
met vruchten hun honger te stillen, brak een hevig on
weer los, dat tot den avond duurde. Zij durfen toen
het groote, donkere woud niet meer in en zoo liepen ze
moe en hongerig naar huis. Daar kwam, zoodra ze (le
hut openden, een heerlijke geur van gekookte visch hen
tegemoet.
En toen ze ook de groote, dampende visschen zagen op
het palmblad, vroeg het broertje met een angstig ~.tem-
metje: „Ach, moeder, geef ons toch ook een klein stuk
je visch?"
„Ja, dat kan je denken," snauwde de vrouw. „De visch
is voor my en voor je vader, die straks van de jacht
thuiskomt Zorg maar voor jezelf hoor!"
„Vandaag konden wy dat niet. moeder," begon nu het
meisje. „We konden niet over he tgloeiende strand loo-
pen en toen we in het bosch kwamen, flitste de bliksem
door het bosch en daarna was het zoo donker..."
„Kom, zeur toch niet langer, lastposten," gromde de
vrouw. „Kom, vlug naar bed, ik hoor vader komen!"
Bedroefd gingen de kinderen nu naar het achterste
gedeelte van de hut en legden zich neer op het zeegras.
Maar beiden konden van den honger niet slapen.
Ze hooien dan ook, hoe vader zei, dat de visch heer-
lyk was. En ze droogden hun tranen, toen hy daarna
sprak: „Kom vrouw, wek de kinderen, dan kunnen ze
mec-cten!"
„Hè. nu krijgen we toch wat!" fluisterde Paik zijn
zusje toe. Maar hoe teleurstellend waren beiden, toen
moeders ruwe stem bromde: „Kom, laat die lastpos
ten maar slapen. Ze zullen van den honger niet omko
men!"
„Waarom ben je toch altyd zoo boos op de kinderen!"
vroeg de man. „Ze zyn toch altijd zoo lief en gehoorzaam
en hun oogjes zyn zoo lief als sterren."
„Als zij zelf sterren waren, aan zouden wy vry wat
minder last van ze hebben," gromde de vrouw weer.
De kinderen, die moeder's wreede woorden hoorden,
schreiden heel zacht en het zusje fluisterde tot het
broertje: „Ach, Paik, hoe akelig toch. dat we moeder
tqt last zijn!" „Maar vader houdt veel van oris", fluis
terde het broertje.
„Wat geeft dat, als moeder niet van ons houdt." zei
het zusje. „Kom, Paik, laten we straks voor altijd de
hut verlaten. Er moet ver over zee, een prachtig, land
liggen, laten we daar heen gaan."
„Ja. laten we daar heen gaan," zei het broertje.
't Was reeds diep in den nacht, toen broertje en
zusje hand aan hand de hut verlieten. Heel donker was
het buiten niet, want de maan scheen en de sterren
schitterden zoo helder aan den hemel, dat de kinderen
den weg naar het strand heel gemakkelyk konden zien.
En zelfs het pad zagen zy, dat over de hooge rotsen
liep.
„O. dat is zeker de weg, die naar het prachtige land,
over zee gaat," riep het zusje. „Kom, Paik, laten we dit
pad nemen!
Zoo liepen broertje en zusje nu weer voort over de
rotsen, totdat zy heel moe waren en hun voetjes bloed
den. Wel zagen zij diepe met water gevulde kuilen en
groote, donkere rotsholen, waar de monsters en booze
geesten hun verblyf hebben. 1) Doch op het laatst kon
den de kinderen niet meer voort. Ze waren zoo hongerig
en moe en hun gewonde voetjes deden zoo zeer.
Schreiend gingen ze zitten op een der rotsblokken en
hun tranen vielen in den met water gevulden kuil die
aan hun voeten lag. En toen ze nu moegeschreeuwd ke
ken in het heldere water, waarin zy nu ook de maan
en de sterren konden zien, riep opeens het broertje:
„O, Piri, nu zitten de sterretjes ook in dat water. O, die
zijn zeker hier gekomen om ons te halen!"
„O, ja, en toch staan er nog zooveel in de lucht!" riep
het zusje. „O,, wat zou het prettig zyn, als wy echt eens
sterretjes werden! Zouden er nog meer kinderen daar
zyn. Paik?" vroeg ze.
„Ik denk wel, dat al die sterren kinderen zullen zyn,
die een booze stiefmoeder op de aarde hadden," sprak
het broertje.
„Hoe kwamen ze daar dan?" vroeg weer het zusje.
„Wel, de goden namen ze mee, zooals die ook de op
perhoofden van onzen stam medenemen. En... ne, willen
wy nu ook maar aan de goden vragen, of we mogen
komen?"
„Hé, ja!" riep het zusje, „moeder zei toch ook, dat zy
minder last van ons zou hebben, als wy sterren waren!
O Paik, kijk toch eens hoeveel sterren er telkens weer
bijkomen! Zouden dat nu allemaal kinderen zijn?"
„Ja, ja," fluisterde het broertje en hy keek met wijd-
open-schitter-oogen naar boven, „ja, dat zijn kinderen.
O, zie toch eens, zy wenken ons, dat wij moeten komen.
Houd mij goed vast, zusje; we gaan..." Star-starend
naar de schitterende sterren verlieten broertje en zusje
de aarde en vlogen hand aan hand naar den hemel. En
toen zy daar waren aangekomen en den opperste der
goden alles hadden verteld, kreeg deze zooveel medelij
den met de arme tweelingen, dat hy ze dadeiyk veran
derde in twee schoone, groote sterren. En hij plaatste
deze sterren zóó dicht bij elkaar, dat geen andere ster
zioh tusschen hen kon dringen. En altijd zouden zy bij
elkaar blyven en zij zouden de „Tweelingen" heeten.
1) De inboorlingen van de Stille Zuldzee-eilanden den
ken ook, dat de echo, door de rotsen weerkaatst, een
dezer booze geesten is.
1»
Als men dit spel op Karton piaxt en de cirkels en
kwadraten ernaast uitknipt, krygt men een origineel
en amusant spel. Twee spelers kunnen eraan deelne
men: de een neemt de cirkels, de ander de kwadraten.
Ze loten, wie beginnen mag. Het spelletje gaat erom,
wie het eerst zijn stukken zoo op de speelkaart heeft
kunnen plaatsen, dat de ander met een stuk blijft zit
ten. De spelers moeten ze om beurten neerleggen. De
cirkels mogen uitsluitend op de cirkels van de speel
kaart gelegd worden en de kwadraten op de kwadraten.
Waar men begint is om het even. By een vluchtigen
blik op de kaart lijkt het. alsof het heel gemakkelyk
zou zyn, zoowel de cirkels als de kwadraten te plaat
sen, maar dit is bedrog, want zooals men. ziet, zijn de
cirkels en kwadraten niet vry van elkaar en de losse
stukken mogen alleen gelegd worden, waar het voko-
men vry is. Als het stuk van den eenen speler een
gedeelte, al is het nog zoo klein, van den ander be
dekt, mag hij zijn stuk daar niet leggen. Dit veroor
zaakt de grootste moeilykheden. Hebben beiden al hun
stukken kunnen plaatsen, dan is gelyk gespeeld.
Doe je mee7
We nemen 20 strookjes papier en schryven op ieder
ervan één van de hleronderstaande voorwerpen. Dan
schuffelen we ze door elkaar en geven aan ieder kind
dat meedoet een strookje, zijn er minder dan 20 kin
deren. dan deelen we van het rijtje af, net zoolang, tot
alles verdeeld is. Ieder strookje wordt maar een keer
gebruikt en daarna opzij gelegd. Het spelletje is nooit
tweemaal hetzelfde en altyd heel grappig. De voorwer
pen, die op ieder strookje geschreven staan, zijn:
een schaaf
een vette slak
een blauwoogig meisje
een beetje mosterd
een kip
een hondenstaart
een zwarte spin
een paar schoenen
een schotel br. boonen
een suikerklontje
een rat met roode oogjes
een plumeau
een rubber boot
een scherp més
een kleerborstel
een grijs poesje
een kolenschop
een lichtkroon
een bord soep
een pad
Nu komt de grap: Een van de spelers vertelt een
verhaal en iederen keer als hij ophoudt, zegt een der
andere kinderen en wel van het rijtje af het woord,
dat op het bovenste strookje staat dat hij in zijn hand
heeft. Het verhaal is als volgt: Annie en Wim zouden
vandaag in den tuin koffiedrinken, onder den grooten
lindeboom. Moeder gaf hun ieder een boterham met
en bestreken met gelei. Voor verrassing had ze
gedaan in de mand, wat de kinderen in een wip naar
binnen werkten. Plotseling druppelde in Annie's
schoot en even later raapte Wim de van den grond
op. „Laten we nu eerst eten", zei Annie. Dit deden
ze. goed kauwende. ,.,0 kijk eens!" riep Wim uit ioen
de naar hem toe kwam. Maar toen ze hem trachtten
te pakken, rende hy hard weg. Zy vonden nu een en
Annie zette die op haar hoofd als een hoed, en een
die ze aan haar oor hing, alsof het een oorbel was.
Wim raapte nu een op, beet er in, dach daar het niet
erg lekker smaakte, wierp hy het weg. „Hier heb ik
iets, dat we aan moeder kunnen geven," zei Annie,
terwyl ze een heel handig ving, die door de
lucht vloog. „Ik denk, dat ze hier ook wel heel biy
mee zal zyn," antwoordde Wim, een opdiepende
onder een steen vandaan. Beiden bleven eensklaps
verschrikt staan en hoorden een luid geschreeuw. Ze
renden er heen en zagen een en een brommende
en bytende aan het vechten. Na de vechtende dieren
gescheiden te hebbèn zei Annie: „ik ga naar huis", ze
nam de spartelende onder den boom vandaan mee,
hield het stevig tegen zich aangedrukt en rende naar
huis. Wim volgde haar weldra, nadat hij de had
weggeworpen. Moeder was druk in de keuken bezig.
„Kijk eens. wat ik voor lekkers gemaakt heb!" zei ze en
plaatste een op tafel. „O heerlyk, fijn" riepen de
kinderen uit. Maar toen ze hun mandje neerzetten,
waarin hun koffiedrinken had gezeten, sprong er een
uit en rende angstig door de kamer. „O", riep moe
der, „daar heb Je een die komt ook uit het mandje
en ook nog een Wy moeten probeeren ze het huis
uit te krijgen." Zy opende vlug de serredeuren en daar
gingen Daarna namen ze een bezem en joegen al
de vreemde dieren naar buiten.
Zoowel de voorwerpen als het verhaal zyn natuuriyk
steeds te veranderen, zoodat je lederen keer weer pret
kunt hebben.
In 't bedompte kanfoor
is elke heefe dag
een kwelling. 1 —2
Aspirin-tabletten
verdrijven dat dof
fe gevoel in hef
hoofd, en geven
nieuwe werklust.
eenig op de wereld
Lot op oranjo band on Bayerkruls. Prijs 7i