ilititti Nims-
AlTttuntit- LnlIiiilUl
de nieuwste Costuums.
C. v. TRIET
GEESTELIJK LEVEN.
HAAR
SPROOKJESPRINS
Deri Helder.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
B ij g e 1 o o f.
Zaterdag 21 Juni 1930
SCBAGER
73ste Jaargang No. 8682
[01
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaat3t
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTKN-
TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden nnnr plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN.
DIT artikel ga ik schrijven naar aanleiding
van iets wat in Amsterdam en Rotterdam
niet zoo heel lang geleden heeft plaats
gehad, iets waarvan we de foto's in de couranten
hebben gezien en waarop ook door de bladen de aan
dacht van' het lezend publiek is gevestigd. Ik bedoel
de zegening door roomsche priesters van eenige hon-
derden auto's.
Toen ik het bericht daarover las, heb ik de cou
rant even neergelegd. En ik heb mezelf afgevraagd
hoe het mogelijk is dat zoo iets kan voorkomen, nü
nog, in 1930, in een wereld, die zich beroemt op haar
kennis, haar wetenschap, haar ontwikkeling. Ik heb
er de foto in de courant nog eens op nagekeken. En
waarachtig: twee Amsterdamsche advocaten, dat
zijn dus menschen van wetenschappelijke vorming,
hebben zich laten kieken in hun auto, die gezegend
moest worden. Zij hebben dus stellig ir; die zegening
iets meer gezien dan een zinledige vertooning. An
ders zouden zij tenminste tegen het fotografeeren be-
J zwaren hebben gemaakt. Deze menschen en vele
honderden met hen hechten dus eenige waarde aan
die handeling van kerkelijke zijde, welke als „plech
tig" wordt aangeduid.
Ik heb getracht mij in te denken in deze men
schen. Zij zijn natuurlijk goed-roomsch en gelooven
dus dat zij, door de zegening hunner auto's, minder
kans hebben op ongelukken. Ik weet niet precies
hoe dit in elkaar zit. Is er nu een speciale heilige,
die hen beschermt of behoedt God hen nu voor ge-
varen? Maar dan rijst toch de vraag of die heilige
dan de andere auto's niet beschermt of dat God daar
aan geen bepaalde aandacht schenkt. Arme protes
tanten en joden dan! En.,.„Hoe zit het met de vele
ongelukken, die bij het tegenwoordige snelverkeer
schier dagelijks plaats hebben? Werkt de autozege
ning al en blijkt derhalve, dat er geen ongelukken
gebeuren met de gezegende wagens? Ook lijkt het
me een moeilijk ding voor den heilige, die speciaal
heiast is met de bescherming .van de gezegende auto's
precies te weten welke gezegend en welke niet geze
gend zijn. En als er r.u eens een botsing plaats heeft
tusschen een gezegende en een ongezegende auto?
Dan zal 't voor den heilige niet zoo gemakkelijk we
zen om de geloovigen, die op zijn hulp vertrouwen,
en er misschien zelfs voor hebben betaald, voor een
ongeval te vrijwaren. En wat krijgt die arme heilige
het druk. Weldra kan hij 't zonder hulp niet meer
FEUILLETON
door
C. N. WI lil AM S O N.
Een der meest interessante romans
uit de bekende Society-Reeks; Uitgave
Van Holkema en Warendorf, Amster
dam.
28.
Harkness vertelde mij, dat ik mij niet moest verbeelden
dat je... een doodgewone intrige had. En dat je bezig
was jezelf op te offeren om Betty te beschermen.
Maar natuurlijk staat je oude kindermeid geheel aan
jouw kant en zij schijnt een wreed wantrouwen te koes
teren tegen je vrouw, wat op jalouzie wijst. Ik kan het
niet helpen te denken, dat zij onrechtvaardig is, zooals
dikwijls een oude vrouw is tegenover een veel jonge
re. Ikzelf heb dat doorgemaakt. En zelfs wanneer juf
frouw Harkness gedeeltelijk gelijk heeft, dan kan de
situatie nog gered worden en een familieschandaal ver
meden. Ik heb uiterst ernstig aan Betty geschreven,
een beroep doend op haar hart en op haar plicht Ik
had een gevoel alsof mijn gebeden mij kracht hadden
gegeven en mij hadden doen beseffen, dat als er ter
elfder ure nog iets gedaan kon worden, ik daartoe de
persoon was..."
„Geloof mij het elfde, ja zelfs het twaalfde uur zijn
reeds verloopen," viel Miles haar eindelijk in de rede,
met een stem, die niet heel vast klonk. „Mijn vrouw
en ik hebben elkaar nooit bemind, zooals mannen en
vrouwen gewoonlijk doen in boeken, maar zelden in het
werkelijke leven. Als het niet de wensch van mevrouw
Parlamee was geweest is het niet zeker, dat wij ooit
getrouwd zijn en daarom veroordeel ik Betty niet te
hard, nu zij een ander liever heeft dan zij mij ooit had.
Het is ongelukkig, dat is alles. En de omstandigheden
waardoor ik achter haar veranderde gevoelens kwam,
waren nogal onaangenaam. Betty verlangt ernaar om
voor zichzelf een nieuw leven te beginnen en ik tracht
haar daartoe in de gelegenheid te stellen, door niet
de minste weerstand te bieden. Ik meen, dat ik het op
de beste wijze heb aangepakt. Voor ik vertrok, wi3t
stellen, want het aantal auto's neemt met den dag
toe.
Zoo zou ik kunnen doorgaan met het uitspreken
van velerlei bedenkingen.
Genoeg! Dit schrijvende is het niet mijn bedoeling
om hen, die te goeder trouw gelooven in de waarde
der autozegening, te krenken. Misschien denken ze er
niet bij en komen geen bedenkingen en vragen bij
hen op. Het zij zoo.
Voor mij is hun geloof echter niet anders dan kin
derachtig bijgeloof. Daar kan ik niets aan doen;
mijn gansche wezen komt daartegen in opstand. Zulk
een autozegening wekt mijn lachlust op en ook een
tikje ergernis, omdat zulk een bijgeloof nog op zoo
groote schaal aanwezig is.
Er; toch beweer ik, dat hij, die in de beteekenis der
autozegening werkelijk gelóóft, minder kans heeft
op een ongeluk wanneer hij zijn wagen laat zegenen
dan wanneer hij dit niet doet. Want ook bijgeloof,
zelfs het meest ongerijmde, heeft zijn waarde voor
hem, die het bezit. Want voor hem is het geen bijge
loof, maar geloof. En dit geloof maakt hem rustig,
vertrouwend.
Als hij achter het stuurrad zit met de zekere ge
dachte, dat een heilige hem beschermt, dan zal hij
daardoor zekerder zijn ook in moeilijke omstandig
heden. Zijn geloof heeft een suggestieve werking.
Wij kennen allen, uit ervaring, gevallen, waarin
de suggestie grooter; invloed heeft. Ik noem b.v. de
kwakzalverij. Als iemand gelóóft in den een of an
deren wonderdokter, dan zal dit geloof de genezing
in de hand werken, vooral met ziekten, die in ver
band staan met de zielsgesteldheid van der; mensch.
De voorbeelden zijn voor 't grijpen! Suggestie ver
mag veel! Het is bekend dat een glas water, gege
ven aan een patiënt met de verzekering dat het een
sterk slaapmiddel bevat, hem inderdaad een rustigen
nacht kan bezorgen.
Iemand van groote suggestieve kracht is in staat
andere menschen, die daarvoor vatbaar zijn, geheel
onder zijn invloed te krijgen. Ik herinner me een ge
val, die iemand onder zulk een suggestie een glas
water dronk en stellig overtuigd was dat 't azijn
was en het uitspuwde. Een dame die ik zeer goed
ken, zat op een stoel en haar werd gesuggereerd dat
ze op een paard reed en ze hobbelde op het tooneel
en toen men haar vroeg wat ze deed, riep ze uit:
ik zit op een paard. Velen in' West-Friesland zullen
hierbij denken aan de verrassende resultaten bij het
optreden van Malowitz.
Wanneer wij deze dingen bedenken, dan wordt het
ons duidelijk dat de invloed der suggestie niet mng
worder; onderschat. Maar dan begrijpen we ook, dat
Betty wat er gebeuren zou, ofschoon het natuurlijk
een geheim moet blijven, dat zij het weet, want anders
zou zij niet in staat zijn een echtscheiding te krijgen
en zou alles te vergeefs zijn geweest. Zij zal uw brief
verscheuren en misschien een beetje lachen over uw
tusschen belde komen over uw onschuld. Dat zal
het eenige resultaat zijn."
„Ik ben het niet met je eens, Miles." kwam juffrouw
Sheridan tegen zijn woorden op, terwijl haar magere
borst boven het ouderwetsche corset, snel rees en daal
de. „Geen vrouw zou mijn brief kunnen lezen en niet
geroerd worden. Betty zal berouw hebben over wat
zij zal hebben misdaan. Zoo snel zij kan, zal zij je ach
terna reizen. Zij zal je om vergiffenis vragen en dan,
daaraan twijfel ik niet, zal jij het haar vragen. Niets
is er dan wederzijdsche vergiffenis tusschen twee men
schen, die gedwaald hebben, om hen weder te samen te
brengen."
Het ongeduld van Miles was als opkomende vloed.
Maar hij begreep, dat zijn tante fanatiek oprecht was
In haar beweringen en dat dwong hem een onwilligen
eerbied af.
„„Als ik Betty zie, dan zal ik haar afwachten," zei hij.
Intusschen ben ik u dankbaar voor uwe belangstelling
en ik weet, dat u het goed meent. Verder is er niets
over het onderwerp te heggen, vindt u wel? Mag ik u
terugbrengen aan wal en u naar een taxi brengen? Of
wilt u soms juffrouw Divine en mij de eer aandoen om
met ons tegen kwart over acht te dineeren in het Ho
tel de Paris? Ik veronderstel, dat u dat wel niet graag
zult doen, maar..."
„Ik heb nog nooit in Monte Carlo gedineerd en ik zal
dat ook nooit doen," zei juffrouw Sheridan. „Je kunt
mij straks aan wal brengen, als we nog wat gepraat heb
ben. Maar eerst moet ik met juffrouw Divine spreken.
Dat te doen was een mijner oogmerken om aan boord
te komen, niettegenstaande je het mij verboden hadt,
Miles."
„Het is aan juffrouw Divine om te oordeelen, of zij
tijd heeft om u te woord te staan, tante Caroline, voordat
zij zich kleedt voor het diner." antwoordde Sheridan.
„Juffrouw Divine, ik kan mij niet voorstellen dat u
zoo onbeleefd zoudt zijn om iemand, die het goed met
u meent, een gesprek te weigeren?"
De oudere vrouw had zich tot het meisje gewend.
„Natuurlijk zal ik niet weigeren, nu meneer Sheridan
zegt, dat ik de beslissing moet nemen. Waar zoudt u
met mij willen spreken?"
„In den salon zal het beste zijn." veronderstelde Miles.
„Intusschen ga ik mij kleeden. In twintig minuten ben
ik klaar, tante Caroline, om u aan wal te brengen."
Toen Miles was heengegaan, wees Terry aan juffrouw
iemand die zich. zelf iets kan suggereeren, dat wil
zeggen, dat hij zoo sterk zich iets kan verbeelden dat
het werkelijkheid voor hem wordt.
Als iemand langs een steilen afgrond loopt en vast
gelooft, dat hij door een heilige, een engel of een
geest beschermd wordt, en dat deze helper hem voor
den val in de diepte behoedt, dan lijdt het geen twij
fel of hij zal zeer weinig kans hebben om duizelig
te worder. en naar beneden te storten.
Toen ik een kind was, leerde mijn moeder mij een
avondgebedje. Ik heb 't altijd onthouden. Voor ik
ging slapen, knielde ik voor 't bed en sprak 't uit:
Ik dank u, groote God en Vader,
Voor uw bescherming dezen dag.
Weer ben ik aan mijn sterven nader,
Dank dat ik nu nog leven mag.
Dat Jezus' bloed mijn schuld bedekke,
Zijn trouw mij doe ten hemel gaan.
De slaap mij tot verkwikking strekke
En ik gezond weer op mag staan.
Amen.
Hoe levendig herinner ik me nog, dat ik geregeld
deze woorden bad cn als ik 't een enkele maal dreig
de te vergeter;, dan kwam er onrust in me. Welk een
kalmte gaf mij de gedachte, dat er iemand over m>'j
waakte als ik sliep. Een juist inzicht in de laatste
woorden had ik allerminst. Maar dit stond voor mij
vast: er was een wonderbaar almachtig wezen, dat
mij beschermde cn ik voelde me beschermd en be
waard.
Ik vermoed dat alle lezers zich wel iets dergelijks
uit hun vroege jeugd zullen herinneren. Het past
zoo bij het kind-zijn. Een kind leeft immers graag in
een sprookjeswereld, waarin feeën en engelen, goe
de geesten een rol spelen.
Enhoevelen komen het kind-zijn geheel te
boven?
Hierir; ligt grootendeels de verklaring van het feit
dat ook bij ouderen nog zooveel bijgeloof blijft voort
leven. En dit is in het bijzonder het geval* bij hen,
die door hun godsdienstige leiders stelselmatig van
kritisch onderzoek in geloofszaken worden afgehou
den en wien van de jeugd af bepaalde dogma's als
onaantastbare waarheden worder; ingeprent.
Daar zijn talloos vele menschen, die daarom tegen
alle rede in, blijven gelooven in soms ongerijmde
dingen.
Nu kan men zeggen: wat is er tegen?
Wanneer iemand inderdaad een steun vindt in zijn
leven door iets te gelooven, wat voor den kritisch-
denkenden mcnsch geen zin heeft welnu: laat hem
dit gelooven. En men voegt er aan toe: als men mij
maar niet tot dat geloof dwingt en mij vrij laat.
Zoo wordt in werklijkheid vaak geredeneerd. En
men lacht eens even cn zegt, als die menscher; waar
lijk denken dat ze veiliger rijden in een gezegende
auto (om hierbij te blijven) welnu, dat moeten zij
welen.
Toch lijkt me deze redeneering niet gerechtvaar
digd.
Spoorstraat 126 - Telefoon 370
Wij ontvangen dagelijks
Wie eenmaal bij ons koopt, blijft klant.
Sheridan de deur van den salon en ging op zij staan
om haar te laten voorgaan. Zoo gauw het meisje den
drempel had oversohreden, keerde de ijverige bezoekster
zich om. „Mijn arme, ongelukkige, jonge vrouw!" riep
zij. „Ik weet, dat de Hemel mij tot u gezonden heeft. U
heeft gezondigd, u heeft een slecht leven geleid, maar
God verhoede dat ik u oordeelen zal. Dat doe ik niet
Mijn hart is van medelijden vervuld. U is verleid gewor
den, terwijl u niet voel meer is dan een kind. U is nu
nog in uw eerste jeugd. Vebeter u verbeter u. Dit is
het oogenblik. Ik ben hier om u te helpen."
Terry stond stijf en strak. „Ik heb geen slecht leven
geleid," riep zij terug. „Het is niet waar. Niemand heeft
u dat kunnen vertellen. Ik ben er van overtuigd, dat
juffrouw Harkness dat hiet heeft kunnen doen."
„Uw naam heeft het mij gezegd," bekende juffrouw
Sheridan. „Dat is te zeggen, tot vandaag had ik dien
nog nooit gehoord. In mijn wereld wordt niet gesproken
over den uwe, mijn arm kind. Maar terwijl Ik op het
terras zat, nadat u was heengegaan, voegde een Ame-
rikaansche vriend zich bij mij. die u herkende, nadat hij
u op het tooneel had gezien. En hij was zeer verbaasd,
dat u... ach dat hoeven wij niet te herhalen. Ik ben hier
gekomen om u te verzoeken, mijn neef oogenblikkelijk
te verlaten. Het is mogelijk, dat hij u heeft behandeld
als een gentleman. Juffrouw Harkness zegt, dat dat zoo
Is. Ik hoop. dat het waar is. Maar dat is niet de hoofd
zaak. Hij dwaalde, toen hij deze expeditie begon. Breek
met hem, ik smeek het u, voordat zijn vrouw komt om
zich aan zijn voeten te werpen."
„Ik ben er zeker van. dat mevrouw Sheridan zooiets
nooit zou doen zei Terry.
„Ik sprak figuurlijk. Ter wille van uzelf, mijn kind
niet voor haar of voor mijn ongelukkigen neef, dat wat
ik u vraag,"
„Ik zal mijnheer Sheridan niet verlaten, tenzij hij het
zelf wenscht," hield het meisje vol. En al de rustige kop
pigheid van Mary Desmond was op haar gezicht te lezen
en iets van Terence's temperament kwam in haar oogon
„Hij zal het wenschen. als u hem zegt, dat het uw
wensch is en het beste voor u." drong zijn tante aan.
„Ik zal een vriendelijk tehuis voor u zoeken in Menton,
totdat uw toekomst beslist is, indien u zich aan mijn
handen wilt toevertrouwen. Ik wil u zelfs gedurende
eenigen tijd gastvrijheid verschaffen in mijn eigen huis.
Ik ben ervan overtuigd, dat onze dierbare predikant te
Menton, de eerwaarde heer Purkis, mijn uitnoodiging
zal goedkeuren en dat hij zelf zal komen om met u te
praten. Hij zal u in een nieuw leven binnenleiden."
„Ik verlang geen nieuw leven," zei Terry. „Ik ben
niet slecht ik ben ervan overtuigd, dat ik dat niet ben.
En de naam van Juliet Divine kan zoo slecht niet zijn als
Het is wel heel gemakkelijk om zich om het ge
loofsleven van anderen niet te bekommeren, maar
is het ook goed? Hebben wij het recht om onze in
zichten' alleen voor ons zelf te houden?
Mogen wij er ons kalm bij neet leggen, als wij be
merken, dat anderen meeningen koesteren welke
naar ons inzicht onwA&r zijn?
Mijn antwoord is: néén! En feitelijk wordt dit
„neen" door de heele wereld uitgesproken. Onbe
wust vaak poogt immers iedereen zijn inzicht aan 'e
bevelen.
Ik ben van meening, dat wij den plicht hebben om
mede te werken aan den geestelijken groei der
mcoschheid. En deze geestelijke groei sluit in de los-
wording van alle geloof, dat door de rede wordt
veroordeeld, d.i. de overwinning van alle bijgeloof.
En nu zegge men niet, dat blijkbaar ook bijgeloof
van betrekkelijke waarde blijkt te zijn voor den
mensch, gelijk we zooeven zagen. De mensch moet
toch ééns ophouden kind te wezen. Hij moet de
werkelijkheid ééns durven aanzien, zonder haar om
te dichter; tot een min of meer betooverend sprook je.
Hij moet leeron vóór alles een redelijk wezen te zijn.
Deze redelijkheid sluit de religie niet uit: Integen
deel! Zij bewaart haar voor een verstarring in leer
stellingen en vormen. Zij loutert en reinigt haar.
Hoe meer de rede alle onredelijke bijgeloovigheden
uitbant, des te meer zal religie worden tot. wat zij
wezen moet: het zich verbonden we ter; aan den
eeuwigen, scheppenden Geest zelf.
In de rede bezitten wij, menschen, de kostbaarste
gave. Haar hebben wij te gebruiken om te stijgen tot
wat we onbewust toch allen zoeken: waarheid.
Van waarheid, volle klare waarheid, zijn we nog
zoo ver verwijderd. De leugen is ons nog vaak zoo
lief, omdat zij de werkelijkheid omtoovert tot een
sprookje. O! kinderen die we zijn
Maar is niet ook dit een eigenaardige trek van
het kind, dat 't groot wil worden?
Het verlangt naar den tijd om man, om vrouw te
wezen, om volwassen te zijn.
Dan echter óók: volwassen naar den geest!
ASTOR.
u beweert. U... o, ik weet, dat u de tante is van meneer
Sheridan en ik vind het naar om onbeleefd tegen u te
zijn, maar als u hiermee niet ophoudt, zal ik het moe
ten zijn. Ik geloof dat u een vreeselijke ziel heeft."
„Mijn ziel is vol vrede en goeden wil. zelfs tegenover
hen, die mij boosaardig behandelen," zei juffrouw She
ridan. „Ik bid, dat uw ziel moge zijn als de mijne. Maar
na dit gesprek ben ik zeer bevreesd, dat u niet meer te
helpen is, daar u uw eigen zonde niet inziet. Ik zal u
verlaten om u in staat te stellen te luisteren naar die
rustige kleine stem wat u misschien dan nog zult
kunnen en herinner u dan mijn aanbod, waarbij ik blijf,
ïk ben niet geneigd om u op te geven, ofschoon men
helaas een hart niet kan veranderen zonder toestemming
van datzelfde hart. Ik zal gaan en thuis zal ik mijn
gebeden voor u voortzetten, juffrouw Divine. Maar voor
dat wij afscheid nemen, moet ik u nog zeggen, dat ik
dezen middag aan de vrouw van mijn neef te New-York
heb geschreven, Ik koos iederen zin na lang nadenken
en ik beschreef u als een aantrekkelijk meisje al te
aantrekkelijk in uiterlijk en in manieren. Ik zei, dat
Miles u zeer ridderlijk behandelde en dat u trachtte een
goeden indruk te maken op het personeel van het jacht
(dit hoorde ik van juffrouw Harkness), zoodat het mij
toeleek, dat uw doel in de toekomst was een huwelijk
met hem. Ik waarschuwde haar. dat een man zich ge
woonlijk niet zoo goed gedroeg tegenover een vrouw uit
uw wereld, als datzelfde denkbeeld ook niet in zijn hoofd
spookte. Ik zei, dat onder zulke omstandigheden het
steeds samenzijn hoogst gevaarlijk was. Ik voegde erbij,
dat Miles voor haar redelodos verloren zou zijn. tenzij
zij zelve opdaagde voor de redding. En mijn vriendin,
die heden morgen bij mij zat op het terras en met wie
ik de droevige zaak besprak, zeide, dat ook zij aan mijn
nicht zou schrijven. Zij is een wereldsche vrouw en dat
ben ik niet, den Hemel zij dank en ik veronderstel, dat
haar gezichtspunt in den brief aan Betty anders zal zijn
dan het mijne. Maar haar raad zal eender zijn. Zou het
niet beter voor u zijn te vertrekken, voordat mijn aan
getrouwde nicht komt om zich bij haar man te voe
gen?"
Sheridan had de deur nadrukkelijk opengeworpen,
maar geen van beiden had het klaarblijkelijk gehoord.
„Nog altijd bezig!" riep hij uit. „Ik hoop. dat juffrouw
Divine mij niet zal verlaten door uw beweringen, tante
Caroline. Ik zou erdoor in een hoek gedreven worden.
Maar ik geloof niet, dat zij van dat soort is. Ik ben
gekleed en zal u aan wal brengen. Over een half uur,
juffrouw Divine, kom ik terug voor u."
„Heel goed," zei Teresa op vermoeiden, zwaren toon.
Toen tante en neef samen weg waren, snelde zij naar
haar hut en weende, zooals zij nog nooit in haar leven