SchagerCourant
HAAR
SPROOKJESPRINS
Tweede Blad.
Donderdag 17 Juli 1930.
73ste Jaargang. No. 8697
ONZE KOLONlêN.
De profeet van den Tangkoeban Prahoe.
Er loopt, volgens de „Loc." onder de bevolking
in het Tjimahische (dat in het district Lembang ge
legen is), een gerucht dat de Tangkoeban Prahoe
binnen niet al te langen tijd gaat uitbarsten. Er is
blijkbaar een profeet opgestaan, die zich geroepen
gevoelde, in de desa's van genoemde (onder-) distric
ten rond te gaan en den volke kond te doen van na
derend onheil van de groote uitbarsting, welke
evenwel te voorkomen is als men zich aan een zeer
ernstige liadjat gaat wijden, sedekahs brengen en de
genade der berg-goden inroepen.
Het bericht, dat velen onder hen, die aan den voet
of op de helling van den Tangkoeban Prahoe wo
nen, zich inderdaad tot het brengen van zoenoffers
lieten overhalen, trok de aandacht van het Binnen-
landsch Bestuur en het bleek toen, dat de geruchten
reeds een groote omvang hadden genomen. De man
die rondging om zijn waarschuwende stem te doen
hooren tegen onderschatting van het gevaar, dat ko
men kon, is nergens te vinden. Wel is bekend wat
hij precies heeft voorgeschreven ten aanzien van de
te brengen offers. Deze verschillen voor de menschen
met huizen, welke met het front naar het Noorden
staan met die welke een Zuidwaarts gericht front
hebben. Vooral in de desa Tjipageran schijnen de
menschen gretig tot offeren bereid. Het Binnen-
landsch Bestuur heeft zich met het geval bemoeid
en is thans doende de menschen zooveel mogelijk
voor te lichten.
De galante cipier.
Naar „Do Javabode" meldt, zijn eenige onderge
schikte ambtenaren uit het huis van bewaring te
Batavia wegens gepleegde onregelmatigheden ont
slagen. Zoo was er een opziener, die onder meer at
tenties bewees aan mej. K., die preventief gesteld
was en later tot gevangenisstraf werd veroordeeld.
Hij beweerd dat hij haar familie in Bandoeng heel
goed had gekend. Daarom kwam hij dikwijls in
strijd met de bestaande bepalingen, bij haar in de
cel z.g. om een praatje te maken, terwijl hij haar ook
zakgeld en ververschingen had gegeven. Dit zaakje
is uitgelekt door opgewekte jalouzie vooral van de
zijde van de beruchte mevrouw BI., die ook preven
tief zat en wier zaak thans in behandeling bij den
Raad van Justitie is.
Zij noemde de cel van mej. K. in een schrijven, dat
den directeur passeerdeeen liefdesnestje. Later,
toen zij hierover gehoord werd, vertelde ze, dat ze
althansvermoedde, dat er iets tusschen die twee
gaande was. De opziener heeft op een avond b.v. ook
al eens pannekoeken voor mej. K. in de keuken ge
bakken. Weliswaar kreeg mevrouw BI. daar ook wat
van mee, maar blijkbaar was het portie niet groot
genoeg om haar mondje te snoeren. Een oppasser
in het huis van bewaring ging de laan uit omdat hij
cadeautjes aannam van familieleden van een rijken
Chinees, die preventief gesteld was, wegens coca-
ine smokkelarij. Dank zij het strenger optreden van
den tegenwoordigen directeur is het nu met dit ge
knoei gedaan.
Moordaanslag.
Weer hoeft zich in Tandjong Priok, voor de zoo-
veelste maal, in den. tijd van enkele weken, een ern
stige misdrijf-zaak afgespeeld, een poging tot moord
thans aan boord van den nieuwen K.P.M. stoomer
„Tornori". Op dat schip was werkzaam de Timorees
Dedangké Delama, een schepeling, op wiens plichts
opvatting nogal wat aan te merken viel. Zoo ge
beurde het, dat een Javaansche kwartiermeester
FEUILLETON
door
C. N. WILLIAMSON.
Een der meest Interessante romans
uit de bekende Society-Reeks; Uitgave
Van Holkema en Warendorf, Amster
dam.
43.
Juffrouw Harkness was verlegen met de zaak. De
tranen op haar gloeiende wangen waren gedroogd. Zij
zocht naar een uitvlucht en polste voorzichtig: „Maar
mijn lieve, u zult toch weten... u weet natuurlijk even
goed als ik... dat..."
„Wat? Ik heb toch al gezegd, dat ik het niet weet!
Ik weet nog zoo weinig; ik ben pas een maand of wat
van school bij de zusters. In den laatsten tijd heeft
het me toegeschenen, dat ik al heel weinig weet. Maar
ziet u, ik ben nog geen achttien..."
„Nog geen achttien!" kermde de oude vrouw. „Och,
maar dan bent u nog een baby! En daar ziet u ook naar
uit als ik tén minste mijn oogen goed den kost geef!
Maar dat is juist, wat ik niet heb gedaan en meneer
Miles deed het ook niet. Hij..."
„U heeft mij nog steeds niet gezegd, waar u en hij
mij voor aanzagen."
Juffrouw Harkness zag eruit alsof zij in de val was
geloopen. „Ik veronderstel, dat u weet, dat er slechte
vrouwen in de wereld bestaan?"
„Er zullen er wel heel wat zijn."
„Maar ik bedoel een zekere soort van slechtheid. Die
soort van slechtheid, dat een vrouw met een man leeft,
met wien zij niet getrouwd is, en zelfs terwijl hij ge
trouwd is met een andere."
„Maar..." stamelde Terry. „Dan ben ik een van die
elechte „vrouwen. Ik zou wel met Miles willen leven zon
der getrouwd te zijn, als hij geen echtscheiding kan
krijgen. Dat zei ik hem. Ik zei hem, dat ik dat nog lie
ver zou doen, dan dat hij zijn vrouw bewerken zou om
toch van hem te scheiden. Het leek zoo vreeselijk. Ik
dacht, dat als hij mij had om lief te hebben want
hij zei, dat hij mij noodig had en dat hij mij niet op
wilde geven, hij mij best zou kunnen verbergen om mij
soms te zien en ik zou voor hem kunnen bidden en hem
altijd liefhebben. Niemand hoefde het te weten, zooals
wel zou moeten, als we getrouwd waren. Niemand zou
kunnen zeggen, dat hij zijn vrouw slecht had behandeld
Patno, een kalme, bedaarde man, zich door een voor
val genoodzaakt achtte, hem weer eens op zijn ver
plichtingen te wijzen. De kerel scheen echter onver
beterlijk, zoodat men hem tenslotte moest ontslaan
Delama. met deze afdoening niet tevreden, besloot
zich op den kwartiermeester te wreken. Met een
vlijmscherpe piso blatti gewapend, bracht hij dezen
een diepe steekwonde in de schouderstreek toe,
waarna hij zich liet arresteeren, na eerst zijn mes
ergens te hebben weggeworpen. Bij zijn verhoor
door de politie, zeide hij rondweg, de bedoeling to
hebben gehad, den kwartiermeester te vermoorden.
Over de mislukking (het slachtoffer is hoewel
zwaargewond, buiten levensgevaar), scheen hij maar
half voldaan.
De gewonde werd, nadat hem het eerste verband
was omgedaan, overgebracht naar het K.P.M. zie
kenhuis in Petamboeran. Het mes, waarmee de
moordaanslag geschiedde is niet teruggevonden. Dit
is als bewijsmateriaal van minder belang, aangezien
er, aldus de N. Soer. C., tijdens het gebeurde vol
doende getuigen in de buurt waren.
Een luitenant pechvogel.
In een vorig bericht deelden wij mede, aldus de
correspondent van de „N. S. C.", te Bandjermasin, dat
een luitenant der infanterie, die met een patrouille
in de verre Dajaklanden moest patrouilleeren, het
ongeluk had, dat een geweer en 15 patronen van een
zijner manschappen werden gestolen, zonder dat
het mocht gelukken, den dader of het gestolene te
achterhalen. Op zijn garnizoensplaats Bandjermasin
teruggekeerd, kreeg hij toen, na eene schrobbeering
van zijn chef, den last met de patrouille weer terug
te keeren, een afstand van ruim twintig dagen
roeien, om het geweer en de ammunitie te zoeken
en terug te brengen. Zooals nader wordt vernomen,
heeft de luitenant, patrouille-commandant, na alle
moeite daarvoor te hebben gedaan, het gestolene
niet kunnen terugvinden, doch had daarbij weder
om het ongeluk, alsof het noodlot hem achtervolgde,
dat een zijner dwangarbeiders, die met de patrouille
meeging, er stilletjes van door ging en droste met
medeneming van den dienstrevolver van den luite
nant en scherpe patronen. Met welk een bezwaard
gemoed genoemde luitenant, die inmiddels door een
andere patrouille wordt afgelost, weer huistoe keert,
en wat er voor hem opzit, kan de lezer, die iets af
weet van militaire zaken, allicht begrijpen, 't Is te
hopen, dat zijn opvolger met de nieuwe patrouille,
bij het volbrengen van zijn opdracht, fortuinlijker
zal zijn en het er zonder kleerenscheuren afbrengt.
Van Kebajan Dajaks vernemen wij, dat in het
Roengangebied, waar gepatrouilleerd wordt, dikwijls
nomaden-Dajaks, behoorende tot den stam der Otts,
rondzwerven, die zeer handig zijn in het stelen, onge
merkt te voorschijn komen, zelfs bij daglicht en weer
ongemerkt weten te verdwijnen, zonder eenig spoor
achter te laten.
Noodlottige slangenbeet.
In Madjalaja bij Bandoeng, meldt de N. Soer. C.,
stond de Inlander Soemanta op zijn erf met eenige
vrienden te praten, toen hij eenige stappen maken
de, bij ongeluk op een slang, een oeloer Welang,
trapte en door het reptiel in het linkerbeen gebeten
werd. De slang was 1.30 M. lang, werd doodgesla
gen en de wondjes, welke op prikjes geleken en al
leen druppels ploed doorlieten, met een pap van ge
kneusde kruiden verbonden. Ondanks de opkomende
pijn met koorts, sliep de man in, doch om nooit meer
te ontwaken; want den volgenden morgen vonden
zijn huisgenooten den ongelukkige reeds dood en
verstijfd. De geneesheer kon bij de lijkschouwing
slechts constateeren, dat het gif der slang zijn werk
had gedaan.
De Provinciale Fokveetcntoonstellüig
te Hoorn.
Reclame in binnen- en buitenland.
Van den heer E. Koster Dz. te Bobeldijk ontvingen
wij namens het Bestuur van den Provincialen Bond
van Rundveefokvereenigingen in Noordholland een ge-
illustreerde brochure, welke wordt uitgegeven ten be
hoeve van de op 10 en 11 September van dit jaar te
houden Provinciale Fokveetentoonstelling te Hoorn. Bo
vendien is het boekje in het Fransch, Duitsch en En-
gelsch uitgegeven en in alle landen verspreid, zoodat we
mogen aannemen, dat straks de hierboven genoemde
tentoonstelling een algemeene bekendheid zal bezitten.
Wat wij in dit beknopte doch buitengewoon zoo
door een meisje te trouwen zooals ik of mijn zus
ter Julia"
„Goede God, is juffrouw Juliet Divine uw zuster?"
vroeg de oude vrouw een en al verbazing.
„Ja; mijn halve zuster. Zij zeggen, dat ik op haar lijk."
„Dan kan zij zoo zwart niet zijn, als zij haar afschil
deren! Niemand, die op u lijkt, of tot u behoort, kan
heelemaal slecht zijn. Nachten lang heb lk wakker ge
legen, altijd maar mijn hersens afpijnigend, hoe het toch
mogelijk was. dat zoo'n kleine engel... Maar kijk! Mijn
instinkt heeft toch altijd gelijk gehad. U is een engel
en ik neem ieder woord terug, dat ik gezegd heb betref
fende u en meneer Miles... dat het voor u beiden beter
zou zijn als u een anderen man trouwde, en er een sterke
barrière zou zijn gemaakt tusschen u en hem. Maar,
mijn kind, u zult hem juist tot iets maken! U zult hem
toonen, dat alle jonge vrouwen niet zijn als zijn eigen
vrouw, die hem nimmer liefhad of over iemand anders
dacht dan over zichzelf. U zult hem zijn geloof terugge
ven. U..."
„Maar ik dacht, dat u zei, dat vrouwen, die met man
nen leven, met wie zij niet getrouwd, speciaal slecht zijn.
Ik bood het hem aan, doch hij wilde niet..."
„Ik zei niet mannen, die zij liefhadden. Aanbieden is
ook nog geen doen. U behoort niet tot die soort. U
boodt het aan dat weet ik opperbest omdat u niet
zelfzuchtig is en niet voor uw eigen heil zorgt. Daarin
ligt juist het verschil tusschen goed en kwaad. Meneer
Miles zou een slecht mensch zijn, als hij u aan uw woord
gehouden had, wetend wie u is. Dat zou zonde geweest
zy'n. Maar nu ik weet. dat uw hart al even weinig leu
genachtig is als uw gezicht, bid ik alle heiligen, ook onze
Lieve Vrouwe, dat mevrouw Sheridan hem de vrijheid
zal geven. Zij zal dat slechts doen als zij zelf verlangt vrij
te zijn, zooals haar plan reeds was. Maar het is wel mo
gelijk, dat die heer meneer Nazlo de dingen in
de war heeft gestuurd."
Terry was heel bleek, maar terwijl zij luisterde naar de
oude vrouw, waren haar oogen wijd open en stralend.
Zij zag er verheerlijkt uit.
„O, u maakt mij zoo gelukkig," zei' zij. „Ik vertrouw
u juffrouw Harkness, omdat ik geloof, dat u hem, meer
dan wie ook na mij, bemint. Een van de dingen, die mij
deden denken, dat ik hem kwaad zou doen door mij door
hem te laten lefhebben was, dat u niet gunstig over mij
dacht. U is zoo goed en zoo trouw; en ofschoon u begon
nen is een beetje van mij te houden om mijzelf kon
u mij niet goed genoeg vinden voor hem. Zeg mij eer
lijk en oprecht gelooft u, dat ik hem goed zal doen
en geen kwaad, als wij trouwden?"
„Dat geloof ik bij mijn ziel en ook bij de ziel van me
neer Miles."
„Zelfs, ofschoon Juliet Divine mijn zuster is en ik van
haar houd, wat zij ook gedaan mag hebben of wie zij
ook is?"
„Ja," zei Harkey. „Welk verschil kan er zijn, of zij
uw zuster is, ja dan neen, als u maar niet is als zij!"
wel wat betreft den Inhoud als het uiterlijk goed
verzorgde boekje onder onze oogen krijgen zal iederen
veehouder groote belangstelling inboezemen.
Wij zien er om te beginnen in afgebeeld een keur
van Noordhollandsche fokdieren met omschrijving van
al hun goede eigenschappen, die tot ver over de gren
en bekend zijn.
„Zoodra dan ook," zoo schrijft het boekje, „een bui-
tenlandsch vee-export van beteekenis ontstond, was 't
vee gefokt in Noordholland, dat hierbij een voorname
rol speelde. Wij behoeven Blechts de namen na te gaan
van de vee-families, welke buiten Nederland, in de Ver-
eenigde Staten, Canada, Nieuw-Zeeland, Argentinië, enz.,
het meest op den voorgrond treden en tot nu toe het
meest gewaardeerd worden, om te constateeren, dat
Prins Hendrik te
Stockholm.
Zooals reeds werd gemeld, is Z. K. H. Prins Hen
drik Maandagochtend te Stockholm aangekomen,
waar Z. K. H. de gast was van Z. M. koning Gustaaf
van Zweden. Aan de lunch, welke aan het konink
lijk paleis plaats had, zaten mede aan onze gezant te
Stockholm, Jhr. van Loon en Kolonel van Plcen.
Hierna woonde Prins Hendrik met Koning Gustaaf
het feestconcert hij ter gelegenheid van het eeuw
feest van de Koninklijke Zweedsche Zeilverceniging
Zooals men weet, werd het bezoek van Prins Hen
drik aan de Zweedsche hoofdstad in verband ge
bracht met een eventueele verloving van Prinses
Juliana met Prins Sigvard; geruchten dienaangaan
de werden echter officieel tegengesproken. Einde
dezer maand zal Prins Hendrik met H. M. de Konin
gin en Prinses Juliana, die, zooals wij reeds uitvoe
rig berichtten, thans te Bygdin verblijf houden, uit
Scandinavië naar Nederland terugkeeren.
Stockholm, de hoofdstad van Zweden, is gelegen aan
de breede Norrström, welke de eenige verbinding
vormt tusschen het Malarmeer, dat ten Westen van
de stad is gelegen, en de Baltische baai in de Oostzee.
Hoewel het grootste gedeelte der stad, welke 150.000
inwoners telt, zich heden ten dage over het vaste
land ten noorden en ten zuiden van de Norrström go-
legen, uitstrekt, ligt de oude stad toch voornamelijk
op 13 grootere en kleinere eilanden. Hoe meer men
teruggaat in de geschiedenis, des te geringer was
de stad in omvang, dés te geringer was ook het aan
tal eilanden, dat uit niet meer dan drie bestond, toen
in het midden der 13e eeuw de stad gesticht werd
door Birger Jarl, om dc binnenlanden tegen de in
vallen van zeeroovers te beschermen. In den zomer
is deze stad, waarvan het centrum door heldere
stroomen en prachtig bebouwde eilanden wordt ge
vormd, een ideale verblijfplaats. Naast de uit graniet
opgetrokken kaden, de aantrekkelijke parken cn
architectonisch zoo interessante gebouwen, vindt men
hier de oude straten cn stegen, de groote middeleeuw-
sche kerken en ook het Koninklijk paleis.
Het paleis bevindt zich op het grootste der 13 ei
landen en is opgetrokken in den stijl der Italiaan-
sclie Renaissance; architect was de Zweed Xieodemus
Tessin (1654172S)Vlak daarbv bevindt zich het ver
gaderhuis der adelijken dat in do 17e eeuw werd ge-
„O, lieve juffrouw Harkness. ik ben zoo verheugd. En
ook niet, omdat mannen zooals meneer Nazlo en een
dier Fransche officieren, die hier zijn, dingen tegen mij
zeggen, die mij een gevoel geven, alsof zij mij modder
in het gezicht gooien?"
,M>jn arme kindje", steunde de oude vrouw. „Zulke
beesten als zij zijn! Zij begrepen niet, wie u was! Maar
meneer Nazlo weet het nu. Hij vroeg u ten huwelijk.
Meer kon hij niet doen. En wanneer u mevrouw She
ridan zult zijn, dan zal niemand u meer met modder
gooien, daar kunt u van op aan."
„En de menschen zullen niet zeggen, dat hij zichzelf
heeft geruïneerd?"
„Dat zullen zij zeker niet Daar zou geen enkele reden
voor bestaan."
„Is u daar zeker van?"
„Zeker. En al ben ik dan ook maar een oude dienst
bode, ik heb al die jaren mijn ooren en oogen wijd open
gehad, Ik ken de wereld, alsof ik een geboren „dame"
was. Mijn lieve, tob niet. Ik slik al mijn woorden over
een huwelijk met meener Nazlo en zoo in. Ik zie. dat er
voor u en voor meneer Miles geluk zal zijn in de toe
komst zooals ik het nooit heb kunnen zien zelfs niet
voor wat ik vandaag wist, toen de weg nog vrij leek.
Als mevrouw Sheridan..."
Terry hield het stukje papier uit Nazio's brief haar
voor en zuchtte: „Het is een erg groot „als". Zoo groot
als de wereld! Kijk, lk wilde u dit laten zien. Maar ik
wilde eerst uw gedachten weten betreffende mij. U heeft
gemaakt, dat ik mij voel, alsof alle modder van mij is
afgewasschen! Kan ik ook al niet gelukkig zijn, ik voel
mij schoon!"
HOOFDSTUK XL.
Betty had een telegram gezonden op den brief van
Nazlo, welken hij haar uit Monaco had geschreven en ver
scheidene kabeltelegrammen waren er tusschen hen ge
wisseld, voordat zij uit Marseille naar Algiers was ge
komen. In zijn laatste telegram had Nazlo haar voorge
steld elkander ergens in Algiers te ontmoeten, maar
Betty was nu een en al voorzichtigheid waar het klei
nigheden betrof als er geen verleiding was om roekeloos
te zijn en zij meende, dat het het beste zou zijn geen
enkelen man te ontmoeten, voordat zij met haar eigen
man had gesproken, behalve dan de eenige uitzondering
Salvano. Zij moest Salvano spreken (de Schoenenko
ning had haar gemeld, dat hij ook In Algiers was), want
van de samenkomst met Salvano hing de stap af, dien
zij ten opzichte van Miles ondernemen zou. Zij was ech
ter besloten geen aanleiding tot verdere praatjes te ge
ven, als zij dat vermijden kon. Het kon best, dat Miels'
stemming hatelijk was en zij vond het niet aangenaam,
als hij bij aankomst van zijn jacht uit Marseille, hooren
zou, dat zij den vrijwel bekenden Griek had ontmoet.
Ook wilde zij niet ,dat Nazlo haar aan boord zou op
zoeken; maar toen zij daar haar tenten had opgeslagen
men zich" vooral tot dit fokgebled wendde voor zijn
aankoopen. Namen toch als Abbekerk. Palensteln,
Posch, Beets, Hartog, Aagie zijn op het gebied der vee
fokkerij zoo typisch Noord-Hollandsch, dat ze onmid
dellijk verraden, waar de bakermat is geweest van <le
voorouders der thans over den Oceaan zoo bekende
vee-families."
Aldus gewaagd deze brochure van de glorie der
Noordhollandsche rundvee-fokkers.
Verder wordt er de schapenfokkerij ln Noordholland
in genoemd, waaruit de goede eigenschappen van het
Texelsche ras blijken, dat almeer en meer ook in
de andere provincies van Nederland wordt gewaar
deerd, terwijl naar verschillende landen fokmateriaal
is geëxporteerd.
bouwd in Hollandschen Renaissance stijl. Een monu
ment van Zweedschen stijl is hot stadihuis, dat in do
jaren tusschen 1911 en 1922 werd gebouwd. In dit deel
van de stad vindt men ook vele musea, als het
N'oorsch museum met zijn zoo wijd en zijd vermaar
de cultureele verzameling, welke een denkbeeld geeft
van den vooruitgang der beschaving in de Scandi
navische landen; verder het nationaal museum, het
artillerie-museum, het biologisch museum, enz. Be
kend zijn voorts in de stad de Engelbrecht-kerk, de
Kon. Technische Hoogeschool, het Stadion met 20.000
plaatsen cn de Kon. Bibliotheek met 400.000 exem
plaren.
De grootste lof verdienen echter de prachtige om
streken van Stockholm; de uitgestrekte natuurlijke
parken van Djurgarden en Haga, de eilanden en
oevers en de blauwe wateren vol schepen. Ja. de
schepen, de talrijke witgeschilderde, kleine stoom-
booten, plezierjachten en ponten, welke de verbin
ding onderhouden tusschen de stad en de vele \n de
Oostzee gelegen eilandjes, met de duizende woningen
en zomerverblijven. Even onvergetelijk als de stad
zelve, is de z.g. Shargarden, de Stockholmsohe ei
landenzee (Scheren), gelegen in de zeebocht buiten de
haven; men zou deze streek het ontspanningsoord
van Stockholm kunnen noemen. Wanneer het des
winters vriest en de lucht helder is en de besneeuw
de heuvels en parken schitteren in de zonneschijn,
dan is Stockholm zeker heerlijk. Maar als in den zo
mer de stad met de waterwegen, het groen en de
parken door de frisschen winden verkoeld, bezit
Stockholm wel haar grootste charme, vooral in de
Juni-nachten, als de nachten enkel maar een korte
schemering zijn, is de stad een der bekoorlijkste van
het Noorden.
Momenteel staat Stockholm in het brandpunt van
de belangstelling door de groote tentoonstelling van
Zweedsche kunstnijverheid, handwerk en huisvlijt,
welke reeds in de maand Mei begon en zal duren tot
September a.s. Deze tentoonstelling, welke onder Ko
ninklijke bescherming staat, wordt gehouden 00
„Djurgarden", een schilderachtig bosch- en heuvel
land, dat eertijds een koninklijk hertenkamp was.
De verschillende afdeelingen van de tentoonstelling
zijn in daartoe langs het water verrezen gebouwen
ondergebracht. Hier kan men kennis maken met d3
Zweedsche architectuur, kunstnijverheid, moderne
kantoorgebouwen, tuin- en park-aanleg, enz. Midden
in het water, voor het tentoonstellingsterrein, bevindt
zich een verlichte fontein. Een stalen toren, bijna S0
meter hoog, wordt 's avonds verlicht.
en vernomen had, dat Miles Algiers had verlaten, zond
zij Nazlo een briefje naar het hotel door hem in zijn
laatste telegram genoemd-
Hij logeerde in St. George en hij antwoordde, dat wan
neer mevi'ouw Sheridan het te „verdacht" vond om met
hem te lunchen, zij misschien thee kon gaan drinken
op het terras. Dan zou hij langs haar komen wandelen
en zelfs de ergste kwaadsprekers konden er geen kwaad
in vinden, als zij dan toevallig samenkwamen. Nazlo
voegde hieraan toe: „Wat kwaadsprekerij betreft, er
wordt hier al genoeg verteld over onzen vriend dl Sal
vano en de Calahans uit Callfornië. Zij zijn alle drie in
St. George en een middelpunt van attractie. Het meisje
poseert nog als „juffrouw Calahan" maar iedereen ge
looft, dat zij inderdaad met Salvano is getrouwd en dat
de oude man den prins voor een poos op de proef stelt
als straf voor den diefstal van de Roos van den ouder
lijken stam. Als ze niet getrouwd waren, zou de oude
Calahan den prins al lang den bons hebben gegeven, want
om de een of andere reden Is er geen al te beste ver
houding tusschen hen beiden. Ik doe er allicht goed aan
u te laten weten, dat er ook gebabbeld wordt over uw
echtgenoot, die hier nogal kennissen heeft, buiten de
vrienden van u en hem samen. Enkelen onder hen den
ken dat u van hem zult gaan schelden, maar anderen
denken juist het tegendeel. Maar niemand weet, wie het
meisje eigenlijk is, waar het om gaat en evenmin dat
u. mits u de goede kaart uitspeelt, zijn lot in handen
houdt."
Deze brief was bij Betty bezorgd aan boord van de
Silverwood kort na haar aankomst en nauwelijks twee
uren, nadat Miles en het meisje en juffrouw Harkness
naar Bousaada waren gegaan. Toen had Betty het ant
woord geschreven, waaruit Nazlo, na nauwkeurig na
denken een paar regels had geknipt om ze onder Terry's
oogen te brengen. De duidelijke, zij het dan ook respect
volle tegenzin van kapitein Yale om Betty aan boord te
nemen was een bewijs te meer voor haar, dat Nazlo
haar de waarheid betreffende Miles had verteld. Niet
slechts was hij verliefd op dat meisje Desmond, maar
Yale had het zelfs gemerkt. Als Betty's humeur niet
zoo somber geweest was, zou zij allicht een boosaardig
genoegen gevonden hebben in het feit. dat Yale haar
al de voortreffelijkheden en gemakken van een Algiersch
hotel uiteenzette. Hij vertelde haar, dat het jacht schoon
gemaakt werd, nu meneer Sheridan afwezig was en het
consigne was, dat er niemand aan boord zou worden
toegelaten. Natuurlijk zou er voor mevrouw Sheridan een
uitzondering gemaakt worden: „als zij ten minste er
niet tegen opzag, de lasten der schoonmaak ie onder
vinden. Maar, als zij bleef, dan was hij verplicht oogen-
blikkelijk te telegrafeeren, dat Madame aan boord was,
niettegenstaande hij het haar had afgeraden."
Wordt vervolgd.