SchagerCourant HAAR SPROOKJESPRINS Tweede Blad. Donderdag 17 Juli 1930. 73ste Jaargang. No. 8697 ONZE KOLONlêN. De profeet van den Tangkoeban Prahoe. Er loopt, volgens de „Loc." onder de bevolking in het Tjimahische (dat in het district Lembang ge legen is), een gerucht dat de Tangkoeban Prahoe binnen niet al te langen tijd gaat uitbarsten. Er is blijkbaar een profeet opgestaan, die zich geroepen gevoelde, in de desa's van genoemde (onder-) distric ten rond te gaan en den volke kond te doen van na derend onheil van de groote uitbarsting, welke evenwel te voorkomen is als men zich aan een zeer ernstige liadjat gaat wijden, sedekahs brengen en de genade der berg-goden inroepen. Het bericht, dat velen onder hen, die aan den voet of op de helling van den Tangkoeban Prahoe wo nen, zich inderdaad tot het brengen van zoenoffers lieten overhalen, trok de aandacht van het Binnen- landsch Bestuur en het bleek toen, dat de geruchten reeds een groote omvang hadden genomen. De man die rondging om zijn waarschuwende stem te doen hooren tegen onderschatting van het gevaar, dat ko men kon, is nergens te vinden. Wel is bekend wat hij precies heeft voorgeschreven ten aanzien van de te brengen offers. Deze verschillen voor de menschen met huizen, welke met het front naar het Noorden staan met die welke een Zuidwaarts gericht front hebben. Vooral in de desa Tjipageran schijnen de menschen gretig tot offeren bereid. Het Binnen- landsch Bestuur heeft zich met het geval bemoeid en is thans doende de menschen zooveel mogelijk voor te lichten. De galante cipier. Naar „Do Javabode" meldt, zijn eenige onderge schikte ambtenaren uit het huis van bewaring te Batavia wegens gepleegde onregelmatigheden ont slagen. Zoo was er een opziener, die onder meer at tenties bewees aan mej. K., die preventief gesteld was en later tot gevangenisstraf werd veroordeeld. Hij beweerd dat hij haar familie in Bandoeng heel goed had gekend. Daarom kwam hij dikwijls in strijd met de bestaande bepalingen, bij haar in de cel z.g. om een praatje te maken, terwijl hij haar ook zakgeld en ververschingen had gegeven. Dit zaakje is uitgelekt door opgewekte jalouzie vooral van de zijde van de beruchte mevrouw BI., die ook preven tief zat en wier zaak thans in behandeling bij den Raad van Justitie is. Zij noemde de cel van mej. K. in een schrijven, dat den directeur passeerdeeen liefdesnestje. Later, toen zij hierover gehoord werd, vertelde ze, dat ze althansvermoedde, dat er iets tusschen die twee gaande was. De opziener heeft op een avond b.v. ook al eens pannekoeken voor mej. K. in de keuken ge bakken. Weliswaar kreeg mevrouw BI. daar ook wat van mee, maar blijkbaar was het portie niet groot genoeg om haar mondje te snoeren. Een oppasser in het huis van bewaring ging de laan uit omdat hij cadeautjes aannam van familieleden van een rijken Chinees, die preventief gesteld was, wegens coca- ine smokkelarij. Dank zij het strenger optreden van den tegenwoordigen directeur is het nu met dit ge knoei gedaan. Moordaanslag. Weer hoeft zich in Tandjong Priok, voor de zoo- veelste maal, in den. tijd van enkele weken, een ern stige misdrijf-zaak afgespeeld, een poging tot moord thans aan boord van den nieuwen K.P.M. stoomer „Tornori". Op dat schip was werkzaam de Timorees Dedangké Delama, een schepeling, op wiens plichts opvatting nogal wat aan te merken viel. Zoo ge beurde het, dat een Javaansche kwartiermeester FEUILLETON door C. N. WILLIAMSON. Een der meest Interessante romans uit de bekende Society-Reeks; Uitgave Van Holkema en Warendorf, Amster dam. 43. Juffrouw Harkness was verlegen met de zaak. De tranen op haar gloeiende wangen waren gedroogd. Zij zocht naar een uitvlucht en polste voorzichtig: „Maar mijn lieve, u zult toch weten... u weet natuurlijk even goed als ik... dat..." „Wat? Ik heb toch al gezegd, dat ik het niet weet! Ik weet nog zoo weinig; ik ben pas een maand of wat van school bij de zusters. In den laatsten tijd heeft het me toegeschenen, dat ik al heel weinig weet. Maar ziet u, ik ben nog geen achttien..." „Nog geen achttien!" kermde de oude vrouw. „Och, maar dan bent u nog een baby! En daar ziet u ook naar uit als ik tén minste mijn oogen goed den kost geef! Maar dat is juist, wat ik niet heb gedaan en meneer Miles deed het ook niet. Hij..." „U heeft mij nog steeds niet gezegd, waar u en hij mij voor aanzagen." Juffrouw Harkness zag eruit alsof zij in de val was geloopen. „Ik veronderstel, dat u weet, dat er slechte vrouwen in de wereld bestaan?" „Er zullen er wel heel wat zijn." „Maar ik bedoel een zekere soort van slechtheid. Die soort van slechtheid, dat een vrouw met een man leeft, met wien zij niet getrouwd is, en zelfs terwijl hij ge trouwd is met een andere." „Maar..." stamelde Terry. „Dan ben ik een van die elechte „vrouwen. Ik zou wel met Miles willen leven zon der getrouwd te zijn, als hij geen echtscheiding kan krijgen. Dat zei ik hem. Ik zei hem, dat ik dat nog lie ver zou doen, dan dat hij zijn vrouw bewerken zou om toch van hem te scheiden. Het leek zoo vreeselijk. Ik dacht, dat als hij mij had om lief te hebben want hij zei, dat hij mij noodig had en dat hij mij niet op wilde geven, hij mij best zou kunnen verbergen om mij soms te zien en ik zou voor hem kunnen bidden en hem altijd liefhebben. Niemand hoefde het te weten, zooals wel zou moeten, als we getrouwd waren. Niemand zou kunnen zeggen, dat hij zijn vrouw slecht had behandeld Patno, een kalme, bedaarde man, zich door een voor val genoodzaakt achtte, hem weer eens op zijn ver plichtingen te wijzen. De kerel scheen echter onver beterlijk, zoodat men hem tenslotte moest ontslaan Delama. met deze afdoening niet tevreden, besloot zich op den kwartiermeester te wreken. Met een vlijmscherpe piso blatti gewapend, bracht hij dezen een diepe steekwonde in de schouderstreek toe, waarna hij zich liet arresteeren, na eerst zijn mes ergens te hebben weggeworpen. Bij zijn verhoor door de politie, zeide hij rondweg, de bedoeling to hebben gehad, den kwartiermeester te vermoorden. Over de mislukking (het slachtoffer is hoewel zwaargewond, buiten levensgevaar), scheen hij maar half voldaan. De gewonde werd, nadat hem het eerste verband was omgedaan, overgebracht naar het K.P.M. zie kenhuis in Petamboeran. Het mes, waarmee de moordaanslag geschiedde is niet teruggevonden. Dit is als bewijsmateriaal van minder belang, aangezien er, aldus de N. Soer. C., tijdens het gebeurde vol doende getuigen in de buurt waren. Een luitenant pechvogel. In een vorig bericht deelden wij mede, aldus de correspondent van de „N. S. C.", te Bandjermasin, dat een luitenant der infanterie, die met een patrouille in de verre Dajaklanden moest patrouilleeren, het ongeluk had, dat een geweer en 15 patronen van een zijner manschappen werden gestolen, zonder dat het mocht gelukken, den dader of het gestolene te achterhalen. Op zijn garnizoensplaats Bandjermasin teruggekeerd, kreeg hij toen, na eene schrobbeering van zijn chef, den last met de patrouille weer terug te keeren, een afstand van ruim twintig dagen roeien, om het geweer en de ammunitie te zoeken en terug te brengen. Zooals nader wordt vernomen, heeft de luitenant, patrouille-commandant, na alle moeite daarvoor te hebben gedaan, het gestolene niet kunnen terugvinden, doch had daarbij weder om het ongeluk, alsof het noodlot hem achtervolgde, dat een zijner dwangarbeiders, die met de patrouille meeging, er stilletjes van door ging en droste met medeneming van den dienstrevolver van den luite nant en scherpe patronen. Met welk een bezwaard gemoed genoemde luitenant, die inmiddels door een andere patrouille wordt afgelost, weer huistoe keert, en wat er voor hem opzit, kan de lezer, die iets af weet van militaire zaken, allicht begrijpen, 't Is te hopen, dat zijn opvolger met de nieuwe patrouille, bij het volbrengen van zijn opdracht, fortuinlijker zal zijn en het er zonder kleerenscheuren afbrengt. Van Kebajan Dajaks vernemen wij, dat in het Roengangebied, waar gepatrouilleerd wordt, dikwijls nomaden-Dajaks, behoorende tot den stam der Otts, rondzwerven, die zeer handig zijn in het stelen, onge merkt te voorschijn komen, zelfs bij daglicht en weer ongemerkt weten te verdwijnen, zonder eenig spoor achter te laten. Noodlottige slangenbeet. In Madjalaja bij Bandoeng, meldt de N. Soer. C., stond de Inlander Soemanta op zijn erf met eenige vrienden te praten, toen hij eenige stappen maken de, bij ongeluk op een slang, een oeloer Welang, trapte en door het reptiel in het linkerbeen gebeten werd. De slang was 1.30 M. lang, werd doodgesla gen en de wondjes, welke op prikjes geleken en al leen druppels ploed doorlieten, met een pap van ge kneusde kruiden verbonden. Ondanks de opkomende pijn met koorts, sliep de man in, doch om nooit meer te ontwaken; want den volgenden morgen vonden zijn huisgenooten den ongelukkige reeds dood en verstijfd. De geneesheer kon bij de lijkschouwing slechts constateeren, dat het gif der slang zijn werk had gedaan. De Provinciale Fokveetcntoonstellüig te Hoorn. Reclame in binnen- en buitenland. Van den heer E. Koster Dz. te Bobeldijk ontvingen wij namens het Bestuur van den Provincialen Bond van Rundveefokvereenigingen in Noordholland een ge- illustreerde brochure, welke wordt uitgegeven ten be hoeve van de op 10 en 11 September van dit jaar te houden Provinciale Fokveetentoonstelling te Hoorn. Bo vendien is het boekje in het Fransch, Duitsch en En- gelsch uitgegeven en in alle landen verspreid, zoodat we mogen aannemen, dat straks de hierboven genoemde tentoonstelling een algemeene bekendheid zal bezitten. Wat wij in dit beknopte doch buitengewoon zoo door een meisje te trouwen zooals ik of mijn zus ter Julia" „Goede God, is juffrouw Juliet Divine uw zuster?" vroeg de oude vrouw een en al verbazing. „Ja; mijn halve zuster. Zij zeggen, dat ik op haar lijk." „Dan kan zij zoo zwart niet zijn, als zij haar afschil deren! Niemand, die op u lijkt, of tot u behoort, kan heelemaal slecht zijn. Nachten lang heb lk wakker ge legen, altijd maar mijn hersens afpijnigend, hoe het toch mogelijk was. dat zoo'n kleine engel... Maar kijk! Mijn instinkt heeft toch altijd gelijk gehad. U is een engel en ik neem ieder woord terug, dat ik gezegd heb betref fende u en meneer Miles... dat het voor u beiden beter zou zijn als u een anderen man trouwde, en er een sterke barrière zou zijn gemaakt tusschen u en hem. Maar, mijn kind, u zult hem juist tot iets maken! U zult hem toonen, dat alle jonge vrouwen niet zijn als zijn eigen vrouw, die hem nimmer liefhad of over iemand anders dacht dan over zichzelf. U zult hem zijn geloof terugge ven. U..." „Maar ik dacht, dat u zei, dat vrouwen, die met man nen leven, met wie zij niet getrouwd, speciaal slecht zijn. Ik bood het hem aan, doch hij wilde niet..." „Ik zei niet mannen, die zij liefhadden. Aanbieden is ook nog geen doen. U behoort niet tot die soort. U boodt het aan dat weet ik opperbest omdat u niet zelfzuchtig is en niet voor uw eigen heil zorgt. Daarin ligt juist het verschil tusschen goed en kwaad. Meneer Miles zou een slecht mensch zijn, als hij u aan uw woord gehouden had, wetend wie u is. Dat zou zonde geweest zy'n. Maar nu ik weet. dat uw hart al even weinig leu genachtig is als uw gezicht, bid ik alle heiligen, ook onze Lieve Vrouwe, dat mevrouw Sheridan hem de vrijheid zal geven. Zij zal dat slechts doen als zij zelf verlangt vrij te zijn, zooals haar plan reeds was. Maar het is wel mo gelijk, dat die heer meneer Nazlo de dingen in de war heeft gestuurd." Terry was heel bleek, maar terwijl zij luisterde naar de oude vrouw, waren haar oogen wijd open en stralend. Zij zag er verheerlijkt uit. „O, u maakt mij zoo gelukkig," zei' zij. „Ik vertrouw u juffrouw Harkness, omdat ik geloof, dat u hem, meer dan wie ook na mij, bemint. Een van de dingen, die mij deden denken, dat ik hem kwaad zou doen door mij door hem te laten lefhebben was, dat u niet gunstig over mij dacht. U is zoo goed en zoo trouw; en ofschoon u begon nen is een beetje van mij te houden om mijzelf kon u mij niet goed genoeg vinden voor hem. Zeg mij eer lijk en oprecht gelooft u, dat ik hem goed zal doen en geen kwaad, als wij trouwden?" „Dat geloof ik bij mijn ziel en ook bij de ziel van me neer Miles." „Zelfs, ofschoon Juliet Divine mijn zuster is en ik van haar houd, wat zij ook gedaan mag hebben of wie zij ook is?" „Ja," zei Harkey. „Welk verschil kan er zijn, of zij uw zuster is, ja dan neen, als u maar niet is als zij!" wel wat betreft den Inhoud als het uiterlijk goed verzorgde boekje onder onze oogen krijgen zal iederen veehouder groote belangstelling inboezemen. Wij zien er om te beginnen in afgebeeld een keur van Noordhollandsche fokdieren met omschrijving van al hun goede eigenschappen, die tot ver over de gren en bekend zijn. „Zoodra dan ook," zoo schrijft het boekje, „een bui- tenlandsch vee-export van beteekenis ontstond, was 't vee gefokt in Noordholland, dat hierbij een voorname rol speelde. Wij behoeven Blechts de namen na te gaan van de vee-families, welke buiten Nederland, in de Ver- eenigde Staten, Canada, Nieuw-Zeeland, Argentinië, enz., het meest op den voorgrond treden en tot nu toe het meest gewaardeerd worden, om te constateeren, dat Prins Hendrik te Stockholm. Zooals reeds werd gemeld, is Z. K. H. Prins Hen drik Maandagochtend te Stockholm aangekomen, waar Z. K. H. de gast was van Z. M. koning Gustaaf van Zweden. Aan de lunch, welke aan het konink lijk paleis plaats had, zaten mede aan onze gezant te Stockholm, Jhr. van Loon en Kolonel van Plcen. Hierna woonde Prins Hendrik met Koning Gustaaf het feestconcert hij ter gelegenheid van het eeuw feest van de Koninklijke Zweedsche Zeilverceniging Zooals men weet, werd het bezoek van Prins Hen drik aan de Zweedsche hoofdstad in verband ge bracht met een eventueele verloving van Prinses Juliana met Prins Sigvard; geruchten dienaangaan de werden echter officieel tegengesproken. Einde dezer maand zal Prins Hendrik met H. M. de Konin gin en Prinses Juliana, die, zooals wij reeds uitvoe rig berichtten, thans te Bygdin verblijf houden, uit Scandinavië naar Nederland terugkeeren. Stockholm, de hoofdstad van Zweden, is gelegen aan de breede Norrström, welke de eenige verbinding vormt tusschen het Malarmeer, dat ten Westen van de stad is gelegen, en de Baltische baai in de Oostzee. Hoewel het grootste gedeelte der stad, welke 150.000 inwoners telt, zich heden ten dage over het vaste land ten noorden en ten zuiden van de Norrström go- legen, uitstrekt, ligt de oude stad toch voornamelijk op 13 grootere en kleinere eilanden. Hoe meer men teruggaat in de geschiedenis, des te geringer was de stad in omvang, dés te geringer was ook het aan tal eilanden, dat uit niet meer dan drie bestond, toen in het midden der 13e eeuw de stad gesticht werd door Birger Jarl, om dc binnenlanden tegen de in vallen van zeeroovers te beschermen. In den zomer is deze stad, waarvan het centrum door heldere stroomen en prachtig bebouwde eilanden wordt ge vormd, een ideale verblijfplaats. Naast de uit graniet opgetrokken kaden, de aantrekkelijke parken cn architectonisch zoo interessante gebouwen, vindt men hier de oude straten cn stegen, de groote middeleeuw- sche kerken en ook het Koninklijk paleis. Het paleis bevindt zich op het grootste der 13 ei landen en is opgetrokken in den stijl der Italiaan- sclie Renaissance; architect was de Zweed Xieodemus Tessin (1654172S)Vlak daarbv bevindt zich het ver gaderhuis der adelijken dat in do 17e eeuw werd ge- „O, lieve juffrouw Harkness. ik ben zoo verheugd. En ook niet, omdat mannen zooals meneer Nazlo en een dier Fransche officieren, die hier zijn, dingen tegen mij zeggen, die mij een gevoel geven, alsof zij mij modder in het gezicht gooien?" ,M>jn arme kindje", steunde de oude vrouw. „Zulke beesten als zij zijn! Zij begrepen niet, wie u was! Maar meneer Nazlo weet het nu. Hij vroeg u ten huwelijk. Meer kon hij niet doen. En wanneer u mevrouw She ridan zult zijn, dan zal niemand u meer met modder gooien, daar kunt u van op aan." „En de menschen zullen niet zeggen, dat hij zichzelf heeft geruïneerd?" „Dat zullen zij zeker niet Daar zou geen enkele reden voor bestaan." „Is u daar zeker van?" „Zeker. En al ben ik dan ook maar een oude dienst bode, ik heb al die jaren mijn ooren en oogen wijd open gehad, Ik ken de wereld, alsof ik een geboren „dame" was. Mijn lieve, tob niet. Ik slik al mijn woorden over een huwelijk met meener Nazlo en zoo in. Ik zie. dat er voor u en voor meneer Miles geluk zal zijn in de toe komst zooals ik het nooit heb kunnen zien zelfs niet voor wat ik vandaag wist, toen de weg nog vrij leek. Als mevrouw Sheridan..." Terry hield het stukje papier uit Nazio's brief haar voor en zuchtte: „Het is een erg groot „als". Zoo groot als de wereld! Kijk, lk wilde u dit laten zien. Maar ik wilde eerst uw gedachten weten betreffende mij. U heeft gemaakt, dat ik mij voel, alsof alle modder van mij is afgewasschen! Kan ik ook al niet gelukkig zijn, ik voel mij schoon!" HOOFDSTUK XL. Betty had een telegram gezonden op den brief van Nazlo, welken hij haar uit Monaco had geschreven en ver scheidene kabeltelegrammen waren er tusschen hen ge wisseld, voordat zij uit Marseille naar Algiers was ge komen. In zijn laatste telegram had Nazlo haar voorge steld elkander ergens in Algiers te ontmoeten, maar Betty was nu een en al voorzichtigheid waar het klei nigheden betrof als er geen verleiding was om roekeloos te zijn en zij meende, dat het het beste zou zijn geen enkelen man te ontmoeten, voordat zij met haar eigen man had gesproken, behalve dan de eenige uitzondering Salvano. Zij moest Salvano spreken (de Schoenenko ning had haar gemeld, dat hij ook In Algiers was), want van de samenkomst met Salvano hing de stap af, dien zij ten opzichte van Miles ondernemen zou. Zij was ech ter besloten geen aanleiding tot verdere praatjes te ge ven, als zij dat vermijden kon. Het kon best, dat Miels' stemming hatelijk was en zij vond het niet aangenaam, als hij bij aankomst van zijn jacht uit Marseille, hooren zou, dat zij den vrijwel bekenden Griek had ontmoet. Ook wilde zij niet ,dat Nazlo haar aan boord zou op zoeken; maar toen zij daar haar tenten had opgeslagen men zich" vooral tot dit fokgebled wendde voor zijn aankoopen. Namen toch als Abbekerk. Palensteln, Posch, Beets, Hartog, Aagie zijn op het gebied der vee fokkerij zoo typisch Noord-Hollandsch, dat ze onmid dellijk verraden, waar de bakermat is geweest van <le voorouders der thans over den Oceaan zoo bekende vee-families." Aldus gewaagd deze brochure van de glorie der Noordhollandsche rundvee-fokkers. Verder wordt er de schapenfokkerij ln Noordholland in genoemd, waaruit de goede eigenschappen van het Texelsche ras blijken, dat almeer en meer ook in de andere provincies van Nederland wordt gewaar deerd, terwijl naar verschillende landen fokmateriaal is geëxporteerd. bouwd in Hollandschen Renaissance stijl. Een monu ment van Zweedschen stijl is hot stadihuis, dat in do jaren tusschen 1911 en 1922 werd gebouwd. In dit deel van de stad vindt men ook vele musea, als het N'oorsch museum met zijn zoo wijd en zijd vermaar de cultureele verzameling, welke een denkbeeld geeft van den vooruitgang der beschaving in de Scandi navische landen; verder het nationaal museum, het artillerie-museum, het biologisch museum, enz. Be kend zijn voorts in de stad de Engelbrecht-kerk, de Kon. Technische Hoogeschool, het Stadion met 20.000 plaatsen cn de Kon. Bibliotheek met 400.000 exem plaren. De grootste lof verdienen echter de prachtige om streken van Stockholm; de uitgestrekte natuurlijke parken van Djurgarden en Haga, de eilanden en oevers en de blauwe wateren vol schepen. Ja. de schepen, de talrijke witgeschilderde, kleine stoom- booten, plezierjachten en ponten, welke de verbin ding onderhouden tusschen de stad en de vele \n de Oostzee gelegen eilandjes, met de duizende woningen en zomerverblijven. Even onvergetelijk als de stad zelve, is de z.g. Shargarden, de Stockholmsohe ei landenzee (Scheren), gelegen in de zeebocht buiten de haven; men zou deze streek het ontspanningsoord van Stockholm kunnen noemen. Wanneer het des winters vriest en de lucht helder is en de besneeuw de heuvels en parken schitteren in de zonneschijn, dan is Stockholm zeker heerlijk. Maar als in den zo mer de stad met de waterwegen, het groen en de parken door de frisschen winden verkoeld, bezit Stockholm wel haar grootste charme, vooral in de Juni-nachten, als de nachten enkel maar een korte schemering zijn, is de stad een der bekoorlijkste van het Noorden. Momenteel staat Stockholm in het brandpunt van de belangstelling door de groote tentoonstelling van Zweedsche kunstnijverheid, handwerk en huisvlijt, welke reeds in de maand Mei begon en zal duren tot September a.s. Deze tentoonstelling, welke onder Ko ninklijke bescherming staat, wordt gehouden 00 „Djurgarden", een schilderachtig bosch- en heuvel land, dat eertijds een koninklijk hertenkamp was. De verschillende afdeelingen van de tentoonstelling zijn in daartoe langs het water verrezen gebouwen ondergebracht. Hier kan men kennis maken met d3 Zweedsche architectuur, kunstnijverheid, moderne kantoorgebouwen, tuin- en park-aanleg, enz. Midden in het water, voor het tentoonstellingsterrein, bevindt zich een verlichte fontein. Een stalen toren, bijna S0 meter hoog, wordt 's avonds verlicht. en vernomen had, dat Miles Algiers had verlaten, zond zij Nazlo een briefje naar het hotel door hem in zijn laatste telegram genoemd- Hij logeerde in St. George en hij antwoordde, dat wan neer mevi'ouw Sheridan het te „verdacht" vond om met hem te lunchen, zij misschien thee kon gaan drinken op het terras. Dan zou hij langs haar komen wandelen en zelfs de ergste kwaadsprekers konden er geen kwaad in vinden, als zij dan toevallig samenkwamen. Nazlo voegde hieraan toe: „Wat kwaadsprekerij betreft, er wordt hier al genoeg verteld over onzen vriend dl Sal vano en de Calahans uit Callfornië. Zij zijn alle drie in St. George en een middelpunt van attractie. Het meisje poseert nog als „juffrouw Calahan" maar iedereen ge looft, dat zij inderdaad met Salvano is getrouwd en dat de oude man den prins voor een poos op de proef stelt als straf voor den diefstal van de Roos van den ouder lijken stam. Als ze niet getrouwd waren, zou de oude Calahan den prins al lang den bons hebben gegeven, want om de een of andere reden Is er geen al te beste ver houding tusschen hen beiden. Ik doe er allicht goed aan u te laten weten, dat er ook gebabbeld wordt over uw echtgenoot, die hier nogal kennissen heeft, buiten de vrienden van u en hem samen. Enkelen onder hen den ken dat u van hem zult gaan schelden, maar anderen denken juist het tegendeel. Maar niemand weet, wie het meisje eigenlijk is, waar het om gaat en evenmin dat u. mits u de goede kaart uitspeelt, zijn lot in handen houdt." Deze brief was bij Betty bezorgd aan boord van de Silverwood kort na haar aankomst en nauwelijks twee uren, nadat Miles en het meisje en juffrouw Harkness naar Bousaada waren gegaan. Toen had Betty het ant woord geschreven, waaruit Nazlo, na nauwkeurig na denken een paar regels had geknipt om ze onder Terry's oogen te brengen. De duidelijke, zij het dan ook respect volle tegenzin van kapitein Yale om Betty aan boord te nemen was een bewijs te meer voor haar, dat Nazlo haar de waarheid betreffende Miles had verteld. Niet slechts was hij verliefd op dat meisje Desmond, maar Yale had het zelfs gemerkt. Als Betty's humeur niet zoo somber geweest was, zou zij allicht een boosaardig genoegen gevonden hebben in het feit. dat Yale haar al de voortreffelijkheden en gemakken van een Algiersch hotel uiteenzette. Hij vertelde haar, dat het jacht schoon gemaakt werd, nu meneer Sheridan afwezig was en het consigne was, dat er niemand aan boord zou worden toegelaten. Natuurlijk zou er voor mevrouw Sheridan een uitzondering gemaakt worden: „als zij ten minste er niet tegen opzag, de lasten der schoonmaak ie onder vinden. Maar, als zij bleef, dan was hij verplicht oogen- blikkelijk te telegrafeeren, dat Madame aan boord was, niettegenstaande hij het haar had afgeraden." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 5