.Raad
Nieuwe Niedorp.
Voor Heeren.
Eischen te stellen aan contractteeltzaad.
fn tijdschriften, !n vergaderzalen zoeken en vin
den, wat ze voor hun innerlijk leven noodig hebben.
Ik heb slechts enkele dingen aangestipt. Er is meer
te noemen: ik zou o.a. nog even kunnen stilstaan
bij het feit, dat talloozen hun Godsgeloof hebben
verloren en daarom de kerk schuwen. Laat 't echter
genoeg zijn. De zeer, zeer velen, die b.v. in Noord-
Holland de kerk beschouwen als een antiquiteit (en
niet eens als een eerbiedwaardige!) weten waar
schijnlijk nog wel meer redenen te vinden voor
hunne houding tegenover die oude instelling.
Van belang echter is vóór alles of de kerk nog kan
bevredigen de diepste verlangens van den modernen
mensch, in wien ontwaakt is het besef dat hieuw
leven op aarde moet ontbloeien. Dit nieuwe leven ken
merkt zich door een breken met oude religieuse op
vattingen, maar ook door een sterke behoefte aan
beleving van de groote zedelijke eischen welke kun'
nen worden saamgevat in dat eene woord naasten
liefde, waarover ik onlangs een artikel schreef.
Het gesprek in den trein heeft me nog eens weer
geplaatst voor de noodzakelijkheid om de waarde en
de beteekenis der kerk voor de maatschappij eerlijk
onder de oogen te zien.
En mijn conclusie?
De kerk zal verdwijnen, sterven aan haar con
servatisme of: de kerk zal zich moeten verjongen
en de moedige draagster willen zijn van de nieuwe
ideeën, welke onweerstaanbaar zich opdringen, de
ideeën van rechtvaardigheid en liefde en zij zal daar
naast hebben te begrijpen, dat deze ideeën in de we
reld moeten worden verwerkelijkt. Een derde weg
staat voor haar niet open.
ASTOR.
BOERDERIJ en VEEHOUDERIJ
't Ziet er met den oogst der akkerbouwers zeer be
denkelijk uit. Juli heeft met haar velo regendagen
een geduchte streep gehaald door de hoopvolle ver
wachtingen van de akkerbouwers, die vóór de regen-
periode, tevreden konden zijn over den stand der ge
wassen. We behoeven geen profeet te wezen om te
voorspellen dat de zaadoogsten kwantitatief maar
vooral kwalitatief aan den lagen kant zullen zijn.
Door de vele regens en het bederfelijke weer zal
vooral de kwaliteit van diverse zaden zeer geleden
hebben, hetgeen zich voornamelijk zal uitdrukken
in de prijzen die betaald worden voor contractteelt
zaad. Immers hierbij bestaat een behoorlijke gefun
deerde basis om tot 'n prijsberekening te komen, als
«ïen rekening houdt met diverse omstandigheden.
En waar vooral het vochtgehalte in deze zaden een
belangrijke factor is bij de prijsverrekening, zullen
wij in dit artikel daarop eens nader ingaan. Ik doe
dit met te meer vertrouwen omdat ik daarbij gebruik
kan maken van een artikel, geschreven door den heer
W. J. Franck, Directeur van het Proefstation voor
Zaadcontrole te Wageningen, welk artikel voorkomt
in No. 35 van de Verslagen voor Landbouwkundige
onderzoekingen der Rijkslandbouwproefstations.
Allereerst dient de vraag te worden behandeld: wat
is droog zaad?
De teler zou daaromtrent liefst verstaan zaad, on
der gunstige omstandigheden in een normaal vochtig
jaar gewonnen, zonder toepassing van kunstmatige
droging. Deze opvatting van het begrip „droog" is bij
een vochtig klimaat als het onze onhoudbaar en komt
vooral tot uitdrukking bij radijs-, bieten- en koolzaad.
Deze zaden moeten steeds kunstmatig gedroogd wor
den, wil de kiemkracht er van niet in korten tijd
sterk achteruitgaan. De contractfirma's zijn daarom
wel verplicht aan hot begrip „droog" zaad een andere
beteekenis toe te kennen, waarbij zij weder twee ver
schillende opvattingen zijn toegedaan. Zij kunnen
n.1. onder droog zaad verstaan partijen met een zoo
danig vochtgehalte, dat het cenige maanden in op-
gezakten toestand kan worden bewaard, zonder ge
vaar voor abnorinalcn teruggang van de kiemkracht;
echter kunnen zij eveneens een nog strengere maat
staf aanleggen en alleen als droog beschouwen het
zaad, dat een vochtgehalte bezit gelijk aan zaad, dat
reeds meerdere maanden in hun droog pakhuis
heeft gelegen, zoodat verliezen ten gevolge van ver
der indrogen niet kunnen voorkomen. Dat deze drie
opvattingen van het begrip „droog zaad" belangrijk
uiteenloopende vochtgehalten als maximaal toelaat
baar inhouden, moge aan de hand van enkele voor
beelden worden aangetoond.
Spinaziezaad, droog geoogst en doelmatig behan
deld, heeft toch nog heel gemakkelijk een vochtge
halte van 1617 In bijzonder droge jaren kan dit
vochtgehalte nog iets lager zijn en de 15 naderen,
doch in het zeer droge oogstjaar 1929 kwam bij 48
der ingekomen en onderzochte monsters spinaziezaad
een vochtgehalte van 16 en hooger voor en bij
f7 een vochtgehalte van 15 In een minder
droog jaar is dit beeld geheel anders en het is nor
maal, dat meer dan 90 der monsters een vocht
gehalte heeft van 16 en hooger.
Voor de bewaring van spinaziezaad in opgezakten
toestand, zonder risico voor extra achteruitgang van
kiemkracht, is 1315 als maximum te beschou
wen; vochtiger zaad is reeds voelbaar minder droog
en mag zeker niet meer als droog worden aangezien.
Indien dan ook in de contractvoorwaarden voor
spinaziezaad een vochtgehalte van 15 als maxi
mum is vastgesteld, dan moet dit inderdaad als een
uiterste worden aangezien en eenigszins als een con
cessie van de zijde der contractfirma's, die nog juist
zaad van 15 vocht kunnen acceptceren, zonder
eenige vochtkorting te eischen, omdat hun daarbij de
moeite van het kunstmatig drogen wordt bespaard.
Is het vochtgehalte echter hooger dan 15 zoodat
kunstmatige droging beslist noodzakelijk wordt met
het oog op de houdbaarheid van de kiemkracht van
het zaad, dan is het begrijpelijk en gerechtvaardigd,
dat in dat geval de contractfirma geen genoegen
meer neemt met deze uiterste grens, doch meent in
haar recht te zijn, door af te rekenen op een vocht
gehalte van 13 voor spinaziezaad. Voor deze han
delwijze is een tweetal argumenten aan te voeren:
1. omdat het praktisch onmogelijk is precies tot
15 terug te drogen, zoodat bij een poging om dit
percentage te benaderen, de contractfirma het risico
loopt voor te weinig terugdrogen, met daarmede ge
paard gaande mindere conserveerbaarheid van het
zaad, of om te*ver terugdrogen en dan gewichtsver
liezen zal hebben te boeken, omdat zij op een basis
van 15 zal moeten afrekenen;
2. omdat de contractfirma, zelfs indien het haar
gelukken mocht precies tot 15 terug te drogen, la
ter toch nog gewichtsverliezen zou constateeren, ten
gevolge van verdere indroging van het zaad, omdat
dit in droge magazijnruimten stellig tot ongeveer
13 zal indrogen.
Een volkomen dezelfde redencering geldt, ook voor
r a d ij s z a a d. Droog gewonnen radijszaad bezit nog
steeds een percentage van 11—14 vocht, in voch
tige jaren loopen deze cijfers op tot 14—20 Zoo
bijv. in 1927, toen 52 der onderzochte monsters een
vochtgehalte bezat van 14 en hooger. Van telers
standpunt bezien, is derhalve een partij radijszaad
met 11.5 vocht als droog te beschouwen. Een goed
georiënteerde contractfirma weet echter, dat zij niet
zonder risico een partij radijszaad met 11.5 vocht
opgezakt kan laten staan, hetgeen proefondervinde
lijk is aangetoond met 'n serie bewnarproeven met ra-
djjszaadmonsters van zeer verschillend vochtgehalte.
Vochtgehalten van 12 en hooger bleken bij deze
proeven in het klein reeds een duidelijk nadeeligen
invloed uit te oefenen, hoeveel meer geldt dit dan
voor bewaring in grootere hoeveelheden. Vochtgehal
ten van 9.5—11 worden dan ook door de contract
firma's nog als te hoog beschouwd voor een behor-
lijke conserveering van de kiemkracht en het uiter
lijk voorkomen van het zaad, waarom bij radijszaad
een vochtnorm van 8 met 1 speling werd vast
gesteld, al was de zaadhandelaar er zich van bewust,
dat. bij accepteeren van radijszaad met 9 vocht, in
zeer droge pakhuizen een waardeverlies ten gevolge
v%n verdere indroging tot ongeveer 7.5 vocht te
verwachten is.
Een derde hier te bespreken voorbeeld geldt het
bi et en zaad. Bietenzaad wordt altijd in zeer
vochtigen toestand geoogst, in gewone oogstjaren
steeds met een vochtgehalte boven 17 gelegen. In
de 5 afgeloopen jaren bedroeg het percentage bieten
zaadmonsters met een vochtgehalte van 17 en hoo
ger respectievelijk 100, 96, 100, 94 en 97 Dergelijk
nat zaad is natuurlijk niet meer voor bewaring ge-
schikt en moet zoo snel mogelijk kunstmatig worden
gedroogd. Ook hier geldt echter weder de vraag, tot
hoever dit indrogen hoogstens mag geschieden. Zou
hier de eisch gehandhaafd worden, dat het zaad zoo
droog moet zijn, dat het bij bewaren in de pakhui
zen onder normale omstandigheden niet meer aan
gewicht verliest, zoo zou een maximum vochtgehalte
van 1113 moeten worden voorgeschreven, bij
welk vochtgehalte het zaad ongeveer in evenwicht is
mot de vochtigheid van de atmosfeer in de droge
pakhuizen. Deze eisch zou echter als zeer hoog moe
ten worden aangezien, omdat in de praktijk en bij
meerdere proefnemingen aan het Proefstation ge
bleken is, dat bietenzaad met een hooger vochtge
halte nog zeer goed conserveerbaar is. Een bewaar-
proef met bietenzaad aan het Zaadcontrolestation te
Kopenhagen, waarbij een drietal groote partijen bie
tenzaad met vochtgehalten van resp. 14,5, 15.5 en
16,2 en een aanvangskiemkracht van 92, 91 en
91 bezat na driejarige opstapeling in pakhuizen
nog een kiemkracht van resp. 84,85 en 87 en mag
dus als bewijs gelden, dat zelfs relatieve hooge
vochtgehalten niet noodzakelijk een spoedig terug
gaan van het kiem vermogen behoeven te veroorza
ken. Speciaal voor dit doel door den heer Wieringa
aangezette kiemproeven met zeer vochtige, ten deele
niet en ten deele wel ingedroogde monsters bieten
zaad, die daarna weder in een vochtige omgeving
werden bewaard, hebben eveneens de mindere ge
voeligheid van bietenzaad voor een hooger vochtge
halte aangetoond, indien het aanvankelijk goed droog
is geweest. Het blijft echter gevaarlijk om de resul
taten van enkele bewaarproeven als algemeen gel
dend aan te nemen, omdat terdege rekening moet
worden gehouden met de omstandigheid, dat de mate
van gevoeligheid van verschillende partijen, ten aan
zien van een te hoog vochtgehalte, ongetwijfeld zal
uiteenloopen. De in de contractvoorwaarden gestelde
norm voor bietenzaad, nl. 13 met 2 speling, is
dan ook een uitvloeisel van praktische waarnemingen
en als een goed gemiddelde te beschouwen, waarbij
rekening gehouden wordt met de belangen van beide
contracteercnde partijen.
Een bruikbaar middel om te beoordeelen, in hoe
verre de vastgestelde vochtbronnen voor spinazie,
radijs en bietenzaad zich aanpassen aan de toestan
den in de praktijk, is gelegen in een controle der ex
portpartijen, welke een tweetal malen meer in het
groot werd uitgevoerd, in 1927 en 1929. Terwijl in 1927
slechts 5 van de 10 monsters export-spinaziczaad een
vochtgehalte beneden 15 vertoonden en de overige
5 monsters vochtgehalten van zelfs boven de 16
bézaten, was het beeld, dat in 1929 werd verkregen
daarvan geheel verschillend. Van de 13 thans gecon
troleerde spinaziezaadmonsters was er slechts één
met meer dan 15 vocht, het meerendeel bezat een
vochtgehalte, varieerend tusschen 14 en 14.9 de
vochtgehalten der overige 5 monsters lagen tusschen
12 en 14 Terwijl dus de eerste controle den in
druk zou kunnen vestigen, dat de vochtnorm van
spinaziezaad onnoodig hoog was opgevoerd, toont de
tweede controle de juistheid er van aan, al mag dan
ook niet over het hoofd worden gezien, dat dit laat
ste oogstjaar uitermate droog is geweest.
Bij radijszaad heeft de controle beide keeren de
juistheid van de vastgestelde vochtnorm bevestigd,
in 1927 liepen de vochtgehalten der 7 gecontroleerde
radijszaadmonsters uiteen van 7.59,7 en schom
melden dus steeds om de norm van 8 (met 1
speling). In 1929 bleken 9 van de 19 monsters een
vochtgehalte te bezitten van 8—8,9 een 4-tal zelfs
nog iets lager, daarentegen een 4-tal monsters een
hooger vochtpercentage, derhalve ook hier een zich
groepeeren om de norm heen. Alhoewel er eene stroo
ming onder de contracttclers bestaat, die de vocht
norm van radijszaad met één procent zou willen zien
verhoogd, blijkt uit het bovenstaande dat daartoe
geen voldoende motieven voor zijn aan te voeren.
Ten aanzien van bietenzaad gaf de eerste controle
geen uitsluitsel omtrent de normale vochtigheid der
export-partijen; bij een 7-tal genomen monsters lie
pen de vochtgehalten uiteen van 12,1 tot 17,2 de
tweede controle leverde iets meer resultaat op; daar
bij bleek dat van de 6 gecontroleerde bietenzaadmon-
sters een 4-tal vochtgehalten bezat tusschen 12,7 en
13.5 een 2-tal monsters krotenzaad had echter
vochtgehalten van 15.8 en 16.3 Bij bietenzaad krijgt
men derhalve meer dan bij de beide andere zaad
soorten den indruk, dat er weinig stabiliteit bestaat
in het vochtgehalte vun de te exporteeren partijen
en dat meerdere partijen verzonden worden met een
vochtgehalte boven 15 Deze waarneming is in
overeenstemming met het hierboven vermelde, dat
bietenzaad met een iets hooger vochtgehalte dan 15
nog wel zonder risico kan worden bewaard.
Ten slotte zij nog, over het vochtgehalte van zaden
sprekende, medegedeeld, dat naar een middel ge
zocht is, om den achteruitgang der kiemkracht van
te vochtig zaad tegen te gaan, door het tegenhouden
van de schimmelwoekering, welke juist op vochtige
zaden als een der hoofdoorzaken voor dezen terug
gang moet worden aangezien.
Rndijszaadmonsters met zeer verschillend vocht
gehalte werden voor dat doel behandeld met droog-
ontsmetters, waarvoor gekozen werd Germisan en
Uspulun Trockenbeize, in de hoop, dat het op deze
wijze mogelijk zou zijn de kiemkracht te behouden.
Het resultaat van deze pogingen was echter nega
tief, omdat bij deze proeven bleek, dat het droogont-
sinettingsmiddel de kiemkracht van radijszaad na
deelig Beïnvloedt en wel hoe hooger het vochtgehalte,
des te schadelijker de inwerking van het poedervor-
mige ontsmettingsmiddel. In dit verband moge nog de
aandacht van dé lezers worden gevestigd op de zeer
interessante proefnemingen van een Franschraan,
den heer Legendre, die er in geslaagd is de houdbaar
heid van granen met een vochtgehalte boven 14 ten
zeerste te verhoogen, door den zuurgraad van het
vochtige graan door toevoeging van alkaliën zoodanig
te wijzigen, dat deze graankorrels (en vooral de be
schadigde zaden) geen voedingsbodem meer zijn voor
schimmelontwikkeling. Indien dit mogelijk ware, zou
het een groote stap in de goede richting zijn. Nadere
proefnemingen zullen dit moeten uitmaken en beves
tigen. Het conserveeringsmiddel is goedkoop en ge
makkelijk toe te passen, en de daarmede te bereiken
resultaten zouden in sommige vochtige jaren als wij
nu meemaken, waarin vaak groote partijen zaaizaad
ten gevolge van een te hoog vochtgehalte bederven,
van bijzonder groote beteekenis kunnen zijn. Een
volgende maal een ander gedeelte, n.1. over „halfwaar-
dig zaad", uit dit interessante verslag van Dr. Franck.
Vergadering van den Raad op Donderdag 31 Juli
1930, des middags 2 uur.
Alle leden zijn aanwezig.
Voorzitter de heer A. Visser, burgemeester, secre
taris de heer P. Haringhuizen.
De Voorzitter opent met een woord van welkom de
vergadering, waarna de notulen worden gelezen, ze
worden onder dankzegging goedgekeurd.
Ingekomen stukken.
Ingekomen is een missive van Gedeputeerde Sta
ten ter begeleiding van de door dat College gesloten
rekening dezer gemeente over het dienstjaar 1927.
Waar moet de nieuwe openbare school
worden gebouwd?
Van h<0-college van Kerkvoogden der Ned. Her
vormde Gemeente alhier, kwam een schrijven in,
inhoudende het bericht, dat op het verzoek om de
voorwaarden te mogen vernemen, waarop dit Be
stuur eventueel bereid zou zijn de pastorie met erf
aan de gemeente over te doen ten behoeve van den
nieuwen schoolbouw, afwijzend is beschikt
De Voorzitter zegt, dat het hem ten zeerste spijt,
dat blijkbaar het gemeentebelang niet meer in 't oog
is gehouden dan het kerkelijk belang, waar kerk
voogden trouwens gelijk in hebben. Maar voor de ge
meente had spr. gaarne een ander besluit gewild.
De opheffing van de Moerbeeker school.
Ingekomen is een verzoek van 12 ouders in de
Moerbeek, om hun kinderen te brengen onder de
schoolwijk voor de school in de kom.
Waar een voorloopige berekening van kosten na
aftrek der besparingen, welke 't opheffen der school
te Moerbeek zou opleveren, een naar de meening
van B. en W. niet onoverkomelijke uitgaaf zou ten
gevolge hebben, wordt voorgesteld thans in beginsel
er toe te besluiten en B. en W. op te dragen in de
volgende vergadering met afgeronde voorstellen te
komen.
Het schrijven wordt voorgelezen en daaruit blijkt,
dat het bovenvermelde verzoek wordt gedaan, mits
de kinderen uit de Moerbeek van huis gehaald
en thuis gebracht worden voor rekening der ge
meente en 's middags hun brood in een daartoe in
gericht lokaal en onder toezicht zullen kunnen eten.
De Voorzitter deelt nog mede, dat het verzoek door
bijna alle ouders van schoolgaande kinderen is ge-
teekend, een paar hebben niet geteekend. Van de
22 kinderen is er voor 18 geteekend.
De heer Wit licht toe dat van de ouders die niet
hebben geteekend, er cón is die tegenstander is, ter
wijl een ander na 1 Augustus geen schoolgaande
kinderen meer zal hebben. Spr. vraagt of de tijd te
kort was om een afgerond voorstel aan den Raad te
doen.
De Voorzitter zegt dat dit niet meevalt. B. en W.
hadden reeds maatregelen kunnen treffen voordat
de Raad een principieele uitspraak had gedaan, óf
wel de Raad kan eerst een uitspraak doep en B.
en W. dan opdragen maatregelen te treffen. B. en
W. meenen dat het laatste meer gewenscht is.
De heer Borst vraagt of het niet mogelijk is dat
de regeling is getroffen, wanneer de vacantie is af
geloopen.
De Voorzitter zegt dat dit niet zal gaan. De goed
keuring voor de opheffing moet aan Ged. Staten wor
den gevraagd en Gcd. Staten moeten de betrokken
ouders dan in de gelegenheid stellen om zich tegen
de opheffing te verzetten. Wel zullen B. en W. de
zaak zooveel mogelijk bespoedigen dqpr het adres
der ouders bij de aanvrage om goedkeuring van het
besluit te voegen, maar de wettelijke weg zal toch
dienen te worden gevolgd.
De heer Gaijaard zegt dat dit al had kunnen ge
beuren, want we hebben al vergaderd met de ouders.
De heer Pluister merkt op, dat er ook waren die
zich tégen de opheffing verzetten.
Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt
met algemecne stemmen besloten.
De stichtingskosten voor centrale nood-
slachtplaats en verwerkingsinrichting.
In behandeling komt de mededeeling van de Com
missie van Uitvoering van den Vleeschkeuringsdienst
in den Kring Barsingerhorn, dat het noodzakelijk is
de geldleening voor de stichting van de Centrale
noodslachtplaats er. de verwerkingsinrichting met
ten hoogste f20.000 te verhoogen en het maximum
daarmede te brengen op f 145.000.—.
Voorgesteld wordt de daarvoor vereischte toestem
ming dezerzijds te verleenen.
De Voorzitter merkt schertsend op, dat hij het
zoo aardig vindt, dat deze f20.000 erbij komt, dat hij
de verdediging maar aan den heer Pluister wil over
laten.
De heer Pluister wil dat, als het noodig is, wel
doen, maar het is nog niet noodig gebleken. Het zou
kunnen dat de raad algemeen de gevraagde toestem
ming verleende.
De Voorzitter acht het beter eerst de toelichting te
geven.
De heer Pluister deelt dan mede, dat de hoofdoor
zaak is dat de commissie van hoogerhand is opge
dragen het maken van een septictank, waardoor het
Vader: Dat is Minerva.
Jochie: Is dat d'r man achter haar?
Vader: Nee... zij was niet getrouwd. Zij
was de Qodin van de Wijsheid.
(Passing Show).
Ileeren die gewoon zijn na het scheren zich
even te poederen, maken gaarne gebruik van
Purolpoeder, dat verzachtend en gezond voor
de huid is. Prijs 45 ct. per doos en evenals
Purol verkrijgbaar bij Apoth. en Drogisten.
water in zoo'n toestand wordt gebracht, dat het
in het polderwater kan worden gelaten. Dat kostte
f7000. Wel heeft de commissie die uitgave zien han
gen, maar gehoopt was, dat met een gewone septic
tank kon worden volstaan, maar dat is niet rondge-
loopen. In de commissie was nog door iemand voor
gesteld het bedrag wat hooger te nemen, maar daar
toe werd niet besloten. De f145000 is nu ruim ge
nomen, de commissie heeft weer wat geleerd en zal
nu niet meer met een vernieuwde aanvrage komen.
Ook de bestrating heeft extra gekost. Verwacht wordt
dat het bedrag f 139000 zal worden en als men dan
nagaat dat f 125000 was gevraagd, en men neemt er
f7000 bij voor de septictank, dan scheelt het niet zoo
heel veel. De commissie komt dus nogmaals het ver
trouwen van de raden vragen. Spr. merkt voorts op,
dat de noodslachtplaats uitstekend werkt, er zul
len wel geen begravingen van kadavers meer plaats
vinden. Ook zijn de boeren uitstekend tevreden over
de uitbetaling. Van het vernietigde wordt een uit-
keering verleend voor een varken bijv. f5, voor paard
of koe f 10, terwijl er voorheen niets werd ontvangen.
De heer Borst (die blijkbaar geen courantenversla
gen van andere raadsvergaderingen leest) vraagt hoe
de overige' gemeenteraden handelen.
De heer Pluister deelt mede, dat verschillende ge
meenteraden de gevraagde toestemming reeds heb
ben verleend.
De heer Gaijaard merkt lachend op, dat we de
commissie het vertrouwen maar wel zullen schen
ken, maar als er weer een aanvrage komt, houdt
het op.
De Voorzitter zegt, dat we allemachtig blij zijn, dat
de inrichting er is, en als de commissie weer een be
sluit moest nemen, ze zich zeker weer voor de stich
ting zou verklaren.
De heer Wit zegt, dat het wel een tegenvaller is,
maar we kunnen er ook weer eenige leering uit
trekken. Had Schagen een flink kanaal gehad, spr.
stelt zich voor dat dan die septictank niet noodig
was geweest. Er zijn er die nogal tegen de kanalen
ageeren, maar spr. denkt dat als er een groot kanaal
was geweest, die uitgave niet noodig was geweest.
Maar spr. gaat met het voorstel van B. en W. ac-
coord.
Den Voorzitter doet deze laatste opmerking genoe
gen en als er een propagandist voor de kanalen noo
dig is, zal spr. om den heer Wit denken.
De heer Pluister zegt dat of er nu een kanaal was
geweest of niet, de verplichting tot het daarstellen
van de septic-lank was toch der commissie opgelegd.
Of er nu stroomend water was of niet, maakte geen
verschil.
Met algemecne stemmen wordt de gevraagde toe
stemming verleend.
Een woonwagenkamp.
B. en W. stellen voor, tot het inrichten van een
vasle standplaats voor woonwagens en aan B. en W.
op te dragen die maatregelen te treffen, welke er toe
zullen leiden, dat in den loop van dit jaar deze zaak
haar beslag kan krijgen. Voor de te maken kosten
zou in een latere vergadering, approbatie (oftewel
goedkeuring) kunnen worden verleend.
De Voorzitter zegt, dat de raad er reeds meerma
len over heeft gesproken. Waar de standplaats moet
komen en hoe ze zal worden, weten B. en W. nog
niet.
De heer Borst was daar nu juist zoo nieuwsgierig
naar.
De Voorzitter,zegt, dat dit zoo moeilijk is,^gedacht
is aan den Terdiekerweg of het „Ameland
De heer Gaijaard noemt den Overboek aan 'den
Koppelweg.
De Voorzitter zegt, dat dit zoo ver weg is, dat is
zoo lastig voor de politie.
De heer Wit wil ze maar niet te dichtbij hebben,
dan gaan ze weer gauw de gemeente uit.
De Voorzitter merkt op, dat er onder die mcnschen
ook weer zijn 2 categoriën.
De heer Wit meent, dat we ze niet noodig hebben,
noch om te venten, noch om te bedelen.
De Voorzitter zegt, dat de raad later nog krijgt te
beslissen over de plek en over de kosten.
Overeenkomstig het voorstel van B. en W; wordt
besloten.
De rekeningen over 1929.
B. en W. bieden op de volgende cijfers de rekenin
gen over 1929 aan:
Gemeenterekening: Gewone dienst ontvangsten
f77622.2234, uitgaven f73397.29, voordeelig saldo
f 4224.93)4. Kapitaaldienst ontvangsten f26183.94,
uitgaven f 25189.09, voordeelig saldo f994.85.
Rekening Gasbedrijf: Gewone dienst ontvangsten
en uitgaven f62956.19, winst f1156.8634. Kapitaal-
dienst ontvangsten en uitgaven f24378.5734.
Rekening Boerderijbedrijf: Gewone dienst ontvang
sten en uitgaven f 16173.32, winst f 1731.20, Kapitaal-
dienst ontvangsten en uitgaven f 157.60.
De raadsleden, met uitzondering van het college
van B. en W., zullen deze rekeningen nazien.
Vastgesteld wordt de rekening van de Algemeene
Armenadministratie. De gewone dienst geeft aan
ontvangsten f8200.65, uitgaven f 10015.35, nadeelig
saldo f 1814.70; de kapitaaldienst: ontvangsten en
uitgaven f 1450.60.
De Voorzitter zegt, dat de Armenadministratie dus
niet zoo gunstig heeft gewerkt, ondanks de f4000
gemeentelijke subsidie, is er nog een nadeelig saldo
van f 1814.70.
De rekening van de Ned. Herv. Weezenadministra-
tie wordt op de volgende cijfers vastgesteld:
Gewone ontvangsten f 9659.67
Kapitaalsontvangsten f 19640.34 f 29300.01
f 6-471.31
f22000.— f28471.31
Gewone uitgaven
Kapitaalsuitgaven
Kassaldo f 828.70
Voordeelig saldo der rekening van baten en lasten
f3016.53.
Nog wordt medegedeeld dat Ged. Staten hebben
goedgekeurd het besluit van den Raad om de naai
school te gebruiken als vierde lokaal van de open
bare school in de kom, doch dat het college oor
deelt dat de termijn tot 1 Mei 1931 zoo ruim is ge
nomen, dat verwacht wordt, dat geruimen tijd daar
voor de nieuwe school klaar zal zijn.
Ged. Staten hebben verder goedgekeurd het raads
besluit tot verkoop van een perceel land aan C.
Góet en een erpachtsverleening aan II. Vrede.
Goedgekeurd wordt een af- en overschrijving.
Door het P.E.N. wordt vergunning gevraagd voor
den aanleg, onderhoud en verwijdering van electri-
sche werken.
B. en W. stellen voor, dat de Raad de gevraagde
vergunning verleenen, doch op conditiën nader door
B. en W. aan den aanvrager op te geven.
Aldus wordt besloten.
Op een vraag van den heer Gaijaard antwoordt de
Voorzitter, dat het schijnt dat in September met den
aanleg zal worden begonnen.
Bij de rondvraag vraagt de heer Wit of hij dus
goed heeft begrepen, dat als de eerste steen voor
de nieuwe school yoor 1 Mei 1931 is gelegd, de 'ge
meente geen gevaar loopt.
De Voorzitter zegt dat Ged. Staten den termijn van
1 Mei 1931 zoo lang vinden, dat ze verwachten dat
de nieuwe school ruim voor dien tijd klaar zal zijn.
Hierna volgt sluiting