VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT Het nieuwe begin. OM HONDERD DUIZEND DOLLAR! Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 16 Augustus 1930. No. 8714. Rozen. Ik heb je gezien in je bedje zoo smal, 't Was zomer, de dag stond te pralen, Er zeilden wat wolkjes langs 't blauwe heelal, En jij lag maar stil te verhalen Van wat je zou doen als je beter zou zijn, Je neuriede zwakjes een hoopvol refrein, Een liedje van weelde en zonneschijn, Kindje! Je lag maar te kijken vanaf het balkon Met hunk'rende, zoekende oogen, Je zocht naar het leven, je zocht naar de zon, Naar droomen, die langzaam vervlogen, Naar alles wat mooi in de wereld moest zijn, Dan zuchtte je zachtjes een hoopvol refrein, Een lied van verlangen naar zonneschijn, Kindje! Je lachte vermoeid, want je hielB je wat groot, Je wist je zoo goed te bedwingen, Soms kleurden zich langzaam je wangetjes rood, En wou je heel zachtjes gaan zingen! Dan zong je zoo lief met je stemmetje fijn, Een lied van verlangen om beter te zijn, 't Gezichtje gewend naar de zonneschijn, Kindje! En eens toen men jou een bouquetje bracht. Een tuiltje van geurende bloemen, Toen kwamen er traantjes, geheel onverwacht, En wou je de reden niet noemen! Dat tuiltje van rozen met blaadjes zoo fijn, Geplukt in de sterkende zonneschiju, Die bloeiden alleen om gelukkig te zijn, Kindje! Je voelde 't gemis in je hulp-loos bestaan. Toen geuren en schoonheid van 't leven Zoo dicht langs je ziekbedje kwamen gegaan, Om slechts wat verlangen te geven! Wat waren je handjes toen mager en klein, Ze pasten niet meer bij een bloemenfestijn, Je was ook zoo ver van de zonneschijn, Kindje! Augustus 1930. (Nadruk verboden). FEl'U.r.ETON Uit hel Amerikaansch van FRANK L. PACK ART). 13, Ik houd er geen lichten op na, die dienst doen als vuurtoren, merkte de Italiaan met een ironisch lachje op. Die lamp dient voor de menschen hier in huls, niet voor de voorbijgangers in de steeg! Maar vertel me nu eens precies wat er gebeurd is. Dave gaf een getrouw verslag van de gebeurtenissen sinds het oogenblik dat hij de gevangenis had verlaten tot het moment dat hij zijn toevlucht had gezocht in de portiek van Nicolo Capriano's huis. De oude Italiaan had met stijgende spanning geluis terd en toen Dave klaar wkas, strekte hij een .magere hand uit en pakte den jongeman bij zijn mouw. Het is alles in den goeden ouden tijd! zei hij koort- sig-enthousiast; het is alsof de goede oude tijd terug komt! Een oude man zou zich waarachtig weer jong gaan voelen bij zoo'n verhaal! Och, jongeman, als ik jou gehad had, dien nacht dat ze Tony Lomazzi gepakt heb ben, inplaats vanmaar het is nu te laat om daar over te piekeren... Maar jij bent een pientere baas, dat is zeker, je gebruik je hersens en je hebt moed. Dat is waar ik van houd! Zeker, ik zal je helpen, niet alleen terwille van Tony Lomazzi, maar ook terwille van je zelf! Je zult je kans hebben, je kans om te vechten, jon geman... Nicolo Capriano zal je helpen! Hij zette zijn hooge, dunne stem uit en riep: Teresa! Kom hier. Teresa! De deur ging open en het meisje stond op den drem pel. Vader, zei ze zacht-verwijtend, u windt u weer veel te veel op. De stem van de oude „bommenkoning" klonk veel zach ter toen hij weer begon te spreken. Neen heusch niet, kleine meid. protesteerde hij, heusch niet: je ziet dat ik kalm ben! Luister nu eens goed. Dit is een vriend van Tony Lomazzi en bijgevolg ook een vriend van ons. Hij heeft hulp noodig: de po litie moet hem niet in handen krijgen. In de eerste plaats moet hij kleeren hebben inplaats van de gescheurde plunje die hij nu aan heeft. Geef hem maar wat van mij. Het zal wel niet precies passen, maar het kan. Verder bel je Emmanuel op en vertelt hem dat ik een gast voor hem heb, die niet heel erg op de politie gesteld is, iemand ZATERDAGAVONDSCHETS. Oorspronkelijke schets door SI R 0 L F. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden.) HIJ werd zich flauw bewust, dat hij nog leefde. Vreemd veraf hoorde hij het gebrul van de zee, die hem op het strand had neergesmakt, nadat zijn boot op de klippen verpletterd was. Het was zijn eigen schuld geweest Zoodra hij de verpletterende ze kerheid had gekregen, dat inderdaad zijn heele vermo gen door een roekelooze speculatie verloren was, en dat hij geen cent meer zijn eigendom kon noemen, was hij in een roes naar de kleine haven geijld, had den tros van zijn kleine zeilboot losgeworpen, en was met alle zeilen op weggezeild, ondanks den straffen wind, die meer op een storm geleek en de golven hoog opjoeg, met don derend geweld. Dat moest uren geleden gebeurd zijn. De avond daalde. Rillend van de kou strompelde hij op de been, om het volgende oogenblik weer uitgeput neer te storten. Zijn drijfnatte kleeren plakten aan zijn li chaam. Hij was versteend van kou, tot op zijn gebeente Hij sloeg de oogen op en keek om zich heen. Vage om trekken van spaarzame begroeide rotsen zag hij tegen den aandonderenden avondhemel afsteken. Een troep meeuwen vloog krijschend over hem heen. Heel in de verte flikkerde, als een lichtend puntje, een vuurtoren licht. Groote goedheid, dan was hij hier op het meest verlaten deel van de kust aangespoeld, op die plek, die door iedereen, zelfs overdag gemeden werd, omdat men het er niet pluis vond. Was daar boven niet ergens die halve ruine van het „Zeehuis", en zeiden ze niet, dat het er spookte? Waren niet alle vorige eigenaars op geweld dadige wijze om het leven gekomen, en was niet de laatste, een jonge vrouw, er met een avonturier vandoor gegaan, om ten slotte in de modder te belanden? Die geschiedenis werd door alle brave bewoners van zijn stadje met afgrijzen en een gevoelen van de diepste minachting verteld. Die „meid" van het Zeehuis was een meid van de straat geworden, in de groote stad... Moeizaam klauterde hij eindelijk, terwijl een ijzige wind hem in het gezicht sneed, tegen de rotsen op. Hij moest het kostte, wat het wilde, een beschutting zien te vinden Een drang tot zelfbehoud dwong hem ertoe. Boven op de rotsen gekomen, waar de wind nog feller woei, zag hij op vijftig meter afstand, de sombere omtrekken van het geheimzinnige, tot ruine vervallen Zeehuis... waar het niet pluis was. Met bonzend hart, terwijl zijn adem stokte, liep hij langzaam op de ruine toe. De ruiten aan den voorkant waren ingewaaid. Aan flarden gereten ja- loeziën bewogen in den wind. Plotseling bleef hij staan. Hij snoof de lucht op. Een rookerige geur prikkelde zijn neus, alsof er ergens een vuur gestookt werd... Maar mijlen in den omtrek was er geen huis, dat wist hij die Smith heet maar hoeft hij niet te weten. Zeg ver- dor tegen Emmanuel dat hij met de auto komt en dat hij een blok voorbij de steeg moet wachten. En dan ga je naar buiten, Teresa, en komt ons zeggen of alles veilig is, of er nog politie in de buurt, is, of dat iemand anders in het slop rondhulst. Begrijp je? Ja? Ga dan maar. Goed, zei het meisje. Ze keek naar Dave Hender- son met een vriendelijken warmen blik in haar donkere sterke oogen. En toen, zich weer tot haar vader rich tend, vroeg ze: En wat voor nieuws heeft hij van Tony? Dat zul je straks wel hooren, antwoordde de vader met plotseling iets bruusks in zijn toon. Maak nu maar voort! Ze kwam spoedig terug met een arm vol kleeren, ging toen weer weg en sloot de deur achter zich. Nicolo Capriano wees naar een tweede deur in een zij wand van het vertrek. Daar is eei\ badkamer, jongeman. Ga daar naar toe. wasch het bloed van je gezicht en trek andere kleeren aan. Dave Henderson aarzelde. Denkt u dat het veilig voor haar is, voor uw doch ter. om naar buiten te gaan? vreg hij, Straks was er een heele oploop en de politie... Maak je niet ongerust, jongeman; er is niet het minste gevaar. Mijn dochter is een Capriano. hè? Ze is net als haar vader: ze is tegen de politie van San Fran- cisco opgewassen en de politie niet tegen haar! Ga je nu maar verkleeden. Emmanuel zal wel direct hier zijn. Dave had nauwelijks tien minuten noodig om zich te wasschen en de kleeren van den Italiaan aan te trek ken. Toen hij klaar was bekeek hij het resultaat in een kleinen spiegel aan den wand. Wat hij aanhad waren confectie-kleeren verre van nieuw; ze zaten slecht, hier en daar puilde zijn gestalte uit Neen, hij zag er niet bepaald op zijn gunstigst uit!... Met een boosaardig lachje stak hij het geld dat hij van John Kelly ontvangen had met nog een paar kleinig heden die hij bezat, in de zakken van zijn nieuwe kleedij en ging Nicolo's kamer weer binnen. De oude Italiaan monsterde hem critisch en knikte toen goedkeurend. Uitstekend, riep hij. Prachtig! Hij wreef zijn dun ne vingers. Ja ja, het is precies als in den goeden ouden tijd! Ha, ha, de oude Nicolo heeft nog een hand in 't spel en den kop van den ouden Nicolo zit nog op zijn schouders! Drie of vier dagen dat is kinderwerk! Daar zal Emmanuel wel voor zorgen! Maar we moeten nog wat beters doen! En dat is minder eenvoudig. Je te verbergen voor de politie is niet zoo moeilijk, als die kerels definitief van je af te schudden. Je moet den ouden man tijd geven om te denken zijn hersens zijn een beetje roestig geworden hij heeft ze te weinig gebruikt de laatste jaren! Je zou er niet veel aan heb ben als je altijd moest blijven verbergen, hé? Maar je moet je in leder geval verbergen zoolang de oude Nicolo nadenkt, begrijp je? Je kunt Emmanuel vertrouwen, maar je hoeft hem niets te vertellen. Hij heeft een klein Italiaansch restaurant en hij zal je een kamer geven zeker. Vanwaar...? Er piepte een deur aan de achter zijde van het Zeehuis. Verstard bleef hij staan, zijn oogen op de schemerige donkerte van het achterhuis gericht. Plotseling viel een warme liohtstraal naar buiten. In de verlichte vierkante deuropening verscheen een gestalte? Droomde hij? Was hij gek? In het deurvak stond een meisjesfiguur, het licht achter haar, zette haar blonde haren in een vreemde, lichtende gloed. En nu vroeg ze, met een klare, duidelijke stem: Is daar iemand? Hij schuivelde naar voren, stamelde wat onsamen hangende woorden. Er voer een schok door de meisjes gestalte. Maar ze week niet terug. Even zag ze de door weekte figuur met het doodsbleeke mannengelaat in het uit de kamer naar buiten vallende licht aan. Dan trad ze zwijgend op zij, en liet hem binnen, waarna ze de deur sloot en grendelde. Een weldadige warmte straalde hem tegemoet. In den versten hoek van het vertrek brandde een lustig knappend, hoog opvlammend houtvuur. De blinden waren voor de ramen. Op een tafel brandde een petroleumlamp. Hij staarde het vertrek rond. De kamer was heel eenvoudig gemeubileerd, maar verried de zorg zame hand van een vrouw. Ginds was een deur, die zeker naar een slaapkamer leidde. In de beide vensterkozijnen stond een bos herfstasters. Bij het vuur stond een mak kelijk laag stoeltje en op zij een rustbank. Het meisje had hem, bij de deur staande, zwijgend gadegeslagen. Toen zag ze, dat hij, ondanks de warmte in de kamer, rilde. Ze zag hem wankelen. Snel trad ze op hem toe en zonder een woord te zeggen, bracht ze hem naar den divan. Met snelle vingeren trok ze hem zijn druipende bovenkleeren uit. Ze droeg een paar wollen dekens aan, wikkelde hem erin en schoof den divan nog wat dich ter bij het vuur. Een weldadige warmte begon hem te doorgloeien. Ondertusschen was het meisje bezig ergens in een nevenvertrekje. Hij hoorde vaag het gerinkel van vaatwerk. Ze was blijkbaar bezig iets te bereiden. Toen hij uit een lichte sluimering ontwaakte, stond ze voor hem met een bord geurende soep. Ze zede het zwij gend naast hem neer, op een klein tafeltje. Onbeweeg lijk sloeg hij haar bewegingen gade. Het was een jonge vrouw, in een eenvoudig japonnetje gekleed, waarover ze een groote schort had aangedaan. Haar gelaat stond heel ernstig. Het fijne, bleeke gezichtje met de groote, trieste oogen, werd omlijst door donkerblond haar, in een eenvoudige wrong opgemaakt. Stil en zwijgend bewoog ze zich door de kamer, zorgend met nijvere handen. Hij richtte zich op en begon de krachtige soep op te lepelen. Zijn kleeren hingen bij het vuur te drogen. Langzaam aan begon hij zich te herstellen. En vragen drongen zich aan hem op. Wie was zij? Hoe kwam ze hier, op deze verlaten plek, in dit vervloekte huis? Hij voelde zich zwak en mat. Nadat hij gegeten had, bracht ze hem een broek en jas. die ze zeker ergens op gezocht had, en beduidde hem zwijgend die aan; te trek ken. Ze verliet de kamer. Toen ze terugkwam, had hij zich in de kleedingstukken gestoken, en zich weer in de wollen dekens gewikkeld, uitgeput op den divan neerge legd. Soezerig sloeg hij de oogen op, toen ze voor het eerst direct het woord tot hem richtte: Gaat het nu beter? waar je uit het gezicht kunt blijven. Je moet niet van je kamer afkomen, je moet je absoluut niet laten zien, tot je wat naders van mij hoort. Goed begrepen? Volkomen. Prachtig. Alleen mijn dochter en ik, behalve Em manuel dan, zullen weten dat je daar bent. En je kunt het verder aan Nicolo overlaten om een oplossing voor je moeilijkheden te vinden. Ha ha... de oiide Nicolo en de politie! De oude Nicolo die als een wrak in zijn bed ligt! De deur ging open en Teresa stond weer op den drempel. Wel, kleine meid? richtte de oude man zich tot zijn dochter. Emmanuel is er, berichtte ze. Er is politie in café Vinetto. maar in het slop is geen sterveling. Het is vol komen veilig. Nicolo Capriano knikte. En begrijpt Emmanuel het? Ja, antwoordde het meisje. Ga dan nu maar! De oude Italiaan strekte de hand naar Dave uit. Ga maar gauw: mijn dochter zal je naar Emmanuel brengen. Dave Henderson nam de magere hand van den zieke. Ik... ik... begon hij stamelend. Je wilt me bedanken, viel de oude bommenkoning hem bruusk in de rede, wel jongeman, daarvoor zal er nog tijd genoeg zijn. Je zult me nog wel ontmoeten! Als de oude Nicolo om je stuurt, zul je komen, hè? En verder denk er aan niet van je kamer af, hoor je? Ga nu maar! Teresa mengde zich in het gesprek van waar ze stond in de deuropening. Ja, u moet opschieten, zei ze rustig. Een paar minuten geleden was er niemand in de steeg, maar... Met een veelbeteekenend gebaar haalde ze de schou ders op. Dave, met een afscheidsknik naar de gestalte in het bed, draaide zich om en volgde Teresa door de bochtige gang naar de deur in de portiek. Ze verzocht hem even te wachten, terwijl ze uitkeek in de steeg, en een oogen blik later riep ze hem fluisterend toe om haar te volgen, Ze liepen de steeg in en kwamen zoo in een stille zij straat Bij een kromming in deze straat zag Dave een kleine, open auto staan, waarvan de kap was opgezet. Opeens bleef Teresa staan. Emmanuel heeft me gezien, zei ze. Dat is vol doende legitimatie voor u! Ze stak hem haar hand toe. Ik hoop dat u veilig en wel aan het gevaar ontkomen zult Ik hoop het ook, antwoordde Dave Henderson uit den grond van zijn hart. En als dat gebeurt zal ik dat aan u en u vader te danken hebben! Ze schudde energiek het hoofd. Neen, u zult het aan Tony Lomazzi te danken heb ben... Hij wilde iets zeggen om haar nog even bij zich te houden, zelfs in deze gevaarlijke situatie, maar door vijf jaar van afzondering was zijn vermogen om snel de juiste woorden te vinden er niet op vooruitgegaan. Ze was heel Die vervloekte palen. Waarom maken ze de heele boel niet draadloos? (Passing Show). Hij knikte dankbaar van ja. En viel weer in een lich te sluimering. Het moest laat in den nacht zijn, toen hij opnieuw ontwaakte. En ontdekte, dat ze naast hem in het lage stoeltje zat, alsof ze bij hem waakte. Haar handen wa ren met een ingewikkeld borduurwerk bezig. Hun oogen ontmoetten elkaar. Telkens was al bij hem een vraag opgekomen. Nu plotseling scheen het hem duide lijk te worden. Was zij... hoe ongelooflijk het ook mocht schijnen, was zij... die „meid" van het Zeehuis? Ze moest zijn verschrikte blik gelezen hebben want er kwam een trek van onnoemlijk leed om haar kleine smalle mond, toen ze met een vreemde stem langzaam vertelde: Ja, ik ben het, ik weet w^t u denkt... of eigen lijk gezegd... ik was het... al zal dat voor u natuurlijk weinig verschil maken... alles wat ze' van me verteld hebben, al dat slechte en gemeene... was waar... Ik kan het niet ontkennen... Maar ik ben het ontvlucht, die hel... O, maar de brave, deugdzame menschen trappen op me, ik was eenmaal slecht geweest, dus dat bleef ik... ze wilden me terug trappen in de modder... nee, verge ving was er voor mij niet... zelfs niet in de groote stad. met zijn verlichte geesten en groote redenaars met groo te woorden, maar harten van steen... kleinzielige huiche laars... Ik werd opgejaagd en gehoond, omdat ik weer een goed mensch wilde worden... Toen ben ik hier ge komen... Hier durven ze me niet te verjagen. Het is mijn eigendom... en ze zeggen immers dat het hier spookt? Haha, hier durven de brave en nobele harten niet te komen met hun gehuichelde braafheid zijn ze in hun hart als wezels zoo bang voor onzinnige kinderver- mooi, maar het was niet alleen haar schoonheid, die hera aantrok. Ze had zoo iets liefs en vertrouwen-wekkends en tegelijk was ze zoo flink en zelfbewust, snel en schrander in haar besluiten en kordaat in haar optreden Ze trok hem niet alleen aan: ze imponeerde hem niet minder. Ik kan Tony Lomazzi niet meer bedanken, slaag de hij te zeggen, want de oude man is dood. En het volgend oogenblik schold hij zich zelf uit voor een on gevoelige, onkiesche ezel, dat hij dat zoo bruusk en zon der omwegen uitgeflapt had. Bij het licht van een straat lantaarn zag hij dat Teresa spierwit werd. Ze klepide haar handen ineen en een droge snik kwam over haar lippen. Dood! stamelde ze. Tony dood! Toen kwamen er tranen in haar mooie, sprekende, donkere oogen. Goeden avond, zei ze abrupt, draaide zich om en liep haastig weg in de richting van de steeg. Dave keek haar na, zich op de lippen bijtend van woede om zijn eigen stommiteit. Toen keerde hij zich ook om en liep naar de wachtende auto. Een man op de chauffeursplaats stak zijn hand bul ten den wagen en opende het portier achter zich. Ik ben Emmanuel, deelde hij in gebroken Engelsch mee. U hoeft u verder niet ongerust te maken over de politie; ik zal u een kamer geven waar u goed ver borgen bent. Boven het restaurant. Dave Henderson stapte in. In zijn hoofd was een wilde rondedans van verwarde gedachten aan de politie on aan Runty Mott aan Mlllman en aan Capriano, den elgenaardigen, doodzieken en toch zoo sterken Nicolo Capriano aan het meisje, het meisje met haar mooie gezichtje en haar sprekende oogen, dat had geschreid omdat Tony Lomazzi dood was... HL De oude Nicolo speelt zijn kaarten uit. Nicolo Capriano had zijn oogen gesloten; de gestalte in de kussens lag onbeweeglijk alleen het onrustig plukken van de vingers aan het beddegoed bewees dat de man niet sliep. Plotseling glimlachte hij en opende de oogen. Zijn hand tastte naar een ochtendblad dat op de dekens lag en voor de tweede maal sedert Teresa hem een half uur geleden de courant had gebracht, tuurde hij met gespannen aan dacht op een bericht op de eerste pagina, waarboven een vetgedrukte, onmiddellijk de attentie trekkende, „headline" stond. Het had niets te maken met de herris van gisteravond in café Vinetto: het gewaagde van de mysterieuze ontploffing van een bom, die in de vroege ochtenduren in een der parken van de benedenstad had plaats gehad, een explosie, die behalve dat zij de heele omgeving gealarmeerd had, een man letterlijk In stuk ken had gereten en de bank waarop hij onder een lan taarn gezeten had, aan splinters had geslagen. Het slacht offer was onherkenbaar verminkt en het eenlge wat de politie had kunnen vaststellen was het feit, dat er frog-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 13