SchagerCourant
Raad
Warmenhuizen.
Brabantsche brieven.
Zaterdag 16 Augustus 1930.
73ste Jaargang. No. 8714
Tweede Blad.
Vergadering op Donderdag 14 Augustus, des morgens
10 uur.
Voorzitter de heer Nolet, burgemeester, Secretaris de
heer Rijs.
Aanwezig alle leden.
Na opening der vergadering werden de notulen onge
wijzigd vastgesteld.
Ingekomen stukken.
Ingekomen zijn:
Een schrijven van de N.H. vereeniging ..Het Witte
Kruis" om subsidie ontsmettingsinrichtingen over 1931.
Begrooting gezondheidscommissie over 1931.
Een verzoek van de malariacommissie om subsidie over
1931. Te behandelen bij de gemeentebegrooting 1931.
Allen voor.
Schrijven van de Ned. vereeniging tot bescherming
van dieren met rapport. B. en W. willen dit voor ken
nisgeving aannemen.
De heer Slot meende dat in de vorige behandeling
van een soortgelijk schrijven besloten was deze zaak
nader onder het oog te zien. De stallen zijn in den re
gel zeer onpractisch ingericht. Wij lezen vaak van ram
pen in boerenbehuizingen bij brand. Veel vee raakt er
verbrand door het ondoelmatig vastmaken der dieren
Een nieuwe en afdoende installatie in deze kost niet
zooveel geld. Spr acht het verkeerd dat hierop niet
scherper wordt toegezien. Naar een trekhond die even
onder de maat is. en die niets geen last van zijn werk
heeft, wordt door de politie gekeken, en naar de in
richting van stallen, waar veel vee verloren kan gaan,
wordt niet omgekeken.
Voorzitter zegt dat vorig maal een dergelijk schrijven
voor kennisgeving is aangen. en alleen bij nieuw-bouw
de menschen op het gevaar gewezen zou worden. Het is
niet de bedoeling geweest iets hieromtrent in een ver
ordening vast te leggen.
De heer Groot noemt een dergelijke installatie waarbij
met één beweging van een handle het vee los is, zeer
kostbaar. Spr. wijst er op hoe in onze gemeente de stal
len meer en meer leeg komen te staan.
De heer Molenaar dacht dat van meer beteekenis
was in deze, de verdere inrichting van de stallen. Het
losmaken van de dieren zal bij brand nog wel gaan,
maar het naar buiten krijgen en voldoende uitgangen,
dat is moeilijker. Spr. oordeelt het eveneens noodig, dat
daarop meer wordt gelet.
Voorzitter acht het dan 't beste het betreffende rap
port aan te vragen, dan kan de zaak verder worden
bezien.
Verschillende verslagen zullen circuleeren.
Eervol ontslag.
Ingekomen een verzoek van het hoofd der O. L. school
te Schoorldam om eervol ontslag. Voorgesteld wordt den
heer Dijken met ingang van 1 October 1930 eervol ont
slag te verleenen. Allen voor.
Het maken proces-verbaal van opneming van kas en
boeken van den gemeente-ontvanger, weeis uit, dat in
kas was en moest zijn f 86.35%.
Mededeelingen.
Door Ged. Staten zijn goedgekeurd de besluiten van
den raad tot het aangaan van een geldleening groot
f 12.000; tot wijziging van de rekening-overeenkomst met
de N.V. Bank voor Ned. Gemeenten; het besluit tot het
doen van af- en overschrijving op den dienst 1929 en
een suppletoire begrooting eveneens op den dienst 1929.
Voor kennisgeving aangenomen.
Ger. school Krabbendam.
Het bestuur van de Ver. voor Gereformeerd schoolon
derwijs te Krabbendam verzoekt overeenkomstig art.
72 der L. O. wet 1920, gelden beschikbaar te stellen voor
verandering van inrichting van schoolgebouw en de aan
schaffing van eenige schoolmeubelen.
Door B. en W. wordt voorgesteld, hiervoor gelden be
schikbaar te stellen.
Voorzitter zegt dat het over het algemeen betrekke
lijk kleine dingen zijn, als 't aanbrengen van een spauw-
muur, het maken van een bergplaats voor leermidde
len, het maken van een boekenkast, het verlagen van
plafonds enz. enz.
B. en W. hebben alles nagegaan en deze zijn tot de
conclusie gekomen dat alles zeer noodig is. Een begroo
ting is er nog niet, alleen wordt nu gevraagd of de raad
zijn medewerking wil verleenen.
De heer Groot meent dat het al met al nogal wat zal
kosten, maar het is noodig.
De heer Swan noemt de toestand van deze „school
schunnig. Openbare en Katholieke scholen zijn in orde,
dus is het billijk dat ook deze school er behoorlijk uit
ziet. Maar ook spr. meent dat het tezamen nogal wat
zal kosten.
De heer Van Ry'n informeert naar de verlaging der
plafonds, spr. meent dat dit niet zoo noodig zal zijn.
Voorzitter zegt dat verlaging der plafonds de bruik
baarheid der lokaliteiten ten goede komt, ook wat de
accoustiek betreft. De verdieping is kolossaal hoog.
De heer Slot dacht dat lucht en licht nooit schaadt,
integendeel men streeft steeds naar het verkrijgen daar
van.
Voorzitter wijst er op dat vaq nieuwe scholen de ver
diepingshoogte niet zóó hoog is als in deze school, en
wijst er op dat de plafonds toch vernieuwd moeten wor
den.
Als dit laatste het geval is kunnen de heeren er mee
accoord gaan en wordt het voorstel van B. en W. met
aUsemeene stemmen aangenomen.
Verschillende rekeningen.
Aangeboden wordt de rekening der gemeente over
1929, luidende in ontvangst en uitgaaf op den gewonen
dienst resp. f 113.426.46 en f 112.182.93%, batig saldo
f 1243.52%; in ontvangst en uitgaaf op den kapitaal
dienst resp. f 6199.69% en f 30.265.56, nadeelig saldo van
f 24055.86%. Verder wordt aangeboden de rekening van
het gasbedrijf, het tuinbouwbedrijf en het algemeen bur
gerlijk armbestuur.
Deze laatste sluit met een batig stldo van f 304.
ï«n opzichte van de gemeenterekening wordt nog mee
gedeeld, dat nog te innen i6 f 1800 landhuur. en nog f 500
van het P.E.N.
De raadsleden werden aangewezen als commissie om
deze rekening na te zien.
Belastingvoorstellen.
B. en W. deelen mee:
De wet van 15 Juli 1929, maakt herziening van het
gemeentelijk belastingstelsel noodig. De plaatselijke in
komstenbelasting vervalt met 1 Mei 1931. Zij wordt voor
namelijk vervangen door: le. uitkeering uit het inge
volge genoemde wet ingestelde „Gemeentefonds", welke
uitkeering verband houdt met de uitgaven voor politie,
onderwijs en armwezen over de jaren 1926, 1927 en 1928
en de draagkracht der ingezetenen volgens de rijksin
komstenbelasting over het belastingjaar 19271928 eener-
zijds en de opbrengst eener te heffen „.Gemeentefondsbe
lasting" met 50 opcenten vermogensbelasting over het
dienstjaar 1931—1932 anderzijds; 2e. de uitkeering van
75 pet. van de opbrengst der grondbelasting, terwijl de
heffing van opcenten op deze belasting mogelijk blijft;
3e de uitkeering van het geheele bedrag van de op
brengst der personeels belasting, terwijl aan den raad
met betrekking tot deze belasting het nemen van ver
schillende maatregelen is overgelaten, waardoor het
mogelijk is de baten dezer belasting op te voeren. Ten
slotte wordt nog de rijksuitkeering wegens de jaarwed
den van den burgemeester en den secretaris verhoogd
tot 75 pet. van deze jaarwedden, tot ten hoogste f 3000,
in totaal. De bestaande toestand is voor deze gemeente
als volgt:
uitkeering naar het getal Inwoners over 1930 f 3.564.25
rijksbijdrage jaarwedden B. en S. f 600; opcenten perso-
neele belasting f 2500, opcenten vermogensbelasting
1250, plaatselijke inkomstenbelasting 19301931 f 27540,
totaal f 35.454.25.
Nieuwe toestand: uitkeering naar het getal inwoners
uit het gemeentefonds f 11.279.43. uitkeering gedeelte
jaarwedde B. en S. f 3000, uitkeering 75 pet. opbrengst
grondbelasting f 5537.47, uitkeering personeele. belasting
(indien ongewijzigd gehandh.) f 9000, opcenten vermo
gensbelasting (indien ongewijzigd gehandh.) f 1250, to
taal f 30.566.90.
Het bedrag, dat alsnog gevonden moet worden be
draagt dus f 4987.35.
In verband met het vorenstaande stellen B. en W. voor,
de personeele belasting te handhaven zooals deze thans
luidt en de gemeente te rangschikken in de 7e klasse,
alsmede, het aantal opcenten te handhaven en wat het
nog te dekken bedrag betreft een en ander nader vast
te stellen bij de behandeling der gemeente-begrooting
1931.
Voorzitter zegt nog dat B. en W. met de verdere
voorstellen tot de begrooting willen wachten, omdat dan
beter is aan te geven wat nog gedekt moet worden.
Alleen wat de personeele belasting betreft, willen zij
nu een besluit nemen. Deze belasting loopt van Januari
tot Januari en moet dit besluit voor 1 September zijn
genomen. De inkomstenbelasting loopt van Mei tot Mei
en kunnen de cijfers daarvan later beter worden over
zien. Zooals boven reeds is aangegeven, moet er nog
ongeveer f 5000 worden gedekt en meenen B. en W.
uit de personeele belasting het bedrag te moeten halen,
dat er tot dusver uit binnenkwam. Als de opcenten van
Rijk en Gemeente, plus wat de gemeente er uit haalde,
behouden blijft, is er f 9000 ongeveer uit te krijgen.
De provincie had 20 opcenten, het Rijk 10 en 20 en
de Gemeente 50 opcenten en stellen B. en W. voor 80
opcenten te heffen.
De heer Slot: De gemeente blijft dan in de 7e klasse.
Voorzitter: Ja, als wij bijv. in de 6e klasse gaan,
wordt de opbrengst minder.
De heer Slot herinnert eraan, hoe een paar jaar ge
leden de personeele belasting is herzien. Dat heette een
verlaging, maar het werd door de hoogere schatting enz.
een verhooging. De raad heeft zich toen uitgesproken
voor een verlaging van personeele belastingjsoo dit moge
lijk was, omdat ze onevenredig zwaar drukt en nu de
gemeente de bepaling der opcenten zelf heeft, willen
wij dat zoo hoog laten. Spr. vraagt of dat wel goed Is.
Voorzitter zegt dat het maar iets voorloopigs is. Het
belastingbedrag moeten wij hebben en komt het niet
hier uit, dan moeten wij het op een andere manier
verhalen.
De heer Slot meent dat er toch naar moet wordén
gestreefd om de belasting zoo billijk mogelijk te doen
zijn. Men wordt door de voorschriften verplicht zijn
woning behoorlijk in te richten wat hoogte en verdere
maten betreft en dan moet men daarvoor nog belasting
betalen. Dat is verkeerd. Spr. acht een belasting naar
het inkomen beter.
Voorzitter zegt dat de personeele belasting er eene Is
op luxe. De maten van de huizen voorgeschreven,
zijn minimaal en bouwt men meestal daar boven. Ook is
deze belasting niet alleen gebaseerd op huurwaarde. Ook
op meubilair, auto's,, biljarten, paarden, dat alles is luxe.
De heer Slot is dat niet met Voorziter eens. Aan onze
huizen worden door de wet eisehen gesteld en daarvoor
laat men ons belasting betalen.
Voorzitter zegt dat het bepalen dezer opcenten maar
voor één jaar is. Volgend iaar kan dat veranderd en
is alles beter te overzien. Bij de a.s. begrooting moet
alles toch opnieuw behandeld worden. Dan is er eenlg
meer overzicht.
De heer Molenaar erkent, dat de personeele belasting
er eene is tot op zekere hoogte op luxe. Maar toch
is het voor deze gemeente voor het meerendeel een
belasting op huurwaarde, te weinig luxe als er hier is.
Een huis moet een zekere ruimte hebben en daarvoor
moeten wij belasting betalen, dat is verkeerd. Als men
dus luxueus meubilair heeft, moet men er maar voor
betalen, maar dat komt hier niet veel voor. Als men
veel kinderen heeft, krijgt men een aardige aftrek, maar
menschen die alleen een huisje bewonen en bijv. een
f 800 a f 900 inkomen hebben, moeten f 1 per week per -
soneel betalen. Dat is veel te veel.
Voorzitter zegt als men de aftrek van de huurwaarde
grooter wil hebben, dan moeten wij in een andere
klasse. Maar dan moet het tekortkomende op een ande
re wijze worden gezocht. Het moeilijke is. dat er nu geen
overzicht is en daarom willen B. en W. het voor één
jaar laten als 't is.
De heer Slot erkent de moeilijkheid voor B. en W.
Als 't dan voor 1 jaar is, Is hun voorstel wel te accep
teeren.
De heer Swan is de personeele belasting ook niet sym
pathiek. maar er is nog geen enkel overzicht van den
toestand en daarom komen B. en W. met dit voorstel.
De heer Molenaar zal dit voorstel van B. en W. dan
accepteeren. 't is elk jaar te wijzigen.
Voorzitter wijst er op. dat het rijk 50 opcenten op het
vermogen gaat heffen, daardoor wordt van het vermo
gen 5.9 pet. extra geheven. B. en W vragen zich af of
de 50 opcenten der gemeente nog gehandhaafd moeten
worden. Gebeurd dat niet. dan is er f 1250 minder, dus
meer te dekken.
De heer Molenaar zou die opcenten op de vermogens
belasting niet zoo erg vinden maar het eigendom is hier
meestal grond en daarvan wordt al reeds grondbelas
ting betaald.
De voorstellen van B. en W. worden alsnu met alge-
meene stemmen aangenomen.
Rondvraag.
De heer Swan zegt. dat over wat hij nu gaat bespre
ken, hij niet de minste zeggingschap heeft, maar toch
moet hij het even opnoemen. Spr. zegt dat het aanstonds
kermis is in de gemeente en het sluitingsuur "oor
Maandag is bepaald op 1 uur. Dat is niet in den geest
der burgers. Het is kermis en spr. wilde liefst de men
schen volkomen vrijaf geven dezen tijd, maar dat kan
nu eenmaal niet, er is een sluitingsuur Maar 1 uur in
den nacht is toch te vroeg. Als de menschen naar een
uitvoering gaan. kunnen ze op deze wijze een half uur
wellicht een kwartier, nog nablijven, maar dan moeten
ze weg. Jaren heeft spr. de kermis meegemaakt, maar
er gebeurt nooit iets bijzonders. Spr. zou gaarne een
sluiting op Maandag van 2 uur zien. moet men te vroeg
naar huis, dan acht spr. dat niet goed.
De heer Slot acht 1 uur op Maandag te vroeg. 2 uur
is een geschikte tijd voor sluiten. Maandags na de uit
voering willen de jongelui, maar ook de oppassende
burgers nog wat napraten.
Voorzitter zegt dat Maandag een stille dag is en spr.
heeft van de politie gehoord, dat er op Maandag alleen
voor wat jonge mannen die zitten te drinken, de her
bergen moeten openblijven. De politie heeft een zware
dienst (en daarvoor doet spr. het niet alleen) en om
nu voor enkele menschen die in de kroeg hangen, hun
extra dienst op te leggen, dat ls niet gemotiveerd. De
le en 3e dag is een sluitingsuur dat niet te vroeg is en
voor dezen stillen dag kan het sluitingsuur wel wat
vroeger.
Den heer Slot is het bekend, dat de politie aandringt
op beperking van hun dienst. Spr. weet dat positief.
Voorzitter: Dan weet u meer dan ik.
De heer Slot: Dat is best mogelijk. Met minder dienst
zijn de menschen weer een paar uur vroeger thuis. Spr.
neemt ze dat niet kwalijk. 2 uur sluiten ls echter vol
strekt niet laat, men noemt het hier in de gemeente al
vroeg. Het is wel een stille dag, maar het is voor vele
rustige burgers den uitgaansavond en dan moet men niet
al te krap kijken.
De heer Swan méént dat men op deze wijze oppositie
zal krijgen. Stuurt men de menschen te vroeg naar huis,
dan komen op straat van de jongelui ongeregeldheden
en bereikt men het tegenovergestelde van wat men wil.
Voorzitter ls daar niet bang voor, er is met kermis
hier nooit last.
De heer Swan wil er in openbare zitting niet meer
van zeggen, komt er aanstonds wel op terug.
Den heer Molenaar maakt het persoonlijk. 1 of 2
uur, niet uit. Spr. is zelf wel vroeger thuis. Maar voor
een groot gedeelte van het publiek is 1 uur te vroeg en
al mogen er dan geen ongeregeldheden komen, dat ge
looft spr. niet, toch wekt dit wel ontevredenheid.
De heer Groot noemt het maar een kwestie van wen
nen. Toen het van 3 uur op 2 uur kwam. was er oppo
sitie, nu ook wel weer, maar het is voor de menschen
één uur meer nachtrust.
De heer Molenaar meent dat men dan nog beter de
kermis kan afschaffen, dat zal tenslotte ook wel wennen.
Na nog eenige bespreking zegt Voorzitter de zaak uog
eens te zullen overwegen.
De heer Van Rijn maakt nog de opmerking dat het
hier maar een herberg betreft waar een uitvoering wordt
gegeven, die om 8 uur begint en na elven pas eindigt.
Voorzitter zegt dat hij daarvoor toch geen uitzondering
kan geven.
De heer Slot vraagt of er al reeds een oproeping heeft
plaats gehad voor een nieuw hoofd der school te
Schoorldam.
Voorzatter: De oproeping komt in de eerste Vacature.
Hierna sluiting.
DE LASTIGE MODE.
(Lustige Blaetter.)
Draagt u uw bril niet meer, tegen
woordig?
Neen, mijn vrouw zegt, 't staat niet
bii de tegenwoordige damesmode.
FEUILLETON-
1 VERTELLINGEN.
U pfa t*.
Ülvenhout, 12 Augustus 1930.
Menier,
Nie om te klagen, maar
't ls gin gezegend jaar. ami-
co. 't Valt van alle kaanten
teugen.
't Is toch zo'nen aarigen
tijd, ee! Ge wit niemeer of
ge beter bent mee 'nen
goeien of mee 'nen kwaaien
oogst.
As me vruger naar bed
gongen, dan keken me nog
's effekes naar de maan,
in welken hoek d'n wind
stlng en bepeisden goeie en
kwaje kaansen veur 't ge
was op de velden, dat daar
stillekes te slapen lag onder 't schijnsel van t zuiveren
maantje. En as me dan de klink van de deur omgooi
den, mee 'n klein bietje aangst, zou 't vannacht wel
goed gaan? dan gongen deur 't heele durp zoo stle-
kum de schietgebedjes- de hogte in, naar achter de ster-
rekes; dan gongen me zwijgend ons uitkleejen, keken
nog 's efkens naar de locht en stapten zwijgend in de
bedste, mee alle gedachten bij de velden, die 'nen hee-
len nacht blootgesteld laggen aan de wispelturige na
tuur, zonder da-g-er zeivers bij was.
„Jah!" zuchtte Trui dan, as me onder de wol lagen
en ik antwoordde: „Jah!" en dan begrepen me me-
kare wel.
En as er dan 'nen wind gestooten kwam teugen 'I
huis op; as dan de takskes van d'n notelèèr teugen de
pannen rooschen; of as me-n't bosch in de verte heur-
den zuchten, dan brak ons 't zweet wel 't uit. Dan zeeën
me niks maar wiesten van mekaar da me wakker lag
gen, mee wijdopen oogen en 't hoofd 'n bietje van 't
kussen af om alles goed te kunnen belusteren. Ja. amico,
dan gongen me wel 's mee veul, heel veul zurgen slapen
veural toen me pas begonnen waren en éénen nacht oew
heelegaar zouw emmen verinneweerd. Oew ebben-en-
houwen naar de pinnekes!
Maar nouw?
Ge sallemaandert 's aves dikkels d'n klink om mee
veul lawijd, lot maan. wind en sturm naar d'n duvel
loopen en 't eenigste wa-d-oew hart nog ee, da zijn de
biesten.
Waant 'nen vetten of 'nen schralen oogst, veur mijn
part heelemaal ginnen, 't is allemaal één toet mem!
Pies op 'nen riek!
In 't veurjaar, Mei en Juny, toen groeide en bloeide
n-alles onder 't stovende zonneke, da ge gezeed zouw
emmen: 't zonneke strooit goud over ons laand
Blomkoolen, amico, 'n veld vol, zoo groot as oewen
kop, da ge ze mee twee haanden dragen moes, keb
ze verkocht veur drie centen per stuk. Sodemarel, g(
kun 't kostelijke goed toch nie laten verrotten op d'èèrde
Maar op die manier schiet 'r nie veul mee op. Wor-d-
oew zweet nie betaald
Me ploeteren veur d'n keizer z'nen baard; veur noppes;
veur 'n scheet in 't netje!
En daar kunnen me zeivers nog gin kwaaie segaar
veur koopen, amioo. Gaat T dus maar aar^ staan
Neeë, zoo is 't gin aarigheld meer.
En nouw is op 't end van 't liedje de rommel nog ver-
rengeld ok. 't Koren,- dat er bijgestaan hee as 'n zee
van goud, lee platgeslagen teugen d'èèrde. Bakken wa
ter zfjn d'r opgekledderd, da-d-et loswoelde-n-ult d'n
papperigen grond. D'n sturm is 'r deurgetrokken da-d-et
er allemaal neerleet as weerborstels.
En as ge me nouw vragen zouw: „is da-d-erg veur
oew?" dan zou 'k motten zeggen: „verstaampt as 'k
't weet"
Toen 't In d'n veurzomer allemaal vol van schoone be
loftes was, is 't bij die beloftes gebleven; nouw alles plat
leet, ollee, nouw val 't meschien.t nog 'n bietje mee!
En daarom: as me 's aves naar bed gaan, kijken Trui
en ik mekaar 's aan mee 'n paar doffe koeienoogen en
praten nergens over. In bed heur ik ze dan wel 's zuch
ten, maar dan doei 'k maar net of ik, slaap...!
De marten worren ier volgegooid mee gruuntes en
fruit uit d'n Bels en as ge'n kwartje in oewen zak stikt,
dan kopte veur 'n groot huishouwen veur twee, drie da
gen de schoonste gruunteh. Komkommers as èrmen
drie veur 'n dubbeltje! Princesseboontjes, 'nen stui
ver d'n kielo. Reken 't uit, amico, eer ge 'nen kielo van
die boontjes geplukt het! En da veur vijf centen. Nouw
reken ik nie d'n zaai, 't spitten van d'n akker, 't wiejen,
't maandenlaank verzurgen, 't naar de stad brengen, en-
zoovoorts
't Uitgaan mee d'n gruuntenwagel, ok dhar is d'aarig-
heid heelegaar af. Die wefkes die pingelen, die pinge
len amico, neeë jonk, ze halen 't bloed onder ew na
gels vandaan! En gif ze 's ongelijk?
Keb er ééntje bij, ollee. as 't nie zo'n aarig ding
was, ha'k ze allaank gezeed waar ze naar toe kon loo
pen, maar hoe gaat da, ee? 't oog wil ok wa-d-em
men.'
Vleeje week docht ik zoo toen Tc bij d'r had aange
beld, nouw za'k oew toch 's gin kaans geven om weer
af te leggen te pingelen.
„Mergen. mevrouwke," zee ik goed gemutst, toen ze
veurkwam. „smerig wirke, ee! Wa zal 't zijn vandaag?"
'k Had 'n leut, stiekum leut. amico. waant ik docht
zoo: 'k zal oew vandaag veur zijn, schat van 'n bloed-
zuigerske!
Ze kwam aan d'n wagel, trok 'n heel bedenkelijk ge
zicht en wees naar 'nen blomkool, groot genogt veur 'n
weeshuis.
„Kost ie?" vroeg ze.
,As ge nouw vandaag 's nie pingelt," zee ik, „dan za'k
oew 'nen prijs noemen, waar ge'm zeivers nie veur mar
ken kunt!"
't Zal me benieuwen," dee ze uit de hogte.
„Hier," zee ik, en ik pakte-n-'m mee twee haanden
vast, „die krijgde nouw vandaag 's veur niks; 't is toch
kepot!"
En nouw kunde me geleuven of nie, amico, maar veur
ze'm aanpakte, bekeek ze 'm nog 't van alle kaanten,
toen naar d'n wagel of 't d'n grotste wel was en toen
zee ze: „goed, maar dan mot te'r zo'nen komkommer
bij doen veur d'nzelfden prijs."
Laat 'k oew vertellen dat d'n blomkool uit m'n haan
den over de keiën .rolde. „Bedaankt veur de klandisie,"
zee ik en pakte d'n wagel op en riep: „vort Blek!"
Toen 'k van den mergen laangst kwam, sting z'aan de
deur en riep me.
„Wa vraagde veur twee kropkes slaai?"
„Drie kwartjes", zei ik zonder blikken of blozen.
„Vijfenzeventig centen?"
„Vijfenzeuventig cent jawel!" knikte-n-ik.
„In gin vijfenzeventig jaren." gromde ze.
„Koora ik teugen deën tijd nog wel 's verom; vort
Blek!" zee ik kalm, en weg waren me.
Toen ik 't Trui vertelde, wier ze rood en wit om da
beurt en gooide d'r muts van d'r linker- naar d'r rech
teroor, overentweer.
Daar hé'k gin woorden meer veur," zee ze toen ein
delijk en da-d-ee ze nog nooit gezeed. amico! ,,'k Staal
perplekt", schudde Trui mee d'ren kop: „denken ze gat-
vernolle soms da-me-n-et gestolen emmen?" en ze
sloeg mee de vüst op tafel da m'nen koffie omviel. En
Dubbeleen, de kat, schoot er van onder de kast.
.Keb gruuntes overg'ouwen," zee ik, „waar za'k 't
laten?"
„Gooi 't zooike maar op d'n miestkuil", foeterde Trui
en toen amico, ollee, 't ls haard, jonk, toen sprongen
twee tranen in d'r oogen.
„Emmen daar ons zweet veur gelaten?" snikte
ze en toen hè'k de boel maar stillekes in 'n hoekske van
d'n stal geleed, om weg te zijn, waant 'k zie Trui veul
liever mee hèele serviezen „werken" as mee twee tranen!
En zoo schèrelen me deur d'n tijd. Eiken dag leggen
me d'r nog centen by en zooas ik al zee, 't eenigste
wa nog iets beteekent, is 't vee. Van d'n mulk krqgen
me nog gèèf geld omda'k 'm nie aan de febrlek lever,
maar aan m'n klaanten en 't verkensvleesch, ochja,
't gaat! 't Hoeft teminste nie heelegaar veur niks van
dTiaand en da's teugeswoorig al 'nen groote!
'k Weet nie waar 't naar toe mot mee d'n boer.
Van alle kaanten wordt ie platgedrukt en waar de
meesten mee Bamis d'ren pacht vandaan motten ha
len. (da's begin October). da's mijn 'n raadsel.
Maar da ze 't vandaag uit d'ren mond motten sparen,
nimt da van me aan. amico!
Waant feljiet- gaan, da's by d'n boer nog altij schaan-
de!
Amico. *k gaai d'r maar afscheiën.
't Is ginnen rooskleurlgen brief deuzen keer, maar 'k
kon 't nie laanger veur me houwen. i
Da wefke van deus week hee heelegaar de deur dicht
gedaan mee d'ren blomkool-veur-niks as ze 'r nog 'nen
komkommer by kedoow kreeg.
Ontvang dus veul groeten van Trui en as alty, gin
horke minder van oewen
toe a voe
DR*.
IEDER ZI|N MEUO.
Ik houd van groote schilderstukken, die
kleinere doekjes, daar lach ik eens om.
Is u kunstcriticus?
Neeg. liistenmakar! (Pêk Mêle).