Lage prijzen,
duur leven.
Maar éénmaal.
BOERDERIJ en \EEHOlDERIJ
Wintertijd moet voor onze jongelui, zoowel voor jongens als meisjes,
schoolbankentijd zijn.
Tweedons ervaart hij, dat er in hem opheeft een
zalig verlangen om die kleinheid te overwinnen.
Want dan wéét hij het weer, wat hij gewoonlijk
vergeet, dan wéét hij 't met onfeilbare zekerheid:
hij is een geroepene, d.i. een die niet berusten
mag in wat hij i s, maar die moet streven naar
het altoos-méér-w orden, naar innerlijken
groei.
Hij heeft zijn diepste-zèlf ontdekt en deze ont
dekking kan hem doen schreien van vreugde, on
danks het feit, dat hij deze ontdekking tegelijk
voelt als de aanvaarding van de noodzakelijkheid
van dien allerzwaarsten strijd, welken de mensch
kan hebben: de strijd tegen eigen onvolkomen
heid.
Want nu weet hij, dat zijn leven niet zonder
zin is. Neen, meer dan dit: nu weet hij, dat er
een geluk is. hetwelk alles overtreft. En dit geluk
is de vrijwillige overgave aan dien mysterieusen
drang in zijn ziel, dien drang naar 'persoonlijk
heid, waarvan we zouden kunnen zeggen dat hij
is: het mensch-willen-worden van God, d.i. van de
eeuwige Idee, die zich zoekt verwerkolijken, óók
in en door ons.
ASTOR.
Reeds meer dan eens hebben we er op gewezen, dat
ondanks de daling der groothandel-prijzen het levens
onderhoud duur blijft. Vraagt men hoe dat mogelijk Is,
dan hoort men wel deze verklaring:
de weg van producent tot consument is te lang en
dus onnoodlg duur;
tussdhenhandeï en kleinhandel nemen te groote win
sten.
Intusschen zijn dit meer beweringen dan bewijzen,
omdat niemand beschikt over de noodige gegevens,
waaruit de juistheid of onjuistheid der geuite vermoe
dens onomstootelijk zou zijn af te leiden.
Toch zou het van belang zijn, precies te weten, waar
om Nederland de twijfelachtige eer moet genieten, een
der duurste landen van Europa te zijn.
Wat vaststaat is dit:
Als men voor de groothandelprijzen in 1913 het index
cijfer 10 0 neemt, dan was het voor 1925 niet min
der dan 160.9, doch is het thans, eind Juli 1930, gedaald
tot 111.5. Vergeleken met vóór den oorlog beteekent dit
een stijging van slechts 11% procenet
Voor moeder de vrouw, die met haar huishoudgeld
maar moeilijk weet rond te kamen of er heelemaal niet
in slagen kan, gelden echter andere verhoudingsgetal
len.
Volgens !het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft
een arbeidersgezin, dat in 1913 besteedde 100, thans daar
voor noodig 162.1, terwijl voor den middenstand de ver
houding zelfs nog iets ongunstiger is, n.1. 100 tegen
166.1.
Geen wonder dat zulke feiten de aandacht vragen en
<Lat men naar de verklaring zoekt
Hiervan getuigt bijv. een artikel in De Telegraaf, niet
van de redactie doch van een inzender, aan wiens pen-
nevrucht echter de eer te beurt veil, om afgedrukt te
worden op de plaats der hoofdartikelen. Wij kunnen het
niet geheel overnemen, doch de slotsom willen wij on
zen lezers niet onthouden. Die luidt als volgt:
Uit de bovengenoemde verhoudingscijfers volgt dat de
daling der groothandelprijzen zich nog ternauwernood
in de kosten van levensonderhoud, d.w.z. in de kleinhan-
delprijzen weerspiegelt! Trouwens een enkele uitzonde
ring daargelaten zijn de prijzen der voedingsmiddelen
die voor de bepaling der kosten van het levensonder
houd van zeer groot belang zijn zooals deze in den
kleinhandel gelden, niet noemenswaard lager dan en
kele jaren geleden, terwijl zij matig getaxeerd tiental
len percenten hooger zijn dan vóór den oorlog. Om
slechts één enkel voorbeeld te noemen de huisvrouw
kan deze zelf ad libitum aanvullen wijzen wij er op,
dat de meelprijzen korten tijd geleden tot beneden het
peil van vóór den oorlog daalden. Was of is dit merk
baar in de broodprijzen?
Geen sprake van. Deze bewegen zich nog steeds op een
peil dat ongeveer de helft hooger is dan vóór den oor
log en nu de graan-, resp. meel-groothandelprijzen de
laatste weken wederom iets vaster zijn, gaan onmiddel
lijk stemmen op om den broodprijs te verhoogen!
Welke zijn de oorzaken van de in verhouding tot de
groothandelprijzen zéér hooge kleinhandelprijzen? Zie
daar een economisch vraagstuk van zeer uitnemend be
lang. Niemand zal den kleinhandel een redelijk winst
marge misgunnen. Bedenkelijk wordt het echter indien
de kleinhandel de prijzen ortnoodig op een te hoog peil
goed als zeker mijn ruine bcteekenen, zoowel maatschap
pelijk als ten opzichte van mijne zaken. En toch Dave,
ben ik bliji»dat jij het weet; het zou me zelfs spijten
als je het niet wist. Dat vind je misschien vreemd? Kijk
eens; als het bekend werd dat ik „gezeten" heb, zou er
een reuzenschandaal komen, vette opschriften in de
kranten en weet ik wat al meer. En toch heb ik er nog
nooit een oogenblik aan gedacht om mezelf af te schil
deren wat er precies gebeuren zou, als het feit van mijn
gevangenisstraf zichtbaar werd. Weet je waarom? Omdat
jU de eenige bent, door wiens toedoen het bekend zou
kunnen worden! Dus je ziet, Dave dat ik je niet vraag
om vertrouwen in mij te stellen, zonder duidelijk blijk
te geven van het groote vertrouwen dat ik in jou heb...
Dave Henderson keek den spreker met gefronste
wenkbrauwen aan. Dat was de oude Charlle Millman,
zóoals hij hem in de gevangenis gekend had!
Dus Dave, ging Millman voort, wat moest ik
doen? Ik was overtuigd (en dat ben ik nog) dat ik geen
keus had, dat ik je moest aanbieden dat geld uit zijn
schuilplaats te voorschijn te halen. Ik wist dat je het
woord voor woord meende, toen je zei dat je je er door
zou probeeren te slaan, al zou de heele politie van de
Vereenlgde Staten trachten je den weg te versperren,
dat je zou winnen of in den slag blijven. Ik begreep ook
dat de politie Je in 't oog zou houden na je ontslag en
ik was bang dat die grappenmakerij je 't leven zou kos
ten of in elk geval weer een langdurige gevangenisstraf.
Daarom ben ik het geld gaan halen en ben dus je mede
plichtige geworden...
Millman pauseerde even, als om den indruk van zijn
■^oorden bij zijn hoorder te laten bezinken, en ging toen
verder:
Ik zei daarnet dat ik geen keus had met betrekking
tot het weghalen van het geld. Maar er is nog iets an
ders waarin ik geen keus heb: dat is de overtuiging dat
het geld terug gegeven moet worden aan den boedel
waartoe het behoort
Dave sprong van zijn stoel op. Op zijn gezicht waarvan
de trekken zich ontspannen en verzacht hadden terwijl
Millman sprak, kwam weer een harde, norsche uitdruk
king; hij kreeg een kleur van drift.
Wat is dat voor geklets? viel hij boos uit Neem
die woorden terug! Hij lachte wild, Ben je dronken,
Millman... of ben je stapel gek geworden?
Millman bleef doodkalm bij den woedenden uitval van
zijn bezoeker.
Neen, zei hij rustig, geen van beide. Maar ik zie
geen andere oplossing. Dave. Ik heb het geld nu ook
gestolen en ik ben er dus in de zelfde mate verantwoor
delijk voor als jij. Het moet terug; dat is het eenige wat
ik er op weet!
zou houden en door te groote winstmarges mede oor
zaak zou zijn dat de kcctcn van levensonderhoud zich
bij voortduring op een zeer hoog peil blijven bewegen.
Ligt hier niet een taak voor onze regeering? Ofschoon
allerminst bewonderaars van het „commissie-systeem",
meenen wij niettemin, dat er alle aanleiding bestaat door
Voor den duivel... Neen! versta je; neen en nog-
eens neen!
Millman sóhudde langzaam het hoofd.
Je doet verkeerd, Dave, waarschuwde hij vriende
lijk, zoo verschrikkelijk verkeerd. Luister Dave, ik...
Neen, viel Dave hem woest in de rede, je kunt
dat gerust laten. Je bent natuurlijk van plan een preek
tegen me te houden, maar die moeite kun je je net zoo
goed sparen. Je gaat natuurlijk beweren dat ik vroeg
of laat toch gepakt zal worden en al dien onzin meer.
Maar dan heb je het tooh glad mis. Er is geen greintje
kans dat ik gepakt word... ik ben dood, begrijp je, dood:
Dave Henderson is dood, zoo dood als een pier. Een
vriend van me heeft ze in San Francisco die kool ge
stoofd: ze zijn in hun ziel overtuigd dat Dave Henderson
dood is! Het boek is dichtgeslagen... voorgoed. Naar
Dave Henderson kraait geen haan meer, begrijp je? Ik
ben dood voor de politie en nu zal ik het geld hebben,
het geld, waarvoor ik gevochten heb en waarvoor ik de
pijnen van de hel heb uitgestaan en dat geld zal me nu
alles vergoeden en wat ik geleden heb, Millman. Niemand
ter wereld zal tusschen mij en die honderd duizend dol
lar komen!
Beste kerel, antwoordde Millman zacht; wat
zie je dingen tot verschrikkelijk verkeerd in. Ik wil je
niet bepreeken, maar ik zou zeggen, dat twee jaar ge
meenschappelijke gevangenisstraf een sterken band tus
schen twee menschen leggen en daarom wil ik dat je
naar me luistert. Ik heb je nooit voor een slecht
mensch gehouden, Dave; er is aan je heele persoon
niets slechts of misdadigs. Maar het feit is of op het
punt van dat geld je hersens heelemaal verdraaid zijn...
of je ten opzichte daarvan alles uit den verkeerden ge
zichtshoek ziet
Kletspraatjes, viel Dave bruusk uit, kletspraat
jes waar ik niets mee opschiet Er zijn maar twee
feiten waarmee Ik rekening heb te houden Millman.
laat ik dan eens en voor goed zeggen: ik ben dood
en dóix ligt het geld...
Je ziel is niet dood, wierp Millman tegen.
Schei uit met die femelarij, riep Dave grimmig.
Je weet nu precies hoe ik erover denk.
Millman gaf niet direct antwoord en hij keek zijn be
zoeker ook niet aan. Zijn oogen waren, door een wolk
van sigarettenrook heen, gevestigd op het pakje bank
biljetten.
Het spijt me, Davè, zei hij tenslotte, langzaam en
moeilijk. Het spijt me meer dan ik je zeggen kan, dat
je de beste kans die je tot nu toe in je leven geboden
wordt, de kans opnieuw te beginnen met een schoone
lei en een zuiver geweten, niet met beide handen aan
grijpt. Ik dacht dat je het zou doen... ik hoopte het,
een commissie van deskundigen een enquête te doen In
stellen naar de oorzaken der wanverhouding tusschen
groothandelsprijzen cn kosten van het levensonderhoud
hier te lande. Het lijdt geen twijfel of een dergelijke
enquête zou even belangwekkende als nuttige resultaten
opleveren.
Dave... Maar in mijn eigen standpunt ten opzichte van
de zaak brengt jouw houding geen verandering. Het geld
behoort terug gegeven te worden, aan den boedel van
Tydeman... en het zal teruggegeven worden! Een oogen
blik stond Dave onbeweeglijk. Zijn gezicht was vuur rood
geworden, de trekken om zijn mond waren hard en zijn
oogen keken dreigend.
Zoo is het beter, grauwde hij. Je spreekt nu ten
minste een taal die ik versta! Dus dat geld moet te
ruggegeven worden! Kijk eens, Millman; jij hebt tot nu
toe een heeleboel gepraat en ik heb geduldig geluisterd.
Nu moet jij eens naar mij luisteren... en goed ook! Het
spijt me om op die manier tegen je te moeten praten,
Millman. Je moet een vastere hand hebben dan ik, als
maar het zal de een of de ander van ons beiden zijn,
je dat geld ooit zult willen terug sturen!...
Millman's hand rustte op het pakje bankbiljetten. Hij
schoof het nu met een bedaarde beweging over de ta
fel naar Dave Henderson toe.
Op die manier hoeft het niet, Dave, zei hij met iets
weemoedig-toegeeflijks in zijn stem. Dit is voor jou;
je kunt er mee doen wat je wilt. Je moet me goed be
grijpen, Dave; je kunt dit pakje onder je arm nemen
en er op dit eigen oogenblik mee wegwandelen en ik
zal geen vinger uitsteken om je tegen te houden. Ik zal
evenmin een woord zeggen, nadat je weg bent. Ik zal
niets doen of zeggen waardoor men aan je zoogenaam-
den dood zou gaan twijfelen om dat de politie op je
spoor zou kunnen brengen. Ik heb je ééns gezegd
weet je nog wel? dat je me kunt vertrouwen. Maar
Dave, als jij het gestolen geld niet wilt teruggeven, dan
zal ik het doen. Ik heb geen keus; ik ben net zoo goed
schuldig als jij.
Dave staarde in de staal-grijze oogen van zijn ouden
vriend en zei kortaf:
Ik begrijp je niet. Wat bedoel je?
Wat ik zeg! Dat ik als jij het geld niet wilt te
rug betalen, het uit mijn eigen zak zal doen...
Dave keek Millman een moment ongeloovig aan; toen
lachte hij grimmig. Zoo, zei hij schamper, Je moet
doen wat je niet laten kunt, hoor; ik denk dat je je die
luxe kunt permitteeren!
Zeker, antwoordde Millman eenvoudig, wat dat
betreft, mijn middelen laten mij toe om liet te doen.
Maar vergeet niet dat geen handelsman ter wereld, hoe
rijk hij ook mag zijn, ook maar een stuiver uitgeeft als
hU niet overtuigd is van de noodzakelijkheid van die
uitgave. Dus denk vooral niet dat ik het als een soort
sport of genoegen beschouw om die honderd duizend
dollar te betalen, of dat het mij niet aan 't hart gaat
Maar als jij blijft weigeren, zit er voor mij niets anders
op dan het zelf te doen.
Van onschatbare freteekcois is het wel. doch hier
komen wij op een geheel anc.. terrein dat de
school en de omgeving er toe mecie -rkt dat de 1G-
jarige een mensch wordt, in den goeden zin van
het woord. Dat hij wordt een persoonlijkheid, een
karakter waarvoor de wereld respect krijgt; dat hij
zin krijgt voor orde, regel cn netheid, Als ouder ivect
ik wel, dat men in ieder goed gezin zal trachten om
deze eigenschappen bij de kinderen op te wekken en
te ontwikkelen. Doch slagen wij hierin altijd naar
wensch? Geldt ook hierin niet het spreekwoord:
„Vreemde oogen dwingen", en als na een tweejarig
verblijf op school, de jongeman zijn aangeboren
bleuheid heeft afgelegd en zich als een gewoon nor
maal mensch in de wereld weet te gedragen en daar
bij netjes zijn woord kan doen, dan zijn dit toch
geen heerenmanieren;dat- zijn de gewone eischen
waaraan ieder beschaafd mensch heeft te voldoen.
Neen, al die bezwaren tegen het bezoeken der
school, zij leggen met hun allen nog maar heel wei
nig gewicht in de schaal. Daarom moest mijn droopa
werkelijkheid worden. In dichte rijen, met ernstigen
wil de schooldeuren geforceerd, geen 13, maar min
stens door 31 leerlingen,zij het parool van den land
bouwenden stand in den kop van Noordholland cn
wel om het eenige en meest gewichte belang in de
ze: „Voor het belang en het welzijn van het toekom
stige landbouwgeslacht". Daarvoor alleen is het ge-
wenscht dat nog dezer dagen heel veel aanvragen
tot toelatiing den Directeur of de Leeraren der
school bereiken.
S. V.
Een gulden heeft de leelijke eigenschap, dat we hem
maar éénmaal kunnen uitgeven. Oppassen is dus de
boodschap, want weg is weg.
Natuurlijk maakt het nog een groot verschil, hoeveel
guldens men tot zijn beschikking heeft. Meestal is het
aantal echter heel beperkt en voorzichtigheid in het
uitgeven dubbel aan te bevelen.
Dit geldt niet alleen voor ieder mensch wat zijn
persoonlijke uitgaven betreft, het geldt in niet mindere
mate voor den Staat.
Weggesmeten guldens kunnen geen nut doen en wat
wordt besteed voor dingen, die overbodig of zelfs
schadelijk zijn, is verloren geld, verknoeid op onver
antwoordelijke wijze.
Toch is er gelegenheid te over om eiken gulden
volmaakt nuttig te besteden.
Land- en tuinbouw schreeuwen om hulp.
De ouden van dagen hebben nog geen gezegenden
ouderdom.
Weduwen en weezen moeten nog al te dikwijls hun
toevlucht zoeken bij de liefdadigheid.
Duizenden gezinnen missen nog een behoorlijke wo
ning.
Werkloosheid teistert bij herhaling breede lagen van
dc bevolking, enz. enz.
Niettemin wordt omstreeks een zesde van de moei
zaam bijeengebrachte bëlastingpenningen besteed aan
het militairisme, welks eenige doel vefnietiging js.
Bovendien streeft onze christelijke regeering er naar,
om dat monster te versterken en het in 10 jaar 120
millioen extra toe te stoppen.
Onmogelijk, zou men zeggen, doch het is de nuch
tere waarheid.
Is het wonder, dat dit in wijden kring verontwaardi
ging wekt?
Hiervan getuigt deze uitlating van een Roomsch-
Katholiek huisvader, die voor een paar weken in de
„Nieuwe Tilburgsche Courant" zijn hart luchtte op deze
wijze:
„Wat echter in de verkiezingen niet was aange
kondigd, ziet men thans gebeuren, n.1. de aankon
diging van. een vlootplan. welk plan bij de goed
keuring der Kamers gedurende 12 jaor io millioen
gulden zal vorderen voor het in stand houden
van oorlogsbodems.
Wordt gevraagd naar sociale maatregelen die
noodig zijn tot het verlichten van den ondrage-
lijken levenslast van een groot deel van ons volk
dan is er geen geld aanwezig, wel is er geld aan
wezig voor het onderhoud van schepen voor oor
logsdoeleinden.
Ons landje blaast nog wel eens graag van den
toren, <lat Jiet anti-militaristisch is, ofschoon gezien
het vlootplan en de kosten de militairen hun rol
goed vervullen op militair financieel gebied.
Wij leven altijd nog in de hoop, dat onze Tweede
Kamer met een groote meerderheid het vlootplan
zal verwerpen, dan zijn hierdoor millioenen vrijge
komen voor andere doeleinden."
Het zijn harde noten, welke deze huisvader aan de
R.K. Staatspartij te kraken geeft en stellig heeft hij
uitdrukking gegeven aan wat duizenden, ook /iiet
katholieken, beroert.
In September is daarvoor nog beter gelegenheid. Pan
worden handteekeningen gevraagd tegen de vlootwet.
Wie deze daad verzuimt, verspeelt het recht om
later te mopperen tegen geldverspilling.
Dave Henderson greep zich aan de tafel vast. Hij werd
zich vaag bewust van het feit dat er ondefinieerbare in
vloeden binnen-in hem aan het werk waren om zijn
vast besluit aan het wankelen te brengen. Hij voelde dat
hij op zijn hoede moest zijn tegen onbegrijpelijk en on
begrijpbare krachten in zijn eigen gemoed!
Neen, schreeuwde hij, ik geeft het geld niet te
rug!
Millman schudde het hoofd.
Ik vraag je niet om vanavond antwoord te geven.
Ikd enk niet dat je op het oogenblik klaar bent om een
besluit te nemen en eerlijk te zijn tegen jezelf. Er is
geen haast bij, het is niet belangrijk of dat geld over een
week of over een maand terug gezonden, wordt, nu het
al vijf jaar zoek is. Neem een maand bedenktijd, Dave.
Als over een maand het geld niet teruggestort is bij den
notaris die Tydemans nalatenschap beheert en ik zal
gemakkelijk genoeg gewaar kunnen worden of dat het
geval is of niet zal ik den notaris anoniem honderd
duizend dollar laten toekomen met de verklaring dat deze
betaling strekt als teruggave van het geld voor den dief
stal, waarvan Dave Henderson indertijd veroordeeld is.
Dave balde een van zijn handen tot een vuist en drukte
die vuist tegen zijn oogen. Hij werd er zich bewust van
wat die mysterieuze Invloed was die hem zwak en be
sluiteloos dreigde te maken. Het was een krachtige in
vloed die in hem aan 't werk was en hij verwenschte
dien invloed uit den grond van zijn hart. Het verwekte
zijn positie en noopte hem tot behoedzaamheid en te
genweer. Hij was bleek van woede en ergernis toen hij
weer begon te spreken, grof en grimmig:
Verduiveld Millman, je hebt het recht niet om mij op
die manier de duimschroeven aan te zetten. Wie heeft
je gevraagd om je geld beschikbaar te stellen als een
offer voor mij om me door jouw vertoon van zedelijke
superioriteit het gevoel te geven dat lk het grootste mis
punt op de wereld ben als ik jou laat betalen? Weet je
wat het is? Afpersing is het, gemeene afpersing, anders
niet. Je verbeeldt jezelf misschien heel mooi en nobel,
maar het is afpersing; dat is het eenige woord ervoor
je kunt naar de weerlicht loopen met je mooie praatjes!
Hij griste het pakket bankpapier van de tafel, wikkel
de het in het papier dat Millman op zijn verzoek er had
afgehaald en nam het onder zijn arm. Toen wachtte hij
een moment, alsof hij zien wilde wat Millman zou doen.
Maar deze bewoog zich niet en sprak geen woord. En
met een onaangename keellach liep Dave Henderson
naar de deur, rukte die open, stapte óp de gang en sloeg
de deur van Millman's kamer achter zich dicht
Wordt vervolgd.
De tijd staat niet stil. Pas vertoont het veld zijn
teer groene kleur van pas ontkiemd graan cn ziet
veel spoediger dan wij eigenlijk hadden kunnen den
ken, toen wij die frissche groene jeugdkleurcn aan
schouwden, is de oogsttijd weer daar en het afster
vend gewas vertelt ons met zijn goudgele kleuren
van 'n naderenden winter, die zeker in aantocht is.
Die wintertijd als diverse werkzaamheden op veld
en akker worden gestaakt, is een prachttijd om aan
dacht te besteden aan onze geestelijke ontwikkeling,
is een prachttijd om kennis te vergaren, die van
nut kan zijn voor het latere leven. De scholen voor
de jeugd hebben hare deuren al reeds weer eenigen
tijd geopend en hoogere onderwijsinstellingen kondi
gen in diverse advertenties den belanghebbenden
weer aan, dat ook daar de vacantietijd om is, dat
ook daar weer een periode van werken en streven
naar hooger is aangebroken. De advertentie waarbij
jongelieden worden opgeroepen om deel te nemen
aan het onderwijs aan de Rijkslandbouwwinterschool
te Schagen, heeft ook weer eenige malen in de di
verse couranten gestaan, 'tls vreemd, maar naar
aanleiding zeker van deze oproeping had schrijver
dezes laatstleden eens een eigenaardige droom. Het
kwam op het volgende neer. Soms gebeurt het wel
eens, dat ons bij het inslapen een gedachte over dit
tof dat te binnen valt, die wij maar niet meer kwijt
kunnen worden. Voortdurend dringt dan zoo'n ge
dachte, met nog heel wat bijzonderheden daarom
heen, zich aan ons op en met den besten wil van de
wereld kon ik dien avond daarom niet in slaap ko
men. Eindelijk toch schijnt dit gelukt te zijn, doch
's morgens bij het ontwaken, was het nog allesbehalve
rustig in mijn geest. De oproepingsadvertentic had
mij in den slaap voortdurend bezig gehouden. Stel
je voor wat ik droomde. Op den dag van het toe
latingsexamen, 12 September a.s., dromden rijen
flinko j<ongens de school binnen. In rijen van 4, met
strakke, ernstige gezichten, kwamen de leerlingen
binnen, Toen de kop van dezen stoet, zoowat een 20
jongens de school binnen was, riepen directeur,
leeraren en conciërge, stop, het lokaal is vol. Er
kunnen er niet meer in. Vastberaden gaven de achter-
komers te verstaan: „we weten in deze van geen
wijken." U hebt ons per advertentie opgeroepen, wel
nu, dan moet ook maar gelegenheid worden gemaakt,
dat wij ook binnen kunnen komen.
Goe.de raad was duur. Niet alleen de gang van de
school, maar buiten op de plaats, ja zelfs tot in de
Landbouwstraat, stonden de toekomstige leerlingen.
Voorbijgangers stonden stil en informeerden belang
stellend wat er gaande was. In school rinkelde voort
durend de telefoon, want heer Directeur, die ook door
den toeloop was verrast, stelde zich in verbinding
met de heeren leden van de Commissie van Toe
zicht, mot het Ministerie van Binncnlandsche Zaken
en Landbouw. Vandaar kwam bericht: alle jongens
toelaten die aan de eischen voldoen en tracht gele
genheid te vinden om in een of ander lokaal tijdelijk
te worden, ondergebracht. Na afloop van dep. cursus
zullen wij er direct toe overgaan om dè lahdoouw-,
school te Schagen te doen verbouwen en in over
eenstemming te brengen met de gebleken behoefte.
Daarmede was de rust weergekeerd en aan alle can-
didaten werd gelegenheid gegeven om het toelatings
examen mede te maken. Hierbij de draad van mijn
droom af en kon ik zeker wat rustiger slapen, maar
inwendig moest ik toch nog even glimlachen over
de consternatie die er door deze groote toeloop van
leerlingen was ontstaan bij directeur, leeraaren en
commissie van Toezicht. Vreemd toch dat zooiets in
's menschen gedachte kan opkomen. Immers alvorens
aan het toelatingsexamen te mogen deelnemen, moe
ten de candidaten zich eerst opgeven, zoodat de toe
loop naar de Landbouwschool nooit die verassching
met zich kan brengen, zcnoals die zich in mijn droom
had afgewikkeld.
Den volgenden morgen maakte ik kennis met de
nuchtere werkelijkheid. We hebben 13 aangiften tot
op heden, zei de Directeur, 't Is een klasje, waar
mede wij beginnen kunnen. Waar bleef ik nu met
mijn aaneengerijde rijen. Weg waren ze. Dertien
aangiften waren er en niet meer. Nog wel het onge
luksgetal ook. Wat moet daarvan terecht komen?
Enfin, de aangifte i$ nog open tot 1 September;
12 September is zeer waarschijnlijk het toelatings
examen. Misschien hebben alle belanghebbenden nog
de data. Door omstandigheden, welke gelden voor
alle land- en tuinbouwscholen in ons land, worden
op de meeste plaatsen de toelatingsexamens dit jaar
vroeger gehouden dan anders. Het personeel der
school moet n.1. in de tweede helft van September
een studieweek meemaken te Wageningen. Ge-
wensc'ht is het daarom om het toelatingsexamen
eerst maar af te werken. De school vangt op den
gewonen tijd aan, n.1. einde September.
Hoe het komt weet ik niet, maar nu wil mij dat ge
tal 13 niet loslaten. Hoe nu, kan een landbouwpro-
vincie als Noord-IIolland niet meer dan 13 leerlingen
leveren? Ik kan het mij haast niet voorstellen. 13
leerlingen kunnen welhaast van één plaats komen of
liever gezegd, uit één polder komen. Ik geef direct toe,
dat liet voor de ouders moeilijke oogcnblikken zijn
als zij in overleg met hun kinderen de beslissing ne
men om ze voor de boerderij te bestemmen. Do uit
komsten der laatste jaren en de vooruitzichten zijn
nu juist niet zoo mooi geweest op tal van bedrijven.
De ouders hebben daarbij evenwel niet te vergeten,
dat er door alle tijden heen, land- en veehouders
zijn geweest. Die stand raakt nooit weg. Na eenige
moeilijke jaren komt er ook nog weieens, een an
deren lijd, een lijd die een landbouwer en veehouder
een onbezorgd bestaan verschaft; in dat opzicht, zou
ik maar niet wanhopen aan de toekomst. Alle tij
den hebben hun wcertijden," zegt het spreekwoord.
Een ander bezwaar dat voor de ouders in deze tij
den kan gelden is dit, zijn de kosten aan het bezoe
ken der landbouwschool niet te hoog. Ja. dit is een
netelig onderwerp. De kosten zijn op zich zelf niet
hoog, doch deze kosten worden m.i. door de jongelui
zelf weieens wat te hoog opgeschroefd. De ouders
missen de leerlingen 's winters als werkkracht. Voor
zooverre hiervoor vreemde krachten moeten worden,
gehuurd, die Zaterdags hun loon vangen, ja, voor
dezulke loopen de kosten öp, doch is het aannemen
van een plaatsvervanger wel altijd noodig? Kan men
elkaar, ik bedoel hierbij kunnen de huisgenoóten el
kaar niet wat meer bijspringen om den zoon of den
broeder in de gelegenheid te stellen naar school te
komen van October tot eind Maart? Waar een wil
is, daar is ook een weg; zoo zal het ook wel hier we
zen. En wat de andere kosten betreft. Och per fiets,
per autobus en per trein of tram kan men Schagen
dagelijks bezoeken uit ik zou haast zeggen alle
plaatsjes in den kop van Noord-Holland. Zonder
moeite en opofferingen wordt, niets bereikt en waar
onze jongelui die reisbezwaren niet doen gelden als
het uitjes en pretjes betreft, daar kunnen de ouders
met het volste recht eischen, dat de jongelui voor
hun vakonderwijs zich dezelfde opofferingen hebben
te getroosten. Over de noodzakelijkheid om vakon
derwijs te volgen zal ik maar niet uitwijden. Dat is
een overwonnen standpunt. Wie daartegen nog pul-
miseert, heeft al heel weinig kijk op de eischen die
tegenwoordig aan den modernen mensch worden ge
steld op allerlei gebied. Wie aan die eischen niet
kan voldoen, hetzij als ambachtsman, als boer, als
kantoormensch, als koopmaoj, ja wie ook, gaat on
herroepelijk in den strijd om het bestaan tei> gronde
tegenwoordig. Zoo iemand mag zich zonder kennis
een tijdje weten staande te houden, op den duur
wordt hij onder, den voet geloopcn cn wordt hem den
strijd te zwaar. Dan komt de misère, in al haar ge
volgen.
Zoo nu en dan wordt nog welecns de opmerking
gemaakt: het bezoeken der Landbouwschool is nut
tig en juich ik toe, maar een bezwaar is dat de jon
gelui er te veel den heer uithangen. Ik ben het met
deze uitspraak niet geheel eens en als tegenant-
woord zeg ik dan: „als dit zoo is, wie stelt de jonge
lui dan daartoe in staat?" De ouders toch zeker. Op
school krijgen de jongelui wel te hooren dat een boer
sober leven moet, een knoestig leven heeft, dat toch
wel mooi kan wezen voor hem die liefde heeft voor
zijn vak; maar sober leven en hard werken, ziedaar
twee factoren, waarop de toekomstige landbouwer,
vooral de jongeren onder hen, zich moeten toeleg
gen. En wanneer nu met cijfers wordt aangetoond,
dat de uitkomsten der bedrijven vaak zeer mini
maal zijn, och dan wil het er bij mij moeilijk in, dat
juist door dit onderwijs onze jongelui zich als heer
zullen gaan gevoelen. Daartoe werken vaak geheel
andere factoren mede, buiten de school om-,. D.e
school treedt in deze eer remmend op, dan dat zij dit
kwaad zou bevorderen.