Ammonieten.
Hoe ziet het dier
de wereld?
Tweed-Tasschen.
die voor 't eerst door een microskoop kijkt, is verrast
door de schoonheid van die dingen, die te klein zijn
om met het bloote oog gezien te worden. Deze we
reld van kleine wonderen is de dagelijksche wereld
voor die kleine wezentjes zelf. Wanneer een bij ho
nig zuigt uit een bloem, dan ziet zij een sprookjes
achtige wereld van velerlei kleuren. Wanneer men
deze wereld even zoovele malen vergroot, werkelijk
zou kunnen maken, dan zou zij voor ons waarne
mingsvermogen al te prachtig en bedwelmend van
geur zijn.
Het kleurgevoel bij dieren.
Het kleurengevoel is bij de zoogdieren slechts wei
nig ontwikkeld of ontbreekt geheel. Men heeft b.v.
geprobeerd, om zieke dieren, die het een of ander
middel moesten innemen en het niet wilden, te ver
leiden door het in de kleur.van hun lievelingseten te
verven. Bij kinderen gelukt deze manoeuvre dikwijls,
maar men bereikt, noch bij een hond, noch bij een
kat hiermee resultaten. Ook de proef met de rood
geverfde rat bracht een foxfcerrier niet in ie war. Ilij
joeg het dier na alsof het een gewone rat was. Ja,
men heeft zelfs experimenteel bewezen, dat de al
gemeen voor opwindend gehouden werking van roode
kleuren op stieren, tot het rijk der fabels behoort.
Men is op het idéé gekomen, doordat de toreadores
bij een stierengevecht een roode doek gebruikten,
Maar bij deze gevechten wordt de stier eerst geprik
keld door de scherpe Bandilleros, totdat het bijna
dolgeworden dier zich op elk bewegend vcorwerp in
zijn omgeving stort. De proefnemers hebben voor de
oogen van een niet van te voren geprikkelden stier
doeken van alle mogelijke kleuren gezwaaid en vast
gesteld, dat geen enkele kleur op zichzelf eenigen in
druk op den stier maakte.
In tegenstelling hiermede is het kleurengevoel bij
insecten sterk ontwikkeld. Er bestaat geen twijfel
over of de kleuren van verschillende bloemen vlin
ders aanlokken en men vangt vlinders het beste,
wanneer men het net in de kleuren van hun respee
tievelijke lievelingsbloemen schildert.
Bijzonder 9cherp zien vooral de vogels, maar daar
hun oogen aan de twee zijkanten van den kop staan,
zien zij de voorwerpen dichtbij monuculair, in ee.i
vlak, dus zonder diepte, terwijl zij verder verwijderde
voorwerpen, evenals de mensch, binoculair zien.
Zeer eigenaardig moet de wereld er voor de vis
sollen uitzien. Hier hangt alles af van le lichtbre
king van het wateroppervlak. Bevindt zich het voor
werp onder water, dan zullen de aan het water aan
gepaste oogen van den visch het beter zien als wij
Alleen kunnen de oogen van de visschen, tengevolge
van de grootere dichtheid van het water, tot op veel
kleineren afstand zien. Wanneer een visch daarente
gen door het water heen naar boven kijkt, b.v. naar
een brug, dan moet alles, wat het dier ziet. er al
heel wonderlijk en vervormd uitzien. Misschien zoo
als onze gewaarwording is bij het kijken in lach
spiegels op de kermis.
Het beste bewijs voor den anderen bouw van hPt
dierenoog krijgt men, door het waar te nemen in
het donker. De natuur heeft het meerondoel van de
dieren zoo geschapen, dat zij zich zoowel in het lich.,
als in 't odnker thuis voelen. Bij den mensch heeft de
kuituur deze eigenschap reeds lang doen verdwijnen,
maar bij de meeste huisdieren werd zo nog bewaard.
Hun pupillen kunnen zich beduidend meer vergroe-
ten, dan de onze en dat geeft hun het vermogen bij
zeer zwakke lichtstralen, die op het netvlies van der
mensch geen invloed meer hebben, te kunnen zien
Een hond of een kat kunnen in een donkere kamer
loopen, zonder een voorwerp aan te raken. Voor eer
deel laat dit zich verklaren door hun gevoel. De
hond oriënteert zich met zijn neuspunt, i* kat door
haar snorharen. Wanneer men echter een hond
blinddoekt, dan vindt hij wel zijn weg in het donker,
maar hij kan niet op een stoel springen, wat hij
anders in een donkere kamer zeer gemakkelijk doet
Dit bewijst, dat dieren in volledige Juisterris precies
even hulpeloos zijn als wij en ook, dat zelfs in den
donkersten nacht er nog lichtstralen kurnen zijn
welke door hun oogen beter worden opgenomen, dan
door de onze.
Bij een onverwachten overgang van donker naa.-
licht, moeten de oogen van dieren evenals die van
mcnschen, zich eerst enkele oogenblikken aan den
nieuwen toestand aanpassen. In Londen is een oefe
nings-baan voor paardenrennen, die in een tamelijk
donkeren hoek toeloopt. Wanneer nu paarden op een
zonningen dag de baan binnen kwamen, zagen zij aai
het eind niet goed, waar de baan ophield, renden
verder en botsten tegen den muur op, zoodat men
dezen hoek geheel moest bekleeden met matrassen.
Na eenigen tijd. toen de paarden aan het licht ge
wend waren, zagen zij den hoek en sloegen op tij 1
af.
Er is een interessante theorie, die o.a. zegt, dat de
oogen van dieren ontvankelijk zijn voor ultraviolette
stralen, terwijl evenzoo hun ooren geluiden met een
grooter aantal trillingen kunnen onnemen dan d1
onze. Wanneer dit het geval is, dan zou hit wellicht
een verklaring kunnen zijn voor de talrijke geval
len, waarin een hond een gevaar merkt of een of an
der huisdier iets ziet, wat voor menschen verborgen
blijft. (Nadruk verboden.)
IS WILLIAM BROWDEN DE PAPALOI?
Er is indertijd een sentimentcel liedje geweest, dat
de verrukkelijkheden van een huisje aan het Michi-
gan-meer bezong. Men dacht erbij aan het idyllische
nestje van een paar jonge geliefden. Alleen in Chi-
cago, waar het lied ontstond, verstaat, men onder
„het huisje aan het Michigan-meer" iets geheel an
dors. Men spreekt er zelfs met eenigen schroom over,
zooals men over iets spreekt, waarvoor noen eerbied
heeft, een eerbied, die echter niet volkomen duidelijk
is.
In dit huisje woont n.1. de neger William Browden,
die in de Verecnigde Staten, zoowel als in Mexico en
overal, waar negers wonen, de „Zwarte Paus" van
Chicago genoemd wordt. Zijn levensgeschiedenis
biedt evenveel duisters als zijn huid. Men is het er
echter over eens, dat hij minstens ÜO jaar oud is
en 'dat hij zelfs nog aan de zijde der Noordelijken
gevochten heeft voor de bevrijding zijner stamgenoo-
ten uit de slavernij. Wat hij van dien tijd af tot onge
veer 1900 heeft uitgevoerd, is echter niet bekend,
omstreeks dat tijdstip kwam hij in Chicago en het
had er allen schijn van, dat hij reeds toen over be
langrijke geldmiddelen beschikte. Heden ten dage
weet men, dat hij of schatrijk is of de vrije beschik
king heeft over groote geldsommen, die aan een ge
heime neger-organisatie zouden behooren. Als beroep
geeft hij zelf op: priester Anglicaansche K°rk.
In Chicago met z'n 4 millioen inwoners leven onge
veer 250.000 negers. Welk geloof zij ook belijden, al
len beschouwen zij WilliamBrowden als hun geeste
lijk opperhoofd.
Om den anderen Zondag preekt hij ln de een of
andere negerkerk en zijn woning aan het Michigan-
meer staat nooit leeg. Van 's morgens vroeg tot
's avonds laat loopen negers er in en uit, dde bij
Browden om raad komen in alle mogelijke aangele
genheden. In den omgang met blanken is de grijs
aard echter zeer gesloten; nog nooit neeft hij toege
stemd in een interview en waarschijnlijk betrad nim
mer een blanke zijn huis. Twee groote doggen bewa
ken zijn wcv:vr.
Is het ecb' werkelijk waar, dat Browden alleen
als ziele-hercr.r -.(.reedt? De autoriteiten te Chicago
denken er p-k": - -ver, f.I heeft men Browden nooit
kunnen aankir?;-.- wegens het een of ander straf-
baar feit. Men heeft geconstateerd, dat Browden ook
bezoekers ontvangt uit Haïti en San Doni'ngo. Ook
staat vast, dat hij overal opduikt, v/aar een groot
neger-proces plaats vindt en clan voor en zoo goed
mogelijke verdediging zorg draagt. Oogenschijnlijk
betaalt hij de advocaten die hooge honoraria reke
nen voor het verdedigen van negers, uit eigen beurs.
Wordt ergens een neger gelyncht, dan verschijnt
Browden en helpt de familie van den vermoorde. En
niet zelden kwam het voor, dat kort na Browden's
aankomst op zulk een plaats de hoofdschul iigen aun
de lynchpartij een gewelddadigen dood vonden. Het
is eohter nog nimmer gelukt, eeni^ verband te be
wijzen tusschen Browden en dergelijke wraak-moor-
den.
's Zomers verdwijnt Browden voor een paar maan
den uit Chicago. Waarheen? Dat weet niemand. Al
leen staat vast, dat hij in Zuidelijke richting vertrekt.
Men zegt, dat een professor in de geologie hem on
langs op Haïti aantrof. Wanneer deze zich niet ver
gist, dan is het zeer waarschijnlijk, dat Browden de
Papaloi is, d.w.z. de. opperpriester van de uit Afrika
overgebrachte Vandoux-cultus, die heden ten dage
ondanks regeeringsbemoeiingen op Haïti en San
Domingo bloeit en er jaarlijks vele menschenoffers
opeischt. En daarmee zou ook Browden's macht in
Amerika gedeeltelijk een verklaring heblvn gevon
den, (Nadruk verboden.X
door
Prof. Dr. H. VREDENDAAL.
WANNEER de dieren konden spreken, wat
zouden zij ons dan niet veel te vertellen
hebben van de dingen, die zij om zich heen
zien. Zien zij de wereld, precies zooals wij
haar zien of leven zij in een geheel eigen wondere
wereld, die geheel en al onze wereldbeschouwingen
zou omverwerpen, wanneer wij slechts met hun
oogen zien konden? Al deze vragen kan men niet
met zekerheid beantwoorden. Het zien toch hangt af
van den vorm en de samenstelling der hersens van
het dier zelf. Het beeld ontstaat op het netvlies van
het oog, maar de hersens zoeken détails van 't beeld
uit en laten het tot ons bewustzijn doordringen. Wij
menschen hebben het vermogen om met elkaar te
spreken en na tientallen eeuwen van ondervinding
zijn de menschen gewend aan wat zij om zich heen
zien en wij nemen veel als vanzelf sprekend aan. Al
die verschillende ondervindingen zijn in den loop der
tijden van ouder op kind overgegaan en toch kan nu
nog een mensch veertig jaar worden zonder dat hij
bemerkt, dat hij kleuren niet goed meer onderschei
den kan.
En hoeveel moeilijker is het niet zich een oordeel
te vormen over de manier waarop het dier ziet. Wij
kunen de oogen van een hond anatomisch onder
zoeken en wij zien dan, dat zij in groote trekken
met onze oogen overeenstemmen, maar hierdoor
komen wij nog niets te weten over het proces wat
zich in de hersens voltrekt. En zoolang wij daarvan
niets te weten kunnen komen, zijn wij niet in staat
met zekerheid te zeggen of de hond zoo ziet als wij.
Het eenige wat wij kunnen doen is eenige gevolg
trekking maken, dio slechts steunen op proefnemin
gen en die door waarnemingen eenigszins te bewij
zen.
Wat den omvang en de vormen betreft zien de die
ren de voorwerpen bijna zooals wij. Het voornaamste
onderscheid wordt gevormd door het feit, dat ze
meer dingen getijktijdig kunnen zien. Het gezichts
veld van het dier is grooter dan het onze, omdat de
oogen zich in de meeste gevallen aan beide zijden
van den kop bevinden. Dit beteekent niet, dat zij op
grooter afstanden kunnen zien, maar dat zij meer
zien van wat achter hen gebeurt.
Het gezichtsveld bij menschen en dieren.
Het gemiddelde gezichtsveld van een normaal
mensch is ongeveer 180 graden. Om zich daarvan te
overtuigen behoeft men slechts het oog op het een
of andere voorwerp voor zich te richten, den arm
zijwaarts te strekken en den vinger te bewegen.
Zonder de oogen van het voorwerp af te wenden,
neemt men de beweging van den vinger toch waar.
Door zonder het hoofd te bewegen, alleen de oogen
naar links of rechts te draaien kan men den ge
zichtshoek nog met ongeveer 50 vergrooten.
Sommige menschen, die bijzonder naar voren
staande oogen hebben, kunnen een bewegend voor
werp nog tot op 45 graden achter den schouder
waarnemen, waardoor zij een gezichtsveld van 270
graden of wel drievierde van een cirkel, hebben. En
dit veld wordt dan alleen nog maar door het bewe
gen der oogen, zonder eenige beweging van het hoofd
„bestreken".
Hierin ligt dan ook de prozaische verklaring van
het zoogenaamde zesde zintuig, het vermogen ora te
weten, wanneer iemand achter onzen rug geruisch-
loos de kamer binnentreedt. Onze oogen hadden een
kleine beweging van een mensch waargenomen,
maar daar die persoon de bweging bijna achter onzen
rug uitvoerde, geloofden wij, dat wij hem in geen
geval konden zien. Wij behoeven echter slechts eeni
ge kleine proefnemingen te doen, om ons ervan te
overtuigen, dat wij bijna zoo zien kunnen, als wan
neer wij de oogen op den rug zouden hebbén.
In deze eigenschappen worden wij echter door het
paard overtroffen. Het gezichtsveld van een paard nl.
omvat 3450 graden of wel de geheele cirkel. Daarop
berusten de onverklaarbare gevallen, dat paarden,
wanneer ze slecht vastgemaakte oogkleppen hebben,
dikwijls op hol slaan, wanneer er in den wagen ach
ter hun rug, een plotselinge beweging uitgevoerd
wordt. Beweringen daarentegen, dat een paard schuw
zou zijn, omdat hij de menschen zeer vergroot ziet,
*kan men gerust naar het rijk der fabelen verwijzen.
Ten eerste heeft men in de lens van het paardenoog
geen enkele constructie aangetroffen, welke die be
wering waar zou kunnen maken en tan tweede ont
staat het zien van een grootte pas door vergelijking,
dus wanneer het paard alles vergroot zou zien, dan
zag het den mensch toch in dezelfde verhouding als
de omgeving, dus beduidend kleiner dan een ander
paard of een koe. Wat wij klein noemen, kan in de
oogen van een hond of een kat zeer groot zijn. Onze
oogen zijn immers meer dan anderhalve meter bo
ven den grond, terwijl die van de beide genoemde
dieren slechts 30 c.M. hoog liggen. Wanneer 'n kat
door een gewone straat loopt moeten de huizen voor
haar wel wolkenkrabbers lijken In de ons omringende
voorwerpen zien zij allerlei kleinigheden die ons ont
gaan. Wanneer wij aan een tafel denken, dan denken
wij het eerst aan een glad tafelblad, een kat daar
entegen stelt zich een tafel voor als vier dikke hou
ten palen, waarop een donker dak rust.
Een nog kleiner dier b.v. een kanarie moet een
zeer eigenaardigen kijk op de dingen hebben. Stel
U eens voor, dat U aan 't praten is met een mensch
van 20 M. hoogte en in oogen van 30 c.M. doorsnede
kijkt; wanneer deze mensch zijn gezicht vlak bij U
brengt, dan kunt U de rest van zijn lichaam niet
meer zien! Zoo moet een kanarie ons zien!
Laten wij nog een stapje verder gaan. Iedereen
Dieren die kunnen
zeilen.
Door
Dr. R. FRANCES.
Zijn dus deze dieren eigenlijk te
beschouwen als de uitvinders van de
zeilkunst
Op een heerlijken, zonnigen lentemorgen, zooais
men die alleen kan genieten in het Morgenland, stra
lend in een hellen gloed van hemelsblauw, ultrama
rijn, rose en verblindend wit, dook plotseling aan de
spiegelgladde oppervlakte van den Indiscben Oceaan
een eigenaardige vloot op. Kleine ronde rose zeiltjes
bolden als vlaggen op schepen in den wind De vloot
zelf bestond uit miniatuurscheepjes, schitterend als
oud-ivoor en niet grooter dan een middelmatige me
loen. De zeiltjes werden rhvthmisch heen en weer be
wogen, alsof de schippers der scheepjes zich koelte
toewuifden. Zoodra er echter een zuchtje over het wa
ter streek, werden zij, zooals de zeilsport het voor
schrijft, omgedraaid en dan zeilde de geheele vloot
onder den wind.
Wat was dat voor een tooverachtige vloot van mi
niatuurschepen? Uren lang zou men er naar kunner.
kijken, zonder zich te vervelen! Wij hadden te doen
met een der biotechnische wonderen van de dieren
wereld, de laatsten der Ammonieten, een soort „Vlie
gende Hollanders" der Natuur, die reeds sedert mi.
lioenen jaren op deze blauwe wateren rondvoeren!
„Papierbooten" noemt men deze dieren. Als men ze
dichtbij bekijkt, blijken het leelijke, vleeschkleurige,
achtarmige inktvisschen te zijn, met groote, uitpu
lende oogen en een vraatzuchtigen muil. Zeldzaam
star en dof kijken de oogen ons aan. Is dit ongeluk
kige dier blind? Neen, ook een ander exemplaar dat
men bekijkt, hoeft dergelijke oogen. Maar de lens en
het glaslichaam zijn niet aanwezig, of beter gezegd,
zij hebben deze instrumenten nooit gehad. Deze merk
waardige dieren moeten den kop onder water st -
ken en de oogen laten volloopen met zeewater om te
kunnen kijken. Geen enkel ander dier ter wereld ver
toont deze eigenschap.
Buitengewoon eigenaardig zijn ook de bewegingen
der voelarmen en het „zeilen". Twee armen worden
opgeblazen en in een soort ronde lepels verandert!.
Dan worden zij evenals zeilen van een schip omhoog
gestoken en geheel en al volgens de regelen van de
zeilsport naar den wind gekeerd. Wil het dier niet
meer zeilen, dan worden de beide armen weer inge
trokken. De inktvisch zelf huist in de geribbelde, ge-
deeltijk spiraalvormige, dunne schaal, die hij bouwt
van door zijn organisme afgescheidep stoffen. Daar
deze schaal even dun en buigzaam is,als papier, heeft
het dier hieraan den naam „Papierboot" te danken.
De vorm van deze schaal vertoont n.1. zeer veel over
eenkomst met een boot. Twee armen worden dus b\j
het zeilen omhooggestrekt en de andere armen han
gen schijnbaar achteloos in het water. In werkelijk
heid echter trillen zij van ingehouden spanning en
jachtlust. Een onervaren vischje hapt naar den kron
kelenden draad direct wordt het gegrepen en in
den papagaaiensnavel gestoken, die steeds hongerig
staat opengesperd. Deze sportzeilers zijn namelijk op
een rooftocht. Zij zijn eigenlijk de eerste schepselen
op Aard geweest, die, zij het dan ook instinctmatig,
het zeilen en het zeilsohip hebben uitgevonden, en
het is zeer goed aan te nemen, dat de, aan deze
kusten wonende volkeren het zeilen aan de biotech
niek van deze dieren hebben ontleend. De uitvinding
van het zeilen gaat terug tot in de oudste tijden en
nooit zal haar ontstaan kunnen worden opgehelderd.
Maar het is een feit, dat juist aan de Phoenicische
kuste.n deze Ammonieten veel voorkwamen, zoodat de
Phoeniciërs waarschijnlijk ook de uitvinders van het
zeilen zijn. Bekend is het ook, dat langs kusten, waar
de Indo-Maleische volksstammen wonen die door de
eeuwen heen de grootste zeevaarders ter wereld zijn
geweesa, een aan deze Ammonieten herinnerende die
rensoort leeft, n.1. de „Nautilusboot" of „Argonaut".
Dit dier wordt nog steeds gevangen en de teerge-
kleurde kalkschalen ervan dienen als materiaal voor
het fijnste snijwerk en de mooiste gravures.
Deze dieren zwemmen, evenals een kreeft, achter
uit, door middel van een soort pijp, waardoor zij het
water, dat zij bij de ademhaling binnen krijgen, weer
uitspuiten. Het dier is niet aan de schelp verbonden,
dus zou deze kunnen verlaten, hoewel dit nooit ge
beurt. Door plotseling hun zwaartepunt te verplaat
sen, brengen zij hun schelp in omgekeerden stand,
zoodat zij bij het naderen van eenig gevaar bliksem
snel onder het wateroppervlak kunnen verdwijnen.
In ieder geval staat het vast, dat de Ammonieten
en hun bloedverwanten, de eerste zeilschepen waren,
die ooat een zee bevoeren, want zij zijn de lijnrechte
afstammelingen en tevens de laatstovergeblevenen
van het groote Ammonietengeslacht, dat de Aarde
reeds bewoonde, toen de kalkbergen der Alpen nog
losse modderresten van een vroegere troepenzee wa
ren.
(Nadruk verboden.)
De vrouw houdt er van bij haar herfstcostu-
me's ook tasschen van tweed te dragen, uit de
zelfde stof en hetzelfde patroon als haar en
semble. Deze tasschen worden meestal in den
vorm van portefeuilles gemaakt en met een
patent-sluiting of met een groote ring gesloten.
Er gaat buitengewoon veel in zulke tasschen
en zij zijn erg practisch, omdat zij bestand zijn
tegen elke weersomstandigheid, evenals het er
bij behoorende costume. En dat is in den herfst
in ons lieve landje een eerste vereischte!
Het vervaardigen van zulke tasschen is
uiterst eenvoudig. Elke vrouw, die een beetje
handigheid heeft, kan zonder moeite de aardig
ste tasschen vervaardigen. Sluitingen, door pa
tentsluiting of beugel, leveren geen van beide
eenige moeilijkheid op. Men moet er alleen on
letten, dat men met kleine steken de beugel
of patent-sluiting aan de stof van de tasch
vastnaait en dat het naaigaren niet afwijkt
van de stof, die men gebruikt.
Eiisemble van Jersey-Tweed.
Het nauwsluitende jakje wordt van voren met 4
knoopen gesloten en heeft zakken opzij. De rok wordt
door lengtepnndon van onderen iets wijder gehou
den, doch de heuplijn volgt nauwkeurig den li
chaamsvorm