Turken, Koerden, Perzen. De invoering der Europeesche cultuur. Op reis door Koerdistan! Uit onze Omgeving. ANNA PAULOWNA WIERINGERWAARD OUDE NIEDORP HOOGWOUD ST. MAARTEN ten schoenen, die meer aan sandalen deden denken, was dit een zwerver. Hij schoot gauw voor hen uit in den auto, alsof hij bang was vergeten te zullen worden. „Hij heeft aardige oogen," zei Mama Smit tot haar dochter. „Hoe weet u dat, hij heeft ze aldoor half dicht gehad, sinds wij kwamen." „Ik voel het, Nancy. We moeten heel vriende lijk voor hem zijn." Toen zo met zijn drieën eenigszins stijf en gedwongen aan den koffietafel zaten, waar de arme zwerver volgestopt werd met wijn en lekkere kost jes, wilde mevr. Smit zijn geschiedenis weten. De man moest vertellen, hoe hij in deze treurige omstan digheden was gekomen! Met een zucht begon de man: „Het komt door een vrouw. Ik was een gelukkig man, tot dat zij in mijn leven kwam. Ik had gelukkig kunnen blijven zonder haar. Maar ik hield van haar", eindigde hij eenvoudig. Mevr. Smit maakte meewarige geluiden en Nancy keek verveeld naar haar schoenen. Toen werd ze plotseling gewaar, dat de zwerver zijn oogen strak op haar gericht had en ze begreep, dat hij zijn geschiedenis aan haar alleen vertelde. „Dat ik meer van haar hield", ging hij voort, „dan ik ooit gedacht had, dat een man van een vrouw kon. houden, We waren gelukkig samen. Tot op een dag na een dom gekibbel zij mij wegzond. (Van onzen eigen correspondent.) Constantinopel, September 1930. Al in het oude Turkije waren de Koerden, zooals trouwens ook andere volkstammen, goede soldaten, maar slechte belastingbetalers. Voor de beschaving voelden zij niets, wat toentertijd niet erg werd gevon den door de Turksche regeering. Af en toe werd eens een strafexpeditie ondernomen tegen stammen, die een beetje al te brutaal waren opgetreden en zich b.v. de weelde veroorloofden Van het verwoesten van dorpen en het gevangennemen van inwoners. Maar tenslotte waren de Koerden goede Mohammedanen, zij erkenden den Sultan als het hoofd van den Staat (alleen van helastingbetalen wilden zij niets weten) en danzij vereerden hem als Khalief, als het hoofd van hun godsdienst. Het bewind van Kemal Pasja heeft aan deze patriarchale verhouding een einde gemaakt, Want de Turksche Mussolini denkt er niet aan de onafhankelijkheid der Koerden, in welk op zicht ook, te erkennen. De Koerden moeten Turken worden, basta. Dat Kemal Pasja om zijn doel te be reiken erg tactvol te werk gaat. kan bezwaarlijk ge zegd worden. Even onhandig doet hij het als zijn buurman, Risa Khan in Perzië en indertijd in Afgha nistan Aman Ocllah. De laatste schoor hen, die er voor in aanmerking kwam eigenhandig, maar vermoedelijk ook 'n beetje hardhandig, de baarden af. Risa Khan verbood de woostijnbewoners in Zuid-Perzië het dragen van den practischen turban en dwong hen een op een cylin- derhoed zonder rand gelijkenden zwarten Pechemi te dragen en zoo wil Kemal Pasja de Koerden even eens zonder turban en halsdoeken zien. Misschien zouden de Koerden zich overigens veel laten aanleunen, maar juist deze kleine hervormin gen hebben hen wantrouwend gemaakt voor alles wat door diezelfde autoriteiten wordt gedecreteerd. En kan men hen heelemaal ongelijk geven in hun wantrouwen tegen een hervorming, die van de Eu ropeesche cultuur dergelijke uiterlijkheden het ge wichtigst vindt? Daar komt nog bij, dat ook de eco nomische toestand van het land dit alles niet in de hand werkt. Inplaats, dat men iets doet voor den landbouw of voor de verbetering van het wegenstel sel, houdt men zich bezig met het invoeren der la- tijnsche letterteekens en dat in een land waar 99 'der bewoners analphabeet zijn! Er ontstaat een Ke- malistische literatuur, die door de Turken zelf niet eens gelezen kan worden! Men mag zich dan ook over de heerschende onrust niet verwonderen. In 1925 ontstond er reeds een op stand tegen de Angora-regeering. Een opstand, die slechts met de meeste moeite onderdrukt kon worden en die 70.000 Turksche soldaten noodzaakten een waar bloedbad onder de rebellen aan te richten. Een groot aantal Koerdische gezinnen werd eenvoudig naar de omstreken van Angora gedeporteerd. De ge volgen van deze deportatie waren natuurlijk erbar melijk Een gedeelte der revolutionnaire leiders roze kamer, een greep in de koffers, en een half uur later zitten wij op het terras in het zonnetje en drinken „Kaffee mit Holinenpipen". O, deze Holinenpipen! Het zijn knapperige oublietjes, zoo dun als een potlood met veel vanille. „Die neem ik mee naar Holland", zeg ik beslist en, vóórdat mijn man kan protesteeren, koop ik een grooten zak vol. Helaas, het heeft niet zoo mogen zijn! 'Als ik vliegensvlug de hoteltrap opstuif om ze naar onze kamer te brengen, struikel ik en knik neer, juist op den veelbelovenden zak. Ze waren hart grondig verwoest onze lekkere pipen. Op den rand van mijn bed zittend, heb ik de ruïnen over zien en laten verdwijnen. Beneden wacht de waard ons op. Zijn gezicht staat strak van emotie. „Der Siegfried ist gestor- ben", zegt hij, en, als wij hem vragend aanzien, vervolgt hij: „Wagner, de spelleider, de beroem de regisseur, is dood." Twee uur daarna rouwt heel Bayreuth. Zwarte vlaggen worden ontplooid;'de vroolijke hotelvlag- gen gaan halfstok. Alle boekwinkels brengen het met krip omfloerste portret van den man, die zóó de ideeën van zijn vader wist te verwezenlijken. Want de opera-opvoeringen van éagner's werken te Bayreuth naderen, zoowel scenisch als vocaal, het volmaakte. Het 30 M. diepe en bijna even hooge tooneel geeft het sprookjeswonder van onze grootmenschen-verbeeiding. Toovergrotten en toovertuinen komen er en verdwijnen, zooals wij ons dat in onze droomen voorstellen, en als wij „staunend" naar de burchten en zalen zien, waarin onze oogen weiden, vergeten wij omgeving en burcht door de muziek, die het al doordringt en kleurt, waaruit de stemmen van de grootste kunstenaars opklinken in een parelende tonen- reeks. Zij zingen, zooals een begenadigde zingt v,bij de gratie Gods". Als het gordijn valt, bedwingt het enthousiaste publiek zijn lust tot applaudisseeren uit eerbied voor hem, die dit zaad mee zaaide en de volmaak te vrucht niet zag. Toen werden mijn dagen donker en mijn nachten kwellingen. Dan zag ik haar gezichtje, zooals het was als ze vol liefde en trouw naar me opkeek. Dan lag ik wakker tot het begon te dagen en Hij hield op. Mevr. Smit haalde haar zakdoek te voorschijn. „Steeds weer trachtte ik haar te spreken te krijgen, maar steeds weer kreeg ik tot antwoord, dat ik niet welkom was. Ik kon niet gelooven, dat ze niet van me hield. Ik voelde dat er iemand was, die haar van mij afhaalde. Een poosje geleden probeerde ik het weer, maar steeds dezelfde boodschap. Toen ging ik het gelooven, maar kon het toch niet opgeven. Ik wilde van haar eigen engelenlipjes hooren, dat ze niet meer van me hield. Door een list kwam ik bij haar." Mevr. Smit hield het niet langer uit en verliet snikkend de kamer. „Enwat zei ze?" vroeg Nancy. Haar oogen straalden in die van den zwerver tegenover haar. „Ik wacht op haar antwoord", sprak hij. „Waarom", riep Nancy, „nu weet je het toch!" Even later kwam Tom de kamer in. Hij was in 't geheel niet verbaasd, dat er twee menschen plotseling uit elkaar gingen. Hij was ook niet ver baasd te zien, dat de verschoten snor van den vage bond op geheimzinnige wijze op Nancy's bovenliep terecht gekomen was. (Nadruk verboden.) TURKSCHE BRIEF. vluchtten naar Perzië. Deze hebben zich thans weer met elkaar in verbinding gesteld ende gevolgen zijn bekend. Via Perzië worden zij van wapens voor zien'. De Turksche regeering, van meening dat zulks geschiedt met toestemming der Perzische regeering, treedt krachtig tegen deze wapensmokkel op. Ver moedelijk overschat zij echter Ri9a Khan's macht. Die heeft genoeg werk aan den opstand van stam men in Zuid-Perzië en zal zich vermoedelijk niet al te druk maken over de gebeurtenissen aan de Noor delijke grenzen van zijn rijk, waar overigens Koerden wonen, die zich niet veel door Risa Khan laten zeg gen en die met de Turksche Koerden sympathiseeren. In het algemeen is de stemming niet erg gunstig ten opzichte van de hervormingen, welke uit Ango ra en Teheran worden bevolen. In Constantinopel ondervinden wij van dit alles de schadelijke gevolgen, speciaal wat den handel aan gaat. Evenzoo zijn wij ervan overtuigd, dat men in Angora veel te optimistisch denkt over den toestand van Turkije. Men onderschat de reactie der religieuze krachten, die de Mohammedaansche volkeren niet toestaan zich naar Westersch voorbeeld te hervor men. Hij, die den Islam zou kunnen verzoenen met de moderne beschaving, zou minstens een religieus-cul tureel genie moeten zijn en zoo heeft Kemal Pasja zich nog niet doen kennen! Intusschen werd zoowel van Turksche als van Per zische zijde een 'krachtige actie op touw gezet, om de onlusten aan de Turksch-Perzische grens te onder drukken. Nieuwe Tijden, Nieuwe Zeden. In aansluiting op bovenstaanden brief, publiceeren wij in het volgende een artikel van iemand, die thans te midden van de woelingen in Koerdistan vertoeft en daarover verschillende belangwekkende bijzonder heden mededeelt: Angora, September 1930. Een tocht door Koerdistan mag nog altijd een ge vaarlijk experiment genoemd worden, maar het is daarom dan ook des te interessanter en zeer zeker uiterst avontuurlijk. Het is zonderling, maar het lijkt alsof de zon de Koerden kwaadaardig maakt, terwijl 's winters best met hen valt op te schieten. In Mei van dit jaar verbleef ik in Koerdistan. Ik ging naar Bazardjik, een droomerig Oostersch nest, aan den Giaurgul, het Meer der Ongeloovigen. Bazardjik ligt op een hoogvlakte, die zich uitstrekt langs den voet van het Albistan-gebergte. Voor de grootste helft worde het door Koerden bewoond. lederen dag beleefde men er een nieuw avontuur. Want de 100 vliegtuigen, die men onlangs naar dit gebied gezonden heeft, waren toen nog ver en even eens de 35.000 soldaten. Slechts twee dozijn Anatool- sche Gendarmen zaten in de bergen een bende Koer den op de hielen. Twee dagen achtereen hoorde men hen schieten. Wolk een indrukken in enkele dagen1 Onmille- keurig vergelijkt men de uitvoeringen te Oberam- mergau en te Bayreuth. De eerste is als de ver heven werkelijkheid; de tweede is het lieflijke sprookje. In het reusachtige restaurant, waarheen ieder een zich tijdens de lange pauze spoedt, is het een cacophonie van talen. Een klein Duitsch dametje klaagt over het schitterend moderne ballet, uitge voerd door een der grootste dansscholen van Duitschland. „Vroeger was alles zoo „donzig"" zegt ze. „Nn is het zoo recht van lijn". Een beroemd violist, die één plaats verder zit, protesteert heftig: die ellendige teendansjuffrouwen vroeger. Het is een ware verademing deze stijlvolle dansen te zien! Het grijze zijdje zwijgt „eingeschüchtert". „Wat vindt jij het interessants", zucht ik tot mijn man. Hij bedenkt zich geen oogenblik: het publiek! Kijk toch eens om je heen! Heb je ooit zoo'n merkwaardige verzameling artistieke en artistiek-doende menschen gezien? Kijk, daar gaan de koninginnen van Roemenië en Servië. Het is hier je reinste gelegenheid voor een com- munistischen bomaanslag1 Onthutst kijk ik hem aan! Hij meent het. De koningin van Servië En. als door een con trastwerking, zie ik op eens ons eenvoudig huis, de apotheek, den pnisterig-bleeke mcdicijnbe- steller, het factotum Betje, met haar matig zinde lijk schort. Ik schiet in den lach: als het waar is, dat verandering van omgeving een mensch doet uitrusten, dan rusten wij hartgrondig uit! Wij verdwijnen uit het restaurant met zijn kakelende, slepende, ruischende en schitterende menigte en wandelen door het mooie park. totdat de „Fosau- nen" het einde der Pauze aankondigen. Als wij na drie schitterende dagen Bayreuth uitrijden, staat de bevolking in lange rijen voor de Evangelische kerk. waar het lichaam van Wagner ligt „opgebaard". Wie zal de fakkel van hem overnemen? Misschien, dat zijn jonge vrouw, „Zoo waar als deze moerbeiboom hier staat, welke kort geleden nog tien roovers als vruchten droeg, zoo waar zullen zij ons niet ontgaan!" zwoer een be ambte. En nauwelijks had hij deze woorden uitge sproken of daar klonk reeds het doffe gerommel van trommels en het doordringende geluid der politie- fluiten. In dichte stofwolken gehuld galoppeerden de gen darmen langs ons heen. Voorop een jonge officier, welke de met Hennah roodgeverfde staart van zijn paard om den hals van een doode had geknoopt. Het was het lijk van den leider der Koerdenbende, dat hij door het stof sleepte. Eerbied voor den dood kent men er niet. Op de maat van het hoefgetrappel klapten de omstanders in de handen harder roffelden de trommels. Hon den beten blaffend in de reeds verstijfde beenen van het lijk. De Anatoolsche jeugd zocht ijverig naar rotte vruchten, om hiermee naar den doode te kunnen werpen. De Koerden uit het dorp verwijderden zich met sombere gezichten. Den volgenden dag hadden de Turken het genoe gen hun ergsten vijand, den Koerdenleider, voor het Karakol, het politiebureau, aan een kruis te zien hangen, grootendeels naakt, de doodelijke wonden met houtskoolstrepen duidelijk aangegeven. Mis schien zijn zij noodzakelijk, deze krasse maatregelen, maar deze noodzakelijkheid neemt toch niets weg van den afkeer, dien zulke paardenmiddelen opwek ken. In dit geval had deze wreedheid zelfs geen enkel resultaat. Spoedig daarna overviel een rooverbende een nieuwe barak voor den aanleg van den nieuwen spoorweg te Haydarli. Zij stalen de loonkas en scho ten twee beambten neer. Van één lid der bende, dat was gevallen door de schoten van de spoorwegbe ambten, werd den schedel dusdanig met steenen ver minkt, dat hij onherkenbaar was. Op denzelfden dag kwamen vier chauffeurs van vrachtauto's, tot op het hemd toe uitgeschud, in Bazardjik aan en ver telden, dat hun wageös zonder banden bij Malta la gen. Want gummizolen zijn bij de Koerden zeer in trek. Deze overvallen op de straatwegen zijn natuur lijk zeer onaangenaam, maar zelden worden de be roofden gekwetst of gedood. De Koerden zijn vroolijke en beleefde roovers. Een ongewapende, in lompen ge hulde kerel duikt plotseling voor den auto op en roept een kort, maar gebiedend „Doer!" het over le ven en eigendom beslissende „Halt" der Koerden. Op dezelfde wijze had ik zelf eens het genoegen met „de roofridders van Koerdistan" kennis te maken. Het was op een warmen dag. Geen zuchtj.e bewoog de bla deren van de boomen langs den weg. Hoog in de lucht vloog een groote gier in kringen rond onze hoofden, alsof hij reeds hoopte op een goeden maal tijd. Rechts van ons strekten zich eindelooze velden met klaprozen uit, bloedrood in de zon. Rechts flit sten hagedissen tusschen de rotsen. En achter deze steenhoopen glinsterden plotseling een paar loopen van Mausergeweren. Wij staan stil. De onbewapende onderhandelaar komt dichterbij, zijn lange baard glanst blauwzwart in den feilen zonnenschijn. Hij maakt een buiging en legt zijn hand tegen het voorhoofd, want hij ziet, dat hij met vreemdelingen te doen heeft en, dat geldt als een verzachtende omstandigheid. Drie bankbiljetten van 10 pond zijn ditmaal genoeg om ons vrijen door tocht te verschaffen. Anders verging het den volgenden dag een gen darme. Men nam hem de geheele loonkas af, welke hij moest overbrengen en kleedde hem naakt uit. Slechts zijn gordel en zijn sabel mocht hij behouden. Zoo kwam hij in de stad aan. En daar lachten niet alleen de Koerden! Merkwaardige menschen zijn deze nakomelingen der Meden. De gebruiken der bergstammen zijn nog dezelfde als vele eeuwen geleden. En het rooven be hoort evengoed tot de oude tradities, als nog vele an dere dingen, welke den JEuropeaan verbazen. En nu schuift Angora zijfi rails langzaam maar ze ker verder in dit land, legt vlieghavens aan en goede autowegen. Ongemerkt begint de nieuwe tijd ook de geitenvel-tenton van de berg-Koerden binnen te trek ken. Zij verzetten zich weliswaar wanhopig, verwe ren zich op wreede, en toch soms ook humoristische wijze, maar Angora is taai; en de Ghazi Mustafa Ke mal stuurt zijn beste gendarmes en zijn grootste ge vechtsvliegtuigen naar Koerdistan. En als de laatste dwarsligger van den Anatoolschen spoorweg gelegd is, dan zal ook de romantiek der roofzuchtige Koer den verdwenen zijn, evenals de Duizend-en-één nacht romantiek, waar men in het tegenwoordige Turkije vergeefs naar zal zoeken. Fabrieksarbeid en arbeids overeenkomsten vervangen daar het vroegere bazaar- werk, de oude volks-nijverheid en de moderne repor tage, de wijsheid van Masreddin. Auto en gramofoon zijn reeds in ieder dorp te vinden en wie het oer oude lied van Aziz-Agha wil hooren, moet een gra- mofoonplaat ervan koopen bij een handelaar in Stam boel of in den Bazaar van Diarbekr-Diarbekr, de stad, die talrijke roovers herbergt, maar ook reeds drie Amerikaansche automobielen, type 1931 Wie wil nu nog beweren, dat de wereld niet voor uitgaat? Men nagelt roovers uit Koerdistan aan het kruis, maar dat gebeurt pas als zij dood zijn. En men legt spoorwegen aan. De nieuwe tijd baant zich een weg. Als het niet an ders kan, danover lijken. (Nadruk verboden.) gesteund door Muck en Toscanini haar brandend weten te houden, totdat ze haar aan den jongen Wagner, nu nog maar een 15-jarige knaap, kun nen overgeven. Het is te hopen voor den schep per van deze opera's, voor de kunst, en voor Bayreuth „Zie zoo", zegt mijn man, als wij op weg zijn naar Neurenberg, „nu wil ik oude steden zien en mooie plekjes en „kunst met een kleine k, anders plof ik van overinspanning". En wij toeren door Neurenberg, en bewonderen de dikke, oude torens, en verzadigen ons aan oud stadsschoon, en eten „Lebkuchen" en smullen van de rijke porceleinwinkels en klimmen blazend den „Keizersburcht" op om van de oude, oude mu ren de machtige „Keizerstad" te zien liggen. En wij eten schandelijk lekker en zien 's avonds kunst met een kleine k (een heel kleine zelfs) en rollen dan in de hall van het Grand-IIotel neer om bij te komen en brieven te lezen. „Ik beklaag jullie", schrijft een medelijdende geest uit Holland, „ik beklaag jullie, dat je met zulk weer uit bent". En wij denken aan de milde zon, die ons den heelen dag vergezelde, en schateren het uit. „Ja", zegt mijn man, en hij maakt een bal van den gevoeligen brief en keilt dien onbehoorlijk over het tafeltje heen in mijn schoot, „ja. zeg dat wel, wij zijn diep te beklagen!" En wij drinken the& twee, drie, vier koppen, en gaan lachend na boven. Reeds vroeg in den morgen tinkelt onze onvol prezen reis wekker. Krijgt u ook altijd zooveel ..goeden raad", als u op reis gaat? Wij wel! Ge woonlijk storen wij er ons niet aan, maar dit maal kwam het advies van 4 zijden tot ons: ga naar „Rothenburg". Beieren zien en Rothenburg negeeren is hetzelfde als de amandel vergeten in den Kriekoningen-koek. Deze plastische vergelij king trof ons, en zoo togen wij naar Rothenburg. Het stadje is als door een wonder gespaard ge bleven bij de stormen van den dertigjarigen oor log: „zijn marktplein, zijn vestingwerken, zijn Voor den heer N. Raap, hoofd der school in den Oostpolder, die straks met pensioen gaat, zal aan de Kleine Sluis een huis worden gebouwd. De bouw is opgedragen aan den heer J. de Graaf, terwijl de heer Chr. Dekker te Schagen als architect optreedt. Voor den heer J. Breebaart Kz. zal alhier door den heer K. Kreijger te Oudesluis een boerderij worden gebouwd. Architect hiervan is de heer Chr. Dekker te Schagen. De inlevering vgn rijksgoederen voor deze ge meente door dienstplichtigen die op 1 October naar de aanvullingsrëserve overgaan, zal plaats hebben 29 October a.s. v.m. 10.30 uur in het gymnastieklo kaal der O. L. S. te Winkel. Verslag vergadering van .Hoogwoud Vooruit", ge houden op Dinsdagavond in het lokaal van den heer Modder. Begunstigd door een flinke opkomst, liepen alle discussies vredig en zakelijk en konden ver slag van den secretaris en dat van den penningmees ter onder dank worden goedgekeurd. Daarna werd besloten wederom op kermis-Maan- dag 's morgens kinderspelen te houden, te weten: Voor jongens van 810 jaar jas aantrekken in een hangende mand; voor meisjes van 810 jaar hard- loopen muilen met twee ballen op een blaadje; voor jongens van 1113 jaar onder een zeil en daar na door een hangende ton kruipen en voor meisjes van 11—13 jaar Grootmoeder op reis. Daarna prijsuitreiken. Des namiddags groote volks spelen, wat door het bestuur nog nader zal worden geregeld en daarna per aanplakbiljet zal worden ge publiceerd. Niets meer aan de orde zijnde werd de vergadering met een gepast woord door den voor zitter gesloten. Zoo behoort dan nu ook onze 3-daagsohe kenmis weer tot het verleden en ook deze heeft zich, als vele voorgangsters, als een gezellige 3 dagen doen kennen. Was het met het weer wat minder mooi als de voorgaande dagen, ja zelfs de Zondag v.n.1. slecht, het herstelde zich spoedig. Veel bezoek heeft dit jaar onze kermis gehad. Is het op de straat nu wel niet wat men noemt druk, de cafè's waren den Zondag en Dinsdag dicht bezet en daar is in het boerenland toch enkel de kermis. De Maandag- en Dinsdagmid dagen trokken ook heel wat volk ter gelegenheid der kinder- en volksspelen, zoodat ook deze gezellig ge vierd werden. Voor Maandag waren voor de kinderen spelletjes georganiseerd en wel voor de meisjes van 6—8 jaar: Aardappelscheppen, waarbij als winsters uitkwamen: R. Koning, Adr. Louw, H. Koning en N. Breed en bij de jongens van denzelfden leeftijd, welke moesten prijsihoepelen: S. v. Drunen, J. Kuit, E. de Graaf en R. de Graaf. Bij meisjes van 9—13 jaar, die Hockey-bal speelden, waren de gelukkigen: A. Bij- post, D. Bronder, M. Koning en A. Niemeijer en jon gens van dien leeftijd: Zakloopen (2 in één zak), J. v. d. Ham en R. de Graaf, C. Schrit en Jc. Hoogland. Jn. Krijgsman en Jc. Jonker. Voor Dinsdagmiddag was voor jongens van 1418 jaar gelegenheid om mede te doen hindernisbaan te loopen, waarbij uitkwamen D. Biesboer, C. Koning Pz. en C. Kout. De oudere heeren konden zich ver lustigen aan de sport „Wortelslaan". Hierbij kwamen als 1ste uit: W. Bijpost, C. Schrijver Cz. en S. Krijgs man, terwijl hetzelfde door de dames kon worden be oefend. Van de 60 deelneemsters waren hier de geluk kigen T. Manneveld te Dirkshorn; Tr. Bakker, G. Dirk maatKoning, J. HomanPeetoom en D. Koordes. De prijzen bestonden allen uit luxe voorwerpen. Voor den Maandag was door den heer Zwakman een 3-tal eerste klas artisten gezorgd en wel de hee ren A. Bouwmeester, L. Nouret en mej. Jeane Baselik, bekend als de Bohcemsche Nachtegaal. De tooneelzaal was dicht bezet met belangstellenden en gelukkig is aan de hooggespannen verwachting vol daan, ja overtroffen. Hetgeen door dit gezelschap ten tooneele is gebracht was alles wat men noemt „kunst". De heer Nouret met zijn liedjes „voor den vleugel", was in één woord schitterend en de zang van mej. Basileilt niet te overtreffen. Is het bij vele zangeressen in hooge uitgebrachte tonen een gilge- luid, bij haar was het gelijk de viool, hoe hooger hoe eeuwenoude huizen vormen samen één machtig na-middeleeuwsch monument. Het eenige, wat ons verwondert, als wij door de schilderachtige straat jes ronddwalen of uit de schietgaten van de hech te vestingmuren op de blanke landwegen koekeloe ren, is het feit, dat er modern gekleede menschen rondloopen met manteltjes als van C en A, en hoe den van Meeuwsen. terwijl wij er fijngepunte lijf jes en breedgewelfde rokken zouden verwachten, en de mannen met sierlijk geplooide Spaansche kragen en pluimhoeden uitgedost wenschten te zien. Verdere reisindrukken spaar ik u. Wij klauter den rond in het Fichtelgebergte en „griezelden" bij steile hoogten, en kochten souvenirs voor de heele familie, „omdat wij het zoo slecht met het weer troffen", en aten blauwe forellen in het hotel en kleine, keiharde perziken op een bankje aan de straat, en genoten van onze vacantie, van onze vrijheid en van het „samen uit" zijn. Totdat de plaatsvervanger alarmeerende be richten zond van een ooievaar, die onverwacht bij een zeer geliefde patiënt dreigde neer te strijken. Toen namen wij den nachttrein en sliepen als rozen, zoodat wij de sensatie hadden, dat Frank fort en Wiesbaden en Keulen aanéén waren ge bouwd, en wij passeerden de grens met de gemoe delijke douanen en stonden 's morgens half twaalf in Amsterdam, waar het regende, regende, lekker, uialsch, gedurig. En 's avonds zaten wij weer achter het ver trouwde theeblad in de gezellige huiskamer, ter wijl de telefoon hardnekkig rinkelde: „Of dokter dadelijk Maar in ons licht de herinnering! Schagen. September 1930. U. W. S.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 6