Turken, Koerden, Perzen.
De invoering der Europeesche
cultuur.
Op reis door Koerdistan!
Uit onze Omgeving.
ANNA PAULOWNA
WIERINGERWAARD
OUDE NIEDORP
HOOGWOUD
ST. MAARTEN
ten schoenen, die meer aan sandalen deden denken,
was dit een zwerver. Hij schoot gauw voor hen uit
in den auto, alsof hij bang was vergeten te zullen
worden.
„Hij heeft aardige oogen," zei Mama Smit tot
haar dochter.
„Hoe weet u dat, hij heeft ze aldoor half dicht
gehad, sinds wij kwamen."
„Ik voel het, Nancy. We moeten heel vriende
lijk voor hem zijn."
Toen zo met zijn drieën eenigszins stijf en
gedwongen aan den koffietafel zaten, waar de arme
zwerver volgestopt werd met wijn en lekkere kost
jes, wilde mevr. Smit zijn geschiedenis weten. De
man moest vertellen, hoe hij in deze treurige omstan
digheden was gekomen!
Met een zucht begon de man: „Het komt door
een vrouw. Ik was een gelukkig man, tot dat zij in
mijn leven kwam. Ik had gelukkig kunnen blijven
zonder haar. Maar ik hield van haar", eindigde hij
eenvoudig.
Mevr. Smit maakte meewarige geluiden en
Nancy keek verveeld naar haar schoenen. Toen werd
ze plotseling gewaar, dat de zwerver zijn oogen
strak op haar gericht had en ze begreep, dat hij zijn
geschiedenis aan haar alleen vertelde.
„Dat ik meer van haar hield", ging hij voort,
„dan ik ooit gedacht had, dat een man van een
vrouw kon. houden, We waren gelukkig samen. Tot
op een dag na een dom gekibbel zij mij wegzond.
(Van onzen eigen correspondent.)
Constantinopel, September 1930.
Al in het oude Turkije waren de Koerden, zooals
trouwens ook andere volkstammen, goede soldaten,
maar slechte belastingbetalers. Voor de beschaving
voelden zij niets, wat toentertijd niet erg werd gevon
den door de Turksche regeering. Af en toe werd eens
een strafexpeditie ondernomen tegen stammen, die
een beetje al te brutaal waren opgetreden en zich
b.v. de weelde veroorloofden Van het verwoesten van
dorpen en het gevangennemen van inwoners. Maar
tenslotte waren de Koerden goede Mohammedanen,
zij erkenden den Sultan als het hoofd van den Staat
(alleen van helastingbetalen wilden zij niets weten) en
danzij vereerden hem als Khalief, als het hoofd
van hun godsdienst. Het bewind van Kemal Pasja
heeft aan deze patriarchale verhouding een einde
gemaakt, Want de Turksche Mussolini denkt er niet
aan de onafhankelijkheid der Koerden, in welk op
zicht ook, te erkennen. De Koerden moeten Turken
worden, basta. Dat Kemal Pasja om zijn doel te be
reiken erg tactvol te werk gaat. kan bezwaarlijk ge
zegd worden. Even onhandig doet hij het als zijn
buurman, Risa Khan in Perzië en indertijd in Afgha
nistan Aman Ocllah.
De laatste schoor hen, die er voor in aanmerking
kwam eigenhandig, maar vermoedelijk ook 'n beetje
hardhandig, de baarden af. Risa Khan verbood de
woostijnbewoners in Zuid-Perzië het dragen van den
practischen turban en dwong hen een op een cylin-
derhoed zonder rand gelijkenden zwarten Pechemi
te dragen en zoo wil Kemal Pasja de Koerden even
eens zonder turban en halsdoeken zien.
Misschien zouden de Koerden zich overigens veel
laten aanleunen, maar juist deze kleine hervormin
gen hebben hen wantrouwend gemaakt voor alles
wat door diezelfde autoriteiten wordt gedecreteerd.
En kan men hen heelemaal ongelijk geven in hun
wantrouwen tegen een hervorming, die van de Eu
ropeesche cultuur dergelijke uiterlijkheden het ge
wichtigst vindt? Daar komt nog bij, dat ook de eco
nomische toestand van het land dit alles niet in de
hand werkt. Inplaats, dat men iets doet voor den
landbouw of voor de verbetering van het wegenstel
sel, houdt men zich bezig met het invoeren der la-
tijnsche letterteekens en dat in een land waar 99
'der bewoners analphabeet zijn! Er ontstaat een Ke-
malistische literatuur, die door de Turken zelf niet
eens gelezen kan worden!
Men mag zich dan ook over de heerschende onrust
niet verwonderen. In 1925 ontstond er reeds een op
stand tegen de Angora-regeering. Een opstand, die
slechts met de meeste moeite onderdrukt kon worden
en die 70.000 Turksche soldaten noodzaakten een
waar bloedbad onder de rebellen aan te richten. Een
groot aantal Koerdische gezinnen werd eenvoudig
naar de omstreken van Angora gedeporteerd. De ge
volgen van deze deportatie waren natuurlijk erbar
melijk Een gedeelte der revolutionnaire leiders
roze kamer, een greep in de koffers, en een half
uur later zitten wij op het terras in het zonnetje
en drinken „Kaffee mit Holinenpipen". O, deze
Holinenpipen! Het zijn knapperige oublietjes, zoo
dun als een potlood met veel vanille. „Die neem
ik mee naar Holland", zeg ik beslist en, vóórdat
mijn man kan protesteeren, koop ik een grooten
zak vol. Helaas, het heeft niet zoo mogen zijn!
'Als ik vliegensvlug de hoteltrap opstuif om ze naar
onze kamer te brengen, struikel ik en knik neer,
juist op den veelbelovenden zak. Ze waren hart
grondig verwoest onze lekkere pipen. Op den
rand van mijn bed zittend, heb ik de ruïnen over
zien en laten verdwijnen.
Beneden wacht de waard ons op. Zijn gezicht
staat strak van emotie. „Der Siegfried ist gestor-
ben", zegt hij, en, als wij hem vragend aanzien,
vervolgt hij: „Wagner, de spelleider, de beroem
de regisseur, is dood."
Twee uur daarna rouwt heel Bayreuth. Zwarte
vlaggen worden ontplooid;'de vroolijke hotelvlag-
gen gaan halfstok. Alle boekwinkels brengen het
met krip omfloerste portret van den man, die zóó
de ideeën van zijn vader wist te verwezenlijken.
Want de opera-opvoeringen van éagner's
werken te Bayreuth naderen, zoowel scenisch als
vocaal, het volmaakte. Het 30 M. diepe en bijna
even hooge tooneel geeft het sprookjeswonder van
onze grootmenschen-verbeeiding. Toovergrotten
en toovertuinen komen er en verdwijnen, zooals
wij ons dat in onze droomen voorstellen, en als
wij „staunend" naar de burchten en zalen zien,
waarin onze oogen weiden, vergeten wij omgeving
en burcht door de muziek, die het al doordringt
en kleurt, waaruit de stemmen van de grootste
kunstenaars opklinken in een parelende tonen-
reeks. Zij zingen, zooals een begenadigde zingt
v,bij de gratie Gods".
Als het gordijn valt, bedwingt het enthousiaste
publiek zijn lust tot applaudisseeren uit eerbied
voor hem, die dit zaad mee zaaide en de volmaak
te vrucht niet zag.
Toen werden mijn dagen donker en mijn nachten
kwellingen. Dan zag ik haar gezichtje, zooals het
was als ze vol liefde en trouw naar me opkeek. Dan
lag ik wakker tot het begon te dagen en
Hij hield op. Mevr. Smit haalde haar zakdoek
te voorschijn.
„Steeds weer trachtte ik haar te spreken te
krijgen, maar steeds weer kreeg ik tot antwoord, dat
ik niet welkom was. Ik kon niet gelooven, dat ze niet
van me hield. Ik voelde dat er iemand was, die haar
van mij afhaalde. Een poosje geleden probeerde ik
het weer, maar steeds dezelfde boodschap. Toen ging
ik het gelooven, maar kon het toch niet opgeven. Ik
wilde van haar eigen engelenlipjes hooren, dat ze
niet meer van me hield. Door een list kwam ik bij
haar."
Mevr. Smit hield het niet langer uit en verliet
snikkend de kamer.
„Enwat zei ze?" vroeg Nancy. Haar oogen
straalden in die van den zwerver tegenover haar.
„Ik wacht op haar antwoord", sprak hij.
„Waarom", riep Nancy, „nu weet je het toch!"
Even later kwam Tom de kamer in. Hij was
in 't geheel niet verbaasd, dat er twee menschen
plotseling uit elkaar gingen. Hij was ook niet ver
baasd te zien, dat de verschoten snor van den vage
bond op geheimzinnige wijze op Nancy's bovenliep
terecht gekomen was.
(Nadruk verboden.)
TURKSCHE BRIEF.
vluchtten naar Perzië. Deze hebben zich thans weer
met elkaar in verbinding gesteld ende gevolgen
zijn bekend. Via Perzië worden zij van wapens voor
zien'. De Turksche regeering, van meening dat zulks
geschiedt met toestemming der Perzische regeering,
treedt krachtig tegen deze wapensmokkel op. Ver
moedelijk overschat zij echter Ri9a Khan's macht.
Die heeft genoeg werk aan den opstand van stam
men in Zuid-Perzië en zal zich vermoedelijk niet al
te druk maken over de gebeurtenissen aan de Noor
delijke grenzen van zijn rijk, waar overigens Koerden
wonen, die zich niet veel door Risa Khan laten zeg
gen en die met de Turksche Koerden sympathiseeren.
In het algemeen is de stemming niet erg gunstig
ten opzichte van de hervormingen, welke uit Ango
ra en Teheran worden bevolen.
In Constantinopel ondervinden wij van dit alles de
schadelijke gevolgen, speciaal wat den handel aan
gaat. Evenzoo zijn wij ervan overtuigd, dat men in
Angora veel te optimistisch denkt over den toestand
van Turkije. Men onderschat de reactie der religieuze
krachten, die de Mohammedaansche volkeren niet
toestaan zich naar Westersch voorbeeld te hervor
men. Hij, die den Islam zou kunnen verzoenen met de
moderne beschaving, zou minstens een religieus-cul
tureel genie moeten zijn en zoo heeft Kemal Pasja
zich nog niet doen kennen!
Intusschen werd zoowel van Turksche als van Per
zische zijde een 'krachtige actie op touw gezet, om de
onlusten aan de Turksch-Perzische grens te onder
drukken.
Nieuwe Tijden, Nieuwe Zeden.
In aansluiting op bovenstaanden brief, publiceeren
wij in het volgende een artikel van iemand, die thans
te midden van de woelingen in Koerdistan vertoeft
en daarover verschillende belangwekkende bijzonder
heden mededeelt:
Angora, September 1930.
Een tocht door Koerdistan mag nog altijd een ge
vaarlijk experiment genoemd worden, maar het is
daarom dan ook des te interessanter en zeer zeker
uiterst avontuurlijk. Het is zonderling, maar het lijkt
alsof de zon de Koerden kwaadaardig maakt, terwijl
's winters best met hen valt op te schieten. In Mei
van dit jaar verbleef ik in Koerdistan. Ik ging naar
Bazardjik, een droomerig Oostersch nest, aan den
Giaurgul, het Meer der Ongeloovigen. Bazardjik ligt
op een hoogvlakte, die zich uitstrekt langs den voet
van het Albistan-gebergte. Voor de grootste helft
worde het door Koerden bewoond.
lederen dag beleefde men er een nieuw avontuur.
Want de 100 vliegtuigen, die men onlangs naar dit
gebied gezonden heeft, waren toen nog ver en even
eens de 35.000 soldaten. Slechts twee dozijn Anatool-
sche Gendarmen zaten in de bergen een bende Koer
den op de hielen. Twee dagen achtereen hoorde men
hen schieten.
Wolk een indrukken in enkele dagen1 Onmille-
keurig vergelijkt men de uitvoeringen te Oberam-
mergau en te Bayreuth. De eerste is als de ver
heven werkelijkheid; de tweede is het lieflijke
sprookje.
In het reusachtige restaurant, waarheen ieder
een zich tijdens de lange pauze spoedt, is het een
cacophonie van talen. Een klein Duitsch dametje
klaagt over het schitterend moderne ballet, uitge
voerd door een der grootste dansscholen van
Duitschland.
„Vroeger was alles zoo „donzig"" zegt ze. „Nn
is het zoo recht van lijn". Een beroemd violist,
die één plaats verder zit, protesteert heftig: die
ellendige teendansjuffrouwen vroeger. Het is een
ware verademing deze stijlvolle dansen te zien!
Het grijze zijdje zwijgt „eingeschüchtert".
„Wat vindt jij het interessants", zucht ik tot
mijn man. Hij bedenkt zich geen oogenblik: het
publiek! Kijk toch eens om je heen! Heb je ooit
zoo'n merkwaardige verzameling artistieke en
artistiek-doende menschen gezien? Kijk, daar
gaan de koninginnen van Roemenië en Servië.
Het is hier je reinste gelegenheid voor een com-
munistischen bomaanslag1
Onthutst kijk ik hem aan! Hij meent het. De
koningin van Servië En. als door een con
trastwerking, zie ik op eens ons eenvoudig huis,
de apotheek, den pnisterig-bleeke mcdicijnbe-
steller, het factotum Betje, met haar matig zinde
lijk schort. Ik schiet in den lach: als het waar is,
dat verandering van omgeving een mensch doet
uitrusten, dan rusten wij hartgrondig uit! Wij
verdwijnen uit het restaurant met zijn kakelende,
slepende, ruischende en schitterende menigte en
wandelen door het mooie park. totdat de „Fosau-
nen" het einde der Pauze aankondigen.
Als wij na drie schitterende dagen Bayreuth
uitrijden, staat de bevolking in lange rijen voor
de Evangelische kerk. waar het lichaam van
Wagner ligt „opgebaard". Wie zal de fakkel van
hem overnemen? Misschien, dat zijn jonge vrouw,
„Zoo waar als deze moerbeiboom hier staat, welke
kort geleden nog tien roovers als vruchten droeg, zoo
waar zullen zij ons niet ontgaan!" zwoer een be
ambte. En nauwelijks had hij deze woorden uitge
sproken of daar klonk reeds het doffe gerommel van
trommels en het doordringende geluid der politie-
fluiten.
In dichte stofwolken gehuld galoppeerden de gen
darmen langs ons heen. Voorop een jonge officier,
welke de met Hennah roodgeverfde staart van zijn
paard om den hals van een doode had geknoopt. Het
was het lijk van den leider der Koerdenbende, dat hij
door het stof sleepte.
Eerbied voor den dood kent men er niet. Op de
maat van het hoefgetrappel klapten de omstanders
in de handen harder roffelden de trommels. Hon
den beten blaffend in de reeds verstijfde beenen van
het lijk. De Anatoolsche jeugd zocht ijverig naar rotte
vruchten, om hiermee naar den doode te kunnen
werpen. De Koerden uit het dorp verwijderden zich
met sombere gezichten.
Den volgenden dag hadden de Turken het genoe
gen hun ergsten vijand, den Koerdenleider, voor het
Karakol, het politiebureau, aan een kruis te zien
hangen, grootendeels naakt, de doodelijke wonden
met houtskoolstrepen duidelijk aangegeven. Mis
schien zijn zij noodzakelijk, deze krasse maatregelen,
maar deze noodzakelijkheid neemt toch niets weg
van den afkeer, dien zulke paardenmiddelen opwek
ken. In dit geval had deze wreedheid zelfs geen enkel
resultaat. Spoedig daarna overviel een rooverbende
een nieuwe barak voor den aanleg van den nieuwen
spoorweg te Haydarli. Zij stalen de loonkas en scho
ten twee beambten neer. Van één lid der bende, dat
was gevallen door de schoten van de spoorwegbe
ambten, werd den schedel dusdanig met steenen ver
minkt, dat hij onherkenbaar was. Op denzelfden dag
kwamen vier chauffeurs van vrachtauto's, tot op
het hemd toe uitgeschud, in Bazardjik aan en ver
telden, dat hun wageös zonder banden bij Malta la
gen. Want gummizolen zijn bij de Koerden zeer in
trek. Deze overvallen op de straatwegen zijn natuur
lijk zeer onaangenaam, maar zelden worden de be
roofden gekwetst of gedood. De Koerden zijn vroolijke
en beleefde roovers. Een ongewapende, in lompen ge
hulde kerel duikt plotseling voor den auto op en
roept een kort, maar gebiedend „Doer!" het over le
ven en eigendom beslissende „Halt" der Koerden. Op
dezelfde wijze had ik zelf eens het genoegen met „de
roofridders van Koerdistan" kennis te maken. Het
was op een warmen dag. Geen zuchtj.e bewoog de bla
deren van de boomen langs den weg. Hoog in de
lucht vloog een groote gier in kringen rond onze
hoofden, alsof hij reeds hoopte op een goeden maal
tijd. Rechts van ons strekten zich eindelooze velden
met klaprozen uit, bloedrood in de zon. Rechts flit
sten hagedissen tusschen de rotsen. En achter deze
steenhoopen glinsterden plotseling een paar loopen
van Mausergeweren.
Wij staan stil. De onbewapende onderhandelaar
komt dichterbij, zijn lange baard glanst blauwzwart
in den feilen zonnenschijn. Hij maakt een buiging en
legt zijn hand tegen het voorhoofd, want hij ziet, dat
hij met vreemdelingen te doen heeft en, dat geldt als
een verzachtende omstandigheid. Drie bankbiljetten
van 10 pond zijn ditmaal genoeg om ons vrijen door
tocht te verschaffen.
Anders verging het den volgenden dag een gen
darme. Men nam hem de geheele loonkas af, welke
hij moest overbrengen en kleedde hem naakt uit.
Slechts zijn gordel en zijn sabel mocht hij behouden.
Zoo kwam hij in de stad aan. En daar lachten niet
alleen de Koerden!
Merkwaardige menschen zijn deze nakomelingen
der Meden. De gebruiken der bergstammen zijn nog
dezelfde als vele eeuwen geleden. En het rooven be
hoort evengoed tot de oude tradities, als nog vele an
dere dingen, welke den JEuropeaan verbazen.
En nu schuift Angora zijfi rails langzaam maar ze
ker verder in dit land, legt vlieghavens aan en goede
autowegen. Ongemerkt begint de nieuwe tijd ook de
geitenvel-tenton van de berg-Koerden binnen te trek
ken. Zij verzetten zich weliswaar wanhopig, verwe
ren zich op wreede, en toch soms ook humoristische
wijze, maar Angora is taai; en de Ghazi Mustafa Ke
mal stuurt zijn beste gendarmes en zijn grootste ge
vechtsvliegtuigen naar Koerdistan. En als de laatste
dwarsligger van den Anatoolschen spoorweg gelegd
is, dan zal ook de romantiek der roofzuchtige Koer
den verdwenen zijn, evenals de Duizend-en-één nacht
romantiek, waar men in het tegenwoordige Turkije
vergeefs naar zal zoeken. Fabrieksarbeid en arbeids
overeenkomsten vervangen daar het vroegere bazaar-
werk, de oude volks-nijverheid en de moderne repor
tage, de wijsheid van Masreddin. Auto en gramofoon
zijn reeds in ieder dorp te vinden en wie het oer
oude lied van Aziz-Agha wil hooren, moet een gra-
mofoonplaat ervan koopen bij een handelaar in Stam
boel of in den Bazaar van Diarbekr-Diarbekr, de stad,
die talrijke roovers herbergt, maar ook reeds drie
Amerikaansche automobielen, type 1931
Wie wil nu nog beweren, dat de wereld niet voor
uitgaat? Men nagelt roovers uit Koerdistan aan het
kruis, maar dat gebeurt pas als zij dood zijn. En men
legt spoorwegen aan.
De nieuwe tijd baant zich een weg. Als het niet an
ders kan, danover lijken.
(Nadruk verboden.)
gesteund door Muck en Toscanini haar brandend
weten te houden, totdat ze haar aan den jongen
Wagner, nu nog maar een 15-jarige knaap, kun
nen overgeven. Het is te hopen voor den schep
per van deze opera's, voor de kunst, en voor
Bayreuth
„Zie zoo", zegt mijn man, als wij op weg zijn
naar Neurenberg, „nu wil ik oude steden zien en
mooie plekjes en „kunst met een kleine k, anders
plof ik van overinspanning".
En wij toeren door Neurenberg, en bewonderen
de dikke, oude torens, en verzadigen ons aan oud
stadsschoon, en eten „Lebkuchen" en smullen van
de rijke porceleinwinkels en klimmen blazend den
„Keizersburcht" op om van de oude, oude mu
ren de machtige „Keizerstad" te zien liggen. En
wij eten schandelijk lekker en zien 's avonds kunst
met een kleine k (een heel kleine zelfs) en rollen
dan in de hall van het Grand-IIotel neer om bij
te komen en brieven te lezen. „Ik beklaag jullie",
schrijft een medelijdende geest uit Holland, „ik
beklaag jullie, dat je met zulk weer uit bent".
En wij denken aan de milde zon, die ons den
heelen dag vergezelde, en schateren het uit.
„Ja", zegt mijn man, en hij maakt een bal van
den gevoeligen brief en keilt dien onbehoorlijk
over het tafeltje heen in mijn schoot, „ja. zeg dat
wel, wij zijn diep te beklagen!" En wij drinken
the& twee, drie, vier koppen, en gaan lachend
na boven.
Reeds vroeg in den morgen tinkelt onze onvol
prezen reis wekker. Krijgt u ook altijd zooveel
..goeden raad", als u op reis gaat? Wij wel! Ge
woonlijk storen wij er ons niet aan, maar dit
maal kwam het advies van 4 zijden tot ons: ga
naar „Rothenburg". Beieren zien en Rothenburg
negeeren is hetzelfde als de amandel vergeten in
den Kriekoningen-koek. Deze plastische vergelij
king trof ons, en zoo togen wij naar Rothenburg.
Het stadje is als door een wonder gespaard ge
bleven bij de stormen van den dertigjarigen oor
log: „zijn marktplein, zijn vestingwerken, zijn
Voor den heer N. Raap, hoofd der school in den
Oostpolder, die straks met pensioen gaat, zal aan de
Kleine Sluis een huis worden gebouwd. De bouw is
opgedragen aan den heer J. de Graaf, terwijl de heer
Chr. Dekker te Schagen als architect optreedt.
Voor den heer J. Breebaart Kz. zal alhier door den
heer K. Kreijger te Oudesluis een boerderij worden
gebouwd. Architect hiervan is de heer Chr. Dekker
te Schagen.
De inlevering vgn rijksgoederen voor deze ge
meente door dienstplichtigen die op 1 October naar
de aanvullingsrëserve overgaan, zal plaats hebben
29 October a.s. v.m. 10.30 uur in het gymnastieklo
kaal der O. L. S. te Winkel.
Verslag vergadering van .Hoogwoud Vooruit", ge
houden op Dinsdagavond in het lokaal van den heer
Modder. Begunstigd door een flinke opkomst, liepen
alle discussies vredig en zakelijk en konden ver
slag van den secretaris en dat van den penningmees
ter onder dank worden goedgekeurd.
Daarna werd besloten wederom op kermis-Maan-
dag 's morgens kinderspelen te houden, te weten:
Voor jongens van 810 jaar jas aantrekken in een
hangende mand; voor meisjes van 810 jaar hard-
loopen muilen met twee ballen op een blaadje;
voor jongens van 1113 jaar onder een zeil en daar
na door een hangende ton kruipen en voor meisjes
van 11—13 jaar Grootmoeder op reis.
Daarna prijsuitreiken. Des namiddags groote volks
spelen, wat door het bestuur nog nader zal worden
geregeld en daarna per aanplakbiljet zal worden ge
publiceerd. Niets meer aan de orde zijnde werd de
vergadering met een gepast woord door den voor
zitter gesloten.
Zoo behoort dan nu ook onze 3-daagsohe kenmis
weer tot het verleden en ook deze heeft zich, als
vele voorgangsters, als een gezellige 3 dagen doen
kennen.
Was het met het weer wat minder mooi als de
voorgaande dagen, ja zelfs de Zondag v.n.1. slecht,
het herstelde zich spoedig. Veel bezoek heeft dit jaar
onze kermis gehad. Is het op de straat nu wel niet
wat men noemt druk, de cafè's waren den Zondag
en Dinsdag dicht bezet en daar is in het boerenland
toch enkel de kermis. De Maandag- en Dinsdagmid
dagen trokken ook heel wat volk ter gelegenheid der
kinder- en volksspelen, zoodat ook deze gezellig ge
vierd werden. Voor Maandag waren voor de kinderen
spelletjes georganiseerd en wel voor de meisjes van
6—8 jaar: Aardappelscheppen, waarbij als winsters
uitkwamen: R. Koning, Adr. Louw, H. Koning en N.
Breed en bij de jongens van denzelfden leeftijd, welke
moesten prijsihoepelen: S. v. Drunen, J. Kuit, E. de
Graaf en R. de Graaf. Bij meisjes van 9—13 jaar, die
Hockey-bal speelden, waren de gelukkigen: A. Bij-
post, D. Bronder, M. Koning en A. Niemeijer en jon
gens van dien leeftijd: Zakloopen (2 in één zak), J.
v. d. Ham en R. de Graaf, C. Schrit en Jc. Hoogland.
Jn. Krijgsman en Jc. Jonker.
Voor Dinsdagmiddag was voor jongens van 1418
jaar gelegenheid om mede te doen hindernisbaan te
loopen, waarbij uitkwamen D. Biesboer, C. Koning
Pz. en C. Kout. De oudere heeren konden zich ver
lustigen aan de sport „Wortelslaan". Hierbij kwamen
als 1ste uit: W. Bijpost, C. Schrijver Cz. en S. Krijgs
man, terwijl hetzelfde door de dames kon worden be
oefend. Van de 60 deelneemsters waren hier de geluk
kigen T. Manneveld te Dirkshorn; Tr. Bakker, G. Dirk
maatKoning, J. HomanPeetoom en D. Koordes.
De prijzen bestonden allen uit luxe voorwerpen.
Voor den Maandag was door den heer Zwakman
een 3-tal eerste klas artisten gezorgd en wel de hee
ren A. Bouwmeester, L. Nouret en mej. Jeane
Baselik, bekend als de Bohcemsche Nachtegaal. De
tooneelzaal was dicht bezet met belangstellenden en
gelukkig is aan de hooggespannen verwachting vol
daan, ja overtroffen. Hetgeen door dit gezelschap
ten tooneele is gebracht was alles wat men noemt
„kunst". De heer Nouret met zijn liedjes „voor den
vleugel", was in één woord schitterend en de zang
van mej. Basileilt niet te overtreffen. Is het bij vele
zangeressen in hooge uitgebrachte tonen een gilge-
luid, bij haar was het gelijk de viool, hoe hooger hoe
eeuwenoude huizen vormen samen één machtig
na-middeleeuwsch monument. Het eenige, wat ons
verwondert, als wij door de schilderachtige straat
jes ronddwalen of uit de schietgaten van de hech
te vestingmuren op de blanke landwegen koekeloe
ren, is het feit, dat er modern gekleede menschen
rondloopen met manteltjes als van C en A, en hoe
den van Meeuwsen. terwijl wij er fijngepunte lijf
jes en breedgewelfde rokken zouden verwachten,
en de mannen met sierlijk geplooide Spaansche
kragen en pluimhoeden uitgedost wenschten te
zien.
Verdere reisindrukken spaar ik u. Wij klauter
den rond in het Fichtelgebergte en „griezelden"
bij steile hoogten, en kochten souvenirs voor de
heele familie, „omdat wij het zoo slecht met het
weer troffen", en aten blauwe forellen in het
hotel en kleine, keiharde perziken op een bankje
aan de straat, en genoten van onze vacantie, van
onze vrijheid en van het „samen uit" zijn.
Totdat de plaatsvervanger alarmeerende be
richten zond van een ooievaar, die onverwacht bij
een zeer geliefde patiënt dreigde neer te strijken.
Toen namen wij den nachttrein en sliepen als
rozen, zoodat wij de sensatie hadden, dat Frank
fort en Wiesbaden en Keulen aanéén waren ge
bouwd, en wij passeerden de grens met de gemoe
delijke douanen en stonden 's morgens half twaalf
in Amsterdam, waar het regende, regende, lekker,
uialsch, gedurig.
En 's avonds zaten wij weer achter het ver
trouwde theeblad in de gezellige huiskamer, ter
wijl de telefoon hardnekkig rinkelde:
„Of dokter dadelijk
Maar in ons licht de herinnering!
Schagen. September 1930.
U. W. S.