VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT 5 - De Wereldreis van - Dicky en Dirrekie Durf Millioenendans. DE WERELDSCHOKKENDE UITVINDING. WETENSWAARDIGHEDEN. WARE WOORDEN. HUMOR. iiiiiiiiiii Byvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 27 September 1930. No. 8738. Burgerlijke nabeschouwing:. Na den blijden derden Dinsdag Schrok men op door heel ons land, Want een somb're cijfer-zondvloed Overstroomde onze krant. 't Was niet meer om bij te houden, En we duizelden er van, Hulde aan een Excellentie, Die zoo kranig reek'nen kan! Velen volgden deze cijfers Vaak met min of meer succes, En ze werden pessimistisch, Want we raken op de flesch! Och, zoo'n batig wissewasje, Driemaal honderd millioen, Dat lijkt zelfs voor een minister Nog voorloopig om te doen! Nu zijn wij gewone menschen, En we reek'nen dus gewoon, En we denken onze toekomst Met zoo'n spaarpot, sterk en schoon. j,Mis!" zegt dan de Excellentie, „Ook die spaarpot raakt eens op, „Wat is nu voor slechte tijden „Drie maal honderd millioen pop!' En hij tracht ons bij te brengen, Met wat hoog're politiek, Dat de tijden ongezond zijn, Economisch zijn we ziek! Want als straks de wereld-dokter Ons de reek'ning presenteert Zou nog wel eens kunnen blijken, Dat de spaarpot is verteerd! En we schrikken, want die spaarpot Schudde onze spaarpot leeg, Waardoor ons huishoud'lijk budget Reeds een flinke hoestbui kreeg! We betaalden toch den dokter In ons vaderlandsch bestaan, Het bedrag van de belasting Is toch trouw door ons voldaan! Blijven we dan steeds patiënten, Die de fiscus opereert, Afgeleefde vaderlanders, Finantieel geamputeerd? Ach, we konden best herstellen, En we raakten wel op streek, Als steeds iedere minister Maar „een Excellentie" bleek!! September 1930. (Nadruk verboden). ZATERDAGAVONDSCHETS Een oorspronkelijke, avontuurlijke geschiedenis, door S I R O L F. (Nadruk verboden. AUe rechten voorbehouden). ER heerschte een gespannen atmosfeer in de voor name directiekamer van de groote coöperatieve zuivelonderneming. Achter één van de kolossale donker eikenhouten schrijf bureaux zat één der directeuren aandachtig voorovergebogen, het hoofd in een der handen gesteund. Naast hem, in twee bijeen- geschoven clubfauteuils, zaten de twee andere direc teuren, de een met over elkaar gekruiste armen, de «nder kwasi-nonohalant met één hand in den zak. Maar alle drie heeren, de grootste zakenlieden op zuivelge bied van het heele land, met grijze haren en meer er varing op hun gebied dan eenig ander, luisterden met bijna ingehouden adem, naar een klein, zenuwachtig heertje, in vrij slordige kleeding en een verwarde bos grijs haar, dat vóór hen op een stoel zat en bij zijn betoog onophoudelijk heen en weer schoof. Nog zelden «ram er in het voorname vertrek, met het gedempte licht, en het zachte geglim van een zware brandkast Sn een hoek van het vertrek zulk een intense spanning geweest als nu. Het kleine, zenuwachtige heertje was eenige oogenblikken tevoren bijna met geweld tot de idirectiekamer doorgedrongen en had de heeren tot luisteren gedwongen, door zijn verklaringen omtrent •en wereldschokkende uitvinding, die voor de directeu ren van de grootste zuivelonderneming van het land van buitengemeen belang moest zijn. „Mijne Heeren," aldus ging het kleine, zenuwachtige heertje voort, „ik zal U een paar cijfers noemen. Ne derland alleen al brengt per jaar 5 milliard K.G. melk >p, wat tegen den lagen prijs van 6 cent per K.G. altijd nog 300 millioen gulden beteekent. Wat zijn de productiekosten "Wat moeten de boeren uitleggen voor hooi en gras en bijvoeding van de koeien? Wat is dus de winst op die 300 millioen gulden? Laten we eens aannemen, dat die winst de helft is, 150 millioen gulden. Dan gaat er dus de andere helft of 150 millioen gul den zitten in het voer van de koeien, die de melk produceeren, voornamelijk dus in het gras dat ze eten en het hooi en de lijnkoeken. Maar wat gebeurt er met dat voer? Wordt dat allemaal melk? Op geen stukken na, mijne Heeren, op geen stukken na! De koe gebruikt het grootste deel van het dure voer, van het kostelijke gras en hooi, om zijn lichaam in stand te houden. En wat er dan over blijft, komt er uit als melk. Wat een verlies, Mijne Heeren! Wat een kosten we niet maken, eerst in de aanschaffing van koeien, dan in voer, in loonen voor melkers en duizenderlei andere dingen, om aan melk te komen. En wat is nu het heele probleem? Dat we, om melk te krijgen, een koe moeten volstop pen, waarvan die koe dan een klein beetje gebruikt, om melk voort te brengen en de rest in zijn logge lichaam steekt Omdat oogenschijnlijk dat lichaam noodig is, om melk te produceeren. Wat doet nu zoo'n koe? Wat gebeurt er in die maag van dat stomme beest? Een zuiver chemisch proces, gras dat tot melk wordt omgevormd! Mijne Heeren, het is het ei van Columbus! Wat moeten wij dus doen? De eenvoudige chemische formule vinden, waardoor we het gras di rect en heelemaal omzetten in melk, in kostelijke, dure, heerlijke zuivere melk! Wat kan zoo'n koe, wat wij niet kunnen? Bij den tegenwoordigen stand van de weten schap?" Het kleine heertje hield even op, terwijl de drie grijze directeuren toestemmend knikten en elkaar eens veelbeteekenend aankeken. Het heertje vervolgde: „Ga nu eens verder na. Mijn Heeren. Daor het gras met een chemische behandeling in melk om te zetten, gaat er niets verloren. De productie van Nederland alleen dus kan worden niet 5 milliard K.G. per jaar, maar minstens 25 milliard, met een waarde van 1500 millioen gulden. En de kosten van het produceeren zullen niet zijn, zooals we daarstraks zagen 150 milli oen gulden, maar hoogstens 50 millioen, de kostprijs van het gras en wat chemicaliën! Dus een netto-winst van 1450 millioen gulden per jaar. Mijne Heeren, in plaats van een ongelukkige 150 millioen! En ik, Mijne Heeren, heb deze uitvinding gedaan. Door behandeling met een eenvoudige chemische stof heb ik van gras melk, en daarvan weer melkpoeder gemaakt! Hier is, mijne Heeren, een monstertje ervan! Aan U om het te beproeven, en om vervolgens mijn soheikundige formule te koopen!" Op dat oogenblik rinkelde de huistelefoon. De oudste directeur nam het toestel van den haak en luisterde. Hij kon een beweging van schrik niet onderdrukken. Hij keek schichtig naar het oude heertje, dat op eens in zijn papieren verdiept scheen en in zich zelf scheen te praten. Dan fluisterde de oudste directeur tot zijn twee mede-directeuren: „Een ontsnapte gevaarlijke krankzinnige, vooral niet kwaad maken, hij wordt zoo meteen gehaald". Zoo kalm mogelijk richtte hij daarna het woord tot het oude heertje, en zei, hoewel zijn stem toch een klein beetje trilde: „Hm. waarde heer, wij stellen zeer veel belang in Uw uitvinding. Als U ons dus de formules wilt geven en het proefbusje, dan zullen wij alles onderzoeken, en zullen U zeker een heel groote som betalen, als de zaak in orde is." „Goed, goed", zei het oude heertje gejaagd, „hier is het busje. Stop het in de brandkast, dat ze het niet stelen. Ze denken dat ik gek ben, ziet U? U moet het nu dadelijk in de brandkast stoppen!! Nu dadelijk!" „Goed, goed", suste de oudste directeur, wat nerveus, en ging naar die brandkast, die hij met zijn sleutel opende. Juist op dat moment werd er geklopt, en on- dellijk daarop traden twee mannen in donkere ge stichtsuniformen binnen, met een dwangbuis in de hand. „Neenee, ik wil niet mee, ik wil niet, ik wil niet!!!" gilde het oude heertje plotseling. Zijn gelaat was wild vertrokken en voor iemand het kon beletten, had hij zich in de manshooge brandkast gewrongen en de deur dicht getrokken. De beide gestichtsoppassers liepen rustig de kamer binnen, met een medelijdend lachje op hun gelaat, terwijl ze zeiden: „Laat U hem maar aan ons over, meneer, hij is altijd zoo wild, als hij ontsnapt is. Dat gebeurt bijna elke drie maanden. Een triestig.geval, meneer". De mannen trokken de kluisdeur weer open en sleurden het oude heertje, dat wild tegenspartelde en zich in den versten hoek van de brandkast had gedron gen, naar buiten. In een oogwenk hadden ze hem het dwangbuis aangedaan en na een beleefden groet en verontschuldiging voor de moeite die veroorzaakt was, gingen ze snel heen. Buiten wachtte een gesloten auto met neergelaten gordijntjes, waarin ze snel wegreden met hun patiënt. De directeuren van de zuivelonderneming wisohten zich het zweet van het voorhoofd en de oudste zei, terwijl hij het busje gewone gecondenseerde melkpoe der uit de brandkast haalde: „Dat was een benauwd kwartiertje! En toch zit er wel iets in dat idee van dien krankzinnige. Merkwaardig, hoe logisch sommige krankzinnigen kunnen denken... groote Genade... wat ls dat... ddddd"... Verder kwam hij niet. Sprakeloos van ontzetting keek hij naar den geopenden brandkast en wees met bevende hand naar een ledige trommel... Vijf-en-zestig duizend gulden in bankpapier waren verdwenen. Meegenomen door het zoogenaamde krankzinnige heertje, met zijn wereldschokkende uitvinding en zijn trawanten. IS HET U BEKEND: d a t er ongeveer 35.000.000 automobielen ter wereld zijn? dat dit ohgeveer 1 op elke 55 bewoners van de aarde uitmaakt? d a t de eerste waterleiding in Amerika in 1652 werd aangelegd? dat geld uitgezet tegen 4 rente op rente, in 18 jaar verdubbeld wordt, terwijl het tegen 8 verdrievoudigd wordt in minder dan 14 jaar? d a t er jaarlijks 90 millioen Camembert kazen in Ca membert (Normandië) gemaakt worden? dat er in die plaats voor den grondlegger dier indu strie, Marie Havel genaamd, een standbeeld is opge richt? Groot zakenman: Mijn zoon, ik heb eens ernstig na gedacht, en ik denk, dat ik me eind van dit jaar uit df zaken ga terugtrekken, waarna jij de zaken kunt voortzetten. De zoon: Haast U niet, pa! Werk nog een paat jaartjes door, dan kunnen we ons samen terugtrekken! Agent: Hoe lang denkt U die auto daar nag onbe heerd te laten staan? Heer: Wel, het is mijn auto niet! Maar ik denik we) dat ik U kan beloven, dat hij er niet lang meer za!" staan. Hij is namelijk van onze nieuwe dienstbode. O, schoonheid! 't is aan u, dat we allen offers brengen, Vergeefsch is 't, vorm of klank of kleuren saam te mengen. Bezielt gij 't beeld niet, zweeft uw geest niet door 't gewrocht, De schranderheid, de vlijt, baart enkel wangedrocht. Bilderdijk. o De smart over het verlies neemt den dank voor het bezit niet weg, maar legt er een waas van weemoe» over. o Het is, of de menschen erop uit zijn, hen, die het goede willen, ervan af te schrikken. Toch moet men blijven volhouden en zelfvoldoening als eenig loon verwachten. Jans was door haar vader, een welgestelde boer, naar een dure kostschool in de stad gestuurd en na twes weken onderteekende Jans haar brieven heel deftig met „Jansica". Daarop ontving zij een brief van haar vader, die aï volgt luidde: „Beste Jansica: Je brief heb ik ontvangen. Moede* rica en Geurtica maken het best Herremannica heeft een nieuwe vriend, die heet Bartica Mestica. Tante Pleunica en oom Kobusica zijn naar Lutjebroekika ver trokken. Beste groeten van Vaderica." Een geestdriftig oudhedenverzamelaar ging een anti< quairszaak binnen om eens rond te neuzen. Een klein meisje, blijkbaar het dochtertje van den eigenaar, stond achter de toonbank. De verzamelaar bekeek een paar voorwerpen. Eensklaps ontdekte hij, op een stuk pa pier iets, dat op een langwerpige, bruine eikel geleek. Haastig nam hij zijn vergrootglas uit zijn zak, om het wonderlijke voorwerp nader te bestudeeren. „Dat is een wonderlijk gesteente of een merkwaardig stuk amber," riep hij uit, vol geestdrift, „noe kom je daaraan Het kleine meisje keek hem een oogenblik zeer wan. trouwend aan en zei dan snibbig: „Daar blijft U van af hoor! Dat i6 mijn toffie waar ik net op gezogen heb!" 150. Maar Abdallah el Ongemak vindt heelemaal niet, dat de zaak goed afgeloopen is. Hij heeft heel wat tijd noodig gehad om van zijn verzbazing te bekomen over de verregaande brutaliteit van drie verkleeoe vreemde lingen. Dat er iemand tegen hem, den grootvizier, aanbotste is nog nooit gebeurd. En dat hij heelemaal tegen den grond zou kunnen worden gebokst, dat heeft Abdallah el Ongemak nooit durven droomen. Als hij van zijn verbazing wat bekomen is wenkt hij een van zijn krijgslieden. Laat zes man onmiddellijk te paard stijgen, beveelt hij, en dat rommelende muziekding achterhalen. Ze mogen me niet onder oogen komen als ze het niet meebrengen. Loop zoo hard Je loopen kunt en wee je gebeente, als mijn opdracht niet wordt uitgevoerd. De krijgsman, die banger is voor Abdallah el Ongemak dan voor alle woestijnroovers uit de heele Sahara, buigt deemoedig en zet het op een loopen of hij zelf de auto in wilde halen. Maar daar zou hij niet veel kans toe hebben. Gerrit heeft wel begrepen, dat het ongeluk nog een staartje zou hebben en dus heeft hij Dicky tot den grootsten spoed aangespoord. 160. Weldra verlaten zes kloeke Arabische ruiters de stadspoort van Benghasi. Ze zijn gezeten op snelle Arabische paarden, die geweldig hard kunnen loopen en het lang volhouden ook. In de woestijn komen ze zeker sneller vooruit dan een auto. De drie nieuwe Ooster lingen zullen dus op moeten passen, anders zijn ze weer in Benghasi terug, vóór de zon nog onder de kim is gedaald. Maar All ben Goochem vermoedt wel, dat ze achterna gezet zullen worden en telkens spoort hij Dicky aan tot sneller rijden. Toch help* dat weinig. Als de woestijn niet rotsachtig is, kun je er heel ver in zien en de aanvoerder der ruiters heeft dus al spoe dig de vluchtende auto ontdekt Nog wat sneller rijden, mannen, gebiedt hij, opdat we gindsche walmaohine voor onzen Meester sleuren, eer nog de dagvorstin is ondergegaan. Een ruime belooning zal dan ons deel zijn, want Abdallah el Ongemak, lang moge hij leven In een bestendige gezondheid, schijnt zeer gehecht te zijn aan de lieden die grinds trachten weg te vluchten... Na deze toespraak buigen de ruiters zich over hun paarden en vliegen vooruit els afgeschoten pijlen. Dat ziet er voor Suleika, Ali Baba en Ali ben Goochum niet hoopvol uit...

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 21