PUROL
Voor elck wat wils.
HET EEUWIGE VUUR
VAN MORENI
De wereldscheepsbouw.
EEN BIDET VAN
DUIZEND DOLLAR
DE OLIEBRONNEN VAN ROEMEN Ië
REEDS EEN JAAR IN BRAND.
Zullen sij loch gebluscht worden?
BOEKAREST, October 1930.
REEDS meer dan een vol jaar brandt in Moreni
een oliebron de grootste en rijkste oliebron
..daarbij van geheel Roemenië. Van de hoog
ten van de Predal af, 170 K.M. van de plaats
van den brand verwijderd, is de gloed van het vuur
duidelijk zichtbaar. Het is een onvergelijkelijk schouw
spel. Heerlijke kleursdhakeerlngen zooals men
sleohts ziet bij een Noorsohe Zonsopgang; een licht
zoo intens, dat de nacht dag lijkt. Men zou denken,
dat de morgen reeds aanbrak. Soms ook lijkt het een
vlammende zonsondergang.
Van Sinaia, de zomerresidentie der Roemeensdhe ko
ningen, leidt een landweg door een woest gebergte;
een smalle rotsweg, gebrekkig aangelegd. Na twee
uur van deze oneindige wouden en rotspartijen opent
zich voor onze oogen plotseling een dal, dat op het
eerste gezicht een rommeligen, vullen aanblik biedt.
Honderden boortorens, hooge stapels hout, enorme
plassen zwarte olie, groote rookwolken en vochtige
stoom, schimmen van menschen en glimwormachtige
booglampen. En dit alles feeëriek verlicht door een
honderd Meter hooge petroleumlamp, een rood-en-wit-
geltleurde, brullende reuzenvlam: de brandende olie.
De grond beeft van het geloei der vuurzuil, welke alles
verlicht en een moorddadige hitte verspreidt. Sissend
slaat de vlam omhoog als door den aarddruk steenen
zoo groot als een menschenhoofd uit het boorgat in
het luchtruim worden geslingerd: een gigantisohe prop
penschieter. Reeds meer dan een jaar speelt zich hier
een drama af, waarvan de gevolgen nog niet geheel en
al overzien kunnen worden. Reeds meer dan een jaar
wordt een heldhaftigen, taaien strijd gevoerd, een
strijd om het behoud van het rijkste Roeraeensche
oliegebied.
Bron 160 is in Mei 1929 geboord; 1800 Meter diepte
werd bereikt, zonder dat er Iets gebeurde dieper
boorde men in Roemenië nooit. Toen schoot plotseling
de ollefontein met titanengeweld omhoog, steenen
meesleurend en alles in een regen van olie hullend.
Een steen vloog tegen den metalen boortoren von
ken sloegen eraf en deze ontstaken de gassen. Het
volgend oogcniblik stond de bron in brand. En van dit
oogenblik af is het geweld van het vuur, van de
enorme steekvlam geen oogenblik verminderd. Vijf-en-
twintig atmosferen druk hebben de gassen bij de uit
monding van het boorgat. Op 200 atmosferen schat
men den oliedruk in het binnenste der aarde. Natuur
lijk kan men van den beganen grond af, geen blus-
schingspogingen ondernemen. Men kon evengoed den
Atlantischen Oceaan willen dempen, als deze branden
de hel met brandspuiten bestrijden. Ook bommen, uit
vliegtuigen geworpen of artillerievuur om het boorgat
te verwoesten en te verstoppen kan geen redding
brengon. De geweldige kracht, die hier aan het werk
is, trekt zich van deze middelen niets aan.
Uit heel de wereld zijn vaklieden aangekomen om
het probleem in studie te nemen. Twee millioen Lei
heeft mén uitgeloofd voor dengenc, die een afdoende
methode vindt! Maar üiets wil gelukken. De inwoners
van Moreni zijn reeds lang gewend aan het bruisen,
aan het trillen van den grond en aan het eeuwige
licht. Maar angst voor de toekomst staat op hun gelaat
geschreven. Als de bron niet spoedig wordt verstikt,
zal het heele oliegebied worden uitgeput en zullen ook
4e andere olie-bronnen niets meer opleveren.
Dagelijks stroomen er twee tot drie millioen lcuibleke
Meter gassen weg. „Natte gassen" worden zij genoemd.
En dagelijks zou men uit deze gassen 800.000 Kilogram
lichte Benzine kunnen winnen, ter waarde van onge
veer 30.000 gulden. Dat alles verbrandt nu. En men
weet niet op welke wijze men aan deze catastrophe
een einde zal maken.
De voorraad brandstof in het inwendige der aarde
schijnt onuitputtelijk te zijn. Het is niet onmogelijk,
dat Europa hier een zoogenaamd „Eeuwig Vuur"
krijgt.. Aan de Kaspische ïee zijn er reeds dergelijke
„Heilige" vuren. Zoo is b.v. de „Eeuwige Vlam" van
Bakoe zeer bekend, een vuur, dat reeds ln de 10de en
13de eeuw door reizigers werd beschreven en dat het
middelpunt vormde van een rellgleuse richting, n.1. de
zoogenaamde „vuur-aanibidders', welke men tegenwoor
dig nog in Perzië kan aantreffen.
Nog steeds wordt er in Moreni gestreden. Drie
schachten heeft men geboord, want de eenige moge
lijkheid om den brand te blusschen, is de gasdruk af te
snijden of tenminste af te lelden. Daartoe moet men
natuurlijk een schacht graven, die diep onder de aarde
bij de bron uitkomt. Met bijzondere toestellen moet men
de ijzeren- buis, waarmede het boorgat is bekleed,
doorsnijden en de gasleidingen aanleggen. De arbeid
in deze schacht is haast onmogelijk. Het is een elnde-
looze kwelling. De geheel naakte arbeiders worden
voortdurende met water besprenkeld, terwijl er steeds
versche, sterk afgekoelde lucht in de schacht wordt
gepompt. Na een arbeid van twee weken stortte de
eerste schacht in. Men graaft een tweede... Maar de
doorgeploegde aarde laat de gassen door... Een ont-
ploffliig volgt, vijf arbeiders en twee ingenieurs laten
het leven.
240 Meter van de brandende bron begint men nu een
derde schacht te graven. Deze schacht wordt direct met
beton bekleed. Vier maanden wordt er weer koorts
achtig snel gewerkt en merkelijk men bereikt op 60
Meter diepte het boorgat van de brandende bron. En nu
komt het Hazardspel: het aanbrengen van het snij-ap-
paraat en do afvoerleidingen.
Dit toestel ls werkelijk op geniale wijze geconstrueerd.
Maandenlang heeft men eraan gewerkt. Met een spe
ciaal daarvoor vervaardigde kraan wordt het werk
tuig in de schacht neergelaten. En weer geschiedt er
iets vreeselijks: twee staaltrossen breken- en het toe
stel is verloren. Men onderzoekt de zaak en nu blijkt
het, dat de kabels half waren doorgevyid: sabotage
in het spel! Een streek der concurrenten! Twee maan
den duurt het onderzoek. Twee millioen Lei worden als
belooning uitgeloofd voor het ontdekken of aangeven
van den dader of daders. Maar elk spoor ontbreekt...
En weer moet men van voren af aan beginnen. Ter
wijl daar vlakbij onmetelijke schatten in rook opgaan
en Roemenië het gevaar loopt, haar rijkste oliegebied te
verliezen. Reeds vermindert de druk in de naburige
boorgaten belangrijk. En dat beteekent dat men moet
pompen inplaats van dat de aarddruk de olie omhoog
drijft dat beteekent, dat de grootste winsten ver
loren gaan. gelijks een halve ton! En dagelijks
nieuwe moeilijkheden.
Begin Mei nam de catastrophe een andere wending.
Een krater vormde zich om het boorgat heen. Een
oogenblik scheen het, alsof de brand zichzelf had ver
stikt De vlam verdween... IJdele hoop! Er volgde een
zandregen en uit den krater spoot een nieuwe vlam
menzee omhoog. Een gigantisch schouwspel. De strijd
der Natuur tegen de menschelijke hebzucht
Reeds een jaar brandt bron 160 in Moreni! Zal zij
ooit gebluscht worden?
(Nadruk verboden).
Tobben benadeelt de gezondheid.
Een tobberige vrouw is dadelijk te herkennen. Zij
is magerder dan goed voor haar is, haar teint is
mat, haar mond vast opeengesloten met neerhan
gende mondhoeken. Als gij haar vraagt, hoe het
gaat, is het altijd: „Niet te best". En dat verwachtte
U wel en de reeks van feitelijk onbelangrijke
klachtjes, die erop volgt, is ook niets nieuws. U voelt
medelijden met haar, maar kunt haar niet helpen.
Intusschen zijn er genoeg menschen, die altijd kla
gen en hun klachten ook wel werkelijk meehen
die er zich van bewust zijn, dat-zij eigenlijk verlan
gen naar medelijden, al is het maar zelfmedelijden
en die maar blijven doortobben, omdat zij zich in die
geestelijke atmosfeer thuis voelen. Zoo 'ontstaat de
verkeerde en vooral voor de gezondheid nadeelige
gewoonte van tobben.
Nu spreken wij niet van menschen, die getroffen
worden door een groot verdriet, verdriet is heel wat
anders dan getob en een waardig godragen verdriet
zal ook npoii ontaarden-in getob. Toclv is er één raad,'
dien wij ook kunnen geven aan menschen, die kort
geleden door een zware smart zijn aangegrepen en
wel: niet te vlug eten en alleen een licht verteer
baar voedsel te gebruiken. Een maaltijd overslaan is
heusch niet erg. En wel om deze reden. Een gedrukte
gemoedsstemming (onverschillig of die veroorzaakt
wordt door verdriet of door tobben) heeft een slech
ten invloed op de spijsvertering. Én wanneer men
nu toch veel en zwaar eet, wordt het voedsel niet
verteerd en kan dit op den duur onaangename maag
stoornissen veroorzaken. Het ia dus beter om weinig
te eten. zoodat alles toch nog verteerd wordt. Wan
neer mon zichzelf door de tobgewoonte voortdurend
in een slechte stemming houdt, zal dit alles echter
niet veel helpen.
Tobben is niets anders dan een verslapte en meer
permanente vorm van angst en heeft dus dezelfde
algemeen bekende slechte gevolgen. Daardoor ont
staat een vicieuze cirkel. De voortdurend bqneden
peil blijvende spijsvertering heeft een slechten in
vloed op het humeur, waardoor het weer moeilijker
wordt van de tobgewoonteu af te komen. Dan kah
men wel weer gaan tobben over zijn slechte gezond
heid, maar daardoor zal het niet beter worden.
Bovendien heeft het een-slechten invloed op andere
menschen en vooral op kinderen. Kinderen met een
tobberige moeder zijn werkelijk te beklagen, want
er is nooit een vroolijke stemming in huis. Hetzelfde
wat wij reeds zeiden over de spijsvertering, geldt nog
veel meer voor kinderen. Hoe kunnen de kleinen
gezond blijven, als er aan tafel nooit een opgewekte
stemming heerscht? En zwakke kinderen, die bo
vendien altijd tobberij en klachten moeten aanhoo-
ren, gaan op den duur zelf ook zorgjes aankweeken,
zij worden daardoor veel gevoeliger voor ziekten en
ook zij zitten nu in den vicieuzen cirkel.
Nu moeten wij niet denken, dat wij daaraan niet
kunnen ontkomen. Wij moeten twee dingen besef
fen: ton eerste, dat niemand meer dan één emotie
tegelijkertijd kan voelen %wel kort na elkaar en
ten tweede, dat een gezonde emotie e.en uitweg moet
hebben en ook zoeken zal. Wij zullen daarom zien,
dat iemand, die geheel en al beheerscht wordt door
de tobgewoonte, zelden andere aandoeningen onder
vindt. En ten tweede: elke emotie, ook tobben, moet
zich uilen. Tobben is echter al gedegenereerde angst
en daarom uit het zich niet altijd normaal. Angst
daarentegen is zeer natuurlijk, maar heeft ook na
tuurlijke handelingen tengevolge. Als iemand een
dollen stier op zicli af ziet komen, loopt hij weg. Een
moeder, die bezorgd is voor haar zieke kind, zal het
met zorg verplegen. Daarom is verdriet zooveel erger
wanneer, wij niets kunnen doen, omdat dan de emo
tie zich niet uiten kan in een handeling en daarom
zich ook op ons lichaam wreekt. Dit laatste is wei
eens onvermijdelijk bij een zwaren slag, die ons
trèft, maar wij mogen onze gezondheid niet op die
wijze in gevaar brengen door getob. Dit is gemak
kelijker gezegd, dan gedaan. Toch niet. Want tob
ben is evenals angst daarom zoo slecht voor ons, om
dat wij dan alle spieren in ons lichaam gespannen
houden, wat natuurlijk een groot deel van onze
kracht opeischt. Wanneer gij nu bemerkt, dat er
weer tobberige gedachten opkomen, kunt gij het
beste voor een open raam langzaam al Uw spie
ren ontspannen, fdoor eerst Uw hoofd langzaam
voorover te laten bakken en uw armen slap te laten
hangen en dan de ruggegraat van bovenaf tot het
middel ie ontspannen, zoodat gij geheel slap staat.
Xa een paar seconden wordt de romp en daarna het
hoofd weer opgericht. Als U dit vier of. vijf maal her
haald heeft, kunt U nog even op bed gaan liggen
met uw armen slap langs het lichaam, waarbij IT
zich voorstelt, dat U buitengewoon zwaar is en het
bed U ophoudt: Dan valt het gemakkelijker, alle
spieren te ontspannen. Verder moet U ernaar stre
ven aan niets te denken. Als U erin slaagt, de spie
ren werkelijk te ontspannen, zult U bemerken, dat
het getob verdwenen is en dat is al een felecitatie
waard. WINIFRED.
(Nadruk verboden.)
Neg verdere vermindering van de bedrijvig
heid. Nederland door Frankrijk en Italië van
de vierde naar de zesde plaats gedrongen.
Uit de drie-maandelijksche opgaaf van Lloyd's Regis
ter of Shipping blijkt, dat op 30 September over de ge-
heele wereld, zonder Rusland, slechts 580 zeeschepen
met een gezamenlijken bruto inhoud van 2.569.036 regis
ter ton in aanbouw waren; hierbij is geen rekening ge
houden met zeevaartuigen, welke een bruto inhoud van
minder dan 100 register ton hebben en evenmin met bin
nenvaartuigen. Ten opzichte van den toestand aan het
einde van het tweede kwartaal is de achteruitgang 108
schepen met 448.615 ton, terwijl het nadeelige verschil
met verleden jaar 124 schepen en 137.190 ton bedraagt.
Rusland heeft voor het derde kwartaal van dit jaar
geen gegevens verstrekt en in verband daarmede zijn
bij bovenstaande vergelijking de Russische cijfers van de
beide andere tijdvakken eveneens buiten beschouwing
gelaten.
Van de op 30 September onderhanden vaartuigen zijn
281 stoomschepen met een bruto inhoud van 999.634 re
gister ton, en 274 motorschepen met 1.559.334 ton. Bij de
stoomschepen beteekent dit een achteruitgang ten op
zichte van den toestand aan het einde van het vorige
kwartaal van 72 schepen met 100.235 ton, tegen 28 vaar
tuigen en 220.571 ton bij motorschepen. Vergeleken met
den toestand op 30 September 1929 is het nadeelige ver
schil bij de onderhanden stoomschepen 120 vaartuigen
met 251.616 ton, terwijl daarentegen het aantal motor
schepen onveranderd is, en de bruto inhoud zelfs 116.290
ton grooter is.
Ruim veertig pet. van alle onderhanden scheepsruim-
te is bestemd voor vervoer van olie.
De gemiddelde bruto inhoud van alle onderhanden
stoomschepen is gestegen met 495 ton tot 3557 ton en is
daarmede 547 ton grooter dan aan het einde van het
derde kwartaal van het vorige jaar; bij motorschepen
bedraagt de stijging van den gemiddelden bruto inhoud
der onderhanden vaartuigen 81 ton tot 5647 ton, waarme
de het verschil ten opzichte van verleden jaar is geste
gen tot 609 ton.
In Groot-Britannië is de bedrijvigheid nog verder ver
minderd, op 30 Juni waren slechts 258 schepen met
1.116.746 ton in aanbouw, of 53 schepen met 275.317 ton
minder dan op 30 Juni 1930 en 83 schepen met 331.609
ton minder dan op 30 September 1929.
De Vereenigde Staten hebben de tweede plaats behou
den, al is de onderhanden scheepsruimte achteruitge
gaan met 25.189 ton tot 212.974 ton, wat dan nog 100.964
ton meer Is dan op 30 September 1929 op Amerikaansche
werven in aanbouw was.
Duitschland heeft thans zelfs de derde plaats moeten
prijsgeven, de hoeveelheid onderhanden werk ls met
43.268 ton gedaald tot slechts 194.200 ton, het verschil
met verleden jaar bedraagt 41.576 ton.
Frankrijk 'heeft de derde plaats bezet; door het op
Er is geen deugdelijker middel voor
het verkrijgen en behouden van een
fraaie Huid van Handen en Gelaat dan
In dooz«n van 30-60 en 90 ct. Tuba 40 ct.
stapel zetten van een tweetal groote stoomschepen is het
onderhanden werk met 22.347 ton gestegen tot 209.307
ton, waarbij het voordeelige verschil met verleden jaar
tot 63.531 ton is toegenomen.
Italië komt met 188.384 ton op de vijfde plaats, de voor
uitgang ten opzichte van het vorige kwartaal bedraagt
45.309 ton, en tegenover verleden jaar zelfs 118.550 ton.
De op Nederlandsche werven onderhanden scheeps
ruimte is in het derde kwartaal met 2525 ton achteruit
gegaan, hoewel het aantal schepen in aanbouw met acht
is toegenomen. Onderhanden zijn 45 schepen met een
bruto inhoud van 184.920 regsiter ton, of 10 schepen en
39.109 ton minder dan op 30 September 1929.
In Nederland is de bouw van motorschepen, waarbij
13 tankschepen met 75900 ton, in het afgeloopci kwar
taal nog toegenomen met 9 vaartuigen en 1443 ton tot
37 schepen met een bruto inhoud van 175.680 ton; verle
den jaar waren 39 motorschepen met 189.829 ton, waar
bij 2 tankschepen met 14.100 ton, in aanbouw. De on
derhanden stoomschipruimte is nog verder ingekrom
pen tot 8 vaartuigen met slechts 9240 ton, en is één vaar
tuig met 4968 ton kleiner dan op 30 Juni l.i. en 8 vaar
tuigen met 24.960 ton kleiner dan op 30 September 1930.
De gemiddelde grootte van in Nederland onderhanden
stoomschepen is weer verder gedaald met 423 ton tot
1155 ton en is daarmede 984 ton kleiner dan verleden
jaar; van de onderhanden motorschepen is de gemid
delde grootte achteruitgegaan met niet minder dan 1439
ton tot 4748 ton, doch dit cijfer is slechts 119 ton lager
dan verleden jaar.
Gerekend naar den tonneninhoud van alle onderhan
den vaartuigen is het aandeel van de Nederlandsche
scheepsbouw in het wereldtotaal (zonder Rusland) 7.2
pet., tegen 6.2 pet. op 30 Juni 1930 en 8.3 pet. op 30 Sep
tember 1929. Voor de onderhanden stoom- en motor
schepen van minder dan 2000 ton zijn gerekend naar het
aantal 8.0 pet. (vorig kwartaal 4.4 en vorig jaar 11.4)
pet. in Nederland in aanbouw, voor schepen van 2000
tot 10.000 ton is ons aandeel 8.5 (o.s. 6.0 en 3.7) pet. en
voor grootere schepen 6.4 (o.s. 10.0 en 22.2 pet.
Gedurende het derde kwartaal zijn over de geheele
wereld 262 zeeschepen met een bruto inhoud van 721.085
register ton te water gelaten, of 50 schepen met
146.591 ton minder dan in het tweede kwartaal van
1930 doch 29 schepen met 23.185 ton meer dan in het
derde kwartaal van 1929 (zonder Rusland).
Gerekend naar de hoeveelheid te water gelaten
scheepsruimte komt Nederland op de vierde plaats, na
Groot-Britannië, Duitschland en de Vereenigde Staten
met 15 schepen en een gezamenlijken bruto inhoud van
46.152 ton, d.i. 4 schepen meer doch 5246 ton minder
dan in het vorige kwartaal en evenveel schepen, doch
27.912 ton minder dan in het derde kwartaal van ver
leden jaar. Van de 144 stoomschepen met een bruto
inhoud van 245.492 ton, die in het afgeloopen kwartaal
te water gelaten zijn komen slechts 4 vaartuigen met
2774 ton op Nederlandsche rekening; van de 96 motor
schepen met 459.315 ton, zijn 11 schepen met 43.378
ton ins ons land te water gelaten.
Op stapel gezet zijn slechts 175 schepen met 480.244
ton, of 20 schepen en 66.916 ton minder dan in het
vorige kwartaal en 50 schepen met 180.449 ton minder
dan in het derde kwartaal van 1929. In Nederland, waar
gedurende het tweede kwartaal slechts 10 vaartuigen
met 24.500 ton op stapel gezet werden, is in het derd®
kwartaal begonnen met den bouw van 16 vaartuigen
met een bruto inhoud van 44,288 ton. Hiermede is
thans, op een enkele uitzondering na, de aanbouw van
de eenige maanden geleden bestelde tankschepen onder
handen genomen, en is het aantal op uitvoering wach
tende bestellingen tot een minimum geslonken.
Over de geheele wereld zijn 92 stoomschepen met
232.659 ton op stapel gezet, in ons land is met den
bouw vam sleohts één klein stoomvaartuig met een
bruto inhoud van 110 register ton begonnen.
Over de geheele werelJ zijn sleohts 64 motorschepen
met 240.236 ton op stapel gezet, of 24 vaartuigen met
150.901 ton minder dan In het tweede kwartaal. Neder
landsche scheepswerven zijn begonnen met den bouw
van 15 motorschepen, die een inhoud hebben van 44.178
ton, tegen 8 vaartuigen met 19.420 ton in het vorige
kwartaal.
Gerekend naar den bruto inhoud van op stapel ge
zette schepen komt Nederland op de derde plaats na
Groot-Britannië en Italië; het aandeel van ons land
in over de geheele wereld op stapel gezette scheeps
ruimte bereikte het gunstige cijfer van 9.2 pet. Wat
den bouw van zeeschepen betreft is de toestand in Ne
derland tot dusver nog betrekkelijk gunstig gebleven
in verhouding met die in verscheidene andere landen.
De voorzichten voor het laatste, kwartaal zijn echter
ook voor onze scheepsbouwnijverheid zeer somber, zoo
goed als alle onuitgevoerde bestellingen zijn thans on
derhanden genomen en nieuwe bestellingen kunnen
voorhands nauwelijks verwacht worden. N.R.Ct.
Uit het Amerikaansch van
ÜMMA UPT0N VAUGHN.
(Nadruk vêrboden.)
HET was tien uur 's morgens, op een mooien,
helderen Zaterdag, midden in den winter,
toen een dame een van do selecte waren
huizen van New York binnentrad.
„Ik moet in de bontafdeoling zijn", wendde ze zich
tot, den chef, die in de centrale hall gestationneerri
was, om bezoekers, die belangrijke inkoopen kwamen
doen, behulpzaam te zijn.
„Alstublieft Mevrouw, dezen kant uit. Dan moet U
op de derde vèrdiening zijn."
En de chef ging naar voor naar de lift.
Op den weg naar boven taxeerde hij de cliënte nra
te beslissen wat voor bont hij haar zou laten zien.
Hij zag schittering van diamanten aan oen ongehand-
schoende hand en snoof den geur van kostbare par
fum. Het was op'end'op een „lady", luidde zijn onuit
gesproken eindoordeel.
Dientengevolge liet hij haar, toen ze de bontafdee-
ling bereikt hadden, zilvervos zien en echt sealskin.
Maar opeens viel lraar blik op een goud-bruin glan
zende, moderne stola van otterbont en de chef zag
direct aan de liefkoozendo manier, waarop ze het
zachte vel streelde dat ze daar haar zinnen op gezet
had.
„Wat is dc prijs hiervan?" vroeg de dame, terwijl
ze er met bewondering en welbehagen naar keek.
„Tweehonderd vijftien dollar", antwoordde dc chef,
nadat hij het prijskaartje bestudeerd had.
„Het is wel prijzig" verklaarde do dame aarzelond,
^maar
Wéér streelde ze liefkozend het bont en keek er
met verlangenden blik naar. Tenslotte sloeg ze hof
met oen gracieuse beweging om zich heen en liep naar
den spiegel. Het flatteerde haar kolossaal, dat stond
vast. Zelfs de chef, die toch heel wat moois en goed-
gekloede vrouwen zag, keek vol bewondering naar
haar spiegelbeeld.
„Het is wel duur", herhaalde ze weifelend", het is
eigenlijk boven het bedrag dat ik uitgetrokken had,
maar liet is wel erg mooi. Erg mooi", zei ze nog eens,
met iets streelend en verlangend» in haar stem, ter
wijl ze zich voor den spiegel half omdraaide en wéér
langs het zachte bont streek.
„Het staat u voortreffelijk, het harmosieert zoo hee-
lemaal met uw figuur", verklaarde do chef compli
menteus.
„Ik geloof dat ik het. dan maar neenr", zei ze ein
delijk, met een lichten zucht. „Ik zal het meteen maar
aanhouden. Het is tamelijk koud vandaag".
Ze opende haar handtasc.h en haalde er een bank
biljet. van duizend dollar uit.
„Heeft u het niet kleiner?", vroeg de chef. „Ik moet
dit bij den kassier laten wisselen, dus u zult even
moeten wachten".
„Neon, lk heb liet "niét kleiner", antwoordde ze.
„Laat u het dan maar even wisselen".
De chef nam het biljet aan en stuurde een bediende
van de bontafdeeling er mee naar dc centrale kas.
Do dame kortte zich den tijd met rondkijken, maar
na eenigen tijd keek zij toch ongeduldig op haar
horloge.
„Het duurt lang om het gewisseld te krijgen",
merkte ze op.
„Het is op Zaterdagochtend altijd druk bij den kas
sier", verontschuldigde de chef en om haar af teriei-
den, vestigde hij haar aandacht op enkele nieuwe
snufjes.
Maar al spoedig keek ze weer op haar horloge. De
chef zag dat ze boos werd, maar op hetzelfde oogen
blik kwam juist de bediende terug met het wissel
geld.
„Nu, dat heeft ook lang geduurd", klonk het 'n
tikje snibbig, „konden ze het bij den kassier niet wis
selen?"
Do jeugdige bediende zag den waarschuwenden blik
van den chef niot en vertelde de waarheid, een waar
heid die verborgen had behooren te blijven.
„Dc kassier heeft het biljet naar de bank gestuurd,
maar het was in orde. Het is regel op kantoor",
voegde hij' er verontschuldigend aan toe", dat wan
neer er groot bankpapier in betaling wordt gegeven,
de echtheid daarvan eerst even wordt onderzocht."
Met een gebaar als van een beleedigde keizerin,
wierp de dame de stola af; het kostbare bont gleed
op den vloer.
„Het is mijn gewoonte niet om met valsch geld
in mijn tasch te loopen", zei ze koud. „Houdt u het
bont maar, het heeft zijn attractie voor mij verloren
na de behandeling, die ik hier ondervonden heb.
Haalt u alstublieft mijn bankbiljet van kantoor terug.
Maar hetzelfde dat ik u gaf, denkt u er om", voegde
ze er snijdend aan toe.
Vergeefs trachtte de chef haar op haar besluit te
doen terugkomen, maar zonder succes. Toen de be
diende haar het duizend dollar biljet teruggaf, be
keek ze het nauwkeurig.
„Ik zal er mee naar de bank gaan om het te laten
keuren!"
En zonder de bedienden verder een groet waardig
te keuren, stqpte ze naar de lift. De chef, allerminst
...op eijn gemak, deed haar uitgeleide. Maar ook hem
gunde ze nog geen knik.
Voor het trottoir stond een Rolls Royce. Een lakei
sprong van de voorbank en opende eerbiedig het
nortier. De dame stapte in en de auto suisde weg.
Tegen half vier dien middag zag de chef, die dien
ochtend de dame te woord had gestaan, tot zijn ont
steltenis de mooie Rolls Royce voor den hoofdingang
van het winkelpalois stilhouden en zijn heetgebaker
de cliënte van vanmorgen, binnenkomen.
Ze liep direct naar hem toe.
„U moet mijn mijn kinderachtigheid van straks
maar vergeven", begon ze zóó vriendelijk, dat hij zich
direct op zijn gemak voelde. „Ik ben van nature erg
prikkelbaar", verduidelijkte ze. „Maar achteraf moet
ik erkennen dat do firma die mij persoonlijk niet
kent, het volste recht heeft om voorzichtig te zijn.
Er is zooveel bedrog in de wereld! Maar ondertus-
schen heb ik de heelo stad afgeloopen, om een bont
te vinden dat mij evengoed aanstond als wat ik van
ochtend hier gezien heb, maar ik kon niet naar mijn
zin slagen. Ik hoop dat u het nog hebt en
duizend dollar kunt wisselen!"
Zij glimlachte allerbeminnelijksthet was een
ontwapende glimlach en volgde den chef, die over
liep van gedienstigheid naar dq bontafdeeling. Wel
dra had ze zich weer omhangen met de stola; met
welbehagen bekeek ze zich in den spiegel en over
handigde daarop haar duizend dollar biljet aan den
chef.
Deze stuurde,' mèt een briefje, waarop hij ter ver
duidelijking schreef, dat dit het biljet was, dat dien
morgen door de bank was goedgevonden naar den
kassier. De 'bediende kwam thans direct terug en
telde voor de cliëntèle zevenhonderd vijf en tachtig
dollars uit. Zeven biljetten van honderd, acht van
tien en een van vijf dollars. Zij deed het bankpapier
in haar tasch en uitgeleide gedaan door den chef,
ging zij, met het nieuwe, flatteuze offerbont aan, naar
haar auto terug.
De bank was al gesloten, toen het biljet op het kan
toor van den kassier kwam; het was Zaterdagmid
dag en werd met de rest van het kasgeld in de
groote brandkast geborgen.
Maandag werd 'het binnengekomen geld naar de
bank gebracht. Het biljet van duizend dollar kwam
als geweigerd terug! De chef, die het bont vex-kocht
had en dc bediende die het biljet Zaterdag bij den
kassier had gebracht, werden op het directiekantoor
ontboden, waar zich ook de expert der bank bevond.
„U hebt Zaterdag laten weten dat het biljet echt
was", verweerde de chef zich tegen den deskundige.
„Neem mij niet kwalijk, maar dat hebben wij niet-
verklaard. Wij hebben d i t biljet heelemaal niet
gezien". De expert, die van de geschiedenis van het
verkochte otterbont op de hoogte was gebracht, glim
lachte sluw toen hij het onthutste gezicht van den
chef zag. „Wat dacht u", vroeg hij, heeft een dame
tusschen tien uur 's morgens en half vier 's middags
tijd genoeg om een echt bankbiljet in haar tasch te
stoppen en er een valsch uit te halen?"
Toen ging den chef een licht op.
„Het is geniaal", verklaarde de chef met een meng
sel van bewondering en afschuw. En hoofdschuddend
voegde hij erbij: „En het was tóch op end* op een
„lady"."
Dien avond aten in een andere groote Amerikaan
sche stad, maar heel wat kilometers van New York
verwijderd, een vervaardiger van valsch bankpapier
en zijn mondaine echtgcnoote een oester-souper in een
eerste-klas restaurant, in het gelukkige besef dat zij
zevenhonderd vijf en tachtig dollars plus een flatteus
otterbont rijker waren dan den Zaterdag tevoren.