PUROL Voor elck wat wils. HET EEUWIGE VUUR VAN MORENI De wereldscheepsbouw. EEN BIDET VAN DUIZEND DOLLAR DE OLIEBRONNEN VAN ROEMEN Ië REEDS EEN JAAR IN BRAND. Zullen sij loch gebluscht worden? BOEKAREST, October 1930. REEDS meer dan een vol jaar brandt in Moreni een oliebron de grootste en rijkste oliebron ..daarbij van geheel Roemenië. Van de hoog ten van de Predal af, 170 K.M. van de plaats van den brand verwijderd, is de gloed van het vuur duidelijk zichtbaar. Het is een onvergelijkelijk schouw spel. Heerlijke kleursdhakeerlngen zooals men sleohts ziet bij een Noorsohe Zonsopgang; een licht zoo intens, dat de nacht dag lijkt. Men zou denken, dat de morgen reeds aanbrak. Soms ook lijkt het een vlammende zonsondergang. Van Sinaia, de zomerresidentie der Roemeensdhe ko ningen, leidt een landweg door een woest gebergte; een smalle rotsweg, gebrekkig aangelegd. Na twee uur van deze oneindige wouden en rotspartijen opent zich voor onze oogen plotseling een dal, dat op het eerste gezicht een rommeligen, vullen aanblik biedt. Honderden boortorens, hooge stapels hout, enorme plassen zwarte olie, groote rookwolken en vochtige stoom, schimmen van menschen en glimwormachtige booglampen. En dit alles feeëriek verlicht door een honderd Meter hooge petroleumlamp, een rood-en-wit- geltleurde, brullende reuzenvlam: de brandende olie. De grond beeft van het geloei der vuurzuil, welke alles verlicht en een moorddadige hitte verspreidt. Sissend slaat de vlam omhoog als door den aarddruk steenen zoo groot als een menschenhoofd uit het boorgat in het luchtruim worden geslingerd: een gigantisohe prop penschieter. Reeds meer dan een jaar speelt zich hier een drama af, waarvan de gevolgen nog niet geheel en al overzien kunnen worden. Reeds meer dan een jaar wordt een heldhaftigen, taaien strijd gevoerd, een strijd om het behoud van het rijkste Roeraeensche oliegebied. Bron 160 is in Mei 1929 geboord; 1800 Meter diepte werd bereikt, zonder dat er Iets gebeurde dieper boorde men in Roemenië nooit. Toen schoot plotseling de ollefontein met titanengeweld omhoog, steenen meesleurend en alles in een regen van olie hullend. Een steen vloog tegen den metalen boortoren von ken sloegen eraf en deze ontstaken de gassen. Het volgend oogcniblik stond de bron in brand. En van dit oogenblik af is het geweld van het vuur, van de enorme steekvlam geen oogenblik verminderd. Vijf-en- twintig atmosferen druk hebben de gassen bij de uit monding van het boorgat. Op 200 atmosferen schat men den oliedruk in het binnenste der aarde. Natuur lijk kan men van den beganen grond af, geen blus- schingspogingen ondernemen. Men kon evengoed den Atlantischen Oceaan willen dempen, als deze branden de hel met brandspuiten bestrijden. Ook bommen, uit vliegtuigen geworpen of artillerievuur om het boorgat te verwoesten en te verstoppen kan geen redding brengon. De geweldige kracht, die hier aan het werk is, trekt zich van deze middelen niets aan. Uit heel de wereld zijn vaklieden aangekomen om het probleem in studie te nemen. Twee millioen Lei heeft mén uitgeloofd voor dengenc, die een afdoende methode vindt! Maar üiets wil gelukken. De inwoners van Moreni zijn reeds lang gewend aan het bruisen, aan het trillen van den grond en aan het eeuwige licht. Maar angst voor de toekomst staat op hun gelaat geschreven. Als de bron niet spoedig wordt verstikt, zal het heele oliegebied worden uitgeput en zullen ook 4e andere olie-bronnen niets meer opleveren. Dagelijks stroomen er twee tot drie millioen lcuibleke Meter gassen weg. „Natte gassen" worden zij genoemd. En dagelijks zou men uit deze gassen 800.000 Kilogram lichte Benzine kunnen winnen, ter waarde van onge veer 30.000 gulden. Dat alles verbrandt nu. En men weet niet op welke wijze men aan deze catastrophe een einde zal maken. De voorraad brandstof in het inwendige der aarde schijnt onuitputtelijk te zijn. Het is niet onmogelijk, dat Europa hier een zoogenaamd „Eeuwig Vuur" krijgt.. Aan de Kaspische ïee zijn er reeds dergelijke „Heilige" vuren. Zoo is b.v. de „Eeuwige Vlam" van Bakoe zeer bekend, een vuur, dat reeds ln de 10de en 13de eeuw door reizigers werd beschreven en dat het middelpunt vormde van een rellgleuse richting, n.1. de zoogenaamde „vuur-aanibidders', welke men tegenwoor dig nog in Perzië kan aantreffen. Nog steeds wordt er in Moreni gestreden. Drie schachten heeft men geboord, want de eenige moge lijkheid om den brand te blusschen, is de gasdruk af te snijden of tenminste af te lelden. Daartoe moet men natuurlijk een schacht graven, die diep onder de aarde bij de bron uitkomt. Met bijzondere toestellen moet men de ijzeren- buis, waarmede het boorgat is bekleed, doorsnijden en de gasleidingen aanleggen. De arbeid in deze schacht is haast onmogelijk. Het is een elnde- looze kwelling. De geheel naakte arbeiders worden voortdurende met water besprenkeld, terwijl er steeds versche, sterk afgekoelde lucht in de schacht wordt gepompt. Na een arbeid van twee weken stortte de eerste schacht in. Men graaft een tweede... Maar de doorgeploegde aarde laat de gassen door... Een ont- ploffliig volgt, vijf arbeiders en twee ingenieurs laten het leven. 240 Meter van de brandende bron begint men nu een derde schacht te graven. Deze schacht wordt direct met beton bekleed. Vier maanden wordt er weer koorts achtig snel gewerkt en merkelijk men bereikt op 60 Meter diepte het boorgat van de brandende bron. En nu komt het Hazardspel: het aanbrengen van het snij-ap- paraat en do afvoerleidingen. Dit toestel ls werkelijk op geniale wijze geconstrueerd. Maandenlang heeft men eraan gewerkt. Met een spe ciaal daarvoor vervaardigde kraan wordt het werk tuig in de schacht neergelaten. En weer geschiedt er iets vreeselijks: twee staaltrossen breken- en het toe stel is verloren. Men onderzoekt de zaak en nu blijkt het, dat de kabels half waren doorgevyid: sabotage in het spel! Een streek der concurrenten! Twee maan den duurt het onderzoek. Twee millioen Lei worden als belooning uitgeloofd voor het ontdekken of aangeven van den dader of daders. Maar elk spoor ontbreekt... En weer moet men van voren af aan beginnen. Ter wijl daar vlakbij onmetelijke schatten in rook opgaan en Roemenië het gevaar loopt, haar rijkste oliegebied te verliezen. Reeds vermindert de druk in de naburige boorgaten belangrijk. En dat beteekent dat men moet pompen inplaats van dat de aarddruk de olie omhoog drijft dat beteekent, dat de grootste winsten ver loren gaan. gelijks een halve ton! En dagelijks nieuwe moeilijkheden. Begin Mei nam de catastrophe een andere wending. Een krater vormde zich om het boorgat heen. Een oogenblik scheen het, alsof de brand zichzelf had ver stikt De vlam verdween... IJdele hoop! Er volgde een zandregen en uit den krater spoot een nieuwe vlam menzee omhoog. Een gigantisch schouwspel. De strijd der Natuur tegen de menschelijke hebzucht Reeds een jaar brandt bron 160 in Moreni! Zal zij ooit gebluscht worden? (Nadruk verboden). Tobben benadeelt de gezondheid. Een tobberige vrouw is dadelijk te herkennen. Zij is magerder dan goed voor haar is, haar teint is mat, haar mond vast opeengesloten met neerhan gende mondhoeken. Als gij haar vraagt, hoe het gaat, is het altijd: „Niet te best". En dat verwachtte U wel en de reeks van feitelijk onbelangrijke klachtjes, die erop volgt, is ook niets nieuws. U voelt medelijden met haar, maar kunt haar niet helpen. Intusschen zijn er genoeg menschen, die altijd kla gen en hun klachten ook wel werkelijk meehen die er zich van bewust zijn, dat-zij eigenlijk verlan gen naar medelijden, al is het maar zelfmedelijden en die maar blijven doortobben, omdat zij zich in die geestelijke atmosfeer thuis voelen. Zoo 'ontstaat de verkeerde en vooral voor de gezondheid nadeelige gewoonte van tobben. Nu spreken wij niet van menschen, die getroffen worden door een groot verdriet, verdriet is heel wat anders dan getob en een waardig godragen verdriet zal ook npoii ontaarden-in getob. Toclv is er één raad,' dien wij ook kunnen geven aan menschen, die kort geleden door een zware smart zijn aangegrepen en wel: niet te vlug eten en alleen een licht verteer baar voedsel te gebruiken. Een maaltijd overslaan is heusch niet erg. En wel om deze reden. Een gedrukte gemoedsstemming (onverschillig of die veroorzaakt wordt door verdriet of door tobben) heeft een slech ten invloed op de spijsvertering. Én wanneer men nu toch veel en zwaar eet, wordt het voedsel niet verteerd en kan dit op den duur onaangename maag stoornissen veroorzaken. Het ia dus beter om weinig te eten. zoodat alles toch nog verteerd wordt. Wan neer mon zichzelf door de tobgewoonte voortdurend in een slechte stemming houdt, zal dit alles echter niet veel helpen. Tobben is niets anders dan een verslapte en meer permanente vorm van angst en heeft dus dezelfde algemeen bekende slechte gevolgen. Daardoor ont staat een vicieuze cirkel. De voortdurend bqneden peil blijvende spijsvertering heeft een slechten in vloed op het humeur, waardoor het weer moeilijker wordt van de tobgewoonteu af te komen. Dan kah men wel weer gaan tobben over zijn slechte gezond heid, maar daardoor zal het niet beter worden. Bovendien heeft het een-slechten invloed op andere menschen en vooral op kinderen. Kinderen met een tobberige moeder zijn werkelijk te beklagen, want er is nooit een vroolijke stemming in huis. Hetzelfde wat wij reeds zeiden over de spijsvertering, geldt nog veel meer voor kinderen. Hoe kunnen de kleinen gezond blijven, als er aan tafel nooit een opgewekte stemming heerscht? En zwakke kinderen, die bo vendien altijd tobberij en klachten moeten aanhoo- ren, gaan op den duur zelf ook zorgjes aankweeken, zij worden daardoor veel gevoeliger voor ziekten en ook zij zitten nu in den vicieuzen cirkel. Nu moeten wij niet denken, dat wij daaraan niet kunnen ontkomen. Wij moeten twee dingen besef fen: ton eerste, dat niemand meer dan één emotie tegelijkertijd kan voelen %wel kort na elkaar en ten tweede, dat een gezonde emotie e.en uitweg moet hebben en ook zoeken zal. Wij zullen daarom zien, dat iemand, die geheel en al beheerscht wordt door de tobgewoonte, zelden andere aandoeningen onder vindt. En ten tweede: elke emotie, ook tobben, moet zich uilen. Tobben is echter al gedegenereerde angst en daarom uit het zich niet altijd normaal. Angst daarentegen is zeer natuurlijk, maar heeft ook na tuurlijke handelingen tengevolge. Als iemand een dollen stier op zicli af ziet komen, loopt hij weg. Een moeder, die bezorgd is voor haar zieke kind, zal het met zorg verplegen. Daarom is verdriet zooveel erger wanneer, wij niets kunnen doen, omdat dan de emo tie zich niet uiten kan in een handeling en daarom zich ook op ons lichaam wreekt. Dit laatste is wei eens onvermijdelijk bij een zwaren slag, die ons trèft, maar wij mogen onze gezondheid niet op die wijze in gevaar brengen door getob. Dit is gemak kelijker gezegd, dan gedaan. Toch niet. Want tob ben is evenals angst daarom zoo slecht voor ons, om dat wij dan alle spieren in ons lichaam gespannen houden, wat natuurlijk een groot deel van onze kracht opeischt. Wanneer gij nu bemerkt, dat er weer tobberige gedachten opkomen, kunt gij het beste voor een open raam langzaam al Uw spie ren ontspannen, fdoor eerst Uw hoofd langzaam voorover te laten bakken en uw armen slap te laten hangen en dan de ruggegraat van bovenaf tot het middel ie ontspannen, zoodat gij geheel slap staat. Xa een paar seconden wordt de romp en daarna het hoofd weer opgericht. Als U dit vier of. vijf maal her haald heeft, kunt U nog even op bed gaan liggen met uw armen slap langs het lichaam, waarbij IT zich voorstelt, dat U buitengewoon zwaar is en het bed U ophoudt: Dan valt het gemakkelijker, alle spieren te ontspannen. Verder moet U ernaar stre ven aan niets te denken. Als U erin slaagt, de spie ren werkelijk te ontspannen, zult U bemerken, dat het getob verdwenen is en dat is al een felecitatie waard. WINIFRED. (Nadruk verboden.) Neg verdere vermindering van de bedrijvig heid. Nederland door Frankrijk en Italië van de vierde naar de zesde plaats gedrongen. Uit de drie-maandelijksche opgaaf van Lloyd's Regis ter of Shipping blijkt, dat op 30 September over de ge- heele wereld, zonder Rusland, slechts 580 zeeschepen met een gezamenlijken bruto inhoud van 2.569.036 regis ter ton in aanbouw waren; hierbij is geen rekening ge houden met zeevaartuigen, welke een bruto inhoud van minder dan 100 register ton hebben en evenmin met bin nenvaartuigen. Ten opzichte van den toestand aan het einde van het tweede kwartaal is de achteruitgang 108 schepen met 448.615 ton, terwijl het nadeelige verschil met verleden jaar 124 schepen en 137.190 ton bedraagt. Rusland heeft voor het derde kwartaal van dit jaar geen gegevens verstrekt en in verband daarmede zijn bij bovenstaande vergelijking de Russische cijfers van de beide andere tijdvakken eveneens buiten beschouwing gelaten. Van de op 30 September onderhanden vaartuigen zijn 281 stoomschepen met een bruto inhoud van 999.634 re gister ton, en 274 motorschepen met 1.559.334 ton. Bij de stoomschepen beteekent dit een achteruitgang ten op zichte van den toestand aan het einde van het vorige kwartaal van 72 schepen met 100.235 ton, tegen 28 vaar tuigen en 220.571 ton bij motorschepen. Vergeleken met den toestand op 30 September 1929 is het nadeelige ver schil bij de onderhanden stoomschepen 120 vaartuigen met 251.616 ton, terwijl daarentegen het aantal motor schepen onveranderd is, en de bruto inhoud zelfs 116.290 ton grooter is. Ruim veertig pet. van alle onderhanden scheepsruim- te is bestemd voor vervoer van olie. De gemiddelde bruto inhoud van alle onderhanden stoomschepen is gestegen met 495 ton tot 3557 ton en is daarmede 547 ton grooter dan aan het einde van het derde kwartaal van het vorige jaar; bij motorschepen bedraagt de stijging van den gemiddelden bruto inhoud der onderhanden vaartuigen 81 ton tot 5647 ton, waarme de het verschil ten opzichte van verleden jaar is geste gen tot 609 ton. In Groot-Britannië is de bedrijvigheid nog verder ver minderd, op 30 Juni waren slechts 258 schepen met 1.116.746 ton in aanbouw, of 53 schepen met 275.317 ton minder dan op 30 Juni 1930 en 83 schepen met 331.609 ton minder dan op 30 September 1929. De Vereenigde Staten hebben de tweede plaats behou den, al is de onderhanden scheepsruimte achteruitge gaan met 25.189 ton tot 212.974 ton, wat dan nog 100.964 ton meer Is dan op 30 September 1929 op Amerikaansche werven in aanbouw was. Duitschland heeft thans zelfs de derde plaats moeten prijsgeven, de hoeveelheid onderhanden werk ls met 43.268 ton gedaald tot slechts 194.200 ton, het verschil met verleden jaar bedraagt 41.576 ton. Frankrijk 'heeft de derde plaats bezet; door het op Er is geen deugdelijker middel voor het verkrijgen en behouden van een fraaie Huid van Handen en Gelaat dan In dooz«n van 30-60 en 90 ct. Tuba 40 ct. stapel zetten van een tweetal groote stoomschepen is het onderhanden werk met 22.347 ton gestegen tot 209.307 ton, waarbij het voordeelige verschil met verleden jaar tot 63.531 ton is toegenomen. Italië komt met 188.384 ton op de vijfde plaats, de voor uitgang ten opzichte van het vorige kwartaal bedraagt 45.309 ton, en tegenover verleden jaar zelfs 118.550 ton. De op Nederlandsche werven onderhanden scheeps ruimte is in het derde kwartaal met 2525 ton achteruit gegaan, hoewel het aantal schepen in aanbouw met acht is toegenomen. Onderhanden zijn 45 schepen met een bruto inhoud van 184.920 regsiter ton, of 10 schepen en 39.109 ton minder dan op 30 September 1929. In Nederland is de bouw van motorschepen, waarbij 13 tankschepen met 75900 ton, in het afgeloopci kwar taal nog toegenomen met 9 vaartuigen en 1443 ton tot 37 schepen met een bruto inhoud van 175.680 ton; verle den jaar waren 39 motorschepen met 189.829 ton, waar bij 2 tankschepen met 14.100 ton, in aanbouw. De on derhanden stoomschipruimte is nog verder ingekrom pen tot 8 vaartuigen met slechts 9240 ton, en is één vaar tuig met 4968 ton kleiner dan op 30 Juni l.i. en 8 vaar tuigen met 24.960 ton kleiner dan op 30 September 1930. De gemiddelde grootte van in Nederland onderhanden stoomschepen is weer verder gedaald met 423 ton tot 1155 ton en is daarmede 984 ton kleiner dan verleden jaar; van de onderhanden motorschepen is de gemid delde grootte achteruitgegaan met niet minder dan 1439 ton tot 4748 ton, doch dit cijfer is slechts 119 ton lager dan verleden jaar. Gerekend naar den tonneninhoud van alle onderhan den vaartuigen is het aandeel van de Nederlandsche scheepsbouw in het wereldtotaal (zonder Rusland) 7.2 pet., tegen 6.2 pet. op 30 Juni 1930 en 8.3 pet. op 30 Sep tember 1929. Voor de onderhanden stoom- en motor schepen van minder dan 2000 ton zijn gerekend naar het aantal 8.0 pet. (vorig kwartaal 4.4 en vorig jaar 11.4) pet. in Nederland in aanbouw, voor schepen van 2000 tot 10.000 ton is ons aandeel 8.5 (o.s. 6.0 en 3.7) pet. en voor grootere schepen 6.4 (o.s. 10.0 en 22.2 pet. Gedurende het derde kwartaal zijn over de geheele wereld 262 zeeschepen met een bruto inhoud van 721.085 register ton te water gelaten, of 50 schepen met 146.591 ton minder dan in het tweede kwartaal van 1930 doch 29 schepen met 23.185 ton meer dan in het derde kwartaal van 1929 (zonder Rusland). Gerekend naar de hoeveelheid te water gelaten scheepsruimte komt Nederland op de vierde plaats, na Groot-Britannië, Duitschland en de Vereenigde Staten met 15 schepen en een gezamenlijken bruto inhoud van 46.152 ton, d.i. 4 schepen meer doch 5246 ton minder dan in het vorige kwartaal en evenveel schepen, doch 27.912 ton minder dan in het derde kwartaal van ver leden jaar. Van de 144 stoomschepen met een bruto inhoud van 245.492 ton, die in het afgeloopen kwartaal te water gelaten zijn komen slechts 4 vaartuigen met 2774 ton op Nederlandsche rekening; van de 96 motor schepen met 459.315 ton, zijn 11 schepen met 43.378 ton ins ons land te water gelaten. Op stapel gezet zijn slechts 175 schepen met 480.244 ton, of 20 schepen en 66.916 ton minder dan in het vorige kwartaal en 50 schepen met 180.449 ton minder dan in het derde kwartaal van 1929. In Nederland, waar gedurende het tweede kwartaal slechts 10 vaartuigen met 24.500 ton op stapel gezet werden, is in het derd® kwartaal begonnen met den bouw van 16 vaartuigen met een bruto inhoud van 44,288 ton. Hiermede is thans, op een enkele uitzondering na, de aanbouw van de eenige maanden geleden bestelde tankschepen onder handen genomen, en is het aantal op uitvoering wach tende bestellingen tot een minimum geslonken. Over de geheele wereld zijn 92 stoomschepen met 232.659 ton op stapel gezet, in ons land is met den bouw vam sleohts één klein stoomvaartuig met een bruto inhoud van 110 register ton begonnen. Over de geheele werelJ zijn sleohts 64 motorschepen met 240.236 ton op stapel gezet, of 24 vaartuigen met 150.901 ton minder dan In het tweede kwartaal. Neder landsche scheepswerven zijn begonnen met den bouw van 15 motorschepen, die een inhoud hebben van 44.178 ton, tegen 8 vaartuigen met 19.420 ton in het vorige kwartaal. Gerekend naar den bruto inhoud van op stapel ge zette schepen komt Nederland op de derde plaats na Groot-Britannië en Italië; het aandeel van ons land in over de geheele wereld op stapel gezette scheeps ruimte bereikte het gunstige cijfer van 9.2 pet. Wat den bouw van zeeschepen betreft is de toestand in Ne derland tot dusver nog betrekkelijk gunstig gebleven in verhouding met die in verscheidene andere landen. De voorzichten voor het laatste, kwartaal zijn echter ook voor onze scheepsbouwnijverheid zeer somber, zoo goed als alle onuitgevoerde bestellingen zijn thans on derhanden genomen en nieuwe bestellingen kunnen voorhands nauwelijks verwacht worden. N.R.Ct. Uit het Amerikaansch van ÜMMA UPT0N VAUGHN. (Nadruk vêrboden.) HET was tien uur 's morgens, op een mooien, helderen Zaterdag, midden in den winter, toen een dame een van do selecte waren huizen van New York binnentrad. „Ik moet in de bontafdeoling zijn", wendde ze zich tot, den chef, die in de centrale hall gestationneerri was, om bezoekers, die belangrijke inkoopen kwamen doen, behulpzaam te zijn. „Alstublieft Mevrouw, dezen kant uit. Dan moet U op de derde vèrdiening zijn." En de chef ging naar voor naar de lift. Op den weg naar boven taxeerde hij de cliënte nra te beslissen wat voor bont hij haar zou laten zien. Hij zag schittering van diamanten aan oen ongehand- schoende hand en snoof den geur van kostbare par fum. Het was op'end'op een „lady", luidde zijn onuit gesproken eindoordeel. Dientengevolge liet hij haar, toen ze de bontafdee- ling bereikt hadden, zilvervos zien en echt sealskin. Maar opeens viel lraar blik op een goud-bruin glan zende, moderne stola van otterbont en de chef zag direct aan de liefkoozendo manier, waarop ze het zachte vel streelde dat ze daar haar zinnen op gezet had. „Wat is dc prijs hiervan?" vroeg de dame, terwijl ze er met bewondering en welbehagen naar keek. „Tweehonderd vijftien dollar", antwoordde dc chef, nadat hij het prijskaartje bestudeerd had. „Het is wel prijzig" verklaarde do dame aarzelond, ^maar Wéér streelde ze liefkozend het bont en keek er met verlangenden blik naar. Tenslotte sloeg ze hof met oen gracieuse beweging om zich heen en liep naar den spiegel. Het flatteerde haar kolossaal, dat stond vast. Zelfs de chef, die toch heel wat moois en goed- gekloede vrouwen zag, keek vol bewondering naar haar spiegelbeeld. „Het is wel duur", herhaalde ze weifelend", het is eigenlijk boven het bedrag dat ik uitgetrokken had, maar liet is wel erg mooi. Erg mooi", zei ze nog eens, met iets streelend en verlangend» in haar stem, ter wijl ze zich voor den spiegel half omdraaide en wéér langs het zachte bont streek. „Het staat u voortreffelijk, het harmosieert zoo hee- lemaal met uw figuur", verklaarde do chef compli menteus. „Ik geloof dat ik het. dan maar neenr", zei ze ein delijk, met een lichten zucht. „Ik zal het meteen maar aanhouden. Het is tamelijk koud vandaag". Ze opende haar handtasc.h en haalde er een bank biljet. van duizend dollar uit. „Heeft u het niet kleiner?", vroeg de chef. „Ik moet dit bij den kassier laten wisselen, dus u zult even moeten wachten". „Neon, lk heb liet "niét kleiner", antwoordde ze. „Laat u het dan maar even wisselen". De chef nam het biljet aan en stuurde een bediende van de bontafdeeling er mee naar dc centrale kas. Do dame kortte zich den tijd met rondkijken, maar na eenigen tijd keek zij toch ongeduldig op haar horloge. „Het duurt lang om het gewisseld te krijgen", merkte ze op. „Het is op Zaterdagochtend altijd druk bij den kas sier", verontschuldigde de chef en om haar af teriei- den, vestigde hij haar aandacht op enkele nieuwe snufjes. Maar al spoedig keek ze weer op haar horloge. De chef zag dat ze boos werd, maar op hetzelfde oogen blik kwam juist de bediende terug met het wissel geld. „Nu, dat heeft ook lang geduurd", klonk het 'n tikje snibbig, „konden ze het bij den kassier niet wis selen?" Do jeugdige bediende zag den waarschuwenden blik van den chef niot en vertelde de waarheid, een waar heid die verborgen had behooren te blijven. „Dc kassier heeft het biljet naar de bank gestuurd, maar het was in orde. Het is regel op kantoor", voegde hij' er verontschuldigend aan toe", dat wan neer er groot bankpapier in betaling wordt gegeven, de echtheid daarvan eerst even wordt onderzocht." Met een gebaar als van een beleedigde keizerin, wierp de dame de stola af; het kostbare bont gleed op den vloer. „Het is mijn gewoonte niet om met valsch geld in mijn tasch te loopen", zei ze koud. „Houdt u het bont maar, het heeft zijn attractie voor mij verloren na de behandeling, die ik hier ondervonden heb. Haalt u alstublieft mijn bankbiljet van kantoor terug. Maar hetzelfde dat ik u gaf, denkt u er om", voegde ze er snijdend aan toe. Vergeefs trachtte de chef haar op haar besluit te doen terugkomen, maar zonder succes. Toen de be diende haar het duizend dollar biljet teruggaf, be keek ze het nauwkeurig. „Ik zal er mee naar de bank gaan om het te laten keuren!" En zonder de bedienden verder een groet waardig te keuren, stqpte ze naar de lift. De chef, allerminst ...op eijn gemak, deed haar uitgeleide. Maar ook hem gunde ze nog geen knik. Voor het trottoir stond een Rolls Royce. Een lakei sprong van de voorbank en opende eerbiedig het nortier. De dame stapte in en de auto suisde weg. Tegen half vier dien middag zag de chef, die dien ochtend de dame te woord had gestaan, tot zijn ont steltenis de mooie Rolls Royce voor den hoofdingang van het winkelpalois stilhouden en zijn heetgebaker de cliënte van vanmorgen, binnenkomen. Ze liep direct naar hem toe. „U moet mijn mijn kinderachtigheid van straks maar vergeven", begon ze zóó vriendelijk, dat hij zich direct op zijn gemak voelde. „Ik ben van nature erg prikkelbaar", verduidelijkte ze. „Maar achteraf moet ik erkennen dat do firma die mij persoonlijk niet kent, het volste recht heeft om voorzichtig te zijn. Er is zooveel bedrog in de wereld! Maar ondertus- schen heb ik de heelo stad afgeloopen, om een bont te vinden dat mij evengoed aanstond als wat ik van ochtend hier gezien heb, maar ik kon niet naar mijn zin slagen. Ik hoop dat u het nog hebt en duizend dollar kunt wisselen!" Zij glimlachte allerbeminnelijksthet was een ontwapende glimlach en volgde den chef, die over liep van gedienstigheid naar dq bontafdeeling. Wel dra had ze zich weer omhangen met de stola; met welbehagen bekeek ze zich in den spiegel en over handigde daarop haar duizend dollar biljet aan den chef. Deze stuurde,' mèt een briefje, waarop hij ter ver duidelijking schreef, dat dit het biljet was, dat dien morgen door de bank was goedgevonden naar den kassier. De 'bediende kwam thans direct terug en telde voor de cliëntèle zevenhonderd vijf en tachtig dollars uit. Zeven biljetten van honderd, acht van tien en een van vijf dollars. Zij deed het bankpapier in haar tasch en uitgeleide gedaan door den chef, ging zij, met het nieuwe, flatteuze offerbont aan, naar haar auto terug. De bank was al gesloten, toen het biljet op het kan toor van den kassier kwam; het was Zaterdagmid dag en werd met de rest van het kasgeld in de groote brandkast geborgen. Maandag werd 'het binnengekomen geld naar de bank gebracht. Het biljet van duizend dollar kwam als geweigerd terug! De chef, die het bont vex-kocht had en dc bediende die het biljet Zaterdag bij den kassier had gebracht, werden op het directiekantoor ontboden, waar zich ook de expert der bank bevond. „U hebt Zaterdag laten weten dat het biljet echt was", verweerde de chef zich tegen den deskundige. „Neem mij niet kwalijk, maar dat hebben wij niet- verklaard. Wij hebben d i t biljet heelemaal niet gezien". De expert, die van de geschiedenis van het verkochte otterbont op de hoogte was gebracht, glim lachte sluw toen hij het onthutste gezicht van den chef zag. „Wat dacht u", vroeg hij, heeft een dame tusschen tien uur 's morgens en half vier 's middags tijd genoeg om een echt bankbiljet in haar tasch te stoppen en er een valsch uit te halen?" Toen ging den chef een licht op. „Het is geniaal", verklaarde de chef met een meng sel van bewondering en afschuw. En hoofdschuddend voegde hij erbij: „En het was tóch op end* op een „lady"." Dien avond aten in een andere groote Amerikaan sche stad, maar heel wat kilometers van New York verwijderd, een vervaardiger van valsch bankpapier en zijn mondaine echtgcnoote een oester-souper in een eerste-klas restaurant, in het gelukkige besef dat zij zevenhonderd vijf en tachtig dollars plus een flatteus otterbont rijker waren dan den Zaterdag tevoren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 22