Alumni Kitm Ikhkadak Q/i&gGl (Be&cAiut nicljóts,. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. Stemrecht en Medezeggen schap in de Waterschappen. HET MEISJE UIT DE STAD. Een Zeppelin-mast op een wolkenkrabber? Woensdag 22 October 1930. 73ste Jaargang No. 8752 CQURAIVT, Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder- dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerst uitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent AD VERTEN* TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwij9no. inbegrepen). Grootere lettors worden nnnr plaatsruimte berekend. dit nummer bestaat uit twee bladen. Het standpunt van Ged. Staten. Verschenen is het antwoord van Ged. Staten op de in afdeelingen der Staten gemaakte opmerkingen over het voorstel tot herziening van het Algemeen Reglement van bestuur voor de waterschappen in Noord-Holland. Onze lezers zullen zich herinneren, dat vooral twee principieele kwesties de aandacht vragen: a. die van het stemrecht; b. die van de medezeggenschap van den pachter. Laat ons met de laatste beginnen en mededeelen, hoe Ged. Staten daar tegenover staan. In de eerste plaats keeren Ged. Staten zich tegen de opvatting van de twee Statenleden, die het stemrecht willen toekennen aan alle inwoners van het waterschap Ged. Staten achten dit een miskenning van het karakter van het waterschap, dat zich principieel onderscheidt van fle andere publiekrechtelijke lichamen. H.i. is het water schap niet als de gemeente of de provincie de wettelijke organisatie van de in een bepaald gebied wonenden doch de organisatie van de „Ingelanden" van een be paald gebied, dus van de rechthebbenden op de in dat gebied gelegen gronden. Naar hun opvatting is dit de thans algemeen geldende beteekenis van „Ingelanden". Art. 1, 6e, van de wet van 9 Mei 1920 spreekt bijv. van ingelanden binnen en buiten het gebied van een waterschap wonend, en van inwonende n, die in dat gebied niet geland zijn; terwijl uit art. 23 blijkt, dat de ingelanden alleen als rechthebbenden op de gronden tot het waterschap in betrekking staan. De omslagen en andere lasten van het waterschap kunnen slechts verhaald worden op die onroerende za ken der ingelanden, welke in het waterschap zijn gele gen. Wie niet langer rechthebbende op gronden is. is ook geen ingeland meer, al blijft hij in het waterschap wonen. Het inwonerschap als zoodanig schept geen en kelen band tusschen waterschap en inwoner, omdat het waterschapsverband een zakelijk karakter vertoont en het veeleer de gronden zijn dan de personen der eige naars, die in dit verband zijn begrepen. Dit zakelijk karakter van het waterschapsverband verzet zich naar de meening van Ged. Staten ook tegen het toekennen van actief stemrecht aan den pachter. Zij motiveeren dit nog nader als volgt: „Ook tusschen pachter en grond bestaat niet de za kelijke verhouding, welke de desbetreffende wettelijke voorschriften als element voor opneming in het water- echapsverband veronderstellen. Wel zijn er geen bepaal de wettelijke voorschriften welke zich met zoovele woor den tegen toekenning van actief stemrecht aan de pach ters verzetten, maar een dergelijke toekenning van stemrecht aan niet zakelijk gerechtigden op de tot het ■waterschap behoorende gronden zou o.i. het historisch gegroeide en in de waterschapswetgeving veronderstelde zakelijk karakter van het waterschapsverband in begin sel aantasten. „O.i. zou het voorts gesteld bedoeld principieel he rwaar bestond niet wel uitesrt bezwaarlijk zijn de pachters als stemhebbenden op eenigerlei wijze in het FEUILLETON Uit het Engelscli van H. A. V ach el l. 18. Hij zei plotseling: Kom, laten we naar huis gaan! Hazel was verbaasd en verstoord door deze bruuske en prozaische poging om een eind aan hun samen zijn te maken. Heb je goed gehoord wat ik gezegd heb, George?, yroeg ze. Waarachtig! Misschien heb je gelijk, misschen ook niet. In elk geval moet ik eens in mijn eentje over nadenken. Ik heb den lieelen nacht om er over te denken. Ik ga heelemaal niet naar bed. Ik ga al leen maar vechten met jouw ideeën. Je had toch niet verwacht dat ik vanavond al een antwoord zou ge- .ven? Neen. Mooi zoo! Hij kuste haar. Maar het bracht haar niets van de overstelpende gewaarwording van de eerste om helzing. Het meisje begreep dat hij haar overgave als onvoorwaardelijk had aangenomen? Ze maakte zich los en stamelde iets over de maan en Samantha's raam. George nam deze uitvluchten voor goede munt aan en den heelen tijd dacht hij: Ik heb mijn lief ste gekregen en nu krijg ik vast het hert ook! Ik heb vandaag mijn dag. Toen gleed Hazel na den laatsten kus uit zijn ar men en zei: Vertel het niet aan je moeder voor morgen! Goed! Zwijgend heiraden ze samen het huis. Een klein lampje brandde cp den overloop. George keek eens in de keuken, terwijl Hazel de trap opging. De keu ken was donker, juffrouw Spragge was blijkbaar naar bed gegaan. Hazel was zich bewust dat deze merkwaardige avond plotseling en een weinig voldoening gevend eind had genomen. Ze was er van overtuigd, dat iets anders George's belangstelling gaande had gemaakt. waterschapsverband in te schakelen, zulks juist met het oog op het zeer nauwe verband, hetwelk steeds tusschen grondbezit, bijdrage in den omslag en stemrecht heeft bestaan. „Maakte men de pachters tot stembevoegden in het waterschap, dan zou er naar onze meening voor te zeggen zijn, hen ook als zoodanig in den omslag te be trekken en wel, wijl het in een waterschap gewenscht is, dat zij, die medezeggenschap hebben ook mede gelde lijk verantwoordelijk zijn." Zulks is echter met het oog op de wettelijke bepalingen practisch niet wel mogelijk, terwijl het Ged. 'Staten on der de huidige omstandigheden ook niet gewenscht voor komt. om den pachters nieuwe lasten op te leggen. „Wenscht men het stemrecht aan de pachters toe te kennen zonder hen daarbij tevens in den omslag te be trekken, dan schept men de mogelijkheid, dat eene cate gorie van niet in de lasten bijdragende stembevoegden practisch het heft in handen krijgt, wat in eene be perkte belangengemeenschap als het waterschap toch wel zeer bezwaarlijk zou zijn. „Bovendien blijft in dat geval, waarin dus de census als grondslag voor de stembevoegdheid zou ontbreken, de ernstige moeilijkheid bestaan een doeltreffcnden maatstaf te vinden, naar welken de stembevoegdheid van de pachters kan worden geregeld en de verhouding tusschen de zakelijk gerechtigden op en de gebruikers van den grond kan worden bepaald; alle pachters over één kam te scheren en hun, onverschillig den omvang van de bij hen in huur zijnde gronden of den duur van hun pacht- contract, één stem toe te kennen, lijkt ons, op de hier boven bij de bespreking van de vraag enkel- of meervou dig stemrecht aangevoerde gronden, als algemeen gel dende regel n.1. niet wel mogelijk. „Het wil ons College voorkomen, dat de bestaande en in het gewijzigd reglement gehandhaafde toestand door de pachters in het algemeen niet als bezwaarlijk wordt gevoeld en de belangen van de pachters bij dien toestand niet in verdrukking komen. Klachten van de zijde der pachters zijn ter zake nimmer bij ons ingekomen en ook van eenigen aandrang van die zijde om toekenning van stemrecht in de waterschappen is ons nimmer iets ge bleken, uit welke omstandigheden o.i. wel mag worden afgeleid, dat de eigenaars van de gronden, opkomend voor hun eigen belangen, daarbij tevens die van de pachters behartigen .hetgeen begrijpelijk is, daar de be langen van eigenaars en gebruikers van de gronden ten aanzien van waterschapsaangelegenheden meestal pa rallel loopen, een omstandigheid, welke zich in nog ster kere mate zal voordoen, indien de pachters bij de te verwachten nieuwe wetgeving nauwer aan den grond zul len worden gebonden. „Wettelijk bezwaar bestaat naar onze meening niet tegen deelneming van niet-grondbezitters aan het bestuur van het waterschap. In het vijfde lid van art. 13 van het ontwerp is thans bepaald, dat ten aanzien van de leden van het Dagelijksch Bestuur in bijzondere gevallen ontheffing kan worden verleend van het in het eerste lid van dat artikel omschreven vereischte van een be paald grondbezit." Mocht Uwe Vergadering in ruimeren zin dan in het ontwerp reeds is geschied, de mogelijk heid willen openen, dat ook niet-grondbezitters, en dus ook pachters, een bestuursfunctie in een waterschap kun nen waarnemen, dan zou deze ontheffingsmogelijkheid kunnen worden uitgebreid tot de leden van de Colleges van Hoofdingelanden, terwijl daarnevens de beperken de bepaling van „in bijzondere gevallen" zou kunnen ver vallen." Of dit de voorstanders van volledige medezeggenschap van den pachter zal bevredigen, dient afgewacht te wor den. In elk geval komen Ged. Staten hen tegemoet. Slot volgt. LUCHTVAART DE wolkenkrabber bij het Anthaler station te Berlijn, welke reecis een zekere vermaard heid heeft verkregen door het feit, dat de aannemer bij de zevende verdieping aange komen, zich plotseling bedacht en de stellingen twee jaar achtereen liet staan, zal nu eindelijk voltooid worden. En de bouwers verklaren, dat zij bij dit voornemen tegelijkertijd vader zijn geworden van een zeer gelukkige gedachte: zij willen namelijk op het platte dak van hun wolkenkrabbertje een an- kermast voor luchtschepen oprichten! Ook moeten zij zich reeds tot de Zeppelin-werf te Friedrichabu- fen hebben gewend, om van daar uit technisch te worden geadviseerd. De wolkenkrabber als luchtschiphaven is een oud idee van de utopisten, doch voor de tegenwoordige technici is het iets nieuws. De Amerikanen, die nu toch eenmaal alles wat maar mogelijk of onmogelijk is beproeven, verkondigen bij iederen nieuwen wol kenkrabber, dat er een ankerplaats voor luchtsche pen wordt opgericht. Het is steeds slechts bij een aankondiging gebleven. Vermoedelijk daardoor, daar de Amerikanen toch in de eerste plaats zakenlieden zijn, die zeer goed weten, dat een luchtschiphaven niet rondeeren kan, zoolang er nog geen luchtsche pen zijn. In Üuitschland is men met dergelijke aankondi gingen over het algemeen voorzichtiger. Ongetwij feld zal het voornemen van de bouwers dus ernstig in beraad genomen worden. Voor hen heeft zulk een ankermast tevens een zekere propagandistische waarde. Wolkenkrabbers op zichzelf zijn in Europa nog vrij zeldzaam. En daar zij bovendien op ons continent riog niet zoo „gedurfd'' hoog worden op getrokken als in het land van Columbus, geeft men er nog gaarne een sensationeel tintje aan. Dat zou b.v. een ankermast kunnen zijn Een andere vraag is, of zulk een mast practische waarde heeft. Daarover zijn de geleerden het niet eens! Het staat echter vast, dat als zulk een mast érgens practische waarde heeft dit zeker in Duitschland moet zijn, het land van het luchtschip bij uitstek In Duitschland vertegenwoordigen de meeste vak lieden de meening, dat een ankermast heel laag moet worden gebouwd. Zoo laag zelfs, dat het lucht schip op de passagiersgondel rust en met behulp van een ondergeschoven wielen-stel met den wind mee in alle richtingen om de mast heengedr&aid kan worden. Daarvoor is dus een cirkelvormig lan dingsterrein noodig, waarvan de diameter de dub bele lengte van het luchtschip bedraagt, terwijl de" ankermast als middelpunt fungeert, liet dak van een wolkenkrabber komt dus niet in aanmerking r. geen enkele wolkenkrabber heeft een dak van een halve kilometer lengte en breedte. In Engeland heeft men een 50 Meter hooge anker mast geconstrueerd, liet luchtschip is met de punt draaibaar aan den top hiervan bevestigd en wordt nu, vrij zwevend, door den wind als een enorme weerhaan heen en weer gedreven. Deze verankering heeft het nadeel, dta het schip door plotseling op tredende depressies omlaaggedrukt en zwaar be schadigd kan worden. Voor een „luchtschiphaven in het centrum van een groote stad'' zouden zij wei dienstig zijn, daar het gevaar hier door de oplet tendheid van de manschappen vna de luchtschip- wacht voor het grootste deel kan worden verminderd (het Engelsche luchtschip hing gedurende vele maanden achtereen in storm en regen aan een der gelijke ankermast). De derde vraag is echter, of de wolkenkrabber-, luchtschiphaven eenige practische waarde heeft. En ook hierop moet een ontkennend nat woord ge-! geven worden. Luchtschepen komen, bij den tegen-! woordigen stand vna zaken, nóch voor eenig „stads- verkeer", nóch voor een korte-afstand-verkeer bin-' nen de grenzen van het land in aanmerking, /.ij zullen de verbinding tusschen de continenten vor men. En als iemand het voornemen heeft, per „Zepp" van Berlijn naar Zuid-Amerika te reizen, kan hij zich ook de luxe permitteeren per auto naar een luchthaven buiten de stadsgrenzen te rijden Werkelijke practische waarde heeft slechts de vlieglia ven in het centrum van de stad. Maar met de landing met vliegtuigen op platte daken heeft men vooreerst nog den tijd! (Nadruk verboden.) Luchtvaartrecords. Records hebben altijd een sportieve beteekenis, doch bij door motoren gedreven vervoermiddelen, zooals het vliegtuig, bovendien een technische. Daarom wordt ook terecht de tegenwoordige lijst der records gccritiseerd. omdat er te veel records op staan: 273, waarvan 200 voor vliegtuigen! Nog niet de helft van dit aantal is werkelijk vooraf opgege ven. Daardoor wordt de waarde van een record op zichzelf veel minder groot en de werkelijke record houders zouden ermee gebaat zijn, als het aantal sterk besnoeid werd. Professor Kverling stelt daarom een rationeel systeem v. 12 records voor, wat des te gemakkelijker uitvoerbaar is, omdat de tegenwoordige records voor een groot deel berusten op capaciteiten van een bepaald vliegtuigtype, waarvan men er dus evenveel kan bijbouwen als men wil. Andere records berusten op de groote nuttig aan te wenden draag kracht en zijn dus alleen voor grootere vliegtuigen bereikbaar. Door een vliegtuig te bouwen, dat groo- ter is dan de tot dusver gebruikte types, komen deze records dus automatisch op naain daarvan. Waarom had hij zoo plotselinig een eind aan het on derhoud gemaakt? Wat kon dat zijn? Ze ging bij het venster zitten. George was in zijn „hol" beneden. Ze kon hooien hoe hij een lucifer aanstak en rondliep. Hij liep vlug alsof hij haast had. Binnen een minuut had hij de kamer weer ver laten, maar Hazel's scherpe ooren hadden ditmaal niet liet geluid van een omgedraaiden sleutel verno men. Op den overloop was een klein raampje dat uit zicht had op het Oosten. Hazel's kamer keek uit op het Westen. Tusschen de achterdeur en de schuur was een open plek, helder wit in het sterke maan licht. Ze kon George dit stuk grond zien oversteken. Hij had zijn geweer bij zich en hij liep een regelma- tigen stap, van iemand die op een vast doel afgaat. Hazel keerde naar haar kamer terug. HOOFDSTUK XIII. Ratelslangen! Tusschen Hazel en haar levensgeluk stond een groene doos die zich beneden in een onafgcsloten ka mer bevond. In huis was alles rustig. Juffrouw Spragge was in slaap gevallen, want Hazel kon haar zware ademhaling hooren. Maar uit Samantha's ka mer kwamen niet zulke geruststellende geluiden. Sa- mantha lag waarschijnlijk wakker met haar zenu wen tot liet uiterste gespannen. Samantha had een scherp gehoor en de treden van de trap kraakten. Ja, Samantha was wakker en ze schreide. Samantha was een fatsoenlijk meisje. Ilad George zich iets te genover dit onschuldige en hartelijke meisje te ver wijten? Deze vraag verteerde Hazel en ket raadsel van de groene doos liet haar geen rust. Ze kon geen weer stand bieden aan de verleiding, om langs de kraken de trappen naar beneden te sluipen en een groene doos te gaan onderzoeken die aan iemand anders toe behoorde. II. Het besef dat de gelegenheid nu schoon was, maakte een einde aan den zelfstrijd. Samantha afgemat door het vele schreien, was in slaap gevallen. Ilazc! kon haar ademhaling hooren, George kon elk oogenblik terugkomen, dus als ze werkelijk van plan was dit belachelijke en ergerlijke geheim te ontsluieren, moest ze dit nu dadelijk doen. Ze beefde over al haar leden toen ze uit bed stapte. Ze hoefde geen kaars aan te steken. De nacht was heel warm, bijna snikheet. Ilnzcl trok een dun zij den peignoir aan. Haar pantoffeltjes waren meer ornament dan gebruiksvoorwerpen en versierd met hooge hakken. Ze besloot maar liever met bloote voe ten te gaan. Hazel ging de trap af. In het nauwe halletje beneden stond ze weer stil. Alle vrees was vervlogen. Per slot van rekening was dit een avontuur en ze begon er van te genieten. Een blik één enkele maar. De roestige sleutel stak in het slot. Hazel dranide de kruk van de deur om en deze ging gemakkelijk en geluidloos open. Ze trad binnen. Het maanlicht was sterk, zoodat ze alle voorwerpen in George's kamer duidelijk kon onderscheiden. Hazel deed de deur achter zich dicht. Ze bleef midden in- de kamer staan om rond te kijken. Het venster was dicht, hetgeen de drukkende hitte verklaarde. De zon moest er dien middag ge durende verscheidene uren pal op gestaan hebben. Die vreemde, muffe lucht drong tot haar reukorganen door tegelijk vreemd en toch niet onbekend. De lange groene doos stond op den vloer, tusschen de tafel en het raam. Hazel kwam tot de overtuiging dat het geen „Wells Fare"-doos was. Niettemin moest zij gemaakt zijn om iets kostbaars te bewaren. Indien ze beide zijkanten had bekeken, zou ze gezien heb ben dat ze doorboord waren met een menigte kleine gaatjes. Dit zou haar maar misscchien ook niet mogelijk op een idee gebracht hebben. Hazel had al leen oog voor het deksel. Dat scheen in drie stukken gemaakt, maar alleen het middelste deel had schar nieren. Werkelijk, dat deksel scheen ongewoon klein. Een stalen hangslot hing in een open schroefoog. IInzel lichtte het deksel op. De doos was leeg. III. Eindelijk was ze tot de juiste overtuiging gekomen dat de doos bestemd was voor het transport voor kleine dierren, misschien wel voor een zeldzaam soort otter of vos. Ze stonk vreeselijk. Hazel besloot die noodelooze zoekerij maar op te geven. liet was in de kamer om te stikken. Ja, George hield zich bezig met het verzamelen van zeld zame dieren, dat wist ze. Maar waarom daar zoon geheim van genfhakt? Weer deed de nieuwsgierig heid een aanval op haar. Waarom ging hij 's nachts met een buks de heuvels in? Er moest toch ergens, daar was zij zeker van, een geheim zijn. Ze keek achterdochtig om zich heen, terwijl ze zich van alles rekenschap gaf. Rechts van de deur stond een oude pakkist, viermaal zoo groot als de groene doos. Dat was de door George uiterst vernuftig uitgedachte be waarplaats voor zijn slangen. Ze was zoo geconstru eerd, dat de dieren uit eigen beweging niet ontsnap pen konden. Drie zijden van het hok waren van glas voorzien. Het had een dubbel deksel, een van hout en een van ijzerdraad. Overdag liet George meestal het bovenste deksel open en deed dat tegen den nacht weer dicht, want slangen zijn gevoelig voor kou. De ratelslangen die hij in het kreupelbosch ving, werden uit den zak boven in liet hok geschud. Maar wanneer de gevangen dieren uit het hok naar de groene doos werden overgebracht, ging George met meer voorzichtigheid te werk. De vierde zijde van het hok was zink. Ter hoogte van de vloer had George een schuifdeurtje gemaakt. Wanneer hij dit een eind open zette en door een tik. op het deksel de slangen had wakker gemaakt, dan verscheen er weldra een kop door het deurtje, die dan dadelijk zacht en handig niet een houten tang werd vastgepakt. Daarop liet hij dan het kronkelende dier in de doos glijden door een stukje kachelpijp. Hazel staarde naar het hok, waarin ze alleen maar een oude pakkist zag en vroeg zich af wat er toch wel in kon zijn. Toen ging ze er heen. Haar bloote voet was een paar centimeters van het schijfje af, boven over het hok lagen een paar grijze dekens. Ze licht te die niet op, ze raakte die niet eens aan. Terwijl ze zoo stond en zich afvroeg wat er toch wel in die reuzenkist zou zijn, schaamde ze zich eigenlijk niet weinig. Ze duwde met haar hand tegen de kist, maar die kwam niet in beweging. Op dat oogenblik zag ze de schuif, die door een koperen knop hoen en weer kon worden geschoven. Waarom een schuif? Hazel's nieuwsgierigheid was aan het afzakken; ze had juist besloten dat ze maar tot morgen moest wachten en George's geheim uit zijn eigen mond hoo ren. Haar belangstelling in de schuif had niets met het geheim te maken. Ze zou haar hebben beschreven als een volkomen verklaarbaar en gewettigde uiting van intelligentie. Iemand zonder opmerkingsgave zou die schuif immers over het hoofd hebben gezien. Voorzichtig gaf ze met haar bloote voet een stootje tegen de koperen knop. Ze duwde niet hard, want ze had geen verlangen om de schuif open te doen en ze stond op het punt om weer naar haar kamer te rug te gaan. En toch had ze liet wonderlijke gevoel dat haar iets in deze benauwde kamer vasthield. Het schuifje gleed opzij. Terwijl het zich bewoog, hoorde ze een flauw ge schuifel En toen gleed er een platte kop door de opening. Hazel sprong achteruit en keek verstijfd van schrik naar de slang. Een tweede kop kwam te voorschijn, ze zag de koude, wreede oogen zonder oogleden, die glommen met een opalen licht. Het waren ratelslangen. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 1