De mijnramp te Alsdorf.
Reeds ver over
200 dooden.
d e
Met de redders in de
mij n.
Tweede Kamer.
Het Hoogheemraadschap Noordhollands
Noorderkwartier en het Westfriesche
Kanalenplan.
Gasvergiftiging te Ouderkerk.
lens waard. Dc kans om üTtgetröEEene fë worden Is
dan veel geringer.
De heer Gutter zegt, dat de werkeloozen geduren
de 6 weken f 10 bijgepast krijgen en zooals de regeling
nu gemaakt is, zoowel wcrkeloozenkassen als ge
meente dit ten goede komt.
De heer Kaag wijst op den slechten toestand in
land- en tuinbouw, verwacht dus veel werkeloosheid
en vraagt of niet met het Staatsboschbeheer in over
leg kan worden getreden, om met een toeslag der
gemeente dóór menschen te werk kunnen worden ge
steld.
Voorzitter zegt dat er een nieuwe houtvester is, met
wien wordt onderhandeld.
Met algemeene stemmen keurt de Raad de regeling
goed.
Oud Raadhuisje.
Voorstel van B. en W. om het oude Raadhuisje
te Schoorl te onttrekken aan den openbaren dienst
en dit gebouwtje op de door Gedeputeerde Staten in
beginsel goedgekeurde voorwaarden te schenken aan
de Verceniging „Hendrick de Keijser" te Amsterdam,
ter verrolling en restauratie.
De voorwaarden houden o.m. in, dat het polderbe
stuur in dit oude raadhuis blijft vergaderen, de cel
enz. blijft. De gemeente betaalt f750.
'Allen roor, nadat de heer Schenner Se toezegging
ontvangt dat ook de vereenigingen enz. kunnen 'blij
ven vergaderen.
Rondvraag.
De heer Kaag klaagt over het plakken van aankon
digingen aan de palen van het electrisch bedrijf.
Gebruikte men nog punaises, dan kon het. Spr. wil
een verbod in de politieverordening. De verschillen
de vereenigingen moesten het niet doen.
De heer Stam zegt, dat deze vereenigingen zelfs
in de gemeente Bergen hun bekendmakingen aan
plakken.
Voorzitter zal er op letten.
De heer Duin vraagt of het waar is dat er nu
weer steenen te kort zijn voor de bestrating.
Voorzitter is daar niets van bekend. Alleen zal do
zachte roode steen, die nog in den weg zit, er uit
worden genomen. Dit is tenminste besproken.
De heer Schermer hoorde ook „buitenaf dit
praatje, maar denkt dat het zijn oorsprong vindt in
het geval dat de steenen die noodig waren om de
vleugels aan te stralen vanaf Kriller tot Postweg on
geveer naar den Voorweg zijn vervoerd. Den opzich
ter was van dit werk niets bekend, ofschoon hot
toch in zijn bestek staat.
Hierna volgt sluiting.
Vermoedelijk znllen 250 doodan
te betreuren zijn. - De geheele
bedrijfsraad omgekomen. Een
beeld van den afgrijselijken toe
stand beneden in de diepte.
Nog veel erger dan de eerste berichten het weerga
ven blijkt thans de mijnramp bij Alsdorf te zijn. De
ramp ia zóó ernstig, zóó noodlottig als zelfs in de aan
ongelukken niet arme mijnstreken maar hoogst zelden
geschied is. Hooger en hooger steeg het aantal slacht
offers en het werd allengs duidelijk, dat de eerst ge
koesterde verwachting omtrent de redding van de man
nen daar beneden ln de mijn niet verwezenlijkt zou wor
den, en thans is de zekerheid er reeds, dat honderden
mijnwerkers bij de eatastrophe zijn omgekomen en, zeer
waarschijnlijk, daar in de diepte een vreeselijken dood
zijn gestorven. Dat ht aantal dooden ver boven de 200
zal stijgen bewees reeds het bericht van gistermiddag
12 uur, op welk moment de lijken van 265 arbeiders naar
boven waren gebracht en er toen nog een 100 werden
vermist, ongeteld nog het aantal, dat aan hun zware
wonden zal bezwijken.
Enorm is de verwoesting, die men op de plaats van de
ramp aanschouwt. AkeHg is het gezicht op zoo'n ruïne,
waar elk oogenblik nog menschen kunnen worden uitge
haald, waar nog elke seconde een mensch gered kan
worden, die in worsteling is met den dood.
Op het oogenblik van de ontploffing hield de bedrijfs
raad juist een zitting. Alle leden werden door de instor
tende muren verpletterd. Tot dusver is alleen de voor
zitter dood te voorschijn gehaald.
Degenen, die de eatastrophe van dichtbij bezien, zeg
gen dat de indrukken, die ze daarbij opdoen, bijna niet
zijn te beschrijven. Alles ligt gewoonweg versplinterd en
in brokken tegen den grond. Kenmerkend voor de he
vigheid van de ontploffing was, dat in een café de stoe
len in de electrische piano waren geperst Aan den
achterkant van de mijn is alles aan flarden gescheurd:
gebouwen, ijzeren geraamten, deuren, steunstukken alles,
wat men zich denken kan, wat het bovengrondsche ge
deelte van een mijn kan herbergen. De brokstukken steen
waren tientallen metera verder te vinden.
Roode Krulscolonnes liepen af en a&n, de brandweer
lieden uit den geheelen omtrek waren bij het reddings
werk aan den schachttoren aanwezig, waar het ergste
leed werd aangetroffen.
De menschen, die in de schacht zaten, zijn gedood, ter
wijl ook enkele bovengrondsche werklieden onder neer
vallende gewelven den dood vonden.
Twee echter werden nog uit het puin gehaald, die na
twee uur er onder gelegen te hebben, levend waren. Men
kan zich het geluk der zwoegende arbeiders voorstellen,
twee hunner makkers te hebben gered!
En weer zwoegden zij, de groote puinhoopen steen voor
ateen wegheffend naar de spoedig bijgebrachte spoorwa
gons.
Met ploegen van twintig en dertig man was men reeds
uren en uren bezig om de kameraden te bevrijden uit
de op hen neergestorte steenmassa's
Al 't mogelijke werd gedaan, om op denavond 't ter
rein van de ramp verlicht te hebben, want de opruiming
zal nog menigen dag in beslag nemen.
Het was een sinistere aanblik, het af- en aantrekken
der hulpexpedities, het uit elkaar slaan en opruimen van
de massa's verwoeste gebouwen.
De tooneelen, die zich voor de mijn blijven afspelen,
zijn hartverscheurend.
De politie heeft met geweld een vrouw moeten tegen
houden, die tot nu toe tevergeefs op haar twee zoons
heeft gewacht. Haar derde zoon, die Dinsdagmorgen
eveneens In de mijn was afgedaald, is Dinsdagavond be
houden uit de mijn teruggekeerd.
■Wanneer een oproep gedaan wordt, voor nieuwe vrijwil
ligers, om de plaatsen ln te nemen van de mannen die
van vermoeienis en uitputting niet meer kunnen, meld
den er zich uit de menigte meer, dan men gebruiken
kon... Zoo nu' en dan klinken de slagen, waarmee het
opstijgen aangekondigd wordt van de liftkooi, waarin
de draagbaren zich bevinden met de tot aan de sehacht
gebrachte lijken. Dan wordt allee even nog stiller en leg
gen de mijnbeambten en Roodekruis mannen ook weer
deze lijken naast die van de vele andere, meest onher
kenbaar verbrande kameraden.
De reddingsmannen, die naar boven komen, vertellen,
dat ze de gangen op 460 M. diepte nog niet of slechts
uiterst moeilijk bereiken kunnen. Daar moeten de nog
70 ontbrekende vermisten liggen. Degenen, die tot daar
doorgedrongen zijn, kunnen haast niet onder woorden
brengen het afgrijselijke, dat zij er vonden. De ontplof
fingen een geredde zegt tot 25 slagen gehoord te heb
ben hebben alles stuk geslagen. Tot de betonnen blok
ken, waarin de deuren hangen, zijn verzet of gebarsten,
Een der fataalste vernielingen was die van den electri-
schen kabel in de schacht, die de 360 M. verdieping met
die op 460 M. verbond en waardoor de redding had moe
ten plaats hebben.
Verschillende geborgen lijken vertoonden zware breuk-
wonden, die slechts veroorzaakt zijn kunnen worden door
het neerstorten van een groote hoogte, zoodat aangeno
men kan worden, dat zij neergestort zijn bij een ver
geef sche poging om langs den ladder ln de schacht
honderden meters omhoog te klimmen.
Een medewerker van V. D. is er in gVslaagd te zs-
men met een afdeeling der reddingsbrigade in de mijn
te gaan. Deze correspondent besehrijft zijn ervaringen
als volgt:
De donkere kool daalde langzaam In de onderwereld
van de mijn „Anna I" tot dc 360 M. verdieping.
De mijngangen zijn eerst ruim en tamelijk warm,
doch er hangt een slechte lueht. In lange rijen staan
de kleine kolenkarren, de „honden", tot den rand met
kolen gevuld. Daar komt langzaam een „hond" alleen
aan, gedekt met een zwart doek, aan het hoofdeinde
een mijnlamp. De wagen bevat drie doode kameraden
van de twee mijnwerkers, die den treurigen last weg
voeren. De lijken zijn zwart en onherkenbaar.
Wij nemen onze lantaarns en gaan de duisternis in.
De lucht wordt nog slechter en vochtig en de mijngan
gen worden nauwer en lager. Van de zoldering stroomt
het water. Het verkeer wordt drukker. Er komen twee
wagens aan, de eerste is leeg, de tweede is met een
zwarten doek gedekt. De doode heeft den voorrang en
de leege wagen wordt opzij gezet. Wij bevinden ons op
een plaats waar het vochtig is; zwarte slik bedekt den
grond. Wij moeten ons diep bukken om onze hoofden
niet te stooten. Dan komen er acht kolenkarren, ge
volgd door twee mannen van de reddingsbrigade, even
zwart als de mijnwerkers en bijna uitgeput. Zij dragen
een baar en een van hen zegt: „Deze was eerst een
half jaar hier."
Ais wij een groote boeht hebben gemaakt, zijn wij
tot op ongeveer vijftig meter van de plaats van de ramp
genaderd. Er is een groote scheur en daaronder ligt
de dood. Het is er nat en benauwd. Er staan geladen
kolenwagens en er is een intacte opslagplaats vaa dy
namiet Wij gaan niet veel verder. Het is er duister en
het geratel overstemt alles. Niemand weet Iéts, doch
er moeten nog zoovelen bedolven liggen.
Wij gaan door een oude mijngang steeds verder naar
het centrum van de catastrofe. De mijngang druipt, wij
zijn bij het einde van de 360 meter verdieping Een
nieuwe liftkooi, klein en primitief, met open zijwanden.
Snel daalt de kool en stuit in een weeke massa: wij
zijn op de 460 meter verdieping. Ongeveer tien personen
zijn bij elkaar. Zij staren voor zich uit. Men komt
slechts langzaam voorwaarts. Het is hier druk. Wagen
na wagen rijdt weg met zijn treurigen last. Een paar
meter verder liggen drie, vier dooden naast elkaar. Zij
hadden trillen vluchten, doch zij werden door het ver
giftige gas gegrepen. Een mijnwerker beschouwt een
doode en zegt: „Arme jongen, zestien jaar!" Zijn moe
der hoopt misschien, dat hij in het ziekenhuis in Bar-
denberg ligt. Hij was nog slechts twee maanden in de
mijn.
Wij zijn weer aan het einde van een mijngang. Het
is hier nog vochtiger. Overal ziet men lijken. De doo
den worden langs dezen weg naar buiten gebracht. Hier
is de eenige plek in de mijn waar men bevelen hoort
geven. Er is een ladder-installatie naar boven en on
deraan staat een man te roepen.
Ik begin een gesprek met de arbeiders. Zij zijn nau
welijks te herkennen. Hun gelaat is bijna niet te zien.
Het vreeselijke is echter de zoetige lucht, die tot stik-
kens toe de keel dichtsnoert Geen der mannen is ver
bitterd, doch zij hebben iets onzegbaar weemoedigs in
de stem. Toen ben ik snel weggegaan. Ik zie nog hoe
weer een jonge man wordt aangebracht, daarna nog
een en dan weer een oude mijnwerker. Alle dragers
werken zonder iets te zeggen. Door het water en over
puinhoopen gaan wij terug.
En als wij weer op den beganen grond zijn aange
komen, zijn wij dankbaar de zon te kunnen zien en in
de vrije lueht te kunnen leven.
De resultaten van een officieel onderzoek.
Dynamietontploffing niet do oorzaak.
Volgens een W. B. bericht wordt officieel medegedeeld
dat gisteren door autoriteiten en deskundigen in de
schacht Anna II een onderzoek is Ingesteld naar aan
leiding van de mijnramp. In aansluiting daaraan had
een getuigenverhoor en een breedvoerige gedachtenwis-
seling plaats.
De oorzaak van het ongeluk ls nog niet opgehelderd.
Het staat echter vast, dat de opslagplaateen van ont
plofbare stoffen op alle verdiepingen van de mijn vol
komen in orde zijn.
Een ontploffing ln een dezer opslagplaatsen ls dus niet
de oorzaak, zooals aanvankelijk werd aangenomen.
Voor zoover verder kan worden vastgesteld, heeft ook
op de» dag van de ramp zelf geen vervoer van ontplof
bare stoffen ln de mijn plaats gehad.
Aanwijzingen omtrent een ontploffing van poedervor-
mige steenkool onder den grond heeft men tot dusver
niet verkregen.
Het onderzoek wordt heden voortgezet.
Tot dusver zijn 203 dooden geborgen, in de ziekenhuizen
bevinden zich 96 gewonden, vermist worden, voor zoover
kan worden nagegaan, nog 23 man. Gistermiddag zijn
nog drie man levend te voorschijn gebracht.
Het reddingswerk wordt met kracht voortgeset
Betuiging van deelneming van koning George
De Brltsehe gezant te Berlijn heeft persoonlijk namens
den koning van Engeland aan rijkspresident Hindenburg
zijn deelneming betuigd naar aanleiding van de mijn
ramp.
Een sympathiebetuiging van de
mijnwerkers.
Britsche
Reuter meldt uit Londen:
De president en de secretaris van den Brltschen mijn-
werkersbond hebben aan den Duitschen mijnwerkers-
bond een telegrafische betuiging van deelneming gezon
den voor de verwanten van de slachtoffers.
Tegen middernacht 222 Lijken te voorschijn
gebracht.
Volgens een officieel bericht waren te 11.30 's avonds
222 lijken gevonden.
Volgens mededeeling dor reddingsbrigade liggen op do
verdieping van 460 M. nog 15 dooden, die spoedig te
voorschijn kunnen worden gebracht
Onder de puinhoopen boven den grond liggen naar
men vermoedt nog 5 10 dooden, en verder zouden
nog op andere plaatsen, o.a. op de tweede verdieping,
nog dooden liggen, zoodat ook volgens deze schatting
het aantal dooden de 250 zou overschrijden.
Bij het tooneel van dc ramp staan nog steeds dui
zenden te wachten op de nieuwste berichten omtrent
den omvang der catastrofe.
Een initiatief-voorstel van den heer De Visser over
de pachtcommissies werd aan de agenda toegevoegd
en hierover zal tegelijk met de regeeringsvoorstellen
worden gesproken.
De motie-Cramer over de opheffing van het inter-
neeringskamp aan den Boven-Digoel en vrijlating
van de geïnterneerden wordt verworpen met 56 tegen
22 (s.d., communisten en de heer Fioris Vos).
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen
over het ontwerp inzake kruiser- en flottielje-vaar
tuig.
De heer Braat (P.B.) betoogt, dat de landbouw geen
voordeel ondervindt van vlootuitbreiding. Indien
deze gaat ten behoeve van Indië moet Indië haar
ook maar betalen.
De heer Fioris Vos (M.P.) ziet in dit ontwerp een
achterwaartsche richting.
De heer Tilanus (c.h.) bestrijdt uitvoerig het ont
wapeningsstandpunt en verlangt dat de sociaal-de-
rnocraten zich duidelijk uitspreken over hun hou
ding, wanneer oorlog dreigt.
Spr. bestrijdt de meening van den heer Marchant
als zou neutraliteit niet meer mogelijk zijn en noemt
vier gevallen, waarin krachtens het Volkenbondsver
drag Nederland zijn neutraliteit behouden zou. Voorts
wijst hij op de duidelijke taal, die de buitenlandsche
marinebegrootingen spreken. Het is onmogelijk een
groot eilandenrijk als Indië zonder vloot te laten. Ook
spr. heeft een afschuw van de verschrikkingen van
den oorlog, maar wil de realiteit niet uit het oog
verliezen.
Hij juicht het regeeringsvoorstel, dat sober te noe
men is, dan ook toe.
De heer Albarda vraagt wat het karakter en de
strekking is van dit wetsontwerp. Ten aanzien van
deze vraag staan twee opvattingen tegenover elkaar.
Spr. gaat het verschil na tusschen de vlootwet
van 1823 en dit wetsontwerp.
Spr. wijst er op, dat volgens de cene opvatting
hebben wij te doen met een hoogst, eenvoudig en zeer
onschuldig voorstel, een verhooging met f770.000
voor nieuw aanbouw van een kruiser'en een flottielje
vaartuig. Wel is in een bijlage een Vlootplan ont
vouwd voor elf jaar, maar daarover zal bij deze stem
ming in geen enkel opzicht worden beslist en blijft de
Kamer vrij daartegenover. Volgens de andere opvat
ting staan wij hier wel niet formeel doch feitelijk
voor de vraag, of de zeegaande vloot voor Indië met
50 zal worden verhoogd, ja dan neen. Spr. acht
de laatste opvatting de juiste.
De Kamer is formeel vrij tegenover het plan. Maar
die formeele vrijheid is geen feitelijke vrijheid. Voor
eerst wat den bouw van den kruiser en het flottiel
jevaartuig betreft. Zonder onvoorziene veranderin
gen van den toestand zal de Kamer de volgende ter
mijnen aannemen. Dat beteekent dus de aanvaarding
van een uitgaaf van f 15 millioen, te venverken in
vier jaar. Maar de beslissing beteekent tevens de
aanvaarding in principe van de reserve van 50
Het is niet aan te nemen, dat zij, die den derden
kruiser voteeren, de jagers en onderzeebooten zouden
weigeren, die moeten dienen om van de Indische
vloot een harmonisch geheel te maken. Deze opvat
ting wordt door de rechterzijde over het geheel niet
toegegeven.
Hier valt over enkele dagen de beslissing over het
geheele Vlootplan. Zal nu dit voorstel leiden tot
uitbreiding van de vloot? Spr. sluit zich ten dezen
aan bij den heer Marchant. Spr. is niet minder ver
baasd dan hij, dat men hen, die van vlootuitbreiding
spreken, durft beschuldigen van volksmisleiding. Is
hier sprake van uitbreiding of niet? Een kind kan
die vraag beantwoorden.
Spr. komt daarna tot do opportuniteit van het voor
stel en vraagt: Welke zijn de beweegredenen die ge
leid hebben tot deze vlootuitbreiding? Voor West-
Indië kan met een paar politie-vaartuigen worden
volstaan. Maar wat heeft de regeering bewogen tot
uitbreiding der zeegaande vloot voor Ned.-ïndië?
Waarom zijn nu plotseling 33 in plaats van 22 sche
pen daar noodig? In hoeverre is de veiligheid daar
verminderd?
Spr. herinnert aan de conferentie te Washington,
waar de drie groote zeemogendheden verklaarden,
dat zij de rechten van Nederland in den Indischen
Oceaan zouden eerbiedigen. Nederland antwoordde
daarop met het ontwerp-Vlootwet. In 1930 hebben wij
de conferentie van Londen gehad. Zeker is deze geen
volledig succes geweest. Toch is de uitkomst niet
zonder beteekenis. Niettemin gaat Nederland thans
de bewapening vermeerderen. Komt er nu een con
flict in den Grooten Oceaan, dan zal het een conflict
zijn tusschen groote zeemogendheden. Onze zeegaan
de vloot, ook versterkt volgens het plan-Deckers, zal
binnen korten tijd worden vernield. Spr. beroept zich
op het blad van „Onze Vloot": de bemanning zal
ten doode zijn opgeschreven. Onze kruiser zal op de
geheel wereld de zwakste zijn die er is.
De vernietigende critiek van marine-officieren
over de vloot, die de minister wil creëeren, leidt tot
twee mogelijkheden: of een sterke vloot, maar dan
moet men met de millioenen smijten, óf de ontwape
ning. De keus is voor ons niet moeilijk.
Wij laten ons niet leiden door wat onze partijge-
nooten in andere landen willen. Ons standpunt komt
trouwens overeen met dat van onze partijgenooten
in alle andere kleine landen.
Wij achten een politiemacht noodig voor de veilig
heid van onze kust en de Indische. De Deensche vloot,
dio dient ter bescherming van een land met eon kust
lijn, driemaal zoo groot als die van Frankrijk, zal
bestaan uit zeer eenvoudige schepen, alleen politie-
vaartuigen en enkele nop bestaande duikbooten.
Spr. komt dan nu tot het petitionnement om daarna
de houding der katholieken in deze aan critiek te
onderwerpen en meent dat had men dit plan bij de
verkiezingen aangekondigd, dan hadden de katho
lieken hun millioen stemmen bij de verkiezingen
niet bereikt.
Er is thans een botsing tusschen twee stroomingen,
voor en tegen bewapening. In elk land en overal,
waar de strooming voor vermeerdering van bewape
ning zich vertoont, moeten de mannen en vrouwen
daartegen worden opgeroepen. Al zal het ons niet ge
lukken dit ontwerp te doen verwerpen, de strooming
van ontwapening zal toenemen.
De heer Van Pall (a.r.) betoogt dat als wij een vloot
als Denemarken moesten bouwen, wij er een moesten
hebben van 600.000 ton, rekening houdend met de
kustlijn van Indië.
Spreker zette verder uiteen, dat z.i. hter niet een
vloot gebouwd wordt op breeder grondslag dan de
Regeering in 1926 voldoende oordeelde.
Spr. concludeert: er wordt geen vloot uitgebreid en
de uitgaven worden niet verhoogd. Nieuwe lasten wor
den het volk niet opgelegd. Er heeft geen deelneming
aan een bewapeningswedstrijd plaats. Het petitionne
ment richt zich tegen allerlei zaken die niet worden
voorgesteld.
Spr. informeert hoe 't zal gaan met de vernieuwing
der vloot na 1910, om daarna te spreken over een
zijdige nationale ontwapening.
De heer Zandt (S.G.D.) zegt, dat men allerlei val-
sche leuzen heeft aangeheven om den indruk te wek-
kon, dat hier millioenen worden weggesmeten. De
overheid hebbc te regeeren en die maatregelen te ne-
mn, die voor ht volk nuttig en noodig zijn, zonder
zich te laten ringelooren door een petitionnement. Het
is een der duurste plichten van de overheid offers t<\
brengen voor de verdediging van het land. ov
De heer Schaepman (r.k!) acht dit ontwerp varL
zeer eenvoudigen aard. Intusschen vraagt spr.. zich*
af, of de minister zich niet te gemakkelijk afmaakt
van het vraagstuk van de verantwoordelijkheid van dc
zeemacht in Nederlandseh-Indië. De werkelijke toe
stand verschilt wel zeer veel van de voorstelling, die
in de Memorie van Antwoord wordt gegeven.
De heer Van der Heide (S. D.) wenscht de zaak te
bezien uit ethisch-religieus standpunt, als een zaak
ntet van het gevoel, doch van het geweten.
Spr. betoogt o.m. dat na het ontstaan van Kerk en
Vrede, de christelijke kerken langzaam aan hun po
sitie gaan herzien. Kerk en Vrede staat aan de spits,
maakt de christenen mobiel en wil ontwapening, na
tionaal en internationaal. Spr. meent van christelijk
standpunt dat er van een rechtvaardigen oorlog geen
sprake meer kan zijn en dat elke oorlog in strijd
is met de christelijke norm.
De vergadering werd daarna verdaagd tot Donder
dagmiddag.
De bijdrage voor het
Huigend^jkKolhorn.
kanaal Alkmaar-
In de Woensdag a.s. te houden algemeene vergade
ring van het Hoogheemraadschap Noordhollands Noor
derkwartier komt ook nog aan de orde het voorstel
van Dijkgraaf en Hoogheemraden om aan de CoAi-
missie voor de kanalisatie van Westfriesland een bij
drage toe te zeggen in de kosten van de totstandko
ming van het kanaalvak AlkmaarHuigend ijkKol
horn van f 500 per jaar, tot en met het veertigste jaar,
verloopen na den datum, waarop de bijdrage is toege
zegd en door het Provinciaal bestuur als zoodanig ia
erkend.
In het op dit voorstel betrekking hebbende water
schapsblad, deelen Dijkgraaf en Hoogheemraden mede,
dat aan de bijdragen die aan de direct-beianghebbenden,
zijn gevraagd, nog een belangrijk bedrag ontbreekt, n.k
aan de toezeggingen van bijdragen door gemeenten
f 5300 en door waterschappen f 6550 en dat Ged. Sta
ten aan het Hoogheemraadschap verzoeken alsnog een
bijdrage van f 500 te willen verleenen.
Ten aanzien van het verleenen van een subsidie in
de kosten van het totstandkomen van het Westfriesche
kanalenplan is hier van het beginsel uitgegaan, dath et
Hoogheemraadschap niet verder zal gaan in zijn bij
drage dan het voordeel, dat de kanalen voor de uit
oefening van zijne taak zullen opleveren.
Volgens de meening van D. en H. zal het kanaal
AlkmaarHuigendijkKolhorn, wegens goedkooperen
aanvoer van materialen, aan het Hoogheemraadschap
géén voordeel brengen, zoodat er derhalve uit dezen
hoofde geen termen bestaan, om aan het verlangen van
Ged. Staten te voldoen. Intusschen zouden D. en H. het
betreuren, dat door de weigering van de gevraagde
bijdrage van het Hoogheemraadschap de totstandko
ming van het kanaal onzeker zou worden, omdat dit
voor den Wieringermeerpolder de kortste verbinding
te water met het achterland zal zijn en het kanaal
derhalve voor de economische ontwikkeling van den.
polder van groote beteekenis wordt.
Geen afwenteling van onderhoudsplicht.
In dit verband meenen zij in herinnering te moeten
brengen, dat aan de wet van 14 Juni 1918 tot afsluiting
en droogmaking van de Zuiderzee een nieuw artikel is
toegevoegd, waarbij is vastgelegd, dat in de kosten van
den afsluitdijk zal worden bijgedragen door de provinciën,
die geacht kunnen worden bij de uitvoering van dit
werk In meer directen zin belang te hebben. In sommigo
kringen is de vrees uitgesproken, dat de provinciën de
ze bijdragen voor een gedeelte zullen afwentelen op de
onderhoudsplichtigen van die dijken, welke tengevolge
van de afsluiting hun karakter van zeewaterkeering zul
len verleenen D.enH. zouden een dergelijke handelwijze
niet Juist achten. Immers, bU het maken van nieuwe
inpolderingen zijn aan de bedijkers door het openbaar
gezag meestal wel faciliteiten verleend, maar, voor zoo
ver bekend, is nimmer van de waterschappen, wier on
derhoudskosten tengevolge van de inpoldering werden
verlicht, een bijdrage in eenigerlei vorm gevorderd ten
behoeve van de nieuwe inpoldering.
De reden hiervoor ligt voor de hand, de vermindering
van onderhoudslasten is geen doel, maar slechts een ge
volg van de bedijking, en het zou o.i. niet redelijk zijn als
van dit -historisch standpunt werd afgeweken nu het
Rijk als bedijker optreedt.
Meenen D. en H. zich dan ook reeds bij voorbaat ten
zeerste te moeten kanten tegen een verplichte bijdrage
in de kosten van de afsluiting en droogmaking van de
Zuiderzee, zij achten hetj Hoogheemraadschap wel ge
rechtigd, om als contra-prestatie, wegens de voordeelen
die het van de droogmaking van den Wieringermeerpol
der genist, vrijwillig een bijdrage te verleenen in een
werk, dat zoozeer den bloei van dezen polder zal bevor
deren.
Zij stellen dan ook voor dé gevraagde bijdrage ad
f 500 te verleenen.
Verschillende berichten.
HET NOORDERLICHT VAN DEN 17DEN.
Het Kon. Ned. Meteor. Instituut te de Bilt deelt
het volgende mede:
Met Meteorologisch Instituut ontving uit alle dee
len des lands een 59-tal berichten over het lichtver
schijnsel, in den avond van Vrijdag 17 dezer aan den
Noordelijken hemel waargenomen, aanvankelijk in
W.N.W.-lijke, later in N.-gelijke richting. Te gelijker
tijd werd te de Bilt een sterke magnetische storing
geregistreerd. Mede op grond hiervan is aan te ne
men dat de verschijnselen als Noorderlicht (Pool-
licht) zijn te beschouwen.
Oude vrouw bijtijds gevonden.
Toen Dinsdagmorgen bij de hoogbejaarde weduwo
H. T. de L. geb. V. te Ouderkerk geen gehoor werd
gekregen en tevens een sterke gaslucht werd waar
genomen, werd de buitendeur geforceerd. In de keu
ken vond men het oudje voorover op den grond lig
gen, terwijl een kraantje van het gasfornuis onder
een pannetje met melk openstond, hoogstwaarschijn
lijk was dus de vlam op een of andere wijze uitge
waaid. De vrouw, welke bewusteloos was, werd on
middellijk naar buiten gebracht, terwijl door een ont
boden geneesheer zuurstof werd toegediend. Dit hal
na eenige oogenblikken in zooverre succes, dat het
bewustzijn terugkeerde. Opname der vrouw in een
ziekenhuis werd echter noodzakelijk geacht
KINGSFORD SMITH WEER THUIS.
Reuter seint uit Sydney, d.d. gister:
Kingsford Smith, geëscorteerd door achttien vlieg
machines, is in zijn woonstad aangekomen, begroet
door zijn verloofde, zijn ouders en zesduizend toe
schouwers. De groote Oceaanvlieger werd verwelkomd
door vertegenwoordigers van regeering en burger
lijke autoriteiten, waarna de veieger in grootsche op
tocht door <ie stad Sydneydw.vocrd werd.
Ischr
.sche Ler ONTVOERING VAN STAHLBERG.
Opzienbarende arrestaties.
Wolff meldt uit Helsingfors:
In verhand met de ontvoering van den Finsehen
oud-president Stahlberg, zijn de chef van den gene-
ralcn staf Wallenius, de chef van het mobi.isatie-
bureau luitenant-kolonel Kuussaari, en een ambtenaar
van het Dept. van defensie, de advocaat Toivonen, ge
arresteerd.