SchagerCourant Pijnlijke tooneelherinneringen. Derde Blad. „De haak! de haak!" Angstig, gejaagd riep iedereen fluisterend om een haak! Maarde haak was er niet. HET MEISJE UIT DE STAD. Een ontmoeting met William K. Vanderbilt. Donderdag 23 October 1930. 73ste Jaargang. No. 8753 Toen Cor Schulze en Louis Bouw meester nog speelden. Caro van Dommelen's Avontuur. Mevr. Caroline van Lancker-v. Dommelen, de be kende actrice, weet het is trouwens geen onbc- dend feit niet alleen dikwijls voortreffelijk tooneel te spelen, maar kan evenzeer goed met de pen om gaan. Het relaas van haar pijnlijkste tooneelherin neringen is daarvan een overtuigend bewijs. Geven wij haar thans het woord: „Mijn pijnlijkste tooneelherinnering! Die ligt als een héél eind achter me. maar nu ik ze mij weer levendig voor den geest haal, begrijp ik pas ten volle,-hoe wanhopig, radeloos ik mij op dat oogcnblik gevoeld moet hebben, om de wan hoopsdaad te kunnen uitvoeren, die de situatie redde. Ik was dan geëngageerd bij de Kon. Ver. Het Ne- derlandsch Tooneel te Amsterdam. Mijn eerste se- rieuse engagement, na een jaar ambulante proef- praktijk bij wijlen Rentmeester, bij wien ik méér ervaring en routine had opgedaan, dan in mijn vijf tponeelschool-jaren. Ik telde twintig lentes; was als een „veelbelovende artiste" gesignaleerd, en daar ik van nature die bevallige magerte had, die nu de „lijn" genoemd wordt, vielen mij, naast de ingenue- en jonge mina- ressenrollen, ook de travesties ten deel. In Augustus had ik reeds mijn stil debuut gehad, als „Louise" in Gringoire! Willem Royaards: Ko ning Lodewijk XI; Louis Bouwmeester: Gringoire, en ik Louise! Maar mijn groote debuut was in het September-stuk! Weet U, wat een „Septemberst.uk was? Ik schrijf „was', want het echte September- stuk bestaat niet meer. Het Septemberstuk. Dat was „het" stuk, waarmede het nieuwe speel seizoen triomfantelijk de campagne inzette. Een stuk voor de massa; 'n stuk „a grand spectacle mei véél figuratie, véél changement, en vele, zéér fraaie décors. Een stuk met groot en breed spel. Zoo een stuk was „Mathias Sandorffbewerkt naar Jules Verne's roman, dus: sensationeel! Mij was de heerlijke rol toebedeeld van Pescade. Kent U Mathias Sandorff? Neen? Foei! lees het dan nog! Ik verzeker U, het zal U boeien! Pescade is het geestige, kwieke, gewiekste arme clowntje, die met zijn vriend Matifou, den ..sterken man" zonder hersens, maar met een doodgoed hart, de kennisjes afreist. Wie Matifou uitbeeldde? Wie anders dan onze onvergetelijke komiek Cor Schulze! 'n Fijn stel! We waren een fijn, 'n echt stel! Cor, dik sullig (in dien rol natuurlijk) in vleeschkleung tricot met de traditioneele panterhuid en ik: mager, vlug, in een clownpak en grappig geschminkte toetl Wat hadden wij een pleizier van onze rollen. Voor al tegen dat de ontknooping naderde, in dat span nende tooneel in een der havenplaatsen van Klein- Azie, als ik mij niet vergis, 't Kan ook ergens in Noord-Afrika geweest zijn, in ieder geval in een stad met een Mohammedaansche bevolking, die met zons opgang en zonsondergang door den priester tot het gebed geroepen wordt. Vooral van dit tafreel was iets aparts gemaakt; 'n geweldig décor. De Ooster 6che stad met haar witte en okergele huizen met platte daken; het groote marktplein, de moskee en de minarets, 'n groep palmen en in de verte het blauwgroene water van de zee, onder een strak- blauwen lucht, waarop met schijnwerpers het effect van de dalende zon werd voorgetooverd. Mathias Sandorff is zijn doodsvijand, die zijn le ven verwoest heeft en die zijn dochter, ter wille van de geweldige erfenis, ontvoerd heeft, op het spoor. Maar hij, de „vuile verraaier!" houdt zich schuil in FEUILLETON Uit het EngeJsch van E. A. V ach el l. Een derde kop, die zich vlugger bewoog dan de beide vorige, brak de verlammende betoovering. Te verschrikt om' te schreeuwen, haar heele denkver mogen was verward, want ze had net zoo goed de deur open kunnen doen en vlucht sprong Hazel met de oogen op dc slangen gevestigd. Nu was de eerste slang al tusschen haar en de deur gegleden. Hazel probeerde er om heen te zwenken, maar ze had het verkeerde moment gekozen. Oogenblikke- lijk rolde de slang zich op en begon te ratelen. Het meisje had dit onheilspellend geluid nooit gehoord en de schrik drong haar door merg en been. Ze sprong op den stoel bij de tafel. Nu ze zich voor het oogenblik veilig voelde, werd ze iets kalmer. Ook de andere slangen hadden zich ineengerold en ratelden. Er waren er negen uit het hok ontsnapt. Ze begon zich flauw en duizelig te voelen. De sterke muffe lucht werd haar de haas. Het zweet brak haar over het heele lichaam uit, haar keel leek wel uitge droogd. haar vingers trokken krampachtig. Ze zou het niete voor mogelijk gehouden hebben dat derge lijke angsten bestonden, zulk een verlamming van alle lichamelijke en geestelijke krachten. Ze wist mets van de gewoonten van ratelslangen af, ze ver beeldde zich zooals zoovele doen dat de slan- zich vlugger bewegen dan de mcnschen kunnen loopen. Volgons haar konden ze waarschijnlijk wel in hoornen of in dit gaval stoelen klimmen. Boven al deze gedachten zweefde haar de herin nering aan die kinderen, die dood waren gevonden door hun radelooze moeder. Ze stelde zich voor hoe misvormd en wankleurig die arme lichaampjes er nit hadden gezien, Voor den zooveelsten keer kwam naar de herinnering van den monsterlijken kop van net veulen weer voor oogen. Haar walging nam toe, een dier massale Oostersche huizen, die meer van een kubus in steen hebben, dan van een woning! Het schijnt een vesting, zonder ingang, En toch moet men in het huis komen. Dan heeft de geniale Pescade een idee! Als de Muselmannen op hun dak kunnen komen van uit hun woning, moet je dus ook van af het dak in het huis kunnen geraken, Als Pescade dus maar eerst op het dak is, zal hij wel verder zien. Om nu onge merkt op het dak te komen! Een zware opgaaf, want het krioelt in de straten en op het plein van Mohammedanen, die in feeststemming zijn! Heden is het „het Feest van de Heilige Ooievaars", die ge luk over het land verspreiden. Straks, als deze stelt- loopers hun vlucht nemen, zal de muslim dit hei lige gebeuren uitroepen! Dan zal de bevolking zich, als één man in het stof neerwerpen, om Allah te ceren en te danken. In afwachting van dit oogen blik, dat tegen zonsondergang zal plaats vinden, viert de bevolking feest. Hierop bouwt Pescade zijn plan! Hij neemt Matifou ter zijde, fluistert hem iets in en samen snellen zij naar Sandorf"s jacht, waarop zij „scheepsvolk" zijn, dat in de haven ligt. In hun matrozenkleeren gaan zij er aan boord (wat was ik 'n spichtig, kwiek ma troosje) en als zij vijf minuten later weer te mid den der joelende menigte verschijnen op het markt plein, is het in hun oude saltimbanque-plunje, die zij bewaard hebben. „Hallo! hallo, hallo, hallo, hallooo! Plaats daar voor den Hercules en het clowntje! Zij zullen U laten zien, wat je nooit hebt gezien! Eerst wat grollen en moppen! Kopje duikelen en 'n paar pirouettes! en dan,.IIup!" De sterke man, Matifou Schulze zette een dunne paal in een koker, dien hij aan een gordel om zijn lijf droeg en Pescade van Dommelentje als een boomkikker er tegen op. Het volk verdringt zich om deze twee! Hé! en ha! zóó mooi vinden ze het. Een plastische stand op den top en dan een bekkenslag! en de roep van den priester op de mi naret: De heilige ooievaars! Een zwerm groote vogels verheft zich, zweeft door het luchtruim en op dat oogenbiik knielen alle Muselmannen en hun vrouwen diep, héél diep in het stof, het gezicht tot op den grond. Het juiste moment. Op dat oogenblik heeft Pescade gerekend! Met een sprong belandt hij op het platte dak! Als de bevol king zich eindelijk verheft, vragen zij verwonderd: „Waar is de kleine kunstemaker gebleven?" Prachtig klinkt Mathias Sandorffs stem en ik hoor 't van Schoonhoven nog zeggen: „Die is door de heilige ooievaars meegenomen naar een schooner oord. Allah zij geprezen!" „Doek! zakken!", „halen!", „zakken," „halen!" commandeerde „pa" de Leur, de regisseur! En het gordijn daalde en rees! De zaal juichte! Vooral als Pescade zich dan nog even op het dak vertoonde! ie truc. Nu ja, men begreep- wel, dat ik die prachtige toer niet werkelijk uitvoerde, maar de staaldraad, waar aan ik zachtjes omhoog werd getrokken, zag men immers toch niet: zoomin als den „haak", die op mijn rug onder mijn clownspakje stevig werd vastge maakt! U kent die truc wel! Ennu komt de eigenlijke clou van mijn ver haal. 't Was Zondagavond! 'n Tjok- en tjokvolle zaal. We gaven 'm van katoenl Je voelde als *t ware den trilling van spanning, zóó leefde het publiek mee! Wij acteurs en actrices wij waren er echt „in!" Hè! dat ging er van langs. Wat gaven we 'm van katoen! Bouwmeester, als de valsche bankier, was ook in zulke rollen een reus! geweldig! Dis speelde dat de stukken er af vlogen! Nou. daar wou je niet. voor onderdoen; en ik zei 't al, ik had bij den ouden heer Rentmeester een goede leerschool doorgemaakt! Henri de Vries, als tweede marqué was ook niet voor de poes! Van Schoonhoven was natuurlijk no bel en majestueus! Cor Schulze en ik hadden reuze succes! Toen ik, in sneeuw gerold, als een groote sneeuwbal de berghelling afgeworpen werd, om door de vijandelijke linie heen te komen, die ons in „de Engelsche hut", daar boven in de eeuwige sneeuw de vreeselijke stank werd nog ondragelijker. Hazel keek naar het raam. Kon zo dat openmaken en er door ontsnappen? Neen, er lagen twee slangen tus schen haar en het venster. Met een gevoel van doo- delijke wanhoop werd ze zich bewust dat ze zich niet bewegen dorst. Onderhand hadden de slangen opgehouden met ra telen. En die stilte was nog ondragelijker dan het lawaai van daarnet. Vijf stuks gleden op en neer door de kamer, op zoek zooals Hazel dacht naar haar. Als ze hun afschuwelijke platte koppen opbeurden, zouden ze haar kunnen zien. Er ging een minuut voorbij. Een kinderachtige woede tegen George kwam in haar op. Waarom had hij haar in dit slangenhok gelokt. Natuurlijk schaamde hij zich voor dezen handel in ♦vergiftig gedierte. Ze dacht aan Wilbur, die nu rust: te slapen, in zijn hotel in Aguila, ze dacht juffrouw Spragge en Sarnentha, die boven in i pen slaap gedompel lagenvlak bij! Als ze eens schreeuwde! Maar die vreeselijke slan gen, die haar nu niet konden zien, zouden haar hooren en haar aanvallen voordat er hulp kwam op dagen. Ze zag in verbeelding zich omstrengeld door slangen en elk van die monsters had zijn tanden in haar zacht blank vleesch gehoord. En het was nog niet eens elf uur. Zou ze hier den heelen tijd op den stoel moeien blijven staan totdat George thuis kwam? Ze merkte dat haar krachten haar begonnen te begeven. De vreeselijke misselijkheid werd ieder oogenblik erger. De duizeligheid overmande haar. Het zou niet lang duren of ze zou beginnen te wan kelen en van den stoel vallen. Met een ontzettende krachtsinspanning beheersch- te ze haar angsten. Links en rechts van de deur lagen slangen, maar een smal paadje naar de vrijheid was op het oogen blik open. Als ze ook maar iqts van de gewoonten van slangen had geweten, die met een enkele uit zondering, nooit een mensch aanvallen, dan zou zo kalm van haar stoel gestapt, kalm naar de deur zijn gewandeld, zorgvuldig oppassend dat ze de dieren niet verschrikte door de heftige bewegingen. Ze zou den dan in de hoeken van de kamer weggekronkeld zijn. Ze droeg een lange nachtjapon en een peignoir met een sleep. Het kwam niet bij haar op, dat ze deze kleedingstukken moest optillen, om haar bee- belegerde, had het publiek al gejuicht en gelachen! Maar dat was nog niets bij de uitbarsting van vreugde en de toejuichingen na Pescade's gym nastische prachttoer, die straks los zou breken, zeo- als iederen avond. Waar was de haak? Het moment was gekomen! Na een paar potsier lijke buitelingen, onderwijl Matifou de klauterpaal in den gordel bevestigde, zou ik dan mijn kunsten vertoonen. Maar, waar bleven ze met den haak? „De haak!" „De haak!" Angstig gejaagd riep iedereen, fluisterend om den haak! Maar de haak was er niet. Groote goden! wat nu? Pa Leur hoorde je achter de coulissen galmen: „De haak!" Ik zag het personeel heen en weer rennen, maar geen haak! Ik buitelde nog maar eens over mijn kop! Verkocht gr 'waar ik die vandaan haalde, snap ik nog niei... broer Frits, die tweede regisseur was en die als Musclman verkleed, de volksmassa leidde, gaf in zijn nerveuse gejaagdheid een kort bevel: „Allo! vooruit Caro!" „Jawel! vooruit!" Het was de moed der wanhoop! „Help mee vasthouden! Om hem heen! Om Cor heen!" commandeerde Frits! De figuratie snapte het! Ze hielpen Cor den stok „houde". Want de stok zwiepte! Cfroote genade daar ging ik! Ik kon het nog! al was ik zeker in twee jaar niet meer tegen de stok ken en in de touwen omhoog geklauterd! Precies een aapje op een stokje! Been gekruist om de paal; de armen er om; weer een zetje! weer een eindje hooger! Wat was die stok lang! en wat was dat platte dak hoog!! „Cor" zweette en hij zei leelijke woorden, die niet in zijn rol stonden; maar hij zei ze zachtjes; tusschen hijgen en zuchten in! Meelevende figuratie. De figuratie heeft nog nooit zoo meegeleefd als dien avond, en zij hielpen zóó mee manoeuvreeren dat de stok vlak bij het dak kwam. Ik zelf riep: „de heilige ooievaars!" toen riep de priester het, maar het volk lag al op den grond en ik lag al op het platte dak! Nee! dat kunnen jullie je toch niet voorstellen! Zoo'n gebrul van gejuich uit de engelbak! en een geklap en applaus! „Kranig, meid!" Toen het scherm voor de laatste maal gehaald was, kwamen alle collega's mij feliciteeren. „Kranig, meid!" zei de groote Louis en klopte me op mijn rug. Christine Poolman zoende me. Pa de Leur haal de nog hoorbaarder dan anders adem en schudde mijn handen! Henri de Vries bood me „wat te drin ken" aan. Toen ging ik naar Cor! Die zat op een groote tros touw te hijgen en zich het zweet af te wisschen! Hij keek me aan, zooals een martelaar in het Co- lisseum tot Nero moet hebben opgekeken en hij zei: Klein mirakel! als je nog 's zulke kunsten wilt uit halen, waarschuw me dan! Dan zorg ik tijdig, dat ik' me „wegschmink"! Maar toch glimlachte hij daarna, toen hij vroeg: „Hoe komt zoon sprinkhaan zoo zwaar?" De sprinkhaan genoot van de triomf, maar de ze nuwen speelden me nog even parten. Want toen mijn broer Frits mij zwijgend even flink de hand kneep, ten teeken, dat hij tevreden was, toen ik begreep, dat ik werkelijk de situatie gered had, begon ik ineens te brullen van het hui len! Zoo echt lekker te snotteren! Het luchtte op; ik lachte door mijn tranen heen, maar ik moest me als de maan overschminken! Gelooft U, dat dit mijn meest emotievolle tooneel herinnering is?" BRIEF UIT LUBECK Bijzondere correspondentie TOEN de oude Cornelis van der Bilt. een flinke Hollandsche zeeman, meer dan 130 jaar geleden de groote vaart eraan gaf en met een roeibootje passagiers en vrachtgoed vervoerde tusschen het Stateneiland en New York, waaraan toen dringend be hoefte was, legde hij den grondslag voor het fabelach tige vermogen van zijn familie. Naast zijn eene boot moest hij al gauw een tweede en een derde laten varen. De bootjes werden schepen, stoomschepen zelfs, en deze eerste Vanderbilt liet zijn erfgenamen reeds honderd duizend dollars in baar geld na. Toen ging het van geslacht tot geslacht snel omhoog. Elke jonge Vanderbilt bleek dezelfde gave te hebben meegekregen, n.1. goede „Ideeën" te hebben. En tegen woordig beheerscht het vijfde geslacht van deze buiten gewoon talrijke familie spoorwegen, electrische centrales, rpijnen, fabrieken en werkplaatsen van alle soorten en heeft een leger arbeiders en ander personeel in haar dienst. De familie vertegenwoordigt een macht op zich zelf en bezit heele steden en landstreken en wanneer wij den inhoud van de verschillende brandkasten der Vanderbilts bij elkaar opstellen, komen wij op tien mil- liard dollars. Een achterkleinzoon van den ouden schipper. William Kissam Vanderbilt, bezoekt dezer dagen met zijn eigen, luxueuse jacht Europa. Zijn bedoeling is, een jacht te laten bouwen dat onder alle omstandigheden zeewaardig is en dat in alle opzichten sterk en tevens representief is. Hij heeft hiervoor de Germaniawerf gekozen te Kiei. In een hotel aldaar ontmoette Ik den ongeveer vijftig jarigen Amerikaan, die op het oogenblik misschien wel de rijkste man van de wereld is. met zijn jonge vrouw en den heer Daniël Cox, Directeur der firma Cox en Stevens. Fifth Avenue. New York, die het jacht ontwor pen heeft. Het waren alle drie typisch Amerikaansche verschijningen. Den vorigen dag waren zij in mijn woonplaats (Lu- beck) gewéest met hun auto en hadden daar de werven en de kroegjes bezocht. Over beide waren zij zeer vol daan. Het_ is toch merkwaardig, dat alle bezoekers uit het droge Amerika zooveel aandacht besteden aan ge legenheden, waar geschonken wordt. Thans werd Ik hen achterna gestuurd met een speciale boodschap van een Lubecksohe firma. Het gesprek ging natuurlijk eerst over het prachtige nieuwe jacht. Wij bekeken de ontwerpen en de heer Cox was zoo vriendelijk ons enkele bijzonderheden over het sprookjesschip te vertellen. De heer Vanderbilt heeft het „Alva" genoemd, naar de naam van zijn moeder. Hij schijnt dus in ieder geval een goede en dankbare zoon te zijn. Hij heeft het jacht laten ontwerpen voor plezier tochtjes zoowel als voor wetenschappelijke exped'cies De „Alva" is 80 M. lang en 14 M. breed met een diepgang van 5 M. De machines van 4200 P.K. geven het schip een snelheid van 15 knoopen en kunnen het 20.000 zee mijlen doen afleggen zonder dat er olie bijgevuld behoeft te worden. De bemanning telt 40 koppen. Op het jacht nen meer vrijheid te geven. Haar instinct zei haar dat ze opspringten moest. Ook had ze zich kunnen wapenen met eén gtrvorkten stok, die dicht bij de stoel lag. Hazel sprong. Ze kwam met een bons op den grond terecht, en schoot vooruit* struikelde over haar lang nachtge waad en viel. Een seconde later voelde ze een scherpen prik op een van haar bloote voeten. Ze schreeuwde het uit, in doodsangst. IV. Bazel's schreeuw wekte Samantha, die het eerste moment dacht dat ze een nachtmerrie had. Ze kwam overeind in bed om te luisteren. De deur van George's kamer sloeg toe. Toen hoorde een zachte, doffe bons. Daarna niets meer. Haar eerste gèdachte was dat George zijn vetten bok geschoten had. Waarschijnlijk had hij de bouten naar huis gedragen. Dat had hij wel eens meer gedaan. Het lag voor de hand dat hij zijn buks in een hoek zou zetten en het wild met een bons op den grond zou laten vallen. Nietemin joeg het kille zwijgen Sa mantha angst aan. Ze kwam uit bed, steeds gespannen luisterend. Ze deed de deur open. Het lampje brandde nog op den overloop. Ze zag dat Hazel's deur open was en een moment later ontdekte ze dat de logeerkamer leeg was. De stilte werd te benauwend. Nu werkten haar ge dachten met koortsachtige snelheid. Ze stelde vast dat George nog niet terug was. Die gil moest dus van Hazel gekomen zijn. Ze was beneden alleen. Maar wat deed ze in George's kamer, waar nooit een vrouw binnenkwam, die kamer van Blauwbaard, die reeds zooveel nieuwsgierige vragen had uitgelokt? Plotseling raadde ze de waarheid of tenminste een deel ervan. Haar instinct verried het haar in een ver blindende flits. Hazel, die wist dat George de heuvels was ingegaan, had haar nieuwsgierigheid willen be vredigen en er moest iets ontzettends gebeurd zijn. Wat? Ze dacht dadelijk aan de slangen, de eenige bron van gevaar. Voor zoover zij wist konden er twee of drie ls de reisdoos zijn. Als Hazel het deksel opgelicht had, zou een slang, die zich daarin bevond, onmiddellijk pro- beeren te ontsnappen. Dikwijls genoeg had ze George met de dieren zien omspringen, dan drukte hij het deksel neer op een kronkelenden kop, die dan dadelijk zijn 8 salons en 8 badkamers aanwezig. Iets nieuws van het jacht, waardoor het zich van de eigenlijke plezier jachten onderscheidt, is dat het 9 waterdichte schotten van staal heeft, zoomede een dubbelen bodem over de geheele lengte van het schip, waardoor het niet kan zinken, ook al zou er nog zoo'n groot lek geslagen wor den. De woon- en slaapvertrekken van den eigenaar en zijn gasten bevinden zich op het bovendek en zijn zooda nig ingedeeld, dat men ze alle bereiken kan. zonder bij storm of regen het bovendek te moeten oversteken. De waterdichte schotten kunnen in geval van nood gesloten worden door het overhalen van een hefboom op de commandobrug. Verder zijn op het schip een gymna stiekzaal, bijzondere eetzalen en een radio-installatie. De gelukkige bezitter kan er zonder veel kosten over de geheele wereld mee rondvaren want bij al zijn rijkdom is hij toch zuinig gebleven. Vermoedelijk zal de „Alva" in het volgende voorjaar gereed zijn en nu was het de tijd voor mijn bood schap ik noodigde den heer Vanderbilt uit, de oude Hanzestad Lubeck aan te doen, zij het ook slechts op de proefvaart, omdat er dan juist het „Ooetzeejaar" zou beginnen. Wij zouden ervoor zorgen, dat hij een mooien tocht op de Trave kan doen. Hij nam de uitnoodiging aan, temeer omdat hij tegen dien tijd zelf baas was over zijn tijd. Na de proefvaart staat n.1. een tocht om de wereld op het programma. Bovendien stond hij mij toe, bekend te maken, dat hij buitengewoon tevreden was over het werk dat tot nu toe aan en in het schip verricht verricht was. De heer Cox gaf ons een lange lijst van stoom- en motorjachten, die hij in Duitsehland had laten bouwen; het waren er meer dan 20! Het grootste schip hiervan is zeker de „Alva". Daarna komt de „Nourmahal", die een halven voet korter en 4 voet minder breed is en gebouwd is voor den Amerikaanschen milliardair Vincent Asto;-. Da .Nourmahal" vaart al er. het spreekt vanzelf, dit e -•» rasechte Amerikaan als Vanderbilt zijn sohip grooter wilde hebben, zelfs al bedroeg het verschil in lengte maar een halven voet (15 c.M.) De zuinige milliardair. Overigens reist de familie Vanderbilt buitengewoon zuinig, tenminste volgens onze begrippen en zeker ook met het oog op hun financieele omstandigheden. Zij heb ben voor hun Europeesche reis slechts een auto met chauffeur, een knecht en een kamenier bij zich. De cor respondentie wordt afgedaan door den heer Vanderbilt zelf 'of door den heer Cox. die een soort van Aojar domo schijnt te zijn. Dit heeft dan ook tengevolge, dat de groote pakketten brieven, die hem dagelijks in zijn ho tel te Kiel bereiken, eenvoudig ongelezen worden weg gegooid. Bedelbrieven blijven altijd onbeantwoord. Men- schen met een dergelijk reusachtig vermogen zijn het wel gewend, met bedelbrieven overstroomd te worden; dat is een van de groote nadeelen van hun positie. Er is maar gen middel tegen alle verzoeken negeeren, onge lezen wegwerpen, kortgeleden schreef zelfs mijn stadge noot, professor Thomas Mann, een Ingezonden stuk in de« krant, waarin hij zich beklaagde over het groote aantal bedelbrieven, dat hij ontving na het toekennen van den Nobelprijs! Daarmee is echter niet gezegd, dat er geen weldadig heid bewezen wordt, juist door menschen als Vanderbilt. Doch dan stichten zij een instituut, dat het geheele volk ten goede komt, en de werkelijke armoede kan lenigen. Dit is zeker beter dan in te gaan op de bedelbrieven! (Nadruk verboden). teruggetrokken werd. Ze veronderstelde dat Hazel zeker in dc groene doos gekeken had; toen had zich een slang vertoond, ze had geprobeerd het deksel t© sluiten en was gebeten. Toen had ze gegild. Wat kon er daarna gebeurd zijn? Ze was dan natuurlijk uit de kamer gevlucht en had de deur achter zich dichtge slagen. Toen ze eenmaal veilig buiten de kamer was, was de reactie niet uitgebleven. Een meisje als Hazel was natuqrltjk flauw gevallen, niet door den beet, maar van angst en door den ze nuwschok. Samantha's vlugge verbeelding had een an der feit begrepen. Ze was er zeker van dat Hazel be neden bewusteloos in den gang lag. En daar zou z© blijven liggen, terwij^ een doodelijk vergif door haar aderen sloop. Als zij niet meer dan één beet had ge kregen, bijvoorbeeld ln de hand. dan zou ze gered kun nen worden als er vlug ingegrepen werd. De eerste hulp was eenvoudig. Er moest een knellend verband gelegd worden boven den beet. De gebeten plek moest worden adergelaten en vervolgens moest dc wond uit gezogen worden. Als dat gebeurd was, lag de uitkomst bij den dokter en bij God. Samantha begon te trillen. Ze had zoo juist iets verscheurends beleefd, dat haar in wanhoop had achtergelaten. Ze had den man, dien ze liefhad, gezien in de armen van het meisje, dat ze haatte. De verleiding besloop haar, evenals ze Hazel beslopen had. maar met veel grooter kracht. Ze zei wanhopig tegen zichzelf dat ze toch immers niet wist wat er toch eigenlijk beneden gebeurd was. Hazel was uit vrijen wil in George's kamer gaan snuffelen. Nu moest ze de straf ook maar dragen. Ze deed een paar stappen terug in de richting van haar kamer. Toen stond ze weer stil. Ze was te eer lijk om zichzelf wat wijs te maken. Als ze weer naar bed ging, dan ging ze met de vaststaande bedoeling om Hazel te laten omkomen. Ze zag de dingen eerlijk onder de oogen. Er was toch maar heel weinig tijd verloopen. Er was misschien niet meer dan een halve minuut voor bijgegaan, sinds Samantha wakker was geworden. Laat ze maar doodgaan!" fluisterde Samantha. Het geluid van haar eigen stem, die kalm een dood vonnis uitsprak, bracht haar tot zichzelf. Ze holde de trap af. In het zilveren maanlicht lag een gekreukelde massa, wat glinsterende zijde bleek te zijn. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 9