SchagerCourant
Pijnlijke tooneelherinneringen.
Derde Blad.
„De haak! de haak!" Angstig, gejaagd riep
iedereen fluisterend om een haak!
Maarde haak was er niet.
HET MEISJE
UIT DE STAD.
Een ontmoeting met
William K. Vanderbilt.
Donderdag 23 October 1930.
73ste Jaargang. No. 8753
Toen Cor Schulze en Louis Bouw
meester nog speelden.
Caro van Dommelen's Avontuur.
Mevr. Caroline van Lancker-v. Dommelen, de be
kende actrice, weet het is trouwens geen onbc-
dend feit niet alleen dikwijls voortreffelijk tooneel
te spelen, maar kan evenzeer goed met de pen om
gaan. Het relaas van haar pijnlijkste tooneelherin
neringen is daarvan een overtuigend bewijs.
Geven wij haar thans het woord:
„Mijn pijnlijkste tooneelherinnering!
Die ligt als een héél eind achter me. maar nu ik
ze mij weer levendig voor den geest haal, begrijp
ik pas ten volle,-hoe wanhopig, radeloos ik mij op
dat oogcnblik gevoeld moet hebben, om de wan
hoopsdaad te kunnen uitvoeren, die de situatie
redde.
Ik was dan geëngageerd bij de Kon. Ver. Het Ne-
derlandsch Tooneel te Amsterdam. Mijn eerste se-
rieuse engagement, na een jaar ambulante proef-
praktijk bij wijlen Rentmeester, bij wien ik méér
ervaring en routine had opgedaan, dan in mijn vijf
tponeelschool-jaren.
Ik telde twintig lentes; was als een „veelbelovende
artiste" gesignaleerd, en daar ik van nature die
bevallige magerte had, die nu de „lijn" genoemd
wordt, vielen mij, naast de ingenue- en jonge mina-
ressenrollen, ook de travesties ten deel.
In Augustus had ik reeds mijn stil debuut gehad,
als „Louise" in Gringoire! Willem Royaards: Ko
ning Lodewijk XI; Louis Bouwmeester: Gringoire,
en ik Louise! Maar mijn groote debuut was in het
September-stuk! Weet U, wat een „Septemberst.uk
was? Ik schrijf „was', want het echte September-
stuk bestaat niet meer.
Het Septemberstuk.
Dat was „het" stuk, waarmede het nieuwe speel
seizoen triomfantelijk de campagne inzette. Een stuk
voor de massa; 'n stuk „a grand spectacle mei
véél figuratie, véél changement, en vele, zéér fraaie
décors. Een stuk met groot en breed spel. Zoo een
stuk was „Mathias Sandorffbewerkt naar Jules
Verne's roman, dus: sensationeel!
Mij was de heerlijke rol toebedeeld van Pescade.
Kent U Mathias Sandorff? Neen? Foei! lees het dan
nog! Ik verzeker U, het zal U boeien!
Pescade is het geestige, kwieke, gewiekste arme
clowntje, die met zijn vriend Matifou, den ..sterken
man" zonder hersens, maar met een doodgoed hart,
de kennisjes afreist. Wie Matifou uitbeeldde? Wie
anders dan onze onvergetelijke komiek Cor Schulze!
'n Fijn stel!
We waren een fijn, 'n echt stel! Cor, dik sullig (in
dien rol natuurlijk) in vleeschkleung tricot met de
traditioneele panterhuid en ik: mager, vlug, in een
clownpak en grappig geschminkte toetl
Wat hadden wij een pleizier van onze rollen. Voor
al tegen dat de ontknooping naderde, in dat span
nende tooneel in een der havenplaatsen van Klein-
Azie, als ik mij niet vergis, 't Kan ook ergens in
Noord-Afrika geweest zijn, in ieder geval in een stad
met een Mohammedaansche bevolking, die met zons
opgang en zonsondergang door den priester tot het
gebed geroepen wordt. Vooral van dit tafreel was
iets aparts gemaakt; 'n geweldig décor. De Ooster
6che stad met haar witte en okergele huizen met
platte daken; het groote marktplein, de moskee en
de minarets, 'n groep palmen en in de verte het
blauwgroene water van de zee, onder een strak-
blauwen lucht, waarop met schijnwerpers het effect
van de dalende zon werd voorgetooverd.
Mathias Sandorff is zijn doodsvijand, die zijn le
ven verwoest heeft en die zijn dochter, ter wille van
de geweldige erfenis, ontvoerd heeft, op het spoor.
Maar hij, de „vuile verraaier!" houdt zich schuil in
FEUILLETON
Uit het EngeJsch van
E. A. V ach el l.
Een derde kop, die zich vlugger bewoog dan de
beide vorige, brak de verlammende betoovering. Te
verschrikt om' te schreeuwen, haar heele denkver
mogen was verward, want ze had net zoo goed de
deur open kunnen doen en vlucht sprong Hazel
met de oogen op dc slangen gevestigd. Nu was de
eerste slang al tusschen haar en de deur gegleden.
Hazel probeerde er om heen te zwenken, maar ze
had het verkeerde moment gekozen. Oogenblikke-
lijk rolde de slang zich op en begon te ratelen. Het
meisje had dit onheilspellend geluid nooit gehoord
en de schrik drong haar door merg en been. Ze
sprong op den stoel bij de tafel. Nu ze zich voor het
oogenblik veilig voelde, werd ze iets kalmer. Ook de
andere slangen hadden zich ineengerold en ratelden.
Er waren er negen uit het hok ontsnapt. Ze begon
zich flauw en duizelig te voelen. De sterke muffe
lucht werd haar de haas. Het zweet brak haar over
het heele lichaam uit, haar keel leek wel uitge
droogd. haar vingers trokken krampachtig. Ze zou
het niete voor mogelijk gehouden hebben dat derge
lijke angsten bestonden, zulk een verlamming van
alle lichamelijke en geestelijke krachten. Ze wist
mets van de gewoonten van ratelslangen af, ze ver
beeldde zich zooals zoovele doen dat de slan-
zich vlugger bewegen dan de mcnschen kunnen
loopen. Volgons haar konden ze waarschijnlijk wel
in hoornen of in dit gaval stoelen klimmen.
Boven al deze gedachten zweefde haar de herin
nering aan die kinderen, die dood waren gevonden
door hun radelooze moeder. Ze stelde zich voor hoe
misvormd en wankleurig die arme lichaampjes er
nit hadden gezien, Voor den zooveelsten keer kwam
naar de herinnering van den monsterlijken kop van
net veulen weer voor oogen. Haar walging nam toe,
een dier massale Oostersche huizen, die meer van
een kubus in steen hebben, dan van een woning!
Het schijnt een vesting, zonder ingang, En toch moet
men in het huis komen.
Dan heeft de geniale Pescade een idee! Als de
Muselmannen op hun dak kunnen komen van uit
hun woning, moet je dus ook van af het dak in het
huis kunnen geraken, Als Pescade dus maar eerst
op het dak is, zal hij wel verder zien. Om nu onge
merkt op het dak te komen! Een zware opgaaf,
want het krioelt in de straten en op het plein van
Mohammedanen, die in feeststemming zijn! Heden
is het „het Feest van de Heilige Ooievaars", die ge
luk over het land verspreiden. Straks, als deze stelt-
loopers hun vlucht nemen, zal de muslim dit hei
lige gebeuren uitroepen! Dan zal de bevolking zich,
als één man in het stof neerwerpen, om Allah te
ceren en te danken. In afwachting van dit oogen
blik, dat tegen zonsondergang zal plaats vinden,
viert de bevolking feest.
Hierop bouwt Pescade zijn plan! Hij neemt Matifou
ter zijde, fluistert hem iets in en samen snellen zij
naar Sandorf"s jacht, waarop zij „scheepsvolk" zijn,
dat in de haven ligt. In hun matrozenkleeren gaan
zij er aan boord (wat was ik 'n spichtig, kwiek ma
troosje) en als zij vijf minuten later weer te mid
den der joelende menigte verschijnen op het markt
plein, is het in hun oude saltimbanque-plunje, die
zij bewaard hebben.
„Hallo! hallo, hallo, hallo, hallooo!
Plaats daar voor den Hercules en het clowntje! Zij
zullen U laten zien, wat je nooit hebt gezien! Eerst
wat grollen en moppen! Kopje duikelen en 'n paar
pirouettes! en dan,.IIup!"
De sterke man, Matifou Schulze zette een
dunne paal in een koker, dien hij aan een gordel
om zijn lijf droeg en Pescade van Dommelentje
als een boomkikker er tegen op. Het volk verdringt
zich om deze twee! Hé! en ha! zóó mooi vinden ze
het.
Een plastische stand op den top en dan een
bekkenslag! en de roep van den priester op de mi
naret: De heilige ooievaars! Een zwerm groote
vogels verheft zich, zweeft door het luchtruim en
op dat oogenbiik knielen alle Muselmannen en
hun vrouwen diep, héél diep in het stof, het gezicht
tot op den grond.
Het juiste moment.
Op dat oogenblik heeft Pescade gerekend! Met een
sprong belandt hij op het platte dak! Als de bevol
king zich eindelijk verheft, vragen zij verwonderd:
„Waar is de kleine kunstemaker gebleven?"
Prachtig klinkt Mathias Sandorffs stem en ik
hoor 't van Schoonhoven nog zeggen: „Die is door de
heilige ooievaars meegenomen naar een schooner
oord. Allah zij geprezen!"
„Doek! zakken!", „halen!", „zakken," „halen!"
commandeerde „pa" de Leur, de regisseur! En het
gordijn daalde en rees! De zaal juichte! Vooral als
Pescade zich dan nog even op het dak vertoonde!
ie truc.
Nu ja, men begreep- wel, dat ik die prachtige toer
niet werkelijk uitvoerde, maar de staaldraad, waar
aan ik zachtjes omhoog werd getrokken, zag men
immers toch niet: zoomin als den „haak", die op mijn
rug onder mijn clownspakje stevig werd vastge
maakt! U kent die truc wel!
Ennu komt de eigenlijke clou van mijn ver
haal.
't Was Zondagavond! 'n Tjok- en tjokvolle zaal.
We gaven 'm van katoenl
Je voelde als *t ware den trilling van spanning,
zóó leefde het publiek mee! Wij acteurs en actrices
wij waren er echt „in!" Hè! dat ging er van langs.
Wat gaven we 'm van katoen! Bouwmeester, als de
valsche bankier, was ook in zulke rollen een reus!
geweldig! Dis speelde dat de stukken er af vlogen!
Nou. daar wou je niet. voor onderdoen; en ik zei 't
al, ik had bij den ouden heer Rentmeester een goede
leerschool doorgemaakt!
Henri de Vries, als tweede marqué was ook niet
voor de poes! Van Schoonhoven was natuurlijk no
bel en majestueus! Cor Schulze en ik hadden reuze
succes! Toen ik, in sneeuw gerold, als een groote
sneeuwbal de berghelling afgeworpen werd, om door
de vijandelijke linie heen te komen, die ons in „de
Engelsche hut", daar boven in de eeuwige sneeuw
de vreeselijke stank werd nog ondragelijker. Hazel
keek naar het raam. Kon zo dat openmaken en er
door ontsnappen? Neen, er lagen twee slangen tus
schen haar en het venster. Met een gevoel van doo-
delijke wanhoop werd ze zich bewust dat ze zich
niet bewegen dorst.
Onderhand hadden de slangen opgehouden met ra
telen. En die stilte was nog ondragelijker dan het
lawaai van daarnet. Vijf stuks gleden op en neer
door de kamer, op zoek zooals Hazel dacht
naar haar. Als ze hun afschuwelijke platte koppen
opbeurden, zouden ze haar kunnen zien.
Er ging een minuut voorbij.
Een kinderachtige woede tegen George kwam in
haar op. Waarom had hij haar in dit slangenhok
gelokt. Natuurlijk schaamde hij zich voor dezen
handel in ♦vergiftig gedierte.
Ze dacht aan Wilbur, die nu rust: te slapen,
in zijn hotel in Aguila, ze dacht juffrouw
Spragge en Sarnentha, die boven in i pen slaap
gedompel lagenvlak bij!
Als ze eens schreeuwde! Maar die vreeselijke slan
gen, die haar nu niet konden zien, zouden haar
hooren en haar aanvallen voordat er hulp kwam op
dagen. Ze zag in verbeelding zich omstrengeld door
slangen en elk van die monsters had zijn tanden
in haar zacht blank vleesch gehoord.
En het was nog niet eens elf uur. Zou ze hier den
heelen tijd op den stoel moeien blijven staan totdat
George thuis kwam?
Ze merkte dat haar krachten haar begonnen te
begeven. De vreeselijke misselijkheid werd ieder
oogenblik erger. De duizeligheid overmande haar.
Het zou niet lang duren of ze zou beginnen te wan
kelen en van den stoel vallen.
Met een ontzettende krachtsinspanning beheersch-
te ze haar angsten.
Links en rechts van de deur lagen slangen, maar
een smal paadje naar de vrijheid was op het oogen
blik open. Als ze ook maar iqts van de gewoonten
van slangen had geweten, die met een enkele uit
zondering, nooit een mensch aanvallen, dan zou zo
kalm van haar stoel gestapt, kalm naar de deur zijn
gewandeld, zorgvuldig oppassend dat ze de dieren
niet verschrikte door de heftige bewegingen. Ze zou
den dan in de hoeken van de kamer weggekronkeld
zijn.
Ze droeg een lange nachtjapon en een peignoir
met een sleep. Het kwam niet bij haar op, dat ze
deze kleedingstukken moest optillen, om haar bee-
belegerde, had het publiek al gejuicht en gelachen!
Maar dat was nog niets bij de uitbarsting van
vreugde en de toejuichingen na Pescade's gym
nastische prachttoer, die straks los zou breken, zeo-
als iederen avond.
Waar was de haak?
Het moment was gekomen! Na een paar potsier
lijke buitelingen, onderwijl Matifou de klauterpaal
in den gordel bevestigde, zou ik dan mijn kunsten
vertoonen. Maar, waar bleven ze met den haak?
„De haak!" „De haak!" Angstig gejaagd riep
iedereen, fluisterend om den haak! Maar de haak
was er niet. Groote goden! wat nu? Pa Leur hoorde
je achter de coulissen galmen: „De haak!" Ik zag
het personeel heen en weer rennen, maar geen haak!
Ik buitelde nog maar eens over mijn kop! Verkocht
gr 'waar ik die vandaan haalde, snap ik nog
niei... broer Frits, die tweede regisseur was en
die als Musclman verkleed, de volksmassa leidde,
gaf in zijn nerveuse gejaagdheid een kort bevel:
„Allo! vooruit Caro!"
„Jawel! vooruit!"
Het was de moed der wanhoop!
„Help mee vasthouden! Om hem heen! Om Cor
heen!" commandeerde Frits! De figuratie snapte het!
Ze hielpen Cor den stok „houde". Want de stok
zwiepte!
Cfroote genade daar ging ik! Ik kon het nog! al
was ik zeker in twee jaar niet meer tegen de stok
ken en in de touwen omhoog geklauterd! Precies
een aapje op een stokje! Been gekruist om de paal;
de armen er om; weer een zetje! weer een eindje
hooger! Wat was die stok lang! en wat was dat
platte dak hoog!! „Cor" zweette en hij zei leelijke
woorden, die niet in zijn rol stonden; maar hij zei
ze zachtjes; tusschen hijgen en zuchten in!
Meelevende figuratie.
De figuratie heeft nog nooit zoo meegeleefd als
dien avond, en zij hielpen zóó mee manoeuvreeren
dat de stok vlak bij het dak kwam.
Ik zelf riep: „de heilige ooievaars!" toen riep de
priester het, maar het volk lag al op den grond en
ik lag al op het platte dak! Nee! dat kunnen jullie
je toch niet voorstellen! Zoo'n gebrul van gejuich
uit de engelbak! en een geklap en applaus!
„Kranig, meid!"
Toen het scherm voor de laatste maal gehaald
was, kwamen alle collega's mij feliciteeren. „Kranig,
meid!" zei de groote Louis en klopte me op mijn
rug. Christine Poolman zoende me. Pa de Leur haal
de nog hoorbaarder dan anders adem en schudde
mijn handen! Henri de Vries bood me „wat te drin
ken" aan.
Toen ging ik naar Cor! Die zat op een groote tros
touw te hijgen en zich het zweet af te wisschen!
Hij keek me aan, zooals een martelaar in het Co-
lisseum tot Nero moet hebben opgekeken en hij zei:
Klein mirakel! als je nog 's zulke kunsten wilt uit
halen, waarschuw me dan! Dan zorg ik tijdig, dat ik'
me „wegschmink"! Maar toch glimlachte hij daarna,
toen hij vroeg: „Hoe komt zoon sprinkhaan zoo
zwaar?"
De sprinkhaan genoot van de triomf, maar de ze
nuwen speelden me nog even parten.
Want toen mijn broer Frits mij zwijgend even
flink de hand kneep, ten teeken, dat hij tevreden
was, toen ik begreep, dat ik werkelijk de situatie
gered had, begon ik ineens te brullen van het hui
len! Zoo echt lekker te snotteren! Het luchtte op;
ik lachte door mijn tranen heen, maar ik moest me
als de maan overschminken!
Gelooft U, dat dit mijn meest emotievolle tooneel
herinnering is?"
BRIEF UIT LUBECK
Bijzondere correspondentie
TOEN de oude Cornelis van der Bilt. een flinke
Hollandsche zeeman, meer dan 130 jaar geleden
de groote vaart eraan gaf en met een roeibootje
passagiers en vrachtgoed vervoerde tusschen het
Stateneiland en New York, waaraan toen dringend be
hoefte was, legde hij den grondslag voor het fabelach
tige vermogen van zijn familie. Naast zijn eene boot
moest hij al gauw een tweede en een derde laten varen.
De bootjes werden schepen, stoomschepen zelfs, en deze
eerste Vanderbilt liet zijn erfgenamen reeds honderd
duizend dollars in baar geld na.
Toen ging het van geslacht tot geslacht snel omhoog.
Elke jonge Vanderbilt bleek dezelfde gave te hebben
meegekregen, n.1. goede „Ideeën" te hebben. En tegen
woordig beheerscht het vijfde geslacht van deze buiten
gewoon talrijke familie spoorwegen, electrische centrales,
rpijnen, fabrieken en werkplaatsen van alle soorten en
heeft een leger arbeiders en ander personeel in haar
dienst. De familie vertegenwoordigt een macht op zich
zelf en bezit heele steden en landstreken en wanneer
wij den inhoud van de verschillende brandkasten der
Vanderbilts bij elkaar opstellen, komen wij op tien mil-
liard dollars.
Een achterkleinzoon van den ouden schipper. William
Kissam Vanderbilt, bezoekt dezer dagen met zijn eigen,
luxueuse jacht Europa. Zijn bedoeling is, een jacht te
laten bouwen dat onder alle omstandigheden zeewaardig
is en dat in alle opzichten sterk en tevens representief is.
Hij heeft hiervoor de Germaniawerf gekozen te Kiei.
In een hotel aldaar ontmoette Ik den ongeveer vijftig
jarigen Amerikaan, die op het oogenblik misschien wel
de rijkste man van de wereld is. met zijn jonge vrouw
en den heer Daniël Cox, Directeur der firma Cox en
Stevens. Fifth Avenue. New York, die het jacht ontwor
pen heeft. Het waren alle drie typisch Amerikaansche
verschijningen.
Den vorigen dag waren zij in mijn woonplaats (Lu-
beck) gewéest met hun auto en hadden daar de werven
en de kroegjes bezocht. Over beide waren zij zeer vol
daan. Het_ is toch merkwaardig, dat alle bezoekers uit
het droge Amerika zooveel aandacht besteden aan ge
legenheden, waar geschonken wordt. Thans werd Ik hen
achterna gestuurd met een speciale boodschap van een
Lubecksohe firma.
Het gesprek ging natuurlijk eerst over het prachtige
nieuwe jacht. Wij bekeken de ontwerpen en de heer
Cox was zoo vriendelijk ons enkele bijzonderheden over
het sprookjesschip te vertellen. De heer Vanderbilt heeft
het „Alva" genoemd, naar de naam van zijn moeder. Hij
schijnt dus in ieder geval een goede en dankbare zoon
te zijn. Hij heeft het jacht laten ontwerpen voor plezier
tochtjes zoowel als voor wetenschappelijke exped'cies
De „Alva" is 80 M. lang en 14 M. breed met een diepgang
van 5 M. De machines van 4200 P.K. geven het schip
een snelheid van 15 knoopen en kunnen het 20.000 zee
mijlen doen afleggen zonder dat er olie bijgevuld behoeft
te worden. De bemanning telt 40 koppen. Op het jacht
nen meer vrijheid te geven. Haar instinct zei haar
dat ze opspringten moest. Ook had ze zich kunnen
wapenen met eén gtrvorkten stok, die dicht bij de
stoel lag.
Hazel sprong.
Ze kwam met een bons op den grond terecht, en
schoot vooruit* struikelde over haar lang nachtge
waad en viel. Een seconde later voelde ze
een scherpen prik op een van haar bloote voeten.
Ze schreeuwde het uit, in doodsangst.
IV.
Bazel's schreeuw wekte Samantha, die het eerste
moment dacht dat ze een nachtmerrie had. Ze kwam
overeind in bed om te luisteren. De deur van George's
kamer sloeg toe. Toen hoorde een zachte, doffe bons.
Daarna niets meer.
Haar eerste gèdachte was dat George zijn vetten
bok geschoten had. Waarschijnlijk had hij de bouten
naar huis gedragen. Dat had hij wel eens meer gedaan.
Het lag voor de hand dat hij zijn buks in een hoek
zou zetten en het wild met een bons op den grond
zou laten vallen. Nietemin joeg het kille zwijgen Sa
mantha angst aan.
Ze kwam uit bed, steeds gespannen luisterend. Ze
deed de deur open. Het lampje brandde nog op den
overloop. Ze zag dat Hazel's deur open was en een
moment later ontdekte ze dat de logeerkamer leeg was.
De stilte werd te benauwend. Nu werkten haar ge
dachten met koortsachtige snelheid. Ze stelde vast dat
George nog niet terug was. Die gil moest dus van
Hazel gekomen zijn. Ze was beneden alleen. Maar
wat deed ze in George's kamer, waar nooit een vrouw
binnenkwam, die kamer van Blauwbaard, die reeds
zooveel nieuwsgierige vragen had uitgelokt?
Plotseling raadde ze de waarheid of tenminste een
deel ervan. Haar instinct verried het haar in een ver
blindende flits. Hazel, die wist dat George de heuvels
was ingegaan, had haar nieuwsgierigheid willen be
vredigen en er moest iets ontzettends gebeurd zijn.
Wat?
Ze dacht dadelijk aan de slangen, de eenige bron van
gevaar. Voor zoover zij wist konden er twee of drie
ls de reisdoos zijn. Als Hazel het deksel opgelicht had,
zou een slang, die zich daarin bevond, onmiddellijk pro-
beeren te ontsnappen. Dikwijls genoeg had ze George
met de dieren zien omspringen, dan drukte hij het
deksel neer op een kronkelenden kop, die dan dadelijk
zijn 8 salons en 8 badkamers aanwezig. Iets nieuws van
het jacht, waardoor het zich van de eigenlijke plezier
jachten onderscheidt, is dat het 9 waterdichte schotten
van staal heeft, zoomede een dubbelen bodem over de
geheele lengte van het schip, waardoor het niet kan
zinken, ook al zou er nog zoo'n groot lek geslagen wor
den. De woon- en slaapvertrekken van den eigenaar en
zijn gasten bevinden zich op het bovendek en zijn zooda
nig ingedeeld, dat men ze alle bereiken kan. zonder bij
storm of regen het bovendek te moeten oversteken.
De waterdichte schotten kunnen in geval van nood
gesloten worden door het overhalen van een hefboom op
de commandobrug. Verder zijn op het schip een gymna
stiekzaal, bijzondere eetzalen en een radio-installatie. De
gelukkige bezitter kan er zonder veel kosten over de
geheele wereld mee rondvaren want bij al zijn rijkdom
is hij toch zuinig gebleven.
Vermoedelijk zal de „Alva" in het volgende voorjaar
gereed zijn en nu was het de tijd voor mijn bood
schap ik noodigde den heer Vanderbilt uit, de oude
Hanzestad Lubeck aan te doen, zij het ook slechts op
de proefvaart, omdat er dan juist het „Ooetzeejaar" zou
beginnen. Wij zouden ervoor zorgen, dat hij een mooien
tocht op de Trave kan doen. Hij nam de uitnoodiging
aan, temeer omdat hij tegen dien tijd zelf baas was
over zijn tijd. Na de proefvaart staat n.1. een tocht om
de wereld op het programma.
Bovendien stond hij mij toe, bekend te maken, dat hij
buitengewoon tevreden was over het werk dat tot nu toe
aan en in het schip verricht verricht was. De heer Cox
gaf ons een lange lijst van stoom- en motorjachten, die
hij in Duitsehland had laten bouwen; het waren er
meer dan 20! Het grootste schip hiervan is zeker de
„Alva". Daarna komt de „Nourmahal", die een halven
voet korter en 4 voet minder breed is en gebouwd is
voor den Amerikaanschen milliardair Vincent Asto;-. Da
.Nourmahal" vaart al er. het spreekt vanzelf, dit e -•»
rasechte Amerikaan als Vanderbilt zijn sohip grooter
wilde hebben, zelfs al bedroeg het verschil in lengte
maar een halven voet (15 c.M.)
De zuinige milliardair.
Overigens reist de familie Vanderbilt buitengewoon
zuinig, tenminste volgens onze begrippen en zeker ook
met het oog op hun financieele omstandigheden. Zij heb
ben voor hun Europeesche reis slechts een auto met
chauffeur, een knecht en een kamenier bij zich. De cor
respondentie wordt afgedaan door den heer Vanderbilt
zelf 'of door den heer Cox. die een soort van Aojar domo
schijnt te zijn. Dit heeft dan ook tengevolge, dat de
groote pakketten brieven, die hem dagelijks in zijn ho
tel te Kiel bereiken, eenvoudig ongelezen worden weg
gegooid. Bedelbrieven blijven altijd onbeantwoord. Men-
schen met een dergelijk reusachtig vermogen zijn het
wel gewend, met bedelbrieven overstroomd te worden;
dat is een van de groote nadeelen van hun positie. Er
is maar gen middel tegen alle verzoeken negeeren, onge
lezen wegwerpen, kortgeleden schreef zelfs mijn stadge
noot, professor Thomas Mann, een Ingezonden stuk in
de« krant, waarin hij zich beklaagde over het groote
aantal bedelbrieven, dat hij ontving na het toekennen
van den Nobelprijs!
Daarmee is echter niet gezegd, dat er geen weldadig
heid bewezen wordt, juist door menschen als Vanderbilt.
Doch dan stichten zij een instituut, dat het geheele volk
ten goede komt, en de werkelijke armoede kan lenigen.
Dit is zeker beter dan in te gaan op de bedelbrieven!
(Nadruk verboden).
teruggetrokken werd. Ze veronderstelde dat Hazel
zeker in dc groene doos gekeken had; toen had zich
een slang vertoond, ze had geprobeerd het deksel t©
sluiten en was gebeten. Toen had ze gegild. Wat kon
er daarna gebeurd zijn? Ze was dan natuurlijk uit de
kamer gevlucht en had de deur achter zich dichtge
slagen. Toen ze eenmaal veilig buiten de kamer was,
was de reactie niet uitgebleven.
Een meisje als Hazel was natuqrltjk flauw gevallen,
niet door den beet, maar van angst en door den ze
nuwschok. Samantha's vlugge verbeelding had een an
der feit begrepen. Ze was er zeker van dat Hazel be
neden bewusteloos in den gang lag. En daar zou z©
blijven liggen, terwij^ een doodelijk vergif door haar
aderen sloop. Als zij niet meer dan één beet had ge
kregen, bijvoorbeeld ln de hand. dan zou ze gered kun
nen worden als er vlug ingegrepen werd. De eerste
hulp was eenvoudig. Er moest een knellend verband
gelegd worden boven den beet. De gebeten plek moest
worden adergelaten en vervolgens moest dc wond uit
gezogen worden. Als dat gebeurd was, lag de uitkomst
bij den dokter en bij God. Samantha begon te trillen.
Ze had zoo juist iets verscheurends beleefd, dat haar
in wanhoop had achtergelaten. Ze had den man, dien
ze liefhad, gezien in de armen van het meisje, dat ze
haatte. De verleiding besloop haar, evenals ze Hazel
beslopen had. maar met veel grooter kracht. Ze zei
wanhopig tegen zichzelf dat ze toch immers niet wist
wat er toch eigenlijk beneden gebeurd was. Hazel was
uit vrijen wil in George's kamer gaan snuffelen. Nu
moest ze de straf ook maar dragen.
Ze deed een paar stappen terug in de richting van
haar kamer. Toen stond ze weer stil. Ze was te eer
lijk om zichzelf wat wijs te maken. Als ze weer naar
bed ging, dan ging ze met de vaststaande bedoeling
om Hazel te laten omkomen.
Ze zag de dingen eerlijk onder de oogen.
Er was toch maar heel weinig tijd verloopen. Er
was misschien niet meer dan een halve minuut voor
bijgegaan, sinds Samantha wakker was geworden.
Laat ze maar doodgaan!" fluisterde Samantha.
Het geluid van haar eigen stem, die kalm een dood
vonnis uitsprak, bracht haar tot zichzelf. Ze holde de
trap af. In het zilveren maanlicht lag een gekreukelde
massa, wat glinsterende zijde bleek te zijn.
Wordt vervolgd.