4^
HET EITJE.
(Historisch
Tante Bet ging uit logeeren
Was bij eeen „vriendin" gevraagd
De ontvangst was er heel hart'lijk,
Alles even goed geslaagd
Het boeketje lila asters,
In haar kamer neergezet,
En de opgedekte tafel,
En de kantsprei op het bed
Tante Bet was heel gevoelig,
Vond het allerliefst, attent,
Tante Betje was eenvoudig
En niet al te zeer verwend.
O, ze sliep dien nacht zoo zalig,
Kwam beneden met een lach,
Toen ze ham, rookvleesch, beschuitjes,
Als ontbijt op tafel zag.
Daarenboven ook een eitje,
Tante vond het reuzenhart'lijk,
Blóósde haast van dankbaarheid.
Maar toen Piet, het oudste zoontje,
Drensde ,,'k Lust die eieren niet,
Ik wil een van ónze kippen",
Zei de moeder tegen Piet
„Och, wat zanik je toch jongen,
't Versche is bij jou gezet,
Nee, het is geen winkeleitje,
Heusch waar, dat heeft Tante Bet."
H. H. DE BRUIN—LEON.
De soep in den loop der eeuwen.
In vroegere tijden verbruikte men heel wat
meer soepen en bouillons als tegenwoordig.
Het was geenszins een zeldzaamheid wan
neer bij feestmaaltijden zeven of acht ver
schillende soepen op dev tafel kwamen. Van
de Galliërs is bekend dat zij een groot ge
deelte van hun vleesch als bouillon in hun
soepen aten.
De verscheidenheid in de soepen was
enorm, en verschillende ervan eet men nu
nog. Zoo bestonden er, om slechts een keuze
te doen: kipsoepen, speksoepen, bouilliesoe-
pen, groentesoepen, wijnsoepen, gortsoepen.
Gele soepen bereid met safraan, groene
met planten jus, witte met amandelmelk.
Voorts soepen met groote tuinboonen, met
uien, met kweeperen, met venkel, met pieter-
sedie,» met amandelen, met appelen, met
mosterd, met rapen, met sap van onrijpe
druiven, met vlier, met pompoen, met hen
nepzaad, enz. Mosterdsoep werd bereid met
gebakken eieren, gemalen vleesch, mosterd,
gember, kruidnagelen en suiker, dit alles goed
dooreen gemengd. Hennepzaadsoep werd be
reid met merg. met gepelde hennep en
amandelen, en een weinig bouillon. Deze
massa werd ruw gezeefd en daarna zacht
gekookt, onder bijvoeging van suiker, gember
en safraan, zoete specerijen en rozenwater.
Een soep die zeer hoog aangeschreven
stond in de 14e en 15e eeuw was de rijst
soep. Deze maakte men hetzij vet met goede
bouillon dan wel mager met koeien- of
amandelmelk; maar in beide gevallen voegde
men er steeds suiker en safraan aan toe.
Deze rijstsoepen hadden de reputatie dat
men er dik van werd en de hofdames en
vrouwen uit de hoogere kringen die zich te
mager vonden, verorberden er enorme hoe
veelheden van in dien tijd was gezetheid
in de mode.
Kleine kinderen voedde men met de z.g.
„panade", een soep van brood met water en
suiker.
Voor menschen die leden aan bloedarmoede
of oververmoeidheid, bestond er een soep,
welke de „potage divin" of goddelijke soep
genoemd werd. Deze werd bereid uit zeer
fijn gehakt rundervleesch of vleesch van
gevogelte Dit vleesch werd in een distilleer
kolf vermengd met droge rozebladeren, met
kaneel, rozijnen, gerst en korianderzaad, en
na toevoeging van bouillon overgedistilleerd.
Een schrijver uit dezen tijd verhaalt ons
van een maaltijd bij een aartsbisschop, waar
hij mee aangezeten had en waar zes geheel
verschillende soepen in. zes verschillende
kleuren opgediend waren. De eenige over
eenkomst in deze soepen was dat zij alle
met suiker bereid waren en bestrooid met
granaatappelzaad. Dit laatste was een alge
meen gebruik, elke soep werd bij het opdie
nen bestrooid met dit granaatappelzaad of
ook wel met een poeder van gemengde
aromatische kruiden als rosmarijn, venkel,
tijm, maroljein, salie, basilieum enz.
Uit den aard der zaak waren deze soepen
.zeer duur, daar de kruiden vooral bijna on
betaalbaar waren. Lodewijk XI vond het zelfs
noodig een decreet over het gebruik van
soepen uit te vaardigen, waarbij het aantal
dat bij bepaalde maaltijden opgediend mocht
worden, wettelijk vastgesteld werd!
ONZE PATRONEN.
Patronen van de modellen van mantels
en kinderjurken zijn verkrijgbaar bij onze
mode-redactrice Mejuffr. L Berendes, Joan
Maetsuyckerstraat 96, Den Haag.
De patronen voor dames kosten f 1.
die voor kinderen f 0.80. Het duurt onge*
veer 10 dagen alvorens ze in het bezit
komen van degenen die patronen aanvragen
Aan de lezeressen die een patroon bestel
len. wordt beleefd verzocht bij de aanvrage
het verschuldigde bedrag in te sluiten, ter
voorkoming van administratiekosten.
1). Jurk van geel crêpe de chine. Het
bovenlijf wordt van achteren geknoopt. De
rok heeft aan het middel pijpplooitjes aan
den onderrand van den rok op den kraag
en op de korte mouwtjes zijn kleine veel
kleurige boeketjes geborduurd.
2). Jurk van blauw wollen stof met kraag
en polsen van wit organdi met blauwen
zoom De rok is in vorm gesneden een
godet van voren.
3) Een jurk van crêpe de chine in twee
kleuren blauw. De rok is marineblauw met
lichtblauwe incrustaties, het bovenlijf in de
tegenovergestelde kleuren.
4). Een jurk van wit zijden organdi
met een schouderstuk. Geheel bezet met
^.uoitjeo. De onaeriano va., aen rok
is eveneens met plooitjes bezet. De bloemen
zijn van rose duvetine met groene blaadjes.
5). Ten slotte de jurk voor het eerste
groote meisjesbal. Deze is van rose tulle. De
rok is gemaakt van drie in voren gesneden
volants, gezoomd met een ruche in dezelfde
kleur. Het bovenlijf is gefronsd.
NUTTIGE WENKEN
HEERENPAKKEN.
Overgenomen uit „Wat gij moet weten",
Encyclopaedie voor de huisvrouw.
Bij het schoonmaken en oppersen van
de heerengarderobe, 't geen zeer goed
thuis kan gedaan worden, is het zaak,
eerst het pak goed uit te kloppen en af te
borstelen en dan te kijken, of er ook vlek
ken in zijn. Als die verwijderd zijn, ver
mengt men water met ammonia deelen
water, één deel ammonia) spreidt de klee-
dingstukken op een schoon tafelkleed uit
en borstelt ze langzaam en streek voor
streek met een tamelijk harden, in de
vloeistof gedoopten borstel, tot de stof ge
lijkmatig vochtig is. De vloeistof kan wat
krachtiger gemaakt worden voor den
kraag en voor de onderkanten van de
mouwen, omdat de stof daar gewoonlijk
vuiler is. Vooral den kraag moet men goed
vochtig maken en borstelen. Ook de over
slagen van de zakken moeten nagekeken
worden, als het noodig is. Is het heele pak
streek voor streek geborsteld en goed
vochtig, dan kan men beginnen met strij
ken. Men moet hiervoor zware en zeer
heete ijzers hebben. Men neem eerst de
pantalon, legt de pijpen, naad op naad,
heel glad op de strijkplank, legt er een
vochtigen, maar niet te natten, zachten
doek overheen en strijkt haar langzaam
maar goed drukkend. Door de pantalon zóó
te leggen, ontstaan ook de strijkvouwen,
die er zorgvuldig ingelegd moeten wor
den. Nadat men de pijpen aan weerszijden
drooggestreken heeft, begint men aan het
boveneinde van de pantalon, dat ook on
der den doek gestreken wordt.
Het strijken van het vest gaat gemak
kelijker; de jas is echter niet zoo eenvou-
dir te behandelen. Hier strijkt men ook de
verschillende deelen, streek voor streek.
De mouwen moet men dubbelvouwen bij
den binnennaad. De koppen van de mou-
men en ook de schouders kan men het
best op de mouwenstrijkplank behandelen.
Het laatst doet men den kraag en de
klepjes van de zakken. Men moet den
kraag, zooals hij liggen moet, dus omge
slagen, heel stevig strijken, zoodat de
omslag ook aan de revers goed
scherp uitkomt. Men moet dil ook aan de
rechte zijde van het kleedingstuk doen
met behulp van den natten doek. Na de
revers wordt de voorste rand, die met lin
nen is gevoerd, nogmaals heel krachtig ge
streken. Bij het strijken der zakken heeft
men niet alleen ,e letten op de klepjes,
maar ook op de ingesneden, die er onder
zijn en die even glad moeten zijn als het
bovendeel.
Dan hangt men de kleeren op kap-
stokjes. Zij mogen niet gedragen worden
zcolang zij nog vochtig zijn, omdat dan al
de gladheid van het strijken en ook de
strijkvouwen er weer uit zouden gaan.
Gebruik van WasHoe dikwijls wordt
Was verkeerd door de huisvrouw gebruikt.
Gebruik altijd weinig Was, en wrijf het
stevig in Gebruik bij voorkeur flanellen
lappen, die zacht zijn en geen krassen ach
terlaten.
Wrijf nooit een voorwerp dat stoffig en
vuil is, maar reinig het eerst Zorg altijd
dat het voorwerp dat ge gaat boenen goed
droog is.
Kleeren, die gekreukt zijn, omdat ze te
lang in een koffer hebben gezeten of een
slecht plaatsje in een overvolle kast hebben
gehad, worden, zonder dat ze met een strijk
bout in aanraking komen, weer keurig glad
als men ze een halven of heelen dag in den
kelder hangt. In dagen van groote drukte,
of als het kleedingstukken geldt, die niet
geschikt zijn om gestreken te worden, kan
eze methode een ware uitkomst zijn. Waar
het gewatteerde mantels betreft, of man
tels van pluche of fluweel, is bovengenoem
de manier altijd aan te bevelen.
RECEPTEN.
BRUSSELSCH LOF MET SAUS.
Benoodigd 1 K.G. Brusselsch lof, 25 Gr.
boter, 40 Gr. bloem, melk, zout,
peper, noot, 2 eieren en
2 dooiers.
Voor de saus 40 Gr. boter, 20 Gr. bloem,
3 dD. melk, zout.
BereidingHet lof goed wasschen, na
eerst de leelijke blaren weggenomen te
hebben. Dan gaar koken en zeer fijn hak
ken.
Van boter, bloem en melk een witte
saus roeren. Het fijngehakte lof er door
mengen en op de kachel zoo lang roeren,
tot er geen afscheiding tusschen saus en
groente meer te zien is. Dan bij kleine
hoeveelheden tegelijk de los geklopte
dooiers en eieren toevoegen. Steeds roe
rende, en dan zout, peper, noot toevoegen
naar eigen smaak. Nu een wijden, ondie-
pen vorm dik met boter insmeren, vullen
met het mengsel en een uur toegedekt au
bain-marie laten koken.
Men doet dit het best in den oven, om
dat men den vorm waarschijnlijk wel in
een braadslee met water zal moeten zet
ten, waarop men als regel geen deksel
heeft en het geheel van boven niet gaar
HERFST.
Een najaarstint;
Een grijze lucht;
Een lange trek,
Een vogelvlucht....
De takken dor,
Wijd uitgespreid,
Een bladerval,
Een kleurtapijt
Een enk'le bloem,
Een zoet verruk,
De late bloei
Van broos geluk....
H H. DB Bv—L.
zou worden.
Het lof wordt gekeerd op een verwarm
den schotel en bedekt met de saus van bo
ter, bloem en melk.
SCHORSENEREN MET ROEREL
Benoodigd IK K.G. schorseneren, 214 di
melk, 15 Gr. tarwebloem, 50 Gr.
boter, 60 Gr. geraspte Par-
mezaansche kaas, 5 eieren
peper en zout.
Bereiding Schrap de schorseneren bij
vingerlange stukjes tegelijk. Laat de schor,
seneeren gaar worden in ruim kokend
water en voeg een weinig zout toe. Als ia
gaar zijn, dan op een vergiet laten uitlek
ken. Terwijl de schorseneren gaar worden,
moet men de saus bereiden. Verwant
hiertoe roerende de helft van de boter revt
de bloem, voeg er langzaam de melk b;
laat de saus roerende koken, tot ze gebon
den is en meng dan ruim de helft van d!
geraspte kaas er door en als het noodig
blijkt wat zout. Houd de saus warm, a!
en toe roerende om de vorming van een
vlies te voorkomen. Vermeng even vóór het
opdoen de saus met één geklopten eier
dooier. Bereid, terwijl de schorseneren uit
lekken, een portie roereieren. Klop hier
voor de 4 heele eieren met het nog over
gebleven eiwit los door elkaar, voeg wat
peper en zout bij plus de nog overgebleven
geraspte kaas en desverkiezend een paar
lepels melk. Laat de nog overgebleven
25 Gr. boter in een pannetje smelten, giet
er de geklopte eieren in en roer het
mengsel op een niet te heet vuur tot de ge
stolde ei-stukjes een samenhangende
massa vormen. Stapel op een verwarmden
schotel de schorseneren. Bedek ze met de
saus en omring ze met een rand roer
eieren. Presenteer het geheel zoo -worn»
mogelijk.
EENVOUDIG BROODSCHOTELTJE.
Benoodigd 500 Gr. oud brood, 5 dl». mell|
1 d.L. water, 2 eieren, kaneel, zout,
nootmuskaat, 40 Gr. boter,
50 Gr. suiker, 2 beschuiten.
Bereiding Melk en water aan het ko
ken brengen met een weinig zout, hel
oude brood, zonder korst er in brokkelen
en even mee laten koken, tot men het fijn
kan wrijven. De helft van de boter er dool
roeren. De eieren kloppen met het grootste
gedeelte suiker, kaneel en noot. Alles flink
doorroeren. Daarna een met boter inge
smeerd vuurvast schoteltje vullen. De be
schuiten fijn stampen, vermengen met óf
rest van de suiker en de kruiden, gelijk
over het schoteltje verspreiden, de reA
van de boter in klontjes er op leggen eo
het geheel een uurtje in een matig warmen
oven bruin laten worden.
Hoe moet men een patroon zelf
knippen
Wij zullen in de 2 komende rubrieken
nog een paar variatie's op rokken geven
die aardig bij het strakke lijfje passen.
Deze week zal voor U de serpentine-rol
geteekend worden, dit is een rok die rond»
om in diepe klokken valt.
De opzet van deze rok is precies het
zelfde als van de rok met 4 punten. Zet
een loodlijn en een waterpaslijn op, meel
naar rechts en naar beneden 1/6 heup
wijdte af en trek 1/4 gedeelte van een
cirkel. Meet vanaf de nieuwe punten dl
roklengte naar rechts en naar beneden ei
trek dan een nieuwe onderlijn evenwijdij
aan de ronde aanzetlijn.
Vóór en achter van de rok wordt het
zelfde geteekend, dus moet U erom den
ken, dat bij het lijfje vóór en achter 1/
heupwijdte afgemeten wordt.