Pijnlijke Tooneelherinneringen-
aspirih
Een voorstelling van
de spooktrein.
ZZ2
TON. j
NGEN. m
FEUILLET
VERTELLINGEN.
Brabaniscfoe brieven.
PLANTEN
IN KAMER en tuin.
Vrijdag, de dertiende. Het
mcnschelijke engeltje.
Verstrooidheid.
WATT en HALF WATT.
DIT keer komen er een paar jongeren aan de
beurt, maar jongeren, die lang genoeg aan
liet toonecl zijn om pijnlijke herinneringen te
te hebben.
Daar heb je b.v. Theo Kreukel. Ken acteur, die de
laatste jaren in het fijnere blijspel prachtige dingen
Jieeft gedaan.
Hij schreef ons:
t vraagt mij, om iets te schrijven betreffende mijn
pijnlijkste tooneel'herinnerïngen. Dit was do lijdens
geschiedenis van een langen pijnlijken avond in
Indië. Een klein plaatsje, dat de Spooktrein-voorstel
ling moést en zóu hebben. Hoe wij het hun ook
hebben afgeraden ze moesten de Spooktrein op
hun prof-historisch tooneeltje hebben. En zc
hébben hem gehad
I weet wel, dat wij het wel eens hebben over „liet.
(lodje van de Komedianten", dat ons door de moeilijk
ste situaties heen helpt. Doch dien avond was ons
Komedianten godje ergens in Europa gaan kegelen.
Voor mijn schijnbaar overdreven verhaal heb ik geluk
kig tien getuigen: de medespelenden in de Spooktrein-
lournée (Directie Jan Musch en Anton Ruys) Ncd.-
lndië 192*—1029.
Van bovengemeld stuk was ik regisseur en met 3
medespelers, die tevens de technici waren, bereidden
wij eiken dag opnieuw dit moeilijk technische stuk
voor. Van dn 41 voorstellingen in Indië zijn er 40 vlot
en succesvol verloopcu doch een enkele voorstel
ling was „pijnlijk". Do voorbereidende maatregelen
waren vor dien avond getroffen. De trein-effecten,
waren ingestudeerd door 10 Ilollandsche soldaten
de lichteffecten functionneerdon prima 3 van de
soldaten moesten zwijgende rollen vervullen en alles
klopte. Twee reuzen zouden Engelschc politio-ugenten
voorstellen, doch een klein, pieterig mannetje drong
zich op den- voorgron<j en wilde o! zoo graag meespe
len. Ik gaf hein een stuk ijzer en blik in zijn handen
om treinlnwnai te fabricceren.
liet begin was goedeerste acte verliep prach
tig Jan Musch lag als halte-chef dood op den
grond en het doek viel dicht applaus maar
liet doek viel niet oen razende snelheid, want er :a-
ten twee reusachtige ijzeren kogels aan de onderein
den en deze schoten rakelings langs liet hoofd van
Jan Musch En terwijl we als gewoonlijk met hoi
..tableau vi\ant" sloten en verslagen naar het lijk
keken en het publiek applaudisseerde, kroop plot
seling „het lijk'.' met gekke rug-sprongen naar het
midden van het toonecl. De kogels hadden het hoofd
van Jan Musch bijna geraakt en deze bracht
zich in veiligheid. Do uitwerking was buitenge
woon de heele zaal lachte en stond op om te
kijken Tableau lag in het water
Wij lachen en feliciteeren Jan Musch, dat hij er zoo
goed afgekomen is.
Tweede acte begint Van het in tweeën geschei
den voordoek ontbreekt één dor touwen, zoodat maar
één helft, opgaat en de helft van het toneel voor
hot publiek zichtbaar is. De spelers achter en ook
onze technici merken het niet, want hei décor is pot
dicht en er moest iemand afloopen, om tc waar
schuwen, wat or gaande was wanhoop op liet
tooneel en we waren niet zoo goed, of alles moest van
hot tooneel en de boel moest gerepareerd worden. Heel
gemoedelijk kwam men vanuit de zaal met ladders
aandragen en ten aanschouwe van het geheele pu
bliek, repareeren inlandschc bedienden, soos-bestuurs-
lodon en kolonialen het scherm na een klein
half uurtje was het scherm gerepareerd, doch de
stemming voor „De Spooktrein" was aan weerskanten
van het voetlicht onder nul.
Met nieuwen moed verder, maar de tweede acte ver
liep onderwei, we haalden weer adem en de stem
ming was teruggekomen.
Na de puu?e de laatste acte! Al onze tooneelmisda-
don zouden in dat éénc bedrijf gestraft worden
Alles mislukte de muskieten kwamen met dui
zenden op het tooneel en heten ons overal. Coba Kel
im.,' als de dronken juffrouw, lag zich op haar rust
bed tc krabben onder een stille scène ging een
tokkee zijn helsrh geschreeuw aanheffen op liet
moment, dat het licht moest uitgaan voor de spook
verschijning gebeurt er iets „pijnlijks", want het licht
op het tooneel gaat één seconde uit.cn de andere sc-
Ik meen het! Je hebt Hazel eenvoudig gestolen. Ge
stolen van de plaats, waar ze hoort, haar hier heen ge
haald tegen haar eigen beter oordeel in. Met je verbeel
ding cn je domheid dacht je. dat een kasplantje als zij
hier in onze heuvels zou kunnen aarden. Maar zij be
grijpt het beter dan jij. Als ze met je trouwde en pro
beerde, jouw leven hier te deelen, dan zou ze doodgaan;
eenvoudig verwelken, zou ze. Ze is aardig dicht bij den
dood geweest, jongen, sedert zc je zoende.
Zc wachtte even, om te zien, welken indruk haar woor
den gemaakt hadden. George's gezicht bleef don
ker, maar ze merkte toch, dat zijn trekken wat ontspan
nen waren. Ze legde haar hand op zijn schouder en
haar stem werd zachter.
Je moest wel een een lesje aan Samantha nemen!
Samantha?
Gisteravond heeft ze jouw en Hazel samen gezien.
Ik ook. Dat was misschien het bitterste oogenblik van
mijn leven. En wat moet het dan wel voor Samantha ge
weest ziin? En toch heeft ze Hazel gered, omdat zij van
jou houdt. Als jij echt van Hazel houdt, doe dan voor
haar wat Samantha voor jou gedaan heeft. Een spot
tende lach brak van haar lippen. En dat, George zal
straf genoeg zijn voor meneer Stocker.
Nooit in haar leven had ze zoo lang achter elkaar ge
sproken. Toen ze klaar was, trüde zij over al haar leden,
de tranen sprongen haar in de oogen. Zij zag hem, zoo
als ze gezegd had, als een klein kind, het eenlge kind
dat haar was overgebleven! Wanhopig greep ze hem
beet. drukte zijn hoofd aan haar hart. in het bewustzijn,
dat hij aan een ziekte leed, die veel gevaarlijker was dan
diphteritis, die hij als kind had gehad, ook dat hij haar
zou kunnen worden ontnomen. Haar greep was zoo ge-
woest. dat hij moest worstelen om los te komen. Z\j om
klemde hem vaster. Plotseling hield hij op met vechten;
haar kracht had gezegevierd. ZU begon zijn naam te
fluisteren, als neuriede ze weemoedig tegen een ziek
kind: Georgle, Georgie!
Toen haar greep wat minder vast werd. lichtte hij het
hoofd op en kuste haar. Het was nu zijn beurt om haar
te troosten. Dat had hij na zijn vaders dood niet meer ge-
a. Zij had het pleit gewonnen.
HOOFDSTUK XVII.
Hoe alles terecht kwam.
Een Cctobermaand deed haar intree In de vallei
van dc Spragges. George hield van de herfst, omdat hij
dan lange dagen in de heuvels kon zwerven, op jacht
condc in de zaal aan. Wat was gebeurd?
Op het tooneel was gerepeteerd, dat het licht gedu
rende 20 seconden zou uitgaan en alk stikdonker zou
zou doch achter in do zaal zat een mandoer die
van niets wist en dacht, lat de tooneel installatie ka
pot was, hij gooide het zaallicht aan terwijl het uit
moes-t wég ef ?ct als lamgeslagen stonden
wc tc wachten wat gebeuren zbu Hoe die man,
die in de zaal zat, te bereiken? Na twee mi
nuten „stilstand van het bedrijf" gaaf het licht in de
zaal uit Maar diezelfde mandoer draaide de
noodverlichting aan Ten einde raad gooide onze
tooneel meester de hoofdschakelaar ui doch toen
het licht weer op moest gaan, kon hij in donker den
schakelaar niet meer vinden en hieven wc in het
donker staan. Er moest iemand bijgehaald worden,
die het licht in orde maakt. een deftig bestuurs
lid struikelde over stoelen en tooneekvllributen en ein
delijk was het licht overal aan zoowel in de zaal
als op het tooneel. Na eenig gescharrel .'as het ge-
wenschte effect weer bereikt en gingen we met den
moed der wanhoop verder op het moment, dat ik als
detective het Spook met een welgemikt schot onscha
delijk moet maken weigert mijn revolver en hoe
ik ook trek, alle vijf de patronen ketsen in mijn
wanhoop riep ik na vijf ketsenPan
Pang Pang
liet resultaat was, dat de spelers hun ruggen naar
het publiek keerden en bedenkelijk met de schouders
schoktenmaar het afgesproken teelten om den
trein in de laatste acte te waarschuwen... waren de
revolverschoten
Het resultaat was, dat trein niet kwam en er
was weer stagnatie in het bedrijfOok dat werd
verholpen door af te loopende trein kwam
stopteen even later zouden de agenten opkomen
met hun arrestantenWat zagen wij? De twee
groótc agenten kwamen niet op liet tooneel, maar
een heele groot o èn het kleine, pietepeuerige man
netje! Wat zag dat onderkruipsel er uit, de agenten
jas reikte tot over zijn hielen, zijn handen waren
niet te zien, zijn helm zakte tot over zijn wangen,
alleen een reusachtige roode neus kwam er uit. De
andere agent-koloniaal was lang-hleck-en-magcr en
had een groote snor. We stonden allemaal op tooneel
als geslagen, we dorsten niets te zeggen, want we
voelden: Als we wat zeggen moeten, kan het niet,
want dan stikken we van het lachen
Plots een stem uit de "zaal: Kijk eens, Watt en
Half Wattcn waarachtig daar leken ze op. Dat
was teveel voor ons armé komedianten, we barsten
uit in liet lachen, wal men in de zaal niet hoorde,
want daar bulderde men. (.Half Watt was een bekend
type uit dut plaatsje.)
We speelden zoo goed en zoo kwaad als het ging
door, hoe weet ik niet meertot overmaat, van
ramp wilde dat kleine mannetje niet van tooneel af,
hij had niet, gerepeteerd en inplaats dat de „agen
ten",'!'* de gevangenen afbrachtenmoesten de ac-
t-"••-cm de a er o vu l tooneel sïeu-
Hij ploegt Hollands vrucht
bare aarde, de bron onzer
welvaart. Wij weten echter
ook, dat zijn beroep in ons
wispelturig klimaat veel van
zijn gezondheid vergt, en dat
maar al te vaak verkoud-
heidsziekten en rheumatische
pijnen zijn werkkracht dreigen
te verlammen. Maar dan vindt
ook hij altijd baat bij Aspirin-^
Tabletlen.
eenig
de wereld
Let op den oranje band en hel 8ayerkruis. Prijs 75 ets.
naar kwartels of visschien op de rotsen onder het con
dornest. Of hij kon urenlang liggen in het riet, dat 't
moeras omzoomde, op den uitkijk naar alle mogelijke
soorten eenden. Augustus en September had hij alleen
met zijn moeder doorgebracht, want Samantha was gaan
logeeren bij een oom van moeders kant in San Clemente.
Ze wilde graag gaan en juffrouw Spragge was te ver
standig geweest om zich te verzetten, hoewel al het huis
werk nu op haar neer kwam. Misschien had zc wel gó-
hoopt, dat George het meisje zou missen, maar daar liet
hij niets van merken. Hij sprak heel weinig en deed
meestal zwijgend zijn werk. Hij ging weinig naar Aguila
en ging heelemaal op ln het bouwen van een dam. voor
de bevloeiing van het land dat beneden de brug lag.
Tegen het einde van September trouwde Hazel met
Wilbur. Er stond een berichtje over in de „San Lorenzo-
tribune", met een noot van de redactie die de lezers er
aan herinnerde, dat miss Hazel Goodrich op „Sprngge's
Hoeve" door een ratelslang was gebeten.
George las dat bericht op een avond na het eten.
En later op den avond, terwijl hij zijn pijp zat te roc
ken. zei hij tegen zijn moeder, die met haar naaiwerk
bezig was:
Wanneer zou Samanthie eigenlijk thuis komen?
Zou je willen dat ze thuis kwam, George?
Waarom niet? vroeg hij schijnbaar onverschillig.
Misschien is ze wel gelukkig ln San-Clemento.
Heeft ze u dat geschreven, moeder?
Neen!
Is dit dan niet haar thuis?
Juffrouw Spragge naaide door. George stopte een
nieuwe pijp en keek naar zijn moeder die er den laat-
sten tijd ouder en grijzer uitzag.
Als zij niet thuiskomt, dan denk ik dat ik naar een
dienstbode zal moeten uitzien, zei hij kor-.af.
Geen vreemde hulp in mijn huis. besliste zin moeder
Dan zal Samantha terug moeten komen. Schrijft u
haar maar eens.
Dut heb lk al gedaan.
En wat zegt ze?
Ze heeft nog niet gcantwoordt.
Gaat u haar dan halen.
Ze zal wel komen als ze vindt dat het tijd wordt.
Ik vindt het leeg zonder haar.
Juffrouw Spragge hief met een ruk haar hoofd op.
Moet ik dat tegen haar zeggen?
Ja, zegt u maar dat Ik dat heb gezegd.
Verder werd er tusschcn hen niet over het onderwerp
gesproken.
Slot volgt.
ren. Achter de schermen gekomen riep HalMVatf
„Ik wou graag zien hoe het verder afliep!"
Hoe we verder gespeeld hebben, weet ik niet
meerliet was één doorloopend gevecht tegen
„lachen", alles deed ons pijn. De stemming was weg
en zoo nu en dan begonnen ze in de zaal weer te bul
deren en wij deden dan maar weer flink mee
maar plotseling namen we ons eenparig voor ern
stig te zijn en werkelijk de laatste tien minuten
was het weer serieus spelen met de kracht, die de
wanhoop jc geven kan, maar we dorsten elkaar niet
in de oogen te kijken.
We streden als dappere .soldaten verder enge
lukkighet laatste woord werd gezegdMaar
toen kon 't. voordoek niet zakken... en weer stonden
we voor schuten er bleef ons niets anders over...
dan tot het publiek te roepenHet is uiten
le buigen.
Dit is werkelijk „de pijnlijkste" avond in mijn le
ven geweestmaar het was ook Vrijdag de der
tiendevan een zekere maand.
Ulvcnhcut, 2S Oetober 1930.
Menier,
't Prenteke, 't pottegrafie-
ke, da's op 'nen goelcn keer
z'n eigen gaan bewegen. Ze
plakten 'nen heelen ris van
die dingen aan mekare, mok
ten 'r 'n i'olleke van en lie
ten da dink weer afloopen
en noemden 't 'nen film.
(Op dezelfde manier kwam
ok d'n pee-oo-ee-peefilm in
d'n wèreld. die veur dieën
tijd aan 'n touwke hong,
maar daar ga-g-et nouw nie
over al komt dan ok 't een
weer steeds van 't aander!)
Toen me zóó ver waren dat
de prentekes bewogen as levende menschen, en die alles
deejen b'alleve praten, toen emmen de uitvinders gin
rust g'ad veur die plotjes ok 'n bomke konden opzetten
en 'n stukske zingen dad-d-oew deur merg en been ging.
En nouw, amico, nouw veurspel ik oew, dat 'r 'nen dag
komt, da de pratende kraant 's avonds onder oew deur
wordt geschoven. Waant meschient wit 't al. meschient
ok nie, maar d'r zijn al aanzichtskaarten mee 'n man
neke en 'n wefke d'r opgedrukt mee 'n openingske d'r
in 'n rond gotje die ge zoo maar op de grammel-
foon hoef te zetten en begint dan da duo te riddeneeren
en te zingen van de liefde. Mijn dunkt dus: as ge zo'n
pampieren prenteke zouw maken van Lous de Visser,
die ze van de week de Kamer uitgeschupt emmen, da
zo'n aanzichtskortje dalek begon te schellen! Waarmee
ik maar zeggen wil: dad-et dieën grammelfoon onver
schillig is, of ze 'm gebruiken veur de liefde of veur de
pollitiek en dus 't pratende en kweelende pampier ók
op komst is! Nouw hoefde teugeswoorig daarveur heele-
gaar ginnen Zjuul Vern te zijn, om dingen te veurspeïlen
die onmeugelijk lijkenen. En as ik dus beweer: d'n dag
zal komen da-d-ons kraant 's avonds al op d'n vloermat
lee te blèren.omda me ze toevallig op z'nen bast trappen
bij 't binnenkomen, ollee, da's gin kunst. Maar ditte mot
ik dan nog wel zeggen: as dan in 's hemels naam de
pollitiek maar afgeschaft is, - waant as dan de Kamer
verslagen aan 't -woord komen, mee 't gelui van d'n veur-
zitter z'n belleke, as d'n Lous uitgeluid mot worren of
d'n Lous z'n vrouw, die dan ok wel ln de Kamer zal zit
ten de wefkes gaan ok steeds veuruit op *t pollitieke
pad, waant as da dan gebeurt, dan zal heel Ulvenhout
denken da Trui en ik (mee al 't èèrde- en koperwerk)
„woorden" emmen! Terwijl me dan niks aanders deejen
as de kraant-lezen.
Maar genogt: 'k zal daar nie verders op deurgaan,
waant ge mot d'n duvel nie verzoeken. En 't is nouw
zóó rustig
Wa 'k dan zeggen wouw is ditte: as de kraant al
praten kon, dan had dit briefke begonnen mee 'nen
schaterlach om er den hik van te krijgen.
Ge mot dan weten, 'k zag 'n prenteke in de kraant,
op de bladzij van de advertenties, en daar sting 'n
weegschaal op. Op die weegschaal 'n wefke in d'r bloote...
gewitwelleko (maar netjes zwartgemokt horre!) en mee
vette letters sting erboven gedrukt da ze... te weinig'
woog! Onder ons gezeed en gezwegen: daarveur had da
dingeske nie op de schaal hoeven te gaan staan. Da kon-
dc zóó wel zien. As 'n plaank. amico; as 'n dunne plaank!
En nouw wier in da-d-advertensieke aanbevolen om
'n middeltje te koopen teugen die plaanka'chtigheid, za'k
maar zeggen. Eén vijf en zeuventig 'n doske of 'n flesch-
ke, waar 't middelcijn dan inzat.
Of, gatvernolle, 'nen gèèven biefstuk of 'n pan eiers-
mee-spek nie veul beter is teugen d'n magerte.
Verder stond erin: „de jongste onderzoekingen van de
dokters hebben uitgemoKt, dat de gemiddelde, moderne
mensch schrikbarend mager is! Veural de wefkes. as
gevolg van de ongezonde mode, die... uit de mode is
nouw!'
Nouw gij!
Amico, nouw zonder gekkigheid, hoe dikkels hè'k al
gezeed dat de wefkes veuls te mager zijn? En op m'n
woord, jonk, keb ze 'r nie veur onderzocht.
'n Verken hoef lk zoomaar 'a tegen z'nen buik aan te
slaan en in de omgevink van z'n krulstertje om op vijf
pond af persies te kunnen zeggen wat ie weegt. Maar de
wefkes van teugeswoorig. die schuil gaan achter 'nen bos
peeën, ollee, daar kan 'k zóówel van zeggen: „te locht
veur de markt". Ok veur de huwelijksmarkt, waant ze
loopen mee troepen vrij los.
En kinderkes? Daar zullen broeimesjienen veur mot
ten komen, zooas ik er een eb veur m'n kiekens...!
Nouw gaan ze 'r pillekes veur innemen. Ollee nie veur
de kinderkes; veur dik te worren. maar dan kunnen ze
beter mijn fietspomp leenen, wat gij? Biefstuk, pap,
spek eïers, melk en dan... dan verdient d'n boer ok
weer wa!
Ieder op z'nen tijd. Nouw emmen de dokters en de
barbiers d'ren vetten tijd g'ad. die veur veul centen
geeuwhonger en polkakopjes leverden; nouw wij!
Amico. huishouwetjes mee vier, vijf groote men
schen, die nammen van m'nen gruuntcnwagel nie méér
af. as ik olleen noodig eb om 't leven te houwen. In
de stad verkoop ik 's zomers aan tien deuren negen
keer 'n kropke slaai en anderhalven erpel! Keb al
twee jaren gelejen gezeed: meschient herindert 't oew
eigen wel: over ennigte jaren is de heele waereld onder-
voeiërd. Waant de dokters zweren bij geeuwhonger. As
ge heksteroogen hèt of loopende ooren. dan krijgde 'n
pampieren recepkc waar op staat wa-g-allegaar nie
meer eten meugt. As ge in oewen vinger snijdt, dan
krijgde gin lapke; neeë, dan krijgde... 'nen krop slaai!
As ge platvoeten hèt, gin steunzolen! Neeë: 'nen kom
kommer! As ge rimmeltiek het: 'n glas kwast zonder
suiker. Affijn, ge wit 't net zoo goed as ikke!
't Is toch gewiest dat 'r 'n wefke naar d'n dokter
gong, omda ze te dikke kuiten had, docht ze. Nouw,
da's nouw nic veur 't een of aander: maar vinde gij 'n
paar steuvige pootcn lillek? Ozoow!
Maar d'n perfester trok 'n bedenkelijk gezicht, re
kende uit wat 'm da kon opleveren, cn gong... snijen!
En as ge denkt da'k smoesjes verkoop, 't is de volle
waarheid.
't Wefke is later mee twee houten pootjes naar huls
gegaan. De operasie was gelukt, maar d'r was wa bij
gekomen; affijn, ge kent da smoesie.
Ig 't gin schaande? Nouw zal da kindje, mee die
nuuwe mode, waarschijnlijk 'n paar pootjes aan laten
meten van dikker hout...
Amico, wa ben 'k blij, da'k m'n eigen al die jaren
niks te kort gedaan eb. 'k Ben frètende in de mode
gebleven.
Kad veur 'n paar jaar 'n steenpüst in m'nen nek. die
er zijn mocht in z'n soort. Hè, zó'n kreng, 'k Vuul
'm nóg as ik eraan denk.
„Dokter," zee ik op 'nen goeien dag. „doe me-n-'n lol
cn knèpt da dink 's weg.
„Dréi" zeé-t-ie, „ge frit te veul. Heel oewen rug is
éénen bonk spek."
„Da's d'n besten borstrok die 'r bestaat," kwatste-n-
ik trug, „en die laat ik me deur jouw nie uittrekken,
vader."
Onderwijle kneep ie aan da dink. nouw laat ik oew
zeggen, da'k mee d'n besten bak nog nie aan 't lachen
was te brengen gewist, 'k Beet 's m'n taanden en liet
'm maar donderjagen.
Toen 't klaar was vroeg ie: „Nouw Drè, hé'k oew
pijn gedaan?"
„Ja'„ zee ik, „maar da kunde gij nie helpen, ben 'k
'm kwijt, da's 't veurnomste!"
„Ge bent er vanaf," zee-t-ie. „Die wond is mergen
dicht, ge het gezond vleesch! En... ge kun teugen 'n
douwke, da-d-hè'k wel gemerkt."
„Sjuust," lachte-n-ik, „as alle menschen 'n bietje
minder naar juilie modeprotjes lusterden, dan konnen
ze bekaanst allemaal teugen 'n douwke, dokterke!"
Toen lachte—n-ie maar 's en zee: „tweevijftig". En ik
wiest genogt.
Affijn, de wefkes gaan maar aan de pillekes, ik houw
m'n eigen aan 'n vet kermenaalke en d'n bloedworst-
mee-appels. En de mode? Die kan me afgestolen wor
ren. Mijn 'nen zurg as ik docd ben of ze dan zeggen:
wa 'nen mooien of wa 'nen lilleken dooie! 'k Zal er
vandaag gin ripke spek, gin schefke worst, gin kaantje
spek en gin biefstukske minder om frèten! En as Trui
me nie mooi genogt vindt, da ga ze maar mee 't mol-
ligste deel van d'ren rug naar me toe leggen in de
bedstee. Maar zóó flauw is Trui ok nie. Die waait ok
nog nie uit d'r broek mee d'r honderd kiloows omtrent.
Schoon? Schoonheid?
As 'k da zien wil. dan kijk ik naar God's schoone
natuur.
Hah! wa zijn in deus dagen de lochten toch éénen
pracht!
Gisterenavond, neeë 'k docht dat d'n hemel in d'n
braand sting.
De bosschen, de kerk. ons heele durp, da lag in 'en
rossen weerschijn van de zakkende zon. Gouwen bun
dels spoot ze naar de èèrde. Van achter 'nen peersen
wolk mee puur-gouwen raanden, viel da gloeiend licht
trillend teugen d'èèrde aan.
Die zonsondergangen in deuzen tijd, amico. daar
wegen gin duuzend stopnaald-juffers-mee-lèèrzen-aan
teugen op. Duuzend? Gin tienduzend van die gelèèrsde
katjes!
Eén zo'n smeltend stukske zonnegoud, da van d'n
pèèi'lmoeren hemel afdrupt, da's van zo'nen pracht da
ge'r alles veur vergeten zouw. Da ge as 'nen labes en
mee 'nen open mond er naar te turen staat, tot 't
goud in oew oogen schemert.
Da's schoon. En da's al, zoolaank as ik me heugen
kan, in de mode!
Kom ik schei er af.
Ge kun nie geleuvcn hoe druk 't ier nog is. Dus!
Amico, veul groeten van Trui en as altij gin horke
minder van oewen
toet a voe
DRé.
(Daar ik mij nog altijd in Amsterdam bevind, moeten
enkele brieven, die trouwens wel eenig uitstel kunnen
lijden, nog op beantwoording wachten).
Kamerplanten met sierlijken bladertooi.
Het sierlijke, maar tevens kleinste, palmpje voor onze
kamers, is wel de Dwerg-Cocospulm uit Brazilië, Cocos
Weddeliana, welke veelal in planten- en blocmenbakjes
wordt opgeplant met andere sierplantjes. Maar men
kan het beter nog afzonderlijk in een potje kweeken
en men kan er ook exemplaren van krijgen van om
streeks 1 M. hoogte, maar die zijn niet goedkoop! Ze
zijn bijzonder keurig van groeiwijze, die Dwerg-Cocos-
palmpjes, de lange, niet breede bladveeren, staan aan
vankelijk rechtop, maar verkrijgen later een sierlijke,
spreidende houding. Men moet ze altijd in kleine pot
ten kweeken en als men ze verpotten moet, een pot
geven, die slechts weinig grooter is dan de voorgaande.
De vergrooting is voldoende als de oude pot tot den rand
in den nieuwe past. Veel warmte vraagt ook 't Dwerg-
cocosje niet, kamertemperatuur is voldoende, terwijl
in den zomer de directe zonnestralen vermeden moeten
worden.
Dc beste wijze van water geven voor palmen is de
planten nu en dan, als de aarde wat op begint te dro
gen, doordringend te bevochtigen. Dit gaat het best,
door ze eenigen tijd in een emmer met niet te koud
water te zetten. Geeft men den planten regelmatig tel
kens eèn beetje water, dan is het niet altijd zeker,
dat het vocht de aardkluit tot in het binnenste be
reikt. Men late na zulk een doorwatering de planten
eenigen tijd uitdruipen.
Als van een palm de aardkluit eenmaal tot in het
hart droog is geweest, helpt het niet of daarna over
vloedig water wordt gegeven: de gezondheid der plant
is dan reeds ondermijnd. Men moet ze ook 's winters
vochtig houden en 's zomers, in den vollen groeitijd,
overvloedig begieten. Steeds lette men er op, dat het
water ongeveer de temperatuur van de omgeving der
planten heeft.
Een goed groeiende palm kan nu en dan ook een
bemesting hebben van met water verdunden, ouden
koemest, of een oplossing van kunstmest.
Een bladplant voor koele kamers is de Aspidistra
elatior, een Japansche plant. Die is van alle markten
thuis; die let er nu niet zoo nauw op .of ze het eens
wat koud of wat warm, wat droog of wat zeer voch
tig heeft. Ze blijft u trouw. Maar. natuurlijk, een goede
behandeling wie neemt het haar kwalijk? stelt ze
toch zeer op prijs. Haar langwerpige, toch flink-breede,
bladeren, groeien dan tot volle lengte uit en geven aan
de plant een weelderige losheid, die haar tot een der
sierlijkste planten vormt. Een Aspidistra, die achteloos
behandeld wordt, maakt korte bladeren, die alle op
elkander zitten, en een stijven, dichten bladerbos vor
men, waaraan weinig mooi te zien is 't is dan of ze
alle natuurlijkheid verloren heeft. Maar. met dat al,
is ze toch maar een onzer sterkste en dankbaarste
kamerplanten, die ook op minder gunstige plaatsen in
onze woning, in gang en vestibule, waarhet soms
tochtig en duister is, u niet in den steek laat, maar
haar plicht zoo trouw mogelijk vervult, om ook daar
wat groei en plantengratie te brengen.
Als kamerplant is echter de bonte Aspidistra. A. ela
tior variegata. de mooiste. Maar deze moet met meer
omzichtigheid behandeld worden, dan de groene vorm.
Jammer is echter, dat ze nogal eens „verloopt", d.w.z.
veel groene bladeren maakt, die men dan bij gelegen
heid eener verpotting met het stuk van den wortelstok,
waarop zij staan, verwijdert, om dc mooiste bonte bla
deren weer bijeen te planten.
Hoorn.
K. VAN KEULEN.