Pijnlijke Tooneelherinneringen- aspirih Een voorstelling van de spooktrein. ZZ2 TON. j NGEN. m FEUILLET VERTELLINGEN. Brabaniscfoe brieven. PLANTEN IN KAMER en tuin. Vrijdag, de dertiende. Het mcnschelijke engeltje. Verstrooidheid. WATT en HALF WATT. DIT keer komen er een paar jongeren aan de beurt, maar jongeren, die lang genoeg aan liet toonecl zijn om pijnlijke herinneringen te te hebben. Daar heb je b.v. Theo Kreukel. Ken acteur, die de laatste jaren in het fijnere blijspel prachtige dingen Jieeft gedaan. Hij schreef ons: t vraagt mij, om iets te schrijven betreffende mijn pijnlijkste tooneel'herinnerïngen. Dit was do lijdens geschiedenis van een langen pijnlijken avond in Indië. Een klein plaatsje, dat de Spooktrein-voorstel ling moést en zóu hebben. Hoe wij het hun ook hebben afgeraden ze moesten de Spooktrein op hun prof-historisch tooneeltje hebben. En zc hébben hem gehad I weet wel, dat wij het wel eens hebben over „liet. (lodje van de Komedianten", dat ons door de moeilijk ste situaties heen helpt. Doch dien avond was ons Komedianten godje ergens in Europa gaan kegelen. Voor mijn schijnbaar overdreven verhaal heb ik geluk kig tien getuigen: de medespelenden in de Spooktrein- lournée (Directie Jan Musch en Anton Ruys) Ncd.- lndië 192*—1029. Van bovengemeld stuk was ik regisseur en met 3 medespelers, die tevens de technici waren, bereidden wij eiken dag opnieuw dit moeilijk technische stuk voor. Van dn 41 voorstellingen in Indië zijn er 40 vlot en succesvol verloopcu doch een enkele voorstel ling was „pijnlijk". Do voorbereidende maatregelen waren vor dien avond getroffen. De trein-effecten, waren ingestudeerd door 10 Ilollandsche soldaten de lichteffecten functionneerdon prima 3 van de soldaten moesten zwijgende rollen vervullen en alles klopte. Twee reuzen zouden Engelschc politio-ugenten voorstellen, doch een klein, pieterig mannetje drong zich op den- voorgron<j en wilde o! zoo graag meespe len. Ik gaf hein een stuk ijzer en blik in zijn handen om treinlnwnai te fabricceren. liet begin was goedeerste acte verliep prach tig Jan Musch lag als halte-chef dood op den grond en het doek viel dicht applaus maar liet doek viel niet oen razende snelheid, want er :a- ten twee reusachtige ijzeren kogels aan de onderein den en deze schoten rakelings langs liet hoofd van Jan Musch En terwijl we als gewoonlijk met hoi ..tableau vi\ant" sloten en verslagen naar het lijk keken en het publiek applaudisseerde, kroop plot seling „het lijk'.' met gekke rug-sprongen naar het midden van het toonecl. De kogels hadden het hoofd van Jan Musch bijna geraakt en deze bracht zich in veiligheid. Do uitwerking was buitenge woon de heele zaal lachte en stond op om te kijken Tableau lag in het water Wij lachen en feliciteeren Jan Musch, dat hij er zoo goed afgekomen is. Tweede acte begint Van het in tweeën geschei den voordoek ontbreekt één dor touwen, zoodat maar één helft, opgaat en de helft van het toneel voor hot publiek zichtbaar is. De spelers achter en ook onze technici merken het niet, want hei décor is pot dicht en er moest iemand afloopen, om tc waar schuwen, wat or gaande was wanhoop op liet tooneel en we waren niet zoo goed, of alles moest van hot tooneel en de boel moest gerepareerd worden. Heel gemoedelijk kwam men vanuit de zaal met ladders aandragen en ten aanschouwe van het geheele pu bliek, repareeren inlandschc bedienden, soos-bestuurs- lodon en kolonialen het scherm na een klein half uurtje was het scherm gerepareerd, doch de stemming voor „De Spooktrein" was aan weerskanten van het voetlicht onder nul. Met nieuwen moed verder, maar de tweede acte ver liep onderwei, we haalden weer adem en de stem ming was teruggekomen. Na de puu?e de laatste acte! Al onze tooneelmisda- don zouden in dat éénc bedrijf gestraft worden Alles mislukte de muskieten kwamen met dui zenden op het tooneel en heten ons overal. Coba Kel im.,' als de dronken juffrouw, lag zich op haar rust bed tc krabben onder een stille scène ging een tokkee zijn helsrh geschreeuw aanheffen op liet moment, dat het licht moest uitgaan voor de spook verschijning gebeurt er iets „pijnlijks", want het licht op het tooneel gaat één seconde uit.cn de andere sc- Ik meen het! Je hebt Hazel eenvoudig gestolen. Ge stolen van de plaats, waar ze hoort, haar hier heen ge haald tegen haar eigen beter oordeel in. Met je verbeel ding cn je domheid dacht je. dat een kasplantje als zij hier in onze heuvels zou kunnen aarden. Maar zij be grijpt het beter dan jij. Als ze met je trouwde en pro beerde, jouw leven hier te deelen, dan zou ze doodgaan; eenvoudig verwelken, zou ze. Ze is aardig dicht bij den dood geweest, jongen, sedert zc je zoende. Zc wachtte even, om te zien, welken indruk haar woor den gemaakt hadden. George's gezicht bleef don ker, maar ze merkte toch, dat zijn trekken wat ontspan nen waren. Ze legde haar hand op zijn schouder en haar stem werd zachter. Je moest wel een een lesje aan Samantha nemen! Samantha? Gisteravond heeft ze jouw en Hazel samen gezien. Ik ook. Dat was misschien het bitterste oogenblik van mijn leven. En wat moet het dan wel voor Samantha ge weest ziin? En toch heeft ze Hazel gered, omdat zij van jou houdt. Als jij echt van Hazel houdt, doe dan voor haar wat Samantha voor jou gedaan heeft. Een spot tende lach brak van haar lippen. En dat, George zal straf genoeg zijn voor meneer Stocker. Nooit in haar leven had ze zoo lang achter elkaar ge sproken. Toen ze klaar was, trüde zij over al haar leden, de tranen sprongen haar in de oogen. Zij zag hem, zoo als ze gezegd had, als een klein kind, het eenlge kind dat haar was overgebleven! Wanhopig greep ze hem beet. drukte zijn hoofd aan haar hart. in het bewustzijn, dat hij aan een ziekte leed, die veel gevaarlijker was dan diphteritis, die hij als kind had gehad, ook dat hij haar zou kunnen worden ontnomen. Haar greep was zoo ge- woest. dat hij moest worstelen om los te komen. Z\j om klemde hem vaster. Plotseling hield hij op met vechten; haar kracht had gezegevierd. ZU begon zijn naam te fluisteren, als neuriede ze weemoedig tegen een ziek kind: Georgle, Georgie! Toen haar greep wat minder vast werd. lichtte hij het hoofd op en kuste haar. Het was nu zijn beurt om haar te troosten. Dat had hij na zijn vaders dood niet meer ge- a. Zij had het pleit gewonnen. HOOFDSTUK XVII. Hoe alles terecht kwam. Een Cctobermaand deed haar intree In de vallei van dc Spragges. George hield van de herfst, omdat hij dan lange dagen in de heuvels kon zwerven, op jacht condc in de zaal aan. Wat was gebeurd? Op het tooneel was gerepeteerd, dat het licht gedu rende 20 seconden zou uitgaan en alk stikdonker zou zou doch achter in do zaal zat een mandoer die van niets wist en dacht, lat de tooneel installatie ka pot was, hij gooide het zaallicht aan terwijl het uit moes-t wég ef ?ct als lamgeslagen stonden wc tc wachten wat gebeuren zbu Hoe die man, die in de zaal zat, te bereiken? Na twee mi nuten „stilstand van het bedrijf" gaaf het licht in de zaal uit Maar diezelfde mandoer draaide de noodverlichting aan Ten einde raad gooide onze tooneel meester de hoofdschakelaar ui doch toen het licht weer op moest gaan, kon hij in donker den schakelaar niet meer vinden en hieven wc in het donker staan. Er moest iemand bijgehaald worden, die het licht in orde maakt. een deftig bestuurs lid struikelde over stoelen en tooneekvllributen en ein delijk was het licht overal aan zoowel in de zaal als op het tooneel. Na eenig gescharrel .'as het ge- wenschte effect weer bereikt en gingen we met den moed der wanhoop verder op het moment, dat ik als detective het Spook met een welgemikt schot onscha delijk moet maken weigert mijn revolver en hoe ik ook trek, alle vijf de patronen ketsen in mijn wanhoop riep ik na vijf ketsenPan Pang Pang liet resultaat was, dat de spelers hun ruggen naar het publiek keerden en bedenkelijk met de schouders schoktenmaar het afgesproken teelten om den trein in de laatste acte te waarschuwen... waren de revolverschoten Het resultaat was, dat trein niet kwam en er was weer stagnatie in het bedrijfOok dat werd verholpen door af te loopende trein kwam stopteen even later zouden de agenten opkomen met hun arrestantenWat zagen wij? De twee groótc agenten kwamen niet op liet tooneel, maar een heele groot o èn het kleine, pietepeuerige man netje! Wat zag dat onderkruipsel er uit, de agenten jas reikte tot over zijn hielen, zijn handen waren niet te zien, zijn helm zakte tot over zijn wangen, alleen een reusachtige roode neus kwam er uit. De andere agent-koloniaal was lang-hleck-en-magcr en had een groote snor. We stonden allemaal op tooneel als geslagen, we dorsten niets te zeggen, want we voelden: Als we wat zeggen moeten, kan het niet, want dan stikken we van het lachen Plots een stem uit de "zaal: Kijk eens, Watt en Half Wattcn waarachtig daar leken ze op. Dat was teveel voor ons armé komedianten, we barsten uit in liet lachen, wal men in de zaal niet hoorde, want daar bulderde men. (.Half Watt was een bekend type uit dut plaatsje.) We speelden zoo goed en zoo kwaad als het ging door, hoe weet ik niet meertot overmaat, van ramp wilde dat kleine mannetje niet van tooneel af, hij had niet, gerepeteerd en inplaats dat de „agen ten",'!'* de gevangenen afbrachtenmoesten de ac- t-"••-cm de a er o vu l tooneel sïeu- Hij ploegt Hollands vrucht bare aarde, de bron onzer welvaart. Wij weten echter ook, dat zijn beroep in ons wispelturig klimaat veel van zijn gezondheid vergt, en dat maar al te vaak verkoud- heidsziekten en rheumatische pijnen zijn werkkracht dreigen te verlammen. Maar dan vindt ook hij altijd baat bij Aspirin-^ Tabletlen. eenig de wereld Let op den oranje band en hel 8ayerkruis. Prijs 75 ets. naar kwartels of visschien op de rotsen onder het con dornest. Of hij kon urenlang liggen in het riet, dat 't moeras omzoomde, op den uitkijk naar alle mogelijke soorten eenden. Augustus en September had hij alleen met zijn moeder doorgebracht, want Samantha was gaan logeeren bij een oom van moeders kant in San Clemente. Ze wilde graag gaan en juffrouw Spragge was te ver standig geweest om zich te verzetten, hoewel al het huis werk nu op haar neer kwam. Misschien had zc wel gó- hoopt, dat George het meisje zou missen, maar daar liet hij niets van merken. Hij sprak heel weinig en deed meestal zwijgend zijn werk. Hij ging weinig naar Aguila en ging heelemaal op ln het bouwen van een dam. voor de bevloeiing van het land dat beneden de brug lag. Tegen het einde van September trouwde Hazel met Wilbur. Er stond een berichtje over in de „San Lorenzo- tribune", met een noot van de redactie die de lezers er aan herinnerde, dat miss Hazel Goodrich op „Sprngge's Hoeve" door een ratelslang was gebeten. George las dat bericht op een avond na het eten. En later op den avond, terwijl hij zijn pijp zat te roc ken. zei hij tegen zijn moeder, die met haar naaiwerk bezig was: Wanneer zou Samanthie eigenlijk thuis komen? Zou je willen dat ze thuis kwam, George? Waarom niet? vroeg hij schijnbaar onverschillig. Misschien is ze wel gelukkig ln San-Clemento. Heeft ze u dat geschreven, moeder? Neen! Is dit dan niet haar thuis? Juffrouw Spragge naaide door. George stopte een nieuwe pijp en keek naar zijn moeder die er den laat- sten tijd ouder en grijzer uitzag. Als zij niet thuiskomt, dan denk ik dat ik naar een dienstbode zal moeten uitzien, zei hij kor-.af. Geen vreemde hulp in mijn huis. besliste zin moeder Dan zal Samantha terug moeten komen. Schrijft u haar maar eens. Dut heb lk al gedaan. En wat zegt ze? Ze heeft nog niet gcantwoordt. Gaat u haar dan halen. Ze zal wel komen als ze vindt dat het tijd wordt. Ik vindt het leeg zonder haar. Juffrouw Spragge hief met een ruk haar hoofd op. Moet ik dat tegen haar zeggen? Ja, zegt u maar dat Ik dat heb gezegd. Verder werd er tusschcn hen niet over het onderwerp gesproken. Slot volgt. ren. Achter de schermen gekomen riep HalMVatf „Ik wou graag zien hoe het verder afliep!" Hoe we verder gespeeld hebben, weet ik niet meerliet was één doorloopend gevecht tegen „lachen", alles deed ons pijn. De stemming was weg en zoo nu en dan begonnen ze in de zaal weer te bul deren en wij deden dan maar weer flink mee maar plotseling namen we ons eenparig voor ern stig te zijn en werkelijk de laatste tien minuten was het weer serieus spelen met de kracht, die de wanhoop jc geven kan, maar we dorsten elkaar niet in de oogen te kijken. We streden als dappere .soldaten verder enge lukkighet laatste woord werd gezegdMaar toen kon 't. voordoek niet zakken... en weer stonden we voor schuten er bleef ons niets anders over... dan tot het publiek te roepenHet is uiten le buigen. Dit is werkelijk „de pijnlijkste" avond in mijn le ven geweestmaar het was ook Vrijdag de der tiendevan een zekere maand. Ulvcnhcut, 2S Oetober 1930. Menier, 't Prenteke, 't pottegrafie- ke, da's op 'nen goelcn keer z'n eigen gaan bewegen. Ze plakten 'nen heelen ris van die dingen aan mekare, mok ten 'r 'n i'olleke van en lie ten da dink weer afloopen en noemden 't 'nen film. (Op dezelfde manier kwam ok d'n pee-oo-ee-peefilm in d'n wèreld. die veur dieën tijd aan 'n touwke hong, maar daar ga-g-et nouw nie over al komt dan ok 't een weer steeds van 't aander!) Toen me zóó ver waren dat de prentekes bewogen as levende menschen, en die alles deejen b'alleve praten, toen emmen de uitvinders gin rust g'ad veur die plotjes ok 'n bomke konden opzetten en 'n stukske zingen dad-d-oew deur merg en been ging. En nouw, amico, nouw veurspel ik oew, dat 'r 'nen dag komt, da de pratende kraant 's avonds onder oew deur wordt geschoven. Waant meschient wit 't al. meschient ok nie, maar d'r zijn al aanzichtskaarten mee 'n man neke en 'n wefke d'r opgedrukt mee 'n openingske d'r in 'n rond gotje die ge zoo maar op de grammel- foon hoef te zetten en begint dan da duo te riddeneeren en te zingen van de liefde. Mijn dunkt dus: as ge zo'n pampieren prenteke zouw maken van Lous de Visser, die ze van de week de Kamer uitgeschupt emmen, da zo'n aanzichtskortje dalek begon te schellen! Waarmee ik maar zeggen wil: dad-et dieën grammelfoon onver schillig is, of ze 'm gebruiken veur de liefde of veur de pollitiek en dus 't pratende en kweelende pampier ók op komst is! Nouw hoefde teugeswoorig daarveur heele- gaar ginnen Zjuul Vern te zijn, om dingen te veurspeïlen die onmeugelijk lijkenen. En as ik dus beweer: d'n dag zal komen da-d-ons kraant 's avonds al op d'n vloermat lee te blèren.omda me ze toevallig op z'nen bast trappen bij 't binnenkomen, ollee, da's gin kunst. Maar ditte mot ik dan nog wel zeggen: as dan in 's hemels naam de pollitiek maar afgeschaft is, - waant as dan de Kamer verslagen aan 't -woord komen, mee 't gelui van d'n veur- zitter z'n belleke, as d'n Lous uitgeluid mot worren of d'n Lous z'n vrouw, die dan ok wel ln de Kamer zal zit ten de wefkes gaan ok steeds veuruit op *t pollitieke pad, waant as da dan gebeurt, dan zal heel Ulvenhout denken da Trui en ik (mee al 't èèrde- en koperwerk) „woorden" emmen! Terwijl me dan niks aanders deejen as de kraant-lezen. Maar genogt: 'k zal daar nie verders op deurgaan, waant ge mot d'n duvel nie verzoeken. En 't is nouw zóó rustig Wa 'k dan zeggen wouw is ditte: as de kraant al praten kon, dan had dit briefke begonnen mee 'nen schaterlach om er den hik van te krijgen. Ge mot dan weten, 'k zag 'n prenteke in de kraant, op de bladzij van de advertenties, en daar sting 'n weegschaal op. Op die weegschaal 'n wefke in d'r bloote... gewitwelleko (maar netjes zwartgemokt horre!) en mee vette letters sting erboven gedrukt da ze... te weinig' woog! Onder ons gezeed en gezwegen: daarveur had da dingeske nie op de schaal hoeven te gaan staan. Da kon- dc zóó wel zien. As 'n plaank. amico; as 'n dunne plaank! En nouw wier in da-d-advertensieke aanbevolen om 'n middeltje te koopen teugen die plaanka'chtigheid, za'k maar zeggen. Eén vijf en zeuventig 'n doske of 'n flesch- ke, waar 't middelcijn dan inzat. Of, gatvernolle, 'nen gèèven biefstuk of 'n pan eiers- mee-spek nie veul beter is teugen d'n magerte. Verder stond erin: „de jongste onderzoekingen van de dokters hebben uitgemoKt, dat de gemiddelde, moderne mensch schrikbarend mager is! Veural de wefkes. as gevolg van de ongezonde mode, die... uit de mode is nouw!' Nouw gij! Amico, nouw zonder gekkigheid, hoe dikkels hè'k al gezeed dat de wefkes veuls te mager zijn? En op m'n woord, jonk, keb ze 'r nie veur onderzocht. 'n Verken hoef lk zoomaar 'a tegen z'nen buik aan te slaan en in de omgevink van z'n krulstertje om op vijf pond af persies te kunnen zeggen wat ie weegt. Maar de wefkes van teugeswoorig. die schuil gaan achter 'nen bos peeën, ollee, daar kan 'k zóówel van zeggen: „te locht veur de markt". Ok veur de huwelijksmarkt, waant ze loopen mee troepen vrij los. En kinderkes? Daar zullen broeimesjienen veur mot ten komen, zooas ik er een eb veur m'n kiekens...! Nouw gaan ze 'r pillekes veur innemen. Ollee nie veur de kinderkes; veur dik te worren. maar dan kunnen ze beter mijn fietspomp leenen, wat gij? Biefstuk, pap, spek eïers, melk en dan... dan verdient d'n boer ok weer wa! Ieder op z'nen tijd. Nouw emmen de dokters en de barbiers d'ren vetten tijd g'ad. die veur veul centen geeuwhonger en polkakopjes leverden; nouw wij! Amico. huishouwetjes mee vier, vijf groote men schen, die nammen van m'nen gruuntcnwagel nie méér af. as ik olleen noodig eb om 't leven te houwen. In de stad verkoop ik 's zomers aan tien deuren negen keer 'n kropke slaai en anderhalven erpel! Keb al twee jaren gelejen gezeed: meschient herindert 't oew eigen wel: over ennigte jaren is de heele waereld onder- voeiërd. Waant de dokters zweren bij geeuwhonger. As ge heksteroogen hèt of loopende ooren. dan krijgde 'n pampieren recepkc waar op staat wa-g-allegaar nie meer eten meugt. As ge in oewen vinger snijdt, dan krijgde gin lapke; neeë, dan krijgde... 'nen krop slaai! As ge platvoeten hèt, gin steunzolen! Neeë: 'nen kom kommer! As ge rimmeltiek het: 'n glas kwast zonder suiker. Affijn, ge wit 't net zoo goed as ikke! 't Is toch gewiest dat 'r 'n wefke naar d'n dokter gong, omda ze te dikke kuiten had, docht ze. Nouw, da's nouw nic veur 't een of aander: maar vinde gij 'n paar steuvige pootcn lillek? Ozoow! Maar d'n perfester trok 'n bedenkelijk gezicht, re kende uit wat 'm da kon opleveren, cn gong... snijen! En as ge denkt da'k smoesjes verkoop, 't is de volle waarheid. 't Wefke is later mee twee houten pootjes naar huls gegaan. De operasie was gelukt, maar d'r was wa bij gekomen; affijn, ge kent da smoesie. Ig 't gin schaande? Nouw zal da kindje, mee die nuuwe mode, waarschijnlijk 'n paar pootjes aan laten meten van dikker hout... Amico, wa ben 'k blij, da'k m'n eigen al die jaren niks te kort gedaan eb. 'k Ben frètende in de mode gebleven. Kad veur 'n paar jaar 'n steenpüst in m'nen nek. die er zijn mocht in z'n soort. Hè, zó'n kreng, 'k Vuul 'm nóg as ik eraan denk. „Dokter," zee ik op 'nen goeien dag. „doe me-n-'n lol cn knèpt da dink 's weg. „Dréi" zeé-t-ie, „ge frit te veul. Heel oewen rug is éénen bonk spek." „Da's d'n besten borstrok die 'r bestaat," kwatste-n- ik trug, „en die laat ik me deur jouw nie uittrekken, vader." Onderwijle kneep ie aan da dink. nouw laat ik oew zeggen, da'k mee d'n besten bak nog nie aan 't lachen was te brengen gewist, 'k Beet 's m'n taanden en liet 'm maar donderjagen. Toen 't klaar was vroeg ie: „Nouw Drè, hé'k oew pijn gedaan?" „Ja'„ zee ik, „maar da kunde gij nie helpen, ben 'k 'm kwijt, da's 't veurnomste!" „Ge bent er vanaf," zee-t-ie. „Die wond is mergen dicht, ge het gezond vleesch! En... ge kun teugen 'n douwke, da-d-hè'k wel gemerkt." „Sjuust," lachte-n-ik, „as alle menschen 'n bietje minder naar juilie modeprotjes lusterden, dan konnen ze bekaanst allemaal teugen 'n douwke, dokterke!" Toen lachte—n-ie maar 's en zee: „tweevijftig". En ik wiest genogt. Affijn, de wefkes gaan maar aan de pillekes, ik houw m'n eigen aan 'n vet kermenaalke en d'n bloedworst- mee-appels. En de mode? Die kan me afgestolen wor ren. Mijn 'nen zurg as ik docd ben of ze dan zeggen: wa 'nen mooien of wa 'nen lilleken dooie! 'k Zal er vandaag gin ripke spek, gin schefke worst, gin kaantje spek en gin biefstukske minder om frèten! En as Trui me nie mooi genogt vindt, da ga ze maar mee 't mol- ligste deel van d'ren rug naar me toe leggen in de bedstee. Maar zóó flauw is Trui ok nie. Die waait ok nog nie uit d'r broek mee d'r honderd kiloows omtrent. Schoon? Schoonheid? As 'k da zien wil. dan kijk ik naar God's schoone natuur. Hah! wa zijn in deus dagen de lochten toch éénen pracht! Gisterenavond, neeë 'k docht dat d'n hemel in d'n braand sting. De bosschen, de kerk. ons heele durp, da lag in 'en rossen weerschijn van de zakkende zon. Gouwen bun dels spoot ze naar de èèrde. Van achter 'nen peersen wolk mee puur-gouwen raanden, viel da gloeiend licht trillend teugen d'èèrde aan. Die zonsondergangen in deuzen tijd, amico. daar wegen gin duuzend stopnaald-juffers-mee-lèèrzen-aan teugen op. Duuzend? Gin tienduzend van die gelèèrsde katjes! Eén zo'n smeltend stukske zonnegoud, da van d'n pèèi'lmoeren hemel afdrupt, da's van zo'nen pracht da ge'r alles veur vergeten zouw. Da ge as 'nen labes en mee 'nen open mond er naar te turen staat, tot 't goud in oew oogen schemert. Da's schoon. En da's al, zoolaank as ik me heugen kan, in de mode! Kom ik schei er af. Ge kun nie geleuvcn hoe druk 't ier nog is. Dus! Amico, veul groeten van Trui en as altij gin horke minder van oewen toet a voe DRé. (Daar ik mij nog altijd in Amsterdam bevind, moeten enkele brieven, die trouwens wel eenig uitstel kunnen lijden, nog op beantwoording wachten). Kamerplanten met sierlijken bladertooi. Het sierlijke, maar tevens kleinste, palmpje voor onze kamers, is wel de Dwerg-Cocospulm uit Brazilië, Cocos Weddeliana, welke veelal in planten- en blocmenbakjes wordt opgeplant met andere sierplantjes. Maar men kan het beter nog afzonderlijk in een potje kweeken en men kan er ook exemplaren van krijgen van om streeks 1 M. hoogte, maar die zijn niet goedkoop! Ze zijn bijzonder keurig van groeiwijze, die Dwerg-Cocos- palmpjes, de lange, niet breede bladveeren, staan aan vankelijk rechtop, maar verkrijgen later een sierlijke, spreidende houding. Men moet ze altijd in kleine pot ten kweeken en als men ze verpotten moet, een pot geven, die slechts weinig grooter is dan de voorgaande. De vergrooting is voldoende als de oude pot tot den rand in den nieuwe past. Veel warmte vraagt ook 't Dwerg- cocosje niet, kamertemperatuur is voldoende, terwijl in den zomer de directe zonnestralen vermeden moeten worden. Dc beste wijze van water geven voor palmen is de planten nu en dan, als de aarde wat op begint te dro gen, doordringend te bevochtigen. Dit gaat het best, door ze eenigen tijd in een emmer met niet te koud water te zetten. Geeft men den planten regelmatig tel kens eèn beetje water, dan is het niet altijd zeker, dat het vocht de aardkluit tot in het binnenste be reikt. Men late na zulk een doorwatering de planten eenigen tijd uitdruipen. Als van een palm de aardkluit eenmaal tot in het hart droog is geweest, helpt het niet of daarna over vloedig water wordt gegeven: de gezondheid der plant is dan reeds ondermijnd. Men moet ze ook 's winters vochtig houden en 's zomers, in den vollen groeitijd, overvloedig begieten. Steeds lette men er op, dat het water ongeveer de temperatuur van de omgeving der planten heeft. Een goed groeiende palm kan nu en dan ook een bemesting hebben van met water verdunden, ouden koemest, of een oplossing van kunstmest. Een bladplant voor koele kamers is de Aspidistra elatior, een Japansche plant. Die is van alle markten thuis; die let er nu niet zoo nauw op .of ze het eens wat koud of wat warm, wat droog of wat zeer voch tig heeft. Ze blijft u trouw. Maar. natuurlijk, een goede behandeling wie neemt het haar kwalijk? stelt ze toch zeer op prijs. Haar langwerpige, toch flink-breede, bladeren, groeien dan tot volle lengte uit en geven aan de plant een weelderige losheid, die haar tot een der sierlijkste planten vormt. Een Aspidistra, die achteloos behandeld wordt, maakt korte bladeren, die alle op elkander zitten, en een stijven, dichten bladerbos vor men, waaraan weinig mooi te zien is 't is dan of ze alle natuurlijkheid verloren heeft. Maar. met dat al, is ze toch maar een onzer sterkste en dankbaarste kamerplanten, die ook op minder gunstige plaatsen in onze woning, in gang en vestibule, waarhet soms tochtig en duister is, u niet in den steek laat, maar haar plicht zoo trouw mogelijk vervult, om ook daar wat groei en plantengratie te brengen. Als kamerplant is echter de bonte Aspidistra. A. ela tior variegata. de mooiste. Maar deze moet met meer omzichtigheid behandeld worden, dan de groene vorm. Jammer is echter, dat ze nogal eens „verloopt", d.w.z. veel groene bladeren maakt, die men dan bij gelegen heid eener verpotting met het stuk van den wortelstok, waarop zij staan, verwijdert, om dc mooiste bonte bla deren weer bijeen te planten. Hoorn. K. VAN KEULEN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 2