Altman Nitiis-
Mmimtit- LulhiivU
Een stad in wording.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
de
G d i n g e n,
nieuwe Pooische haven.
LIEFDE LAAT ZICH
NIET DOODEN!
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
PEPERMUNT
Donderdag 6 November 1930.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
73ste Jaargang No. 8761
COURANT.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEP. No. 20.
Prijs per 3 maanden fl.SO. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIöN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwijsno.
inbegrepen). Grnofere lettors worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
Het „Pooische Chicago".
DANZIG is een mooie, oud-Duitsche stad. De
Mariakerk met haar koepels beschaduwt
de oude Gothische huisjes, de mooie gevel
van Artushof glanst in het schrale zon
licht, Op de Weichsel manoeuvreeren de vracht-
stoombooten. Om het andero huis schenkt men li
keur: men kan er voor weinig geld een glaasje drin
ken van het een of andere elixer der oude Hanze
stad. Wij gaan naar het groote station en nemen
een kaartje naar Gdingen. „Onze ergste concur
rent", zeggen de goede Danzigers met hun zoet
vloeiend accent. Zij beschouwen het als een Poolsch
Chicago.
De luxelrein naar Warschau is heel iets anders,
dan wij op onze reis door Duitschland gezien heb
ben. De wagens zijn lichtblauw en beschilderd met
indrukwekkende gouden letters, waarvan wij de
beteekenis niet kunnen gissen. De eenige concessie
aan onze onbekendheid met het Poolsch is het
„Wagon lit" in de taal der Fransche bondgenooten
Ik kom in een compartiment met eenige Pooi
sche officieren. Een van hen ziet er uit als de por
tier van een danszaal; hij is echter de chef der
kustartillerie. Dan zijn er twee burgers, die Fran
sche romans lezen in hardgelen omslag. Allen ron
ken ontelbare sigaretten, laten de asch op de kus
sens en op mijn broek vallen en spreken met elkaar
in een onverstaanbaar taaltje met sissende mede
klinkers.
De trein rijdt door een mooie, groene landstreek
met nieuwe, mooie villa's en welvarende boerderijen.
In het voorbijrijden lees ik: „Zappot, baccarat en
roulette. Het geheele jaar door geopend." De trein
houdt er niet lang stil. Wij zijn nu buiten het ge
bied der vrije stad Danzig. Een Danziger, die Schul-
ze heet, wordt hier plotseling Schulzinsky. Overal,
ook langs den spoordijk ziet men Pooische mili
tairen.
Tien minuten na het passeeren van de grens stopt
de trein in Gdingen. Op het perron zien wij een
druk, schilderachtig gedoe. Boerinnen met hoofd
doek en rijglaarzen dragen manden met marktwa
FEUILLETON
Uil het Enqelsch van
L. G. M O BE RLY.
Eensklaps echter werd het tooneel van de ramp hel
verlicht door een .feilen bliksemstraal en onmiddellijk
daarop volgde een hevige donderslag. Eindelijk dan was
het onweer in al zijn kracht losgebroken. Bij iederen
bliksemstraal de bliksemschichten en donderslagen
volgden elkaar nu snel op zag Rupert nieuwe gruwe
lijke bijzonderheden van de verwoesting en van de el
lende der slachtoffers, die hem deden huiveren. Plotse
ling werd het terrein eenige seconden lang in een helde
ren, blauwigen gloed gezet, zoodat de schilder duidelijk
het gezicht van den man, naast wien hij geknield lag,
kon onderscheiden. De gewonde was doodsbleek; zijn
oogen waren gesloten, maar toch twijfelde Rupert Dane
geen oogenblik aan de identiteit van den man, dien hij
hulp verleende. Terstond herkende hij het knappe ge
zicht met den welgevormden mond, waarom anders
meestal een cynischen glimlach speelde. Het was Migel
Bannister, de eenige man ter wereld dien hij haatte,
zijn eenige werkelijke vijand, die hem schandelijk on
echt had aangedaan! Migel overgeleverd aan zijn gena
de. het was wel een wreed spel der omstandigheden.
zou hij zich kunnen wreken als hij wilde, op den
man, die hem slinksch en verraderlijk de vrouw afge
troggeld had, die hij boven alles had liefgehad Violet!
Rupert rilde. Was het uur van de wraak werkelijk
gekomen zou hij in staat zijn
Hy durfde niet verder denken en bij het licht van
den volgenden bliksemstraal, zag hij dat de gewonde
plotseling de oogen geopend had en hem strak aankeek.
„Bon jij het Dane?" fluisterdo hij.
„Ja, ik ben het Migel. Eindelijk zien we elkaar dan
weer eens terug, hè", klonk het schamper, „al is het dan
ook onder vreemde omstandigheden."
„Ik Wat is er gebeurd? Ben ik gewond? De
trein..."
Hij hield op. „Dane laat mij hier niet
sterven", vervolgde hij wat luider. „Ik moet haar
zien voor ikZe". Weer zweeg hij en langzaam
sloten zijn oogen zich.
ren, levend gevogelte en reusachtige veeren bed
den. Elegante dames begroeten er haar kennissen.
Ontelbare officieren loopen rond met rijzweepen en
badinetjes (dun wandelstokje) in de hand.
Mijn pas wordt door drie zwaargewapende douane
ambtenaren lang en nauwkeurig onderzocht. Ik be
gin üuitsch te spreken, doch allen, van hoog tot
laag houden zich alsof zij mij niet verstaan. Ik ga
over naar Fransch en het gaat direct veel beter.
Een klein jongetje zal mij als gids dienen. Wij ver
laten het station en zien al dadelijk het beeld der
stad voor ons, of liever: van de stad in aanbouw.
Vlak voor ons liggen groote puinhoopen. De trei
nen rijden kris en kras over het terrein en waar
schuwen met schril gefluit de onvoorzichtige voet
gangers. Beneden' ons ligt de haven: een gewirwar
van kranen en schoorsteenen. Er voert een mooie
breede straat naar toe, die echter nog niet klaar is.
De weg is op het oogenblik nog niet goed begaan
baar. Overal zijn reusachtige wolkenkrabbers ge
bouwd, die hier en daar reeds bewoond zijn. De be
nedenverdiepingen zijn alle bezet door elegante
winkels, waar vooral confectiekleederen, odeur en
delicatessen worden verkocht. De grootste winkel is
die van Pan Ladislaus Völzing, die afkomstig is
uit Zappot en de slagroomkoning van Gdingen
wordt genoemd. Doch vlak er tegenover melkt een
oude vrouw een geit en verdwijnt dan met de melk
in een armelijke but. Zoo is het overal. Tusschen
de nieuwe en groote huizen staan nog houten huis
jes, stallen en werkplaatsen van kleine ambachts
lieden Men heeft blijkbaar niet den moed of de
macht gehad, alles af te breken, voordat men de
nieuwe stad ging bouwen.
Heele legers van arbeiders graven aan den ha
ven. Er worden straten aangelegd, cement en zand
aangevoerd. Een speciale kolenhaven wordt met
prikkeldraad afgezet, op de werf -sleepen de arbei
ders met buizen voor de nieuwe waterleiding. Een
door stoom gedreven heimachine werkt met. regel
matige tusschenpoozen In den haven ligt een groot
drijvend dok met een nieuwe Pooische torpedoboot.
Op de reede liggen eenige buitenlandsche koopvaar
dijschepen om kolen te laden. In den binnenhaven
is men juist bezig het groote passagiersschip „Ge-
dansk" aan de kade te meren. Het is bestemd om
later de Pooische emigranten naar Amerika te bren
gen. Verder in /le zee ligt de Pooische oorlogsvloot,
alle spiksplinternieuwe kruisers en onderzeeërs. Wij
Vervuld van minachting en afkeer, keek Rupert naar
hem.
„Red mij Dane", hernam de gewonde moeilijk-spre
kend. „Ik heb je gemeen behandeld, schande
lijk, maar ik moet haar zien. Over een
paar dagen zouden wij trouwen. Zij is
in den trein. Ik
Opnieuw brak de stem af.
Over een paar dagen zou hij trouwen, dacht Rupert
bitter... met een andere vrouw! Migel was Violet dus
alweer heelemaal vergeten en zijn cynische, brutale,
en blijkbaar toch aantrekkelijke persoonlijkheid had een
nieuw slachtoffer gemaakt. Wat een absoluut gebrek
aan fijnere en diepere gevoelens moest die man toch
hebben
Wéér kwam die a'fschuwelijke, den adem benemende
gedachte in Rupert op. Als hij dien man, dien schurk
daar, aan zijn lot overliet, zou deze niet anders krijgen
dan zijn verdiende loon...
Eén ondeelbaar oogenblik verslapte de druk van Ru-
pert's hand op Bannister's arm, wild joeg de twijfel door
zijn geest en toen zag hij opeens vlakbij het doodsbleeke
gezicht van een jonge vrouw. Een seconde ontmoetten
haar za.chte oogen de zijne in het onzekere schijnsel van
het weerlicht, en die blik scheen hem te betooveren. Wat
zou dit meisje zeggen wanneer zij wist, dat hij er ook
maar één oogenblik over gedacht had om een mede-
mensch aan den dood over.te leveren, zelfs als hij tot
zijn verdediging aanvoerde, dat die man hem op den al
lergemeenste manier bedrogen had? Het was of hij bij
intuitie voelde, dat zij iedere schijnredeneering om zijn
wraakgevoelens te rechtvaardigen, uit den grond van
haar hart zou verwerpen.
Opeens flitste die oude schoone tekst door zijn hoofd:
„Hebt uw vijanden lief' en wéér zag hij dat mooie blee-
ke gezicht met de zachte, teedere oogen, voor zich. En
met opeengeklemde lippen drukte hij zijn vingers weer
vaster om den arm van zijn vijand, grimmig besloten om
vol te houden tot er hulp opdaagde.
Maar langzamerhand kwam er een gevoel van groote
vermoeidheid over hem. Zijn klceren waren doorweekt,
hij was nat tot op zijn huid en werd daardoor kil en
huiverig; hij raakte uitgeput door inspanning, welke
zijn gedwongen houding en het uitoefenen van den re-
gelmatigen sterken druk op den arm van den gewonde
van hem eischte. Het vreeselijke ongeluk en de vreem
de ontmoeting met Nigel Bannister hadden hem boven
dien hevig aangegrepen. Hij voelde zich dof in het hoofd
worden, het scheen hem toe alsof dit allemaal jaren
geleden gebeurd was, of hij eeuwenlang op deze plek
neergeknield lag en hij nog eeuwen in deze ongemakke
lijke houding zou moeten volharden. Maar toch hield
hij zijn vingers krampachtig gedrukt op den gewonden
arm van zyn vyand, neen, hij zou hem niet aan zijn lot
overlaten.
horen de watervliegtuigen door de lucht vliegen; het
geluid vermengt zich met de trompetsignalen en ge
weerschoten der Pooische soldaten, die zich in do
heuvels rondom de stad oefenen in het schijfschieten.
Het loopen over de ongeplaveide straten met ga
ten en steenhoopen valt op den duur niet mee. Twee
verkeersagenten wijzen de autobus Gdingen-Zoppat
de beste weg over de onvoltooide straten.' Verder
hebben zij niet veel te doen. Met belangstelling zie
ik de drukke bedrijvigheid der menschen, waarvan er
velen nog in nationaal costuum zijn. En weer zie ik
militairen, nu met gasmaskers op.
's Middags wordt mij vol trotshet strand getoond.
Er is een bioscoop, die „Harry Piel" speelt en een
reeds min of meer bouwvallig kurhaus met den
weidschen naam „Pooische Riviera". liet was vroeger
een zwembad voor Duitsche militairen en men
tracht er nu een moder-ne plaats van Ie maken.
Voorloopig zijn er slechts weinig badgasten; de op
komst van het strand.schijnt pas te kunnen worden
verwacht na de voltooiing van Gdingen. Men zal
cr ook nog wel het een en ander te verbeteren of to
moderniseeren hebben: zoo zag ik op het strand een
nuisic van petroleumkisten, waarin een landloo-
persfnmilie. Een vrouw in lompen was juist bezig
een van haar kinderen te „reinigen". De Polen z.iju
wel meer bang voor water; zelfs de badgasten gaan
slechts hij uitzondering in zee. Zij wandelen slechts
op het strand heen en weer en vluchten met ang
stige kreten, wanneer er een hooge golf aankomt en
hen dreigt nat te maken.
De badplaats valt af na het zien van de stad. liet
kan zijn. dat men er later nieuwe gebouwen optrekt,
doch op het oogenblik is van plannen in die rich
ting niets te bespeuren. Mijn dag was echter wclbo-
s ^eds door de interessante indrukken van Gdingen
zelf; hier is werkelijk een wereldstad in aanbouw,
die op andere steden vóór heeft, dat men er geen
„oude wijk" met nauwe, bochtige straatjes en schil
derachtige, doch onpraktische gebouwen heeft. Als
zoodanig kan men het inderdaad met de Ameri-
kaansche steden vergelijken en is de bijnaam
„Poolsch Chicago" niet onverdiend.
(Nadruk verboden.).
MEERVOUD IE STRAFKAMER,
Zitting van Dinsdag 4 November 1930.
VERDUISTERING VAN VERSCHILLENDE
GELDSOMMEN.
De 33-jarige heer Frederik Lourens H., van beroep
schoenmaker te Den Helder, opende de rij der op deze
zittingsrol voorkomende verdachten om zich te verant
woorden wegens verduistering van verschillende geld
sommen, hem in 1927 toevertrouwd door onderscheide
ne personen voor wie hij op zich had genomen, met
het hem ter hand gestelde geld, belasting te voldoen.
In de eerste plaats een bedrag van f 200 van den
heer H. Schreurs, voormalig caféhouder te Den Helder,
hem toevertrouwd ter afschrijving der personeele belas
ting. De heer H. voldeed echter niet aan deze opdracht,
doch eigende zich het geld toe, zooals de heer Schreurs,
toen een deurwaarder verscheen om zijn- eigendommen
op te schrijven, tot zijn ontsteltenis vernam.
De verdachte, die aanvankelijk bij den rechter-com-
missaris de feiten had erkend, poogde thans op deze
erkentenis terug te komen, doch zonder succes.
Voorts had de heer A, Tame in verband met een na
vordering der gemeente-belastingadministratie in ver
schillende termijnen aan verdachte een bedrag van
f 293 ter hand gesteld, ook dit geld had verdachte zich
wederrechtelijk toegeëigend.
Verdachte gaf schoorvoetend toe, dat als de heeren
het zeiden, het wel zoo zou zyn, wat de president een
water-en-melk-verklaring noemde.
Endelijk behoorde tot degenen die van de betaal
meesterscapaciteiten van verdachte onaangename erva
ringen had opgedaian, ook de heer Th. Minneboo, tim
merman, die f 118, althans f 60 schade leed, omdat ver-
„Houd die lantaarn wat dichter bij. Zoo, hè, Dane,
ben jij het? Wat is er hier aan de hand kerel?"
De opgewekte stem van zijn vriend Bernard Jarrett,
den dokter uit Transfield, wekte hem uit zijn halve ver-
dooving.
„Slagader gewond. Bloeden opgehouden."
„Zoo, zoo. Hoe lang zit je hier al op die manier?"
hoorde hij als een droom dokter Jarrett vragen. „Je hebt
zijn leven gered, kerel, m'n compliment, hoor!"
HOOFDSTUK II.
„Waar ben ik?"
Dane kwam den morgen na het spoorwegongeluk
later dan gewoonlijk op zijn atelier, want bijna dea
heelon nacht had hij wakker gelegen en hij was pas
tegen den morgen ingeslapen. Nadat een aantal dok
toren met verplegend personeel en ziekenauto's op
het terrein van de ramp waren aanekomen, was het
reddingswerk vlug verloopen en werden de gewonden
spoedig naar het ziekenhuis in Transfield vervoerd.
Rupert had maar een vage herinnering van hetgeen
er gebeurd was nadat een verpleger hem had ge
hol pen om zijn verstijfde ledematen weer bruikbaar
te maken, terwijl Dr. Jarrett. zich mot de zorg vjor
Nigle Bannister had belast. Hij voelde zich moe en
suf; de gebeur;ei sen van den vorigen avond spook
ten in wilde verwarring door zijn hoofd en telkens
weer zag hij Nigle Bannister's donkere oogen en cy
nischen mond voor zich. Nigle was ook naar het zie
kenhuis gebracht en Rupert hoopte vurig dat nie
mand zijn oude vijand zou vertellen wie zijn le
ven had gered.
De schilder opende dc deur van zijn atelier om
wat frissche lucht binnen te laten en op hotze»fdi*
oogenblik klikte het tuinhek en zag hij een vrouw
langzaam en met loomc schreden langs liet pad naai
de deur van het atelier komen. Ze was groot en
slank en had een langen, blauw-grijzen mantel arm.
Een hoed had ze niet op en haar ka- tanjebruiu haar,
dat glansde in de zon, zat verward. Ze had liet hoofd
gebogen cu den kraag van haar mantel hoog opge
zet, zoodat, terwijl ze nader kwam, dc schilder n' .t
veel van haar gezicht te zien kreeg. Maar toen ze
hij de deur was hief zo liet hoofd op en Rupert liet
een verbaasden uitroep hooren. Het was het gezicht
dat hij den vorigen avond een ondeelbaar oogenblik
had gezien en een paar seconden was hij alleen maar
in staat om de jonge vrouw in stomme verbazing aan
te staren.
Ze sprak niet; ze leek volkomen uitgeput en ver
suft; onder haar oogen lagen diepe kringen. Ze bleef
op den drempel staan cn keek den jongen man aan,
alsof ze een vraag op de lippen had,, die ze niet on
Het beste
dageiijksc.be
niidrte} ter
opwekkinq en
verf rissebmq.
dachte in gebreke was gebleven, met het ontvangen
geld de belasting te betalen. De niet verwachte ver-
schijning van den deurwaarder bracht ook den heer
Minneboo tot de wetenschap, dat hij een onwaardige
met zijn vertrouwen had vereerd. De heer Minneboo
moest notabene ook nog f 42 aan vervolgingskosten
betalen.
De heer H. is reeds verschillende malen ter zake
vermogensdelicten veroordeeld. Hij werkt thans te
Schagen, doch is te Den Helder gedomicilieerd.
De heer Officier releveerde met een enkel woord
de ten laste gelegde feiten, die naar zijn meening
wettig en overtuigend waren bewezen, ondanks het
terugkrabbelen van verdachte, die evenals zijn persoon
in 't .algemeen, op den Officier geen prettigen indruk
maakte. De Officier noemde het een perfide manier
van handelen, die echter geheel overeenkwam met den
aanleg en karakter van verdachte. Hij is onbetrouwbaar
slordig, wispelturig en nog veel meer.
Een ernstige straf was dus hier geplaatst en vorderde
de Officier acht maanden gevangenis
straf met last tot onmiddellijk©
gevangenneming.
Verdachte protesteerde daartegen. Hij zou nimmer
meer trachten de vlucht te nemen, om zich aan zijn
straf te onttrekken. Voorts meende hij niet zoo onbe
trouwbaar te zijn als de Officier hem had afgeschilderd.
Mr. Josephus Jitta. verdediger, was van meening,
dat de getuigen wel wat lichtvaardig hadden gehan
deld en kon verdediger voorts niet meegaan met den
eisch tot onmiddellijke arrestatie. Pleiter verzocht ten
der woorden kon brengen.
„Kan ik iets voor U doen?" begon hij vrendcüjk,
terwijl hij op haar toeliep:„Bent u misschien ver
dwaald?"
„Ikweet liet niet", antwoordde zij onze*
kor. „Ik heb maar steeds door lanen gehnpon
door lanen en over veldenik ben doodop, o,
ik ben zoo moe."
Zonder verder iets te vragen nam Dane haar bij
den arm en bracht haar in het atelier, waar hij haar
zachtjes op een rustbank duwde, die daar tegen den
muur stond. Met een zucht liet ze zich neervallen,
legde haar hoofd op een kussen en viel onmiddellijk
in slaap.
Dane stond met gefronste wenkbrauwen naar haar
te kijken. Wie was zij Waarom was zij hierheen ge
komen? En wat moest hij med haar bcg'nnm? Maar
op geen van die vragen kon hij antwoord vinden. Fr
werd ergens in huis een deur hard dicht geslagen,
maar ze bewoog zich niet; het gehamer on /ck'op
van de werklieden, die bezig waren dc overblijfselen
van den verongelukten trein op te ruinion, wekten
haar evenmin. Ze bleef maar onbeweeglijk liggen »ni
sliep den door niets gestoorden slaap van iemand,
die volkomen uitgeput is.
Het welige, goud-bruine haar lag golvend om het
bleeke, stille gezicht, dat met de gesloten oogen, hij
dag, even mooi was als Rupert het uren geleden l.fyj
het onwezenlijke licht van den bliksem gezien ha 1.
Hij vroeg zich af, of als die oogen opengingen, hun
uitdrukking even sereen zou zijn als Jen vorigen
avond. Wie kon zij toch in vredesnaam zijn?
Maar zijn nieuwsgierigheid werd voorloopig niet be
vredigd, want de minuten werden uren en het vreem
de meisje bleef onbewegelijk doorslapen. Rupert ging
nog eens een kijkje nemen op de plaats des onheils
en toen hij terugkwam ging hij voor zijn schildersezel
zitten, weldra verdiept in zijn arbeid aan „Fva, Je
moeder van al wat leeft
Tegen vier uur zette hij thee in het kleine keuken
tje naast liet atelier en maakte de theetafel gereed,
die hij vlak voor de rustbank plaatste, waar do
schoone onbekende juist uit haar diepen slaap ont
waakte. en haar gastheer met droomerige oogen aan
keek. Toen zij de welvoorziene tafel zag, gleed er oen
glimlach over haar gezicht en ze kwam overeind.
„O, wat heb ik oen honger", zei ze met een slape
rige stem. „Ik heb het gevoel alsof ik in uren en
uren niets gegeten heb. Maarwaar ben ik
eigenlijk? En hoe ben ik hier gekomen?"
Wordt vervolgd.