r Gsestes-Sport en Himatschal. ÏS1 JJ ES llf j§J ifll pp^.p §S1 1 Ba DE AANSLAG VOOR ONZE DAMMERS EVENTJES DENKEN VOOR ONZE SCHAKERS De Troon der Goden WARE WOORDEN. Radiomanie. Vraagstuk No. 633. gü m e m m n n it 'm 'm Vraagstuk No. 634. Vraagstuk No. 635. Vraagstuk No. 636. WÈ k k s Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 8 November 1930. No. 8762. door Prof. Lr. G. 0. DYHRENFURTH. Pro:ur. G. O. Lyhrenfurtli. Do weg naar het Beloofde Land voert door een Woestijn. o Wdt voortdurend gedachten, die goed zijn en uw leven zal ook goed zijn. o Van het oogenblik af, dat gij uzelf beter acht dan anderen, omdat gij anderen dient, houdt gij op te dienen. o Eerst wanneer de mensch zooveel mogelijk zich- zelve kent, zijn eigen fouten en tekortkomingen in- 2'et en zoekt te verbeteren, kan hij zich aan het heil Van anderen wijden. o In den arbeid, in veel omvattenden, rijken arbeid, 'noct de bevrediging liggen. Er is veel verdriet op deze wereld en er zijn veel dingen, die wij nooit kunnen begrijpen. En alles wat wij hebben te doen, is het goede te doen en te ver trouwen. Op 8 Juni 1930 is de Jongsong Piek van het Himalaya gebergte beklommen, de hoogste top, die tot nu toe door menschenvoet betreden is (7420 M.) Wij zagen over de witte toppen van den Oost-Himalaya ongehinderd in de verte; slechts de Kangohendjunga en de Mount Everest groep lagen nog hooger: en nu, eenige maanden later, zien wij den film van onzen tocht in de bioscopen. Een eigenaardige gewaarwording. De dagbladen hebben reeds vrij veel vermeld van het verloop onzer expeditie, voornamelijk uit sportief oog punt. Van de film-afdeelingen onder leiding van den Zwitserscherv operateur Charles Duvanel en drie helpers, waarvan ik er één-was, is echter weinig medegedeeld. Toch hebben wij ook een record behaald: met de groote camera hebben wij herhaaldelijk gewerkt tot op 6200 M. hoogte en met de kleine zelfs tot 7420 M. boven de zee. Onze film komt dus in derdaad van den „Troon de Goden", d.i. van een der reusachtige bergen, waarvan de Himalaya- volken gelooven, dat zij door machtige goden be woond en verdedigd wor den. Wanneer men weet, met welke onbeschrijfe lijke moeilijkheden wij te kampen hadden, niet al leen bij de opnamen, doch ook bij het vervoer, zal men er zich over ver wonderen, dat de film nog goed en wel in Euro pa gekomen is. Op de reis door de kloven ln het oerwoud van Sikkim, waar men een weelderige plantengroei aantreft,, doch ook een tropische hitte en vochtigheid, over gletscherpassen, die veel hooger lagen dan de Mont-Blanc, en nog hooger tot de Jongsong Piek toe, hebben wij gewerkt. In de ijle lucht, die arm aan zuurstof was, hebben wij bij pooltemperatuur onze op namen gemaakt, dikwijls op de bergkammen, waar een onophoudelijke stormwind blaast, op steile hellingen, waarlangs reusachtige ijslawines met donderend geraas naar beneden vielen, die veel grooter zijn dan de groot ste lawines in de Alpen. Eens werd onze colonne gedeel telijk door zoo'n lawine bedekt; dat er slechts één slacht offer te betreuren viel, is een zeldzaam geluk te noemen Wij zijn met onze camera-ploeg van 4 Europeanen en 13 dragers ook eens bijna op die wijze verongelukt; wan neer wij slechts eenige minuten vroeger van ons kwartier op 6100 M. hoogte waren vertrokken, zouden wij allen bedolven en reddeloos verloren zijn geweest. Onder den Jongsong-La is een reusachtig steenslag- gebied, waar het bijna precies eender toeging als in den oorlog. Groote rotsblokken kwamen van duizenden me ters hoogte naar beneden rollen en ontploften met luid gekraak en sterke stof- en rookvorming, soms slechts enkele passen van ons kwartier verwijderd. Dat vooral mijn vrouw herhaaldelijk groot gevaar heeft geloopen, zal u uit de pers wel al bekend zijn. Een ongeluk met onze groote camera stond ons nog te wachten. Bij het passeeren van den gevreesden Jong- song-La (6000 M.) sprong de leeren riem, waaraan een der dragers de camera droeg. De leeren tasch met zijn kostbaren inhoud rolde een heel eind naar beneden, de arme operateur was haast verlamd van schrik. Tot on ze verbazing bleek de camera nog bruikbaar te zijn en hebben wij er den volgenden dag reeds mee gewerkt. (Nadruk verboden). Deuntjes draaien, liedjes kraaien, Vaak tot 's«vonds laat, Herrie schoppen, oude moppen, Ver tot over straat. Huizen, Londen uitgezonden Voor de heele buurt, Persberichten, zang, gedichten Gratis thuisgestuurd, En altijd zoo luid, dat een ander het hoort, Da s radio-moord! Aether-jagen, buren plagen, Meters in het rond, Stroom verspillen, treit'rend gillen, Mexicaansche hond! Klanken sproeien, stem verknoeien, Knetterend lawaai Streepjes tellen, nood'loos kwellen, Rust'loos aan den draai, En altijd zoo luid, dat een ander het hoort, Da's radio-moord! Demonstreeren, weinig leeren, Geen programma-keus, Eigen vinding, kunst-ontbindin Luist'ren voor de leus! Nieuwe plannen, langs de pannen Klaut'ren op het dak, Lijntje halen, stand bepalen, Hamer in den zak! En altijd zoo luid, dat een ander het hoort, Da s radio-moord! Accu moeren, kronkelsnoeren, Alles in elkaar, Onverstandig en onhandig, Aether-scharrelaar! Lampen breken, goed bekeken Het verdiende loon, Driftig maken, toestel kraken Op een ruzie-toon, En altijd zoo luid, dat een ander h^j, hoort, Da's radio-moord! Wat ze feitelijk met de pip, die de man zou moeten ontvangen, bedoelde, was vrij duister. Ofschoon men er wel verzekerd van kon zijn, dat het iets erg naars was. Doch de man was zich niets bewust en staarde langs de vrouw heen, zachtjes prevelend. De vrouwen keken ietwat schichtig naar hun be lager, en spitsten hun ooren. Wat zou die vent wel tegen hen te beweren hebben? En zoo stiekum, dat tic andere menschen in de tram niet konden hooren! Nu, het moest wel heel erg geweest zijn, wat de zonder linge man uitbraakte, want plotseling voer de ma gere vrouw ontsteld-fluisterend tot haar buurvrouw uit: „Wel krakepitte nogantoe, hoor je wat dat skelet teuge me zeit? Hoor je dat, buurvrouw? Hij zeit: Ik heb je al zoo lang uit de verte aangebeden, dat ik nou niet langer wil wachtel Wat zeg je van zoo'n smerige verleier, krimmeneel, dat mos me man hooreü!" De andere juffrouw keek den man uitdagend aan en fluisterde luide terug: „As ik jou wa? zou ik 't angevc, je hoort teugeswoordig zooveel van die ansla- ge op onschuldige mcissies. Zoo'n viezerik, laat 'm nou gauw de mikmak krijge." De juffrouw, die den man aldoor iets geheimzinnigs wilde laten krijgen, wond zich op. De man ging door met fluisteren en angstwekkend in de richting der vrouwen te staren. Plotseling verscheurde een rauwe gil van de magere vrouw de betrekkelijke rust van den tramwagen. De conducteur keek bestraffend naar binnen, de spaar zame andere reizigers keken belangstellend en ietwat ontsteld toe, toen de magere met heftige angstgeba- ren naar het achterbalcon stormde en gilde: „Moord, brand! Houd de dief! Hij wil me vermoorde! Ik mot d'r af, conducteur, hij zeit dat as ik "m niet mot, dat er dan geen plaas meer is voor ons op deze wereld, moord, moord!" De vrouw was met hooggeheven armen naar het achterbalcon gerend, de dikkere juffrouw in haar kielzog. De conducteur keek vernietigend naar den zonderlingen man, die ook opgeschrikt door du gillen van de wegstormendc vrouw, als een angsiig schaap achter zijn brilleglazen met de oogen zat te knippe ren. De trant had juist aan een halte gestopt, de beide juffrouwen stormden er af en sleurden bijna een zware politieman mee, die precies aan de halte stond te wachten, totdat het boevengespuis hem in de han den zou loopen. Nog nooit was een wandaad van ver leidingskunsten en moordbedreigingen zoo snel ver teld, als nu door de beide hoogclijk verontwaardigde cn geagiteerde vrouwen. De agent nam geen halve maatregelen. Hij stapte zwaar dreunend den onheils wagen binnen en pakte den ganschelijk zeer onthut sten mageren man in zijn kraag en sleepte hem do tram uit als een vod, terwijl hij hem geheel overbo dig toebuldcrde: „Zal je kallcm meegaan?!'' Hij had even goed aan een gevild en ingezouten konijn kunnen vragen, of het zich njet zou verzetten.' De magere, onbestemde man wist niet hoe hij bet had cn trilde over zijn heele lichaam. „Nnnnneee jjjjaaja, as 't mot", stamelde hij in antwoord op de dwaze vraag van den agent, „maar waadis d'r toch, agent, ik heb niks gedaan?! „SSSoooo!", haalde de magere vrouw lang uit en zwaaide een knokkige werkvuist voor zijn ontstelde oogen, „Sooo, fuilderik, jij liep niks gedaan, hè? Maar November 1930. KROES. (Nadruk verboden.) ZATERDAGAVONDSCHETS Een sinistere geschiedenis, door SI ROLF. HET is gruwelijk om te bedenken, hoe de mis daad soms kan loeren vanachter het on schuldigste uiterlijk en op plaatsen, waar men slechts blanke zielen en wollig-zachte lammer tjes zou verwachten. Maar opeens grijpt de worgende hand uit, schiet de verzendende adem te voorschijn van het donkere, benauwende kwaad Want wie had nu bijvoorbeeld kunnen bevroeden dat die dood gewone prozaïsche tram Maar neen, laat ik niet vooruit loopen op de gebeurtenissen. Het was dan zoo. Er zaten slechts weinig menschen in de tram, die met een matig vaartje door de groote stad zeulde. Vlak bij den ingang zat een handelsreiziger met vol gepropte actetasch, en las een krant. Er zaten ook twee schoolmeisjes. Een eindje verder, aan den over kant zat een man. Het was een van die onnaspeur lijke wezens, van wie men niet kan nagaan, of zij achttien dan wel acht en veertig zijn. Het was een 'zeer mager, confectic-gckleed man, met verfomfaaide gabardineregenjas aan, een oulxrflig verfomfaaid groen gleufhoedje op het vogelenhoofd en een stalen brilletje op zijn bleeke neus. Van achter dat stalen brilletje staarden twee fletse oogen nietsziend naar de overzijde van den tramwagen, in het oneindige niets. Hij peinsde blijkbaar over iets en als men goed opgelet had, zou men bemerkt hebben, dat zijn lip pen zich af en toe prevelend bewogen. Maar er was niemand die goed oplette, totdat de tram ergens stil hield en twee juffrouwen, met boodschappentasschen gewapend, inzwolg, die zich schommelend naar het voorste deel van den wagen begaven en op de bank tegenover den starenden man plaats namen. „Is d'r wat an me?", informeerde de magerste van de beide juffrouwen bij haar evenzeer schonkige buurvrouw, die evenals zij de lieflijke jaren der jeugd reeds geruimen tijd achter zich moest hebben, getuige de kwijnende peper-cn-zout-dotjes op hare eenigszins puntige schedels. „Ik zou niet wete watte d'r an je was", antwoord de de dikste en trok hoogclijk verbaasd haar wenk brauwen op, „v'rom vraag je dat an me?" „Omrede die fent daar mit se dooie-vissies-vreters- gczicht me soo zit an te kijke, daarom!", fluisterde de eerste en keek bepaald gepikeerd. „Die zak arremeturf? Asjemenou! Laot dat uitgc- hongerende konijn nou gauw de pip krijge! Wadden judas om 'n fesoendtlijkc vrouw in de lure te leg- gel" verklaarde de dikkere agressief. onder leiding van GEO VAN DAM. van C. v. Eeuwen. Zwart: 14. 1 6 11 16 21 26 31 36 41 46 Wit: 15. Diagramsland: Zw. 14 sch. op 3. 810. 12, 14. 16, 17, 1921, 23, 24. 26. Wit 15 sch. op 25, 27, 30—37, 40, 42— 44, 48. Wit speelt en wint! OPLOSSING VRAAGSTUK No. 631, van H. Hartenberg. Diagramstand: Zw. 10 sch. op 2, 4. 710, 13. 17. 20. 28. Wit 10 sch. op 23, 26, 29. 31, 32, 39, 41. 46, 48, 49. Wit wint door 26—21! (17:37 gedw.), 29-24!! (28:30 gedw.), 49—43, 39—33, 43:1! „EEN PAAR LASTIGE VRAGEN". a). Wie kent twee Hollandsche woorden, waarin (te samen) vijf maal achter elkander „ker" voorkomt? b). Wie kan iets noemen, dat met een goed Hol- landsch woord wordt aangeduid, waarin geen enkele klinker voorkomt? „EEN LENGTE-KWESTIE". Bij het meten der lengte bleek H.M. de Koningin 1.71 M. lang te zijn. Gevraagd wordt, om nu te bere kenen, hoe lang H.M. de Koningin Moeder is. OPLOSSINGEN DER PUZZLES uit ons vorig nummer. No. 629. „I.ETTERGREEP-PIZZLE". De volgende woorden moesten met behulp der ge geven lettergrepen gevormd worden: Arbiter, Revisie, Bediende, Epiloog, Imbecil, Duizendblad, Aureool, Dukaton, Erica, Langpoojmug en Triangel. In deze volgorde neergeschreven, vormen de beginletters der woorden, van boven naar beneden gelezen, het spreek woord „Arbeid Adelt". Het waren geen alledaagsche woorden, die samengesteld moesten worden, en zonder de gegeven omschrijving van ieder woord zou het den oplossers zeker tè zwaar gevallen zijn, om tot een goed resultaat te komen. No. 630. „KOEK VERDKELEN". Van de vernuftige wijze, waarop aan de voorwaarden van deze opgave kan worden voldaan, geven wij hier onder de uiteenzetting. Men snijdt de taart eerst mid dendoor en legt de beide helften op elkaar, waarna men dit alles tesamen weer doorsnijdt op het midden. Vervolgens worden de vier kwarten op elkaar gelegd, en nogmaals het geheel over de helft doorgesneden. Thans zijn de gevraagde achts tukken verkregen, die allen evengroot zijn. van J. J. P. A. S e i 1 b e r g e r en P. A. K o c t s h e i d. Zwart: 4. mm - d Wit: f Diagramstand: Zw. 2 pions op b5 en f4, Ld2. Kc2. Wit Lc6, Pc5, Le3, Da2, Kb2, Tel, Pdl, Thl. Wit spee'.t en geeft mat in twee zetten. OPLOSSING VRAAGSTUK No. 632, Diagramstand: Zw. Pe6. Lh5, Kc3, Pbl. Wit: Lh6, Tb5. Pf5, Th3. Pb2, Kdl, pion f3. Wit geeft mat Sn twee zetten door Pg3. In dit probleem vinden wij een overgangstoestand naar het dreig-tempoprobleem met matverandering. Op alle zetten, bc-halve Pd4 ligt een matzet klaar, die door den dreigsleutelzet omverge worpen wordt. De pikante veriant, 1 Lf3 f, 2. Pe2 -f i. p. v. 2. Tf3 maakt er tevens een matveran- deringscross-check van.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 21