Geheimen der kinderziel
Een noodlottige
1 N o v e m b e r-d a g.
voer meer tot zien. Do honger was zelfs niet in staat
hen ratten te doen vangen.
Dr. Zing besluit uit zijn waarnèmingen, dat „jonge
katten zoo opgekweekt kunnen worden, dat zij ratten
dooden, er van houden, zo haten, ze vreezen of met
hen spelen. Door een stelselmatig voortgezet, onder
zoek zal het in de toekomst mogelijk worden door
betere kennis van de kattenpsychologie met mathe
matische zekerheid vooruit te weten, hoe een be
paalde kat zich op een gegeven oogenblik tegenover
een bepaalde rat. zal gedragen."
Deze zeer belangwekkende proeven, die de Chinee-
sche geleerde zal voortzetten, wijzen er op, dat het in
stinct een veel ingewikkelder proces is dan men tot
dusver wel meende. Of liever, dat men er nog niet
veel van weet. In elk geval hebben de proeven nu
reeds aangetoond, dat de katten geen „erfvijand" heb
ben.
WAAR DE V' ROU W
BELANG f N STELT
Hot weer en ons uiterlijk.
Het weer in November is wel in veel opzichten on
gunstig voor ons uiterlijk, doch daar kunnen wij .onze
maatregelen tegen nemen. Hier volgen enkele raadgevin
gen.
De huid wordt vooral benadeeld door mist: hierdoor
blijven ook allerlei onreinheden erop kleven, waardoor
de poriën verstopt worden. Daarom wasschen wij ons
gezicht 's avonds grondig en behandelen het met cold
croam. 's Morgens poederen wij niet, voordat wij crème
als onderlaag hebben gebruikt. Wij wasschen ons in de
zen tijd ook niet met zeep> doch met schoon water, waar
in een beetje borax.
Do ellebogen zijn dikwijls ruw en nu wij weer vaker
avondtoiletten dragen, is dat hinderiyk. Eiken avond
worden zij daarom goed gewasschen en daarna ingewre
ven met cold cream. Het komt niet in do laatste plaats
aan op het wrijven! En aangezien voorkomen beter is
dan genezen, wennen wij ons af, met de ellebogen op
tafel te leunen.
Eksteroogcn bederven eveneens onze uiterlijke verschij
ning, want een lichte gang is van groot belang daar
voor, terwijl voortdurende pijn aan de voeten zelfs lij
nen en rimpels in het gezicht kan veroorzaken. Wan
neer wij 's morgens en 's avonds de eksteroogen inwrij
ven met een schijfje rauwen aardappel, zullen ze spoe
dig verdwijnen. Dan moeten wij ze echter weer niet op
nieuw laten ontstaan en daarvoor versterken wij de
spieren van onze voeten door op kousevoeten over een
kleedje heen en weer te loopen, eerst met de teenen om-
hooggestrekt, zoodat zij den grond niet aanraken, en dan
met gekromde teenen. zoodat de bal van den voet niet op
den grond komt. Dit laatste is ook een uitstekende oefe
ning voor zwakke enkels.
Het fluweel in de hedendangsche mode.
Aan geen enkele stof is de mode zoo trouw gebleven
door de eeuwen heen als aan fluweel. En dat moet ons
ook niet verwonderen. Hoe wispelturig de vrouw ook
mag voorkomen in het navolgen van Hare Majesteit de
Mode, ze waet toch altijd datgene uit te kiezen wat haar
schoonheid het meest doet uitkomen. Het weelderige
fluweel was in vroeger eeuwen alleen bestemd voor ko
ningen en hooggeplaatste kerkdienaars. Het is in de
XVIe eeuw, dat het weven van fluweel in Frankrijk te
Lyon werd ingevoerd en het is na dit tijdstip, dat het
gebruik van die rijke stof een groote uitbreiding nam,
Niet lang heeft Lyoa het monopool van fluweel kunnen
houden. Het fluweel van Utrecht voor huls-decoraties en
meubileering en het in Engeland geweven fluweel „Too-
tal" zijn voor u zeker geen onbekenden meer. Na den
grooten wereldoorlog werd die „chatoyante" 6tof in de
schaduw gesteld door- het erg practische, wel wat on
vrouwelijke in de mode. Maar nu heeft het fluweel weer
een voorname plaats ingenomen tusschen de modieuze
stoffen. Het wordt door de groote couturiers gebruikt
voor eenvoudige en elegante costuums, voor namiddag
japonnetjes en ook voor de mooiste en rijkste avond-
kleederen en mantels, die men droomen kan. Soms wor
den ze versierd met borduursel, met kant of met bont,
maar de stof Is op zichzelf al zoo rijk, dat zo maar wei
nig versiering vraagt.
In fluweel worden ook korte manteltjes gemaakt om
op kanten of crêpe Georgette japonnen to dragen; ze
worden meestal in dezelfde tint gekozen, maar zwart
wordt op alle kleuren gebruikt.
Voor costuums, mantels en practische kleeren zijn er
drie heel mooie kleuren: zwart, rood-bruin (corinthe)
en een heel warm nogal donker groen. Indien u, Mevrouw
besluit fluweelen mantel of costuum dezen winter te
dragen, besluit dan maar tezelfder tijd een bijpassend
coquet hoedje te laten maken om een smaakvol ensem
ble te hebben.
Rechts: Robe-mantcau van dikke, bruine che
viot. Spits ioeloopende ingezette stukken en stolp
plooien geven de noodige ruimte. De kraag is
recht, het ceintuur is van leer.
Links: Mantel van rood fluweel met een kleine
bolero en ingezette stukken. Shawlkraag en man
chetten zijn van grijs vossenbont.
Nawerking van de aardbeving te Lissabon
op 1 November 1755 in onze streken.
Volgons de waarnemingen op den huize Zwanenburg
was 1 November 1755 een verrukkelijke herfstdag. „De
lucht was helder en de barometer stond zeer hoog, 30
Engelsche duimen 3lijn, gelijk hij 's morgens ten 7
uur geweest was en heel den dag bleef. De wind was
N.O. in Friesland West ten Zuiden en de thermo
meter teekende 's morgens 39 graden, 's middags 46
graden en 's avonds 47 graden."
Voormiddag tusschen half elf en elf uur werd, zooals
uit breedvoerige mededeelingen in de Nederlandschc
Jaerboeken van 1755, blz. 989 e. v., blijkt, in heel het
land gedurende 5 tot 15 minuten een sterke beroering
van het water en rivieren, kanalen en slooten opgc-
merk, waarbij modder opborrelde en de waterstand
aanmerkelijk rees. De touwen, waarmee schepen aan
den wal lagen gemeerd, braken als pijpestelen. Te
door
ELSE HART,
Directrice van een consultatiebureau voor
fndividueelo kinderpsychologie.
H"^T is bekend, dat er naast de groep der z.g. nor
male kinderen een groep bestaat, die als psy-
chopatisch wordt gekenschetst, d.i, als geestelijk
niet geheel normaal. Voor deze kinderen bestaan
inrichtingen.waar zij verpleegd worden volgens de elschen
die door hun toestand worden gesteld. Tusschen deze
twee hoofdgroepen vindt men echter een groot aantal
overgangsgevallen, die men zou kunnen samenvatten
onder den naam; moeilijk op te voeden kinderen. Zij zijn
door bepaalde in- of uitwendige levensomstandigheden
van den normalen ontwikkelingsgang uitgesloten, zonder
dat dit tengevolge heeft gehad, dat zij uitgesproken
psychopaten zijn geworden. Ons consultatiebureau is
juist voor deze kinderen opgericht; hen en hun dikwijls
radelooze ouders willen wij helpen met de indlviduecle
psychologie, opdat de voor het kind schadelijke weg
kan worden verlaten en het kind ervoor bewaard wordt,
tot een volmaakten psychopaat te degenereeren.
Welke kindteren op het bureau zijn aan
gewezen.
Welke kinderen zijn nu op ons bureau aangewezen?
Zij, die door ongeduldige ouders en opvoeders lastig en
door doktoren misschien zenuwachtig worden genoemd
Zij, die zich in de gemeenschap van school of huisge
zin moeiiyk kunnen schikken. Kinderen, die voortdu
rend liegen, die ondanks alle vermaningen zich geld of
andere voor hen begeerenswaardige dingen toeelgenen.
Kinderen, die doorloopend weerspannig, koppig of bru
taal zijn, die abnormaal laat zindelijk worden, die altijd
alleen of nooit alleen willen zijn. Kinderen, die aan sla
peloosheid lijden, zonder dat er een lichamelyke afwijking
te vinden is; die absoluut geen aanleg hebben voor een
bepaald vak, b.v. rekenen. Kinderen, die een chronische
vernielzucht, een te sterke heersohzucht of een onberede
neerde angst vertoonen, in 't kort alle kinderen, die zich
niet bij den normalen gang van het leven kunnen aan
passen.
Bij deze kinderen is een psychologisch advies do aan
gewezen weg. Helaas Is onze methode nog niet officieel
erkend, zooals de instituten voor psychopaten. Wij wor
den slechts geduld, omdat wij geen kosten in rekening
brengen en den opvoeder het werk vergemakkelijken.
Het doel van ons werk kan met één woord worden om
schreven: aanmoediging. Het kind, dat een der boven
genoemde afwijkingen vertoont, is op de een of andere
manier ontmoedigd, door andere menschen of kinderen,
door ervaringen of soms alleen door een gevoel, dat het
niet opgewassen is tegen de elschen van het leven. Hy
meent zichzelf niet te kunnen handhaven op de gewone
manier en tracht dit nu te doen op een andere wijze.
Wanneer het zichzelf niet in het middelpunt der belang
stelling kan plaatsen door overdreven liefheid, tracht
het dat te bereiken door ondeugendheid.
Neigingen van sommige kinderen om een
soort heldenrol te spelen.
Wanneer een kind meent, dat zyn moeder niet om
hem geeft, zal het toch zijn best doen dat zij zich met
hem bemoeit, al Is het ook, dat zij boos wordt over zijn
ondeugendheid. Een kind, dat lang onzindelijk blijft,
heeft de lichamelyke verzorging door zyn moeder langer
noodig. Een kind, dat woedende huilbuien krijgt, wan
neer zyn ouders uitgaan, zal daardoor meestal bereiken,
dat de angstig geworden ouders besluiten thuis te biy-
ven. Een kind, dat 's morgens lang In bed biyft liggen,
zich niet alleen aankleedt en door zyn getalm te laat op
school dreigt te komen, zet het geheele huisgezin op
stelten en heeft daarmee reeds zijn doel bereikt, in het
middelpunt der belangstelling te staan. Hetzelfde tracht
het op school te bereiken door Voortdurend de les te
storen, niet door te werken, lui en brutaal te zijn. Ook
bluffen, liegen en anderen tyrannlseeren is niets dan
het toegeven aan de neiging, een soort heldenrol te spe
len en zich ln eigen en anderer oogen te verheffen.
Dergelijke kinderen worden door onze methode eerst
tot het inzicht gebracht, dat hun gedrag niet tot het
doel voert en dat het doel van hun levensbeschouwing
verkeerd is. Daarna trachten wij hen moed in te spreken
om hun krachten in de juiste richting aan te wenden
en hun onbewuste, verkeerde levenshouding te veran
deren in een bewust goede. Dat gaat natuurlek niet In
eens; daarvoor zijn dikwijls lange, vertrouwelijke ge
sprekken noodig tusschen het kind en de betrokken per
soon van het consultatiebureau; deze moet echter ook
overleg plegen met ouders en onderwijzers. Want ge
woonlijk is de verkeerde levenshouding een gevolg van
moeilijkheden met opvoeders of met andere kinderen.
Voor succes van onze methode is medewerking van huis
en school noodig; soms is het ook noodig, het kind eeni-
gen tijd ln een andere omgeving te brengen om het tot
rust te laten komen, zoodat het zich ln andere richting
kan ontwikkelen en zich oefenen kan in de taak, die wij
het stellen.
Ho© het consultatiebureau te werk gaat.
Hoe gaan wij nu te werk in een bepaald geval? Stellen
wij ons b.v. voor, dat een moeder met haar kind op het
consultatiebureau komt en de gewone klachten uit van
onhebbelijk gedrag, luiheid en leugens. Dan is onze eer
ste vraag, sinds hoe lang het kind reden tot klagen
heeft gegeven. Hoe waren de uiterlijke en innerlijke om
standigheden van het kind op den tijd, dat de moeilijk
heden begonnen? Was er een verandering van omgeving
of van school? Is het het oudste of jongste kind van het
gezin? Hoe was het kind voor het begin der moeilijkhe
den: moedig of laf, zelfstandig of niet, bang voor donker
of alleenzijn? Heeft het een stiefvader of -moeder; is
het een onwettig kind? Is het bij anderen dan zijn eigen
ouders In huis geweest? Heeft het op den normalen leef
tijd leeren zitten, staan, spreken en zindelijk worden?
Is het heerschzuchtig! Is het dom of intelligent? Heeft
het bijzondere moeilijkheden met lezen, schrijven of re
Haarlem steeg onder sterke beroering het water in de
stadsgrachten 8 a 10 duimen. In de Bavokerk zag mzn
de kaarsenkronen bewegen. Te Woubrugge sloeg de
pont van den ketting. Te Alphen werd een snebbe
schuit, onder Utrecht een turfschip door de golven in
den Ouden en in den Vaartschen Rijn op den wal ge
zet. Te Boskoop sloeg een schuit, in een schuitenhuis
opgeborgen, door de planken daarvan heen. In den
ÏJsel voor Gouda braken tot tweemaal toe de touwen
van een aan en wal liggend schip uit Dordt. De klokke
nist van Gouda speelde juist op de Groote Kerk den
voorslag voor elf (5 minuten voor elf), toen hij den
toren voelde en de klavieren van het carillon zag be
wegen. Te Amsterdam raakten eveneens schepen los
en op een scheepswerf aan het Realenelland schoot het
water eensklaps 810 voeten over de helling. Ook hier
zag men in de kerken de lichtkronen slingeren, bepaal
delijk in de Israëlitische kerken, waar juist dienst was.
De wydte van deze slingeringen was meer dan een
voet. Wandelaars wankelden door het schudden van den
zrond. Te Rotterdam steeg het water in de grachten,
sterk klotsend, wel' twee voet. Een schip, dat buiten
het Oude Hoofd op het droge zat, raakte -eensklaps
vlot. In de Schie en de Rotte raakten door het op en
neer gaapde water eenige zware vlotbalken in bewe
ging, waardoor de palen, waaraan zij vastgemaakt wa
kenen? Sluit het zich gemakkelijk aan by andere kinde
ren? Is het norsch? Plaagt het menschen of dieren?
Wordt het zelf geplaagd of uitgelachen? Is het ijdel of
verwaarloost het zijn uiterlijk? Is het eerzuchtig of lui?
Wat leest het en wat speelt het? Hoe Is de verhouding
tot de ouders, broertjes en zusjes, onderwijzers, mede-
scholleren? Heeft het een lichamelijk gebrek of is het
leelijk? Welke herinneringen uit de eerste jeugd zyn het
bijgebleven? Welke droomen heeft het? Wat wil het la
ter worden? Is het gemakkelijk ontmoedigd? Is het ont
staan der fouten begonnen in een tijd van tegenslag en
teleurstellingen? Welke positieve prestaties pleiten voor
het kind?
Deze vragen moeten natuurlijk zeer voorzichtig gesteld
worden in den loop van het gesprek; de antwoorden ge
ven reeds belangrijke aanknoopingspunten voor het on-
soclale gedrag van het kind. De oorzaak der moeilijk
heden kan er dikwijls reeds uit opgemaakt worden.
Wanneer de ouders te kortzichtig zijn om op de vragen
een juist antwoord te geven, kan men ze nog eens voor
leggen aan een onderwijzer, een kinderjuffrouw enz.
Alleen zoo kan men het kind naderen. Men moet ook
zijn vertrouwen winnen en het van het begin af duide
lijk maken, dat het geen verwijten en boetpredleaties te
hooren zal krijgen, dat het op zijn woord geloofd wordt
en dat het eenige doel is, het kind zelf te helpen, opdat
het vroolijk en welgemoed zijn leven zal kunnen inrich
ten op de wijze, die ook voor hemzelf het beste is. Deze
methode heeft bijna altijd succes, vooral wanneer men
zich met het kind op voet van gelijkheid stelt, humor
verstaat en het kind het gevoel heeft dat het zich althans
op 't consultatiebureau kan voordoen, zooals het werke
lijk is. Wanneer men uit verhalen, voorzichtige vragen en
gemeenschappelijk spel to weten Is gekomen, waarop de
verkeerde levenshouding van het kind gebaseerd is, dan
komt het er op aan, het kind aan te moedigen, zich voor
taan op een ander en beter doel te concentreeren.
Sprekende voorbeelden van genezing.
Het volgende voorbeeld kan dit duidelijk maken. Een
jongen kwam met zijn moeder bij mij op het bureau. De
klacht was, dat hy voortdurend loog, zyn huiswerk niet
maakte en spijbelde, waardoor hij op school natuurlijk
in een slecht blaadje stond. Ik zei tegen den jongen:
„Hoor eens, je bent nu toch groot genoeg om verstan
dig te zyn. Denk je niet, dat je het klaar zou spelen, om
alleen maar één dag in de week niet te liegen en je werk
te doen? Alle andere dagen mag je dan liegen en luieren
zooveel als je maar wilt." 1
„Natuurlyk kan ik dat," blufte de jongen, „ik kan nog
veel meer."
„Weet je, alle dagen is te moeilijk, dat zou ik ook niet
kunnen; we zullen"het eerst maar eens met één dag pro-
beeren. Kies hem zelf maar uit."
De jongen koos den dag en heeft toon werkelijk niet
gelogen of geluierd. De volgende week waren 't al twee
dagen geworden; zijn eerzucht was opgewekt, de door
mij op de hoogte gesteld onderwijzer behandelde hem
goed en alles ging voor den wind. In korten tijd was het
kind geheel veranderd en scheen het alle fouten over
wonnen te hebben. Toch wist ik door mijn kennis der
psychologie, dat hij nog eenmaal ln zijn oude fouten terug
zou vallen en dat gebeurde ook inderdaad, toen de huise
lijke omstandigheden voor het kind slechter werden,
doordat een naar huis teruggekeerde broer hem comman
deerde en tevens zijn bed kreeg om in te slapen. Doch
ook dezen terugslag werd met kalmte, geduld en humor
overwonnen en het kind was genezen.
Een zeer opmerkelijk geval tot slot. Een beroemde
professor in de kinderpsychologie werd een geval voor
gelegd door de onderwijsinspectie. Het kind had een
heel jaar lang op school geen woord gesproken, dus van
het zesde tot het zevende jaar. Noch goedschiks, noch
kwaadschiks kon men er een woord uitkrijgen; het kind
sprak uitsluitend in tegenwoordigheid der ouders. Toch
was het kind, een aardig meisje, volkomen gezond en
normaal. De professor ging nu naar zijn collegezaal en
liet de buiten wachtende moeder binnenkomen. Hij on
dervroeg haar in bijzijn van allo studenten:
„Wil uw kind niet spreken, wanneer het onder vreem
den is?"
„Neen."
„Dan heeft u het zeker gezegd, dat het moest zwijgen
wanneer volwassenen aan het woord waren, onverschil
lig wat het te vertellen had. U zult ook wel gezegd heb
ben, dat een kind behoort te zwijgen in het bijzijn van
vreemden."
De moeder gaf dat verbaasd en verschrikt toe.
Nu stuurde de professor de moeder naar buiten en
liet het kind binnen komen.
„Wil je ons zeggen, hoe je heet?" Geen antwoord.
„Wil je niet met ons spreken?" Weer geen antwoord.
„Nu, als je toch niets zegt, ga dan maar op deze bank
zitten."
De professor gaat door met zijn college en zei na eeni-
gen tijd ook:
„Dames en heeren, er zyn helaas dwaze volwassenen,
die zeggen, dat het niet belangrijk is, wat een kind ver
telt. Zij vinden, dat een kind maar liever moet zwijgen.
Maar er zyn ook verstandige menschen, en die zeggen:
wat een kind te vertellen heeft Is heel belangrijk, dat
kan zelfs veel belangrijker zijn dan wat wij als volwas
senen elkaar vertellen. Daarom moeten wij blij zyn, wan
neer een kind ons heel veel vertelt. En een kind heeft
ook heel veel te vertellen, maar het moet zeker zijn, dat
wy er graag naar luisteren."
Daarna vroeg hij het kind, of het niet Iets wilde ver
tellen.
„Ja," antwoordde het luid en duideiyk in het bijzijn
van driehonderd studenten. De dwang was weggenomen,
de ontmoediging in moed veranderd. Het was het eerste
woord na een jaar van zwijgen, ondanks alle pogingen
om het te verbreken. De genezing werd in een half uur
bereikt, doordat de professor met geniaal inzicht zich
Individueel wist in te stellen op do psychologische ge
steldheid van het kind. Hij maakte gebruik van wat wij
individueele psychologie noemen.
Deze voorbeelden laten zich met tientallen vermeerde
ren. Men kan er uit zien, hoeveel goed onze methode
kan doen, wanneer zy goed gebruikt wordt. Daarom blij
ven wij eischen, dat alle onderwijzers en andere personen
die van opvoeding hun beroep maken, grondig onder
legd zyn in de individueele psychologie en wij eischen
dit slechts in het belang der kinderen en dus in het be
lang der geheele maatschappij.
ren, uit den grond werden gerukt. In branderijen on
brouwerijen liepen bakken en kuipen over, hoewel ze
niet eens vol waren.
Eenige dagen later wist men de oorzaak van deze
verschijnselen: een aardbeving had Lissabon, de hoofd
stad van Portugal, verwoest.
Meor dan 30.000 menschen hadden daarbij het leven
verloren, een aantal voor dien slechts overtroffen door
de aardbeving van 1693 op Sicilië, die 60.000 slachtoffers
eischte.
Dr. W. F, A. Zimmermann zegt in De Wonderen der
Voorwereld blz. 540, vertaling van H. Heukels:
„De werkingen van de aardbeving, die in 1755 Lissa
bon verwoestte, strekten zich volgens de opgaven van
een tijdgenoot, den grooten wijsgeer en onderzoeker
Kant, over byna geheel Europa, geheel Noord-Afrika
en over den geheelen Atlantischen Oceaan, die tusschen
het oude vasteland en de Antillen ligt, derhalve over
minstens 40 millloen vierkante kilometer uit. Het is
stellig uitgemaakt, dat behalve geheel Portugal en Span
je, die het hevigste geschud werden, ook Frankrijk,
Italië en Zwitserland, geheel Duitschland, en daarin
vooral Beieren, Bohemen en Thuringen er onder te lij
den hadden. De geheele Noord- en Oostzee tot aan
Zweden en Finland geraakte in een hevige golving,
zelfs de meren in Zweden en in Schotland werden hevig
als door een geweldigen stoim bewogen, zonder dat er
ergens ln die streken een storm had plaats gehad..."
WETENSCHAP EN TECHNIEK.
Een millioen kaars.
De „kaars" is in de lichttechniek de eenheid voer
den lichtstroom, waarbij de „lichtstroom" het licht-
vermogen van een lamp beteekent, d.w.z. de hoeveel
heid licht, die zij in de eenheid van tijd naar alle
richtingen uitzendt. Het licht van een gewone steari-
nekaars bedraagt ruim 12 kaars, de lichtstroom van
een 40-Watt-gloeilamp gemiddeld 400 kaars. Hoe
groot moet het electrische vermogen dan wel zijn
van een gloeilamp, welke b.v. 1.000.000 produceert?
Zou de verhouding van Wattverbrüik en lichtstroom
daarbij gelijk zijn aan die van de 40-Watt-lampen,
het meest gevraagde verbruikstype, dan zou een mil
lioen kaars een verbruik van 1C0.00O Watt moeten ge
ven, terwijl er inderdaad slechts 50.000 Watt voor noo
dig zijn, daar met het toenemen van de grootte van
de lamp de verhouding lichtvermogen-Wattgebruik
steeds kleiner wordt. 50.000 Watt is een geweldig
stroomverbruik; het komt b.v. overeen met een ver
mogen van 68 paardekrachten.
Dit lichtvermogen onder te brengen in één gloei
lamp, lijkt fantastisch doch het is nu werkelijk
heid geworden! De 50.000 Watt-gloeilamp is kort ge
leden door de Osram-maatschappij vervaardigd.
De afmetingen van deze lamp, die dus meer dan
een millioen kaars lichtvermogen heeft, namelijk
1.100.000 kaars, zijn natuurlijk veel grooter dan die
van een normale lamp van 40 of 60 Watt, zooals wij
ze gebruiken voor het verlichten van onze woning,
maar zij zijn toch niet zoo enorm groot, als wij zou
den verwachten, met het oog op haar lichtvermogen.
De hoogte der lamp, zooals deze door de Osram
maatschappij werd vervaardigd, bedraagt 90 c.M., de
doorsnede van de glaspeer 38 c.M., het totaalgewicht
7.25 K.G. De lichtbron, die bestaat uit 2.5 m.M. dik
Wolframdraad, weegt 610 gram; men zou hieruit
130.000 lichtbronnen voor lampen van 25 Watt, 220
Volt, kunnen vervaardigen.
De vraag doet zich nu natuurlijk voor, welke ver
lichtingsdiensten een dergelijke reuzenlamp eigen
lijk kan verrichten. Voor gewone verlichtingen heeft
men slechts lampen noodig van 3000 Watt, of hoog
stens van 5000 Watt, zooals b.v. bij het verlichten van
groote pleinen en bij feestverlichtingen. Nu echter
de lamp een voorname plaats heeft verkregen op
sommige speciale gebieden, zooals de bioscooptech
niek en de filmopnamen, is ook de lamptechniek
zich buitengewoon gaan ontwikkelen met de boven
vermelde resultaten. Voor het in de juiste kleuren-
verhouding weergeven van verschillende tafereelen,
zijn dergelijke lampen in de filmtechniek van groot
belang. Tot nog toe moest men zich daarbij behel
pen met lampen van maximaal 10.000 Watt.
Ook ons modernste verkeersmiddel, het vliegtuig,
heeft voor de landingsplaats een voldoende belichting
noodig, zoodat ook hier een nieuw arbeidsveld ligt
voor de lampen van vergroote lichtsterkte.
20.000 Watt ln een lamp voldeden tot nu toe aan
de hoogste eischen, maar binnen niet al te langen
tijd, zal mon weer grootere lichtsterkten noodig heb
ben. De lamptechniek moet op deze mogelijkheden
voorbereid zijn; daarom heeft men nu deze 50.000
Watt-lamp gebouwd, om te bewijzen, dat dergelijke
lichtsterkten voor haar te bereiken zijn, zoodra de
verlichtingstechniek hieraan behoefte krijgt.
De beteekenis van electrische lading voor de
dierenhuid.
Exner was de eerste, die de beteekenis van de elec
trische lading voor de dierlijke haar- of veerbeklee-
ding vaststelde. Hij slaagde erin te bewijzen, dat bij
een levend dier veeren of haren onder inwerking
van de lucht, door het wrijven of strijken in een
richting, tegengesteld aan die waarin zij groeien, elek
trisch geladen worden. Donsharen of donsveeren
worden op deze wijze positief geladen en stooten el
kaar dus onderling af. Siervederen en vachtharen
worden daarentegen negatief geladen en stooten el
kaar dus onderling ook af. Donsharen en vachtharen
of donsveeren en sierveeren trekken elkaar dus aan.
Aan deze electrische lading is de natuurlijke orde
van vachten en vederdossen van onze dieren te dart-
ken, welke wederom de bewerker is van de benoo-
ligde beschutting tegen de koude, die slechts moge
lijk is bij een gladde en aansluitende huidbedekking.
Nu heeft de onderzoeker Otto Heuschmann de la
ding van het chitinepantser van de insecten onder
zocht. Zoo wist htj aan te toonen, dat de vleugels van
en vlinder electrisch geladen zijn en wel zóó, dat
de voorvleugels negatief, en de achter.vleugels posi
tief geladen zijn, Bij alle insecten zijn de behaarde
chitinedeelen positief en de geschubde negatief ge
laden. Ook stelde Ileischmann, op grond van zijn
resultaten een nieuwe „oppervlakteverdeeling voor
electrische ladingen" op, die verschillende nieuwe
gezichtspunten oplevert voor natuurkundige en bio
logen.
De paria's in onze maatschappij.
Het kastewezen brengt zoals bekend is vele
wreedaardige gebruiken mede. Vooral de plaats,
die de onderdrukte kasten innemen, is werkelijk dik
wijls onmenschelijk. Tot deze kasten behooren de
paria's, de ultgestootenen, de onreinen. Er zijn na
tuurlijk streken, waar zij het iets beter hebben, dan
in de andere doelen van Indië; hun verhouding tot
de overige bevolking is echter overal zeer slecht eQ
zelfs menschonwaardig. Er zijn in totaal 43.6 mil
lioen onderdrukten (die dus door de Indiërs zelf on
derdrukt worden) d.w.z niet minder dan 28 van
de Hindoebovolking. Wat dit voor invloed heeft oP
het peil van de bevolking en daarmede op den eco-
nomischen toestand van het land, behoeven wij
niet na te gaan. De meeste „onreinen" zijn er in
Bengalen, waar dit aantal 57 dus meer dan ae
helft - van de Bengaalsche bevolking uitmaakt!