Geheimen der kinderziel Een noodlottige 1 N o v e m b e r-d a g. voer meer tot zien. Do honger was zelfs niet in staat hen ratten te doen vangen. Dr. Zing besluit uit zijn waarnèmingen, dat „jonge katten zoo opgekweekt kunnen worden, dat zij ratten dooden, er van houden, zo haten, ze vreezen of met hen spelen. Door een stelselmatig voortgezet, onder zoek zal het in de toekomst mogelijk worden door betere kennis van de kattenpsychologie met mathe matische zekerheid vooruit te weten, hoe een be paalde kat zich op een gegeven oogenblik tegenover een bepaalde rat. zal gedragen." Deze zeer belangwekkende proeven, die de Chinee- sche geleerde zal voortzetten, wijzen er op, dat het in stinct een veel ingewikkelder proces is dan men tot dusver wel meende. Of liever, dat men er nog niet veel van weet. In elk geval hebben de proeven nu reeds aangetoond, dat de katten geen „erfvijand" heb ben. WAAR DE V' ROU W BELANG f N STELT Hot weer en ons uiterlijk. Het weer in November is wel in veel opzichten on gunstig voor ons uiterlijk, doch daar kunnen wij .onze maatregelen tegen nemen. Hier volgen enkele raadgevin gen. De huid wordt vooral benadeeld door mist: hierdoor blijven ook allerlei onreinheden erop kleven, waardoor de poriën verstopt worden. Daarom wasschen wij ons gezicht 's avonds grondig en behandelen het met cold croam. 's Morgens poederen wij niet, voordat wij crème als onderlaag hebben gebruikt. Wij wasschen ons in de zen tijd ook niet met zeep> doch met schoon water, waar in een beetje borax. Do ellebogen zijn dikwijls ruw en nu wij weer vaker avondtoiletten dragen, is dat hinderiyk. Eiken avond worden zij daarom goed gewasschen en daarna ingewre ven met cold cream. Het komt niet in do laatste plaats aan op het wrijven! En aangezien voorkomen beter is dan genezen, wennen wij ons af, met de ellebogen op tafel te leunen. Eksteroogcn bederven eveneens onze uiterlijke verschij ning, want een lichte gang is van groot belang daar voor, terwijl voortdurende pijn aan de voeten zelfs lij nen en rimpels in het gezicht kan veroorzaken. Wan neer wij 's morgens en 's avonds de eksteroogen inwrij ven met een schijfje rauwen aardappel, zullen ze spoe dig verdwijnen. Dan moeten wij ze echter weer niet op nieuw laten ontstaan en daarvoor versterken wij de spieren van onze voeten door op kousevoeten over een kleedje heen en weer te loopen, eerst met de teenen om- hooggestrekt, zoodat zij den grond niet aanraken, en dan met gekromde teenen. zoodat de bal van den voet niet op den grond komt. Dit laatste is ook een uitstekende oefe ning voor zwakke enkels. Het fluweel in de hedendangsche mode. Aan geen enkele stof is de mode zoo trouw gebleven door de eeuwen heen als aan fluweel. En dat moet ons ook niet verwonderen. Hoe wispelturig de vrouw ook mag voorkomen in het navolgen van Hare Majesteit de Mode, ze waet toch altijd datgene uit te kiezen wat haar schoonheid het meest doet uitkomen. Het weelderige fluweel was in vroeger eeuwen alleen bestemd voor ko ningen en hooggeplaatste kerkdienaars. Het is in de XVIe eeuw, dat het weven van fluweel in Frankrijk te Lyon werd ingevoerd en het is na dit tijdstip, dat het gebruik van die rijke stof een groote uitbreiding nam, Niet lang heeft Lyoa het monopool van fluweel kunnen houden. Het fluweel van Utrecht voor huls-decoraties en meubileering en het in Engeland geweven fluweel „Too- tal" zijn voor u zeker geen onbekenden meer. Na den grooten wereldoorlog werd die „chatoyante" 6tof in de schaduw gesteld door- het erg practische, wel wat on vrouwelijke in de mode. Maar nu heeft het fluweel weer een voorname plaats ingenomen tusschen de modieuze stoffen. Het wordt door de groote couturiers gebruikt voor eenvoudige en elegante costuums, voor namiddag japonnetjes en ook voor de mooiste en rijkste avond- kleederen en mantels, die men droomen kan. Soms wor den ze versierd met borduursel, met kant of met bont, maar de stof Is op zichzelf al zoo rijk, dat zo maar wei nig versiering vraagt. In fluweel worden ook korte manteltjes gemaakt om op kanten of crêpe Georgette japonnen to dragen; ze worden meestal in dezelfde tint gekozen, maar zwart wordt op alle kleuren gebruikt. Voor costuums, mantels en practische kleeren zijn er drie heel mooie kleuren: zwart, rood-bruin (corinthe) en een heel warm nogal donker groen. Indien u, Mevrouw besluit fluweelen mantel of costuum dezen winter te dragen, besluit dan maar tezelfder tijd een bijpassend coquet hoedje te laten maken om een smaakvol ensem ble te hebben. Rechts: Robe-mantcau van dikke, bruine che viot. Spits ioeloopende ingezette stukken en stolp plooien geven de noodige ruimte. De kraag is recht, het ceintuur is van leer. Links: Mantel van rood fluweel met een kleine bolero en ingezette stukken. Shawlkraag en man chetten zijn van grijs vossenbont. Nawerking van de aardbeving te Lissabon op 1 November 1755 in onze streken. Volgons de waarnemingen op den huize Zwanenburg was 1 November 1755 een verrukkelijke herfstdag. „De lucht was helder en de barometer stond zeer hoog, 30 Engelsche duimen 3lijn, gelijk hij 's morgens ten 7 uur geweest was en heel den dag bleef. De wind was N.O. in Friesland West ten Zuiden en de thermo meter teekende 's morgens 39 graden, 's middags 46 graden en 's avonds 47 graden." Voormiddag tusschen half elf en elf uur werd, zooals uit breedvoerige mededeelingen in de Nederlandschc Jaerboeken van 1755, blz. 989 e. v., blijkt, in heel het land gedurende 5 tot 15 minuten een sterke beroering van het water en rivieren, kanalen en slooten opgc- merk, waarbij modder opborrelde en de waterstand aanmerkelijk rees. De touwen, waarmee schepen aan den wal lagen gemeerd, braken als pijpestelen. Te door ELSE HART, Directrice van een consultatiebureau voor fndividueelo kinderpsychologie. H"^T is bekend, dat er naast de groep der z.g. nor male kinderen een groep bestaat, die als psy- chopatisch wordt gekenschetst, d.i, als geestelijk niet geheel normaal. Voor deze kinderen bestaan inrichtingen.waar zij verpleegd worden volgens de elschen die door hun toestand worden gesteld. Tusschen deze twee hoofdgroepen vindt men echter een groot aantal overgangsgevallen, die men zou kunnen samenvatten onder den naam; moeilijk op te voeden kinderen. Zij zijn door bepaalde in- of uitwendige levensomstandigheden van den normalen ontwikkelingsgang uitgesloten, zonder dat dit tengevolge heeft gehad, dat zij uitgesproken psychopaten zijn geworden. Ons consultatiebureau is juist voor deze kinderen opgericht; hen en hun dikwijls radelooze ouders willen wij helpen met de indlviduecle psychologie, opdat de voor het kind schadelijke weg kan worden verlaten en het kind ervoor bewaard wordt, tot een volmaakten psychopaat te degenereeren. Welke kindteren op het bureau zijn aan gewezen. Welke kinderen zijn nu op ons bureau aangewezen? Zij, die door ongeduldige ouders en opvoeders lastig en door doktoren misschien zenuwachtig worden genoemd Zij, die zich in de gemeenschap van school of huisge zin moeiiyk kunnen schikken. Kinderen, die voortdu rend liegen, die ondanks alle vermaningen zich geld of andere voor hen begeerenswaardige dingen toeelgenen. Kinderen, die doorloopend weerspannig, koppig of bru taal zijn, die abnormaal laat zindelijk worden, die altijd alleen of nooit alleen willen zijn. Kinderen, die aan sla peloosheid lijden, zonder dat er een lichamelyke afwijking te vinden is; die absoluut geen aanleg hebben voor een bepaald vak, b.v. rekenen. Kinderen, die een chronische vernielzucht, een te sterke heersohzucht of een onberede neerde angst vertoonen, in 't kort alle kinderen, die zich niet bij den normalen gang van het leven kunnen aan passen. Bij deze kinderen is een psychologisch advies do aan gewezen weg. Helaas Is onze methode nog niet officieel erkend, zooals de instituten voor psychopaten. Wij wor den slechts geduld, omdat wij geen kosten in rekening brengen en den opvoeder het werk vergemakkelijken. Het doel van ons werk kan met één woord worden om schreven: aanmoediging. Het kind, dat een der boven genoemde afwijkingen vertoont, is op de een of andere manier ontmoedigd, door andere menschen of kinderen, door ervaringen of soms alleen door een gevoel, dat het niet opgewassen is tegen de elschen van het leven. Hy meent zichzelf niet te kunnen handhaven op de gewone manier en tracht dit nu te doen op een andere wijze. Wanneer het zichzelf niet in het middelpunt der belang stelling kan plaatsen door overdreven liefheid, tracht het dat te bereiken door ondeugendheid. Neigingen van sommige kinderen om een soort heldenrol te spelen. Wanneer een kind meent, dat zyn moeder niet om hem geeft, zal het toch zijn best doen dat zij zich met hem bemoeit, al Is het ook, dat zij boos wordt over zijn ondeugendheid. Een kind, dat lang onzindelijk blijft, heeft de lichamelyke verzorging door zyn moeder langer noodig. Een kind, dat woedende huilbuien krijgt, wan neer zyn ouders uitgaan, zal daardoor meestal bereiken, dat de angstig geworden ouders besluiten thuis te biy- ven. Een kind, dat 's morgens lang In bed biyft liggen, zich niet alleen aankleedt en door zyn getalm te laat op school dreigt te komen, zet het geheele huisgezin op stelten en heeft daarmee reeds zijn doel bereikt, in het middelpunt der belangstelling te staan. Hetzelfde tracht het op school te bereiken door Voortdurend de les te storen, niet door te werken, lui en brutaal te zijn. Ook bluffen, liegen en anderen tyrannlseeren is niets dan het toegeven aan de neiging, een soort heldenrol te spe len en zich ln eigen en anderer oogen te verheffen. Dergelijke kinderen worden door onze methode eerst tot het inzicht gebracht, dat hun gedrag niet tot het doel voert en dat het doel van hun levensbeschouwing verkeerd is. Daarna trachten wij hen moed in te spreken om hun krachten in de juiste richting aan te wenden en hun onbewuste, verkeerde levenshouding te veran deren in een bewust goede. Dat gaat natuurlek niet In eens; daarvoor zijn dikwijls lange, vertrouwelijke ge sprekken noodig tusschen het kind en de betrokken per soon van het consultatiebureau; deze moet echter ook overleg plegen met ouders en onderwijzers. Want ge woonlijk is de verkeerde levenshouding een gevolg van moeilijkheden met opvoeders of met andere kinderen. Voor succes van onze methode is medewerking van huis en school noodig; soms is het ook noodig, het kind eeni- gen tijd ln een andere omgeving te brengen om het tot rust te laten komen, zoodat het zich ln andere richting kan ontwikkelen en zich oefenen kan in de taak, die wij het stellen. Ho© het consultatiebureau te werk gaat. Hoe gaan wij nu te werk in een bepaald geval? Stellen wij ons b.v. voor, dat een moeder met haar kind op het consultatiebureau komt en de gewone klachten uit van onhebbelijk gedrag, luiheid en leugens. Dan is onze eer ste vraag, sinds hoe lang het kind reden tot klagen heeft gegeven. Hoe waren de uiterlijke en innerlijke om standigheden van het kind op den tijd, dat de moeilijk heden begonnen? Was er een verandering van omgeving of van school? Is het het oudste of jongste kind van het gezin? Hoe was het kind voor het begin der moeilijkhe den: moedig of laf, zelfstandig of niet, bang voor donker of alleenzijn? Heeft het een stiefvader of -moeder; is het een onwettig kind? Is het bij anderen dan zijn eigen ouders In huis geweest? Heeft het op den normalen leef tijd leeren zitten, staan, spreken en zindelijk worden? Is het heerschzuchtig! Is het dom of intelligent? Heeft het bijzondere moeilijkheden met lezen, schrijven of re Haarlem steeg onder sterke beroering het water in de stadsgrachten 8 a 10 duimen. In de Bavokerk zag mzn de kaarsenkronen bewegen. Te Woubrugge sloeg de pont van den ketting. Te Alphen werd een snebbe schuit, onder Utrecht een turfschip door de golven in den Ouden en in den Vaartschen Rijn op den wal ge zet. Te Boskoop sloeg een schuit, in een schuitenhuis opgeborgen, door de planken daarvan heen. In den ÏJsel voor Gouda braken tot tweemaal toe de touwen van een aan en wal liggend schip uit Dordt. De klokke nist van Gouda speelde juist op de Groote Kerk den voorslag voor elf (5 minuten voor elf), toen hij den toren voelde en de klavieren van het carillon zag be wegen. Te Amsterdam raakten eveneens schepen los en op een scheepswerf aan het Realenelland schoot het water eensklaps 810 voeten over de helling. Ook hier zag men in de kerken de lichtkronen slingeren, bepaal delijk in de Israëlitische kerken, waar juist dienst was. De wydte van deze slingeringen was meer dan een voet. Wandelaars wankelden door het schudden van den zrond. Te Rotterdam steeg het water in de grachten, sterk klotsend, wel' twee voet. Een schip, dat buiten het Oude Hoofd op het droge zat, raakte -eensklaps vlot. In de Schie en de Rotte raakten door het op en neer gaapde water eenige zware vlotbalken in bewe ging, waardoor de palen, waaraan zij vastgemaakt wa kenen? Sluit het zich gemakkelijk aan by andere kinde ren? Is het norsch? Plaagt het menschen of dieren? Wordt het zelf geplaagd of uitgelachen? Is het ijdel of verwaarloost het zijn uiterlijk? Is het eerzuchtig of lui? Wat leest het en wat speelt het? Hoe Is de verhouding tot de ouders, broertjes en zusjes, onderwijzers, mede- scholleren? Heeft het een lichamelijk gebrek of is het leelijk? Welke herinneringen uit de eerste jeugd zyn het bijgebleven? Welke droomen heeft het? Wat wil het la ter worden? Is het gemakkelijk ontmoedigd? Is het ont staan der fouten begonnen in een tijd van tegenslag en teleurstellingen? Welke positieve prestaties pleiten voor het kind? Deze vragen moeten natuurlijk zeer voorzichtig gesteld worden in den loop van het gesprek; de antwoorden ge ven reeds belangrijke aanknoopingspunten voor het on- soclale gedrag van het kind. De oorzaak der moeilijk heden kan er dikwijls reeds uit opgemaakt worden. Wanneer de ouders te kortzichtig zijn om op de vragen een juist antwoord te geven, kan men ze nog eens voor leggen aan een onderwijzer, een kinderjuffrouw enz. Alleen zoo kan men het kind naderen. Men moet ook zijn vertrouwen winnen en het van het begin af duide lijk maken, dat het geen verwijten en boetpredleaties te hooren zal krijgen, dat het op zijn woord geloofd wordt en dat het eenige doel is, het kind zelf te helpen, opdat het vroolijk en welgemoed zijn leven zal kunnen inrich ten op de wijze, die ook voor hemzelf het beste is. Deze methode heeft bijna altijd succes, vooral wanneer men zich met het kind op voet van gelijkheid stelt, humor verstaat en het kind het gevoel heeft dat het zich althans op 't consultatiebureau kan voordoen, zooals het werke lijk is. Wanneer men uit verhalen, voorzichtige vragen en gemeenschappelijk spel to weten Is gekomen, waarop de verkeerde levenshouding van het kind gebaseerd is, dan komt het er op aan, het kind aan te moedigen, zich voor taan op een ander en beter doel te concentreeren. Sprekende voorbeelden van genezing. Het volgende voorbeeld kan dit duidelijk maken. Een jongen kwam met zijn moeder bij mij op het bureau. De klacht was, dat hy voortdurend loog, zyn huiswerk niet maakte en spijbelde, waardoor hij op school natuurlijk in een slecht blaadje stond. Ik zei tegen den jongen: „Hoor eens, je bent nu toch groot genoeg om verstan dig te zyn. Denk je niet, dat je het klaar zou spelen, om alleen maar één dag in de week niet te liegen en je werk te doen? Alle andere dagen mag je dan liegen en luieren zooveel als je maar wilt." 1 „Natuurlyk kan ik dat," blufte de jongen, „ik kan nog veel meer." „Weet je, alle dagen is te moeilijk, dat zou ik ook niet kunnen; we zullen"het eerst maar eens met één dag pro- beeren. Kies hem zelf maar uit." De jongen koos den dag en heeft toon werkelijk niet gelogen of geluierd. De volgende week waren 't al twee dagen geworden; zijn eerzucht was opgewekt, de door mij op de hoogte gesteld onderwijzer behandelde hem goed en alles ging voor den wind. In korten tijd was het kind geheel veranderd en scheen het alle fouten over wonnen te hebben. Toch wist ik door mijn kennis der psychologie, dat hij nog eenmaal ln zijn oude fouten terug zou vallen en dat gebeurde ook inderdaad, toen de huise lijke omstandigheden voor het kind slechter werden, doordat een naar huis teruggekeerde broer hem comman deerde en tevens zijn bed kreeg om in te slapen. Doch ook dezen terugslag werd met kalmte, geduld en humor overwonnen en het kind was genezen. Een zeer opmerkelijk geval tot slot. Een beroemde professor in de kinderpsychologie werd een geval voor gelegd door de onderwijsinspectie. Het kind had een heel jaar lang op school geen woord gesproken, dus van het zesde tot het zevende jaar. Noch goedschiks, noch kwaadschiks kon men er een woord uitkrijgen; het kind sprak uitsluitend in tegenwoordigheid der ouders. Toch was het kind, een aardig meisje, volkomen gezond en normaal. De professor ging nu naar zijn collegezaal en liet de buiten wachtende moeder binnenkomen. Hij on dervroeg haar in bijzijn van allo studenten: „Wil uw kind niet spreken, wanneer het onder vreem den is?" „Neen." „Dan heeft u het zeker gezegd, dat het moest zwijgen wanneer volwassenen aan het woord waren, onverschil lig wat het te vertellen had. U zult ook wel gezegd heb ben, dat een kind behoort te zwijgen in het bijzijn van vreemden." De moeder gaf dat verbaasd en verschrikt toe. Nu stuurde de professor de moeder naar buiten en liet het kind binnen komen. „Wil je ons zeggen, hoe je heet?" Geen antwoord. „Wil je niet met ons spreken?" Weer geen antwoord. „Nu, als je toch niets zegt, ga dan maar op deze bank zitten." De professor gaat door met zijn college en zei na eeni- gen tijd ook: „Dames en heeren, er zyn helaas dwaze volwassenen, die zeggen, dat het niet belangrijk is, wat een kind ver telt. Zij vinden, dat een kind maar liever moet zwijgen. Maar er zyn ook verstandige menschen, en die zeggen: wat een kind te vertellen heeft Is heel belangrijk, dat kan zelfs veel belangrijker zijn dan wat wij als volwas senen elkaar vertellen. Daarom moeten wij blij zyn, wan neer een kind ons heel veel vertelt. En een kind heeft ook heel veel te vertellen, maar het moet zeker zijn, dat wy er graag naar luisteren." Daarna vroeg hij het kind, of het niet Iets wilde ver tellen. „Ja," antwoordde het luid en duideiyk in het bijzijn van driehonderd studenten. De dwang was weggenomen, de ontmoediging in moed veranderd. Het was het eerste woord na een jaar van zwijgen, ondanks alle pogingen om het te verbreken. De genezing werd in een half uur bereikt, doordat de professor met geniaal inzicht zich Individueel wist in te stellen op do psychologische ge steldheid van het kind. Hij maakte gebruik van wat wij individueele psychologie noemen. Deze voorbeelden laten zich met tientallen vermeerde ren. Men kan er uit zien, hoeveel goed onze methode kan doen, wanneer zy goed gebruikt wordt. Daarom blij ven wij eischen, dat alle onderwijzers en andere personen die van opvoeding hun beroep maken, grondig onder legd zyn in de individueele psychologie en wij eischen dit slechts in het belang der kinderen en dus in het be lang der geheele maatschappij. ren, uit den grond werden gerukt. In branderijen on brouwerijen liepen bakken en kuipen over, hoewel ze niet eens vol waren. Eenige dagen later wist men de oorzaak van deze verschijnselen: een aardbeving had Lissabon, de hoofd stad van Portugal, verwoest. Meor dan 30.000 menschen hadden daarbij het leven verloren, een aantal voor dien slechts overtroffen door de aardbeving van 1693 op Sicilië, die 60.000 slachtoffers eischte. Dr. W. F, A. Zimmermann zegt in De Wonderen der Voorwereld blz. 540, vertaling van H. Heukels: „De werkingen van de aardbeving, die in 1755 Lissa bon verwoestte, strekten zich volgens de opgaven van een tijdgenoot, den grooten wijsgeer en onderzoeker Kant, over byna geheel Europa, geheel Noord-Afrika en over den geheelen Atlantischen Oceaan, die tusschen het oude vasteland en de Antillen ligt, derhalve over minstens 40 millloen vierkante kilometer uit. Het is stellig uitgemaakt, dat behalve geheel Portugal en Span je, die het hevigste geschud werden, ook Frankrijk, Italië en Zwitserland, geheel Duitschland, en daarin vooral Beieren, Bohemen en Thuringen er onder te lij den hadden. De geheele Noord- en Oostzee tot aan Zweden en Finland geraakte in een hevige golving, zelfs de meren in Zweden en in Schotland werden hevig als door een geweldigen stoim bewogen, zonder dat er ergens ln die streken een storm had plaats gehad..." WETENSCHAP EN TECHNIEK. Een millioen kaars. De „kaars" is in de lichttechniek de eenheid voer den lichtstroom, waarbij de „lichtstroom" het licht- vermogen van een lamp beteekent, d.w.z. de hoeveel heid licht, die zij in de eenheid van tijd naar alle richtingen uitzendt. Het licht van een gewone steari- nekaars bedraagt ruim 12 kaars, de lichtstroom van een 40-Watt-gloeilamp gemiddeld 400 kaars. Hoe groot moet het electrische vermogen dan wel zijn van een gloeilamp, welke b.v. 1.000.000 produceert? Zou de verhouding van Wattverbrüik en lichtstroom daarbij gelijk zijn aan die van de 40-Watt-lampen, het meest gevraagde verbruikstype, dan zou een mil lioen kaars een verbruik van 1C0.00O Watt moeten ge ven, terwijl er inderdaad slechts 50.000 Watt voor noo dig zijn, daar met het toenemen van de grootte van de lamp de verhouding lichtvermogen-Wattgebruik steeds kleiner wordt. 50.000 Watt is een geweldig stroomverbruik; het komt b.v. overeen met een ver mogen van 68 paardekrachten. Dit lichtvermogen onder te brengen in één gloei lamp, lijkt fantastisch doch het is nu werkelijk heid geworden! De 50.000 Watt-gloeilamp is kort ge leden door de Osram-maatschappij vervaardigd. De afmetingen van deze lamp, die dus meer dan een millioen kaars lichtvermogen heeft, namelijk 1.100.000 kaars, zijn natuurlijk veel grooter dan die van een normale lamp van 40 of 60 Watt, zooals wij ze gebruiken voor het verlichten van onze woning, maar zij zijn toch niet zoo enorm groot, als wij zou den verwachten, met het oog op haar lichtvermogen. De hoogte der lamp, zooals deze door de Osram maatschappij werd vervaardigd, bedraagt 90 c.M., de doorsnede van de glaspeer 38 c.M., het totaalgewicht 7.25 K.G. De lichtbron, die bestaat uit 2.5 m.M. dik Wolframdraad, weegt 610 gram; men zou hieruit 130.000 lichtbronnen voor lampen van 25 Watt, 220 Volt, kunnen vervaardigen. De vraag doet zich nu natuurlijk voor, welke ver lichtingsdiensten een dergelijke reuzenlamp eigen lijk kan verrichten. Voor gewone verlichtingen heeft men slechts lampen noodig van 3000 Watt, of hoog stens van 5000 Watt, zooals b.v. bij het verlichten van groote pleinen en bij feestverlichtingen. Nu echter de lamp een voorname plaats heeft verkregen op sommige speciale gebieden, zooals de bioscooptech niek en de filmopnamen, is ook de lamptechniek zich buitengewoon gaan ontwikkelen met de boven vermelde resultaten. Voor het in de juiste kleuren- verhouding weergeven van verschillende tafereelen, zijn dergelijke lampen in de filmtechniek van groot belang. Tot nog toe moest men zich daarbij behel pen met lampen van maximaal 10.000 Watt. Ook ons modernste verkeersmiddel, het vliegtuig, heeft voor de landingsplaats een voldoende belichting noodig, zoodat ook hier een nieuw arbeidsveld ligt voor de lampen van vergroote lichtsterkte. 20.000 Watt ln een lamp voldeden tot nu toe aan de hoogste eischen, maar binnen niet al te langen tijd, zal mon weer grootere lichtsterkten noodig heb ben. De lamptechniek moet op deze mogelijkheden voorbereid zijn; daarom heeft men nu deze 50.000 Watt-lamp gebouwd, om te bewijzen, dat dergelijke lichtsterkten voor haar te bereiken zijn, zoodra de verlichtingstechniek hieraan behoefte krijgt. De beteekenis van electrische lading voor de dierenhuid. Exner was de eerste, die de beteekenis van de elec trische lading voor de dierlijke haar- of veerbeklee- ding vaststelde. Hij slaagde erin te bewijzen, dat bij een levend dier veeren of haren onder inwerking van de lucht, door het wrijven of strijken in een richting, tegengesteld aan die waarin zij groeien, elek trisch geladen worden. Donsharen of donsveeren worden op deze wijze positief geladen en stooten el kaar dus onderling af. Siervederen en vachtharen worden daarentegen negatief geladen en stooten el kaar dus onderling ook af. Donsharen en vachtharen of donsveeren en sierveeren trekken elkaar dus aan. Aan deze electrische lading is de natuurlijke orde van vachten en vederdossen van onze dieren te dart- ken, welke wederom de bewerker is van de benoo- ligde beschutting tegen de koude, die slechts moge lijk is bij een gladde en aansluitende huidbedekking. Nu heeft de onderzoeker Otto Heuschmann de la ding van het chitinepantser van de insecten onder zocht. Zoo wist htj aan te toonen, dat de vleugels van en vlinder electrisch geladen zijn en wel zóó, dat de voorvleugels negatief, en de achter.vleugels posi tief geladen zijn, Bij alle insecten zijn de behaarde chitinedeelen positief en de geschubde negatief ge laden. Ook stelde Ileischmann, op grond van zijn resultaten een nieuwe „oppervlakteverdeeling voor electrische ladingen" op, die verschillende nieuwe gezichtspunten oplevert voor natuurkundige en bio logen. De paria's in onze maatschappij. Het kastewezen brengt zoals bekend is vele wreedaardige gebruiken mede. Vooral de plaats, die de onderdrukte kasten innemen, is werkelijk dik wijls onmenschelijk. Tot deze kasten behooren de paria's, de ultgestootenen, de onreinen. Er zijn na tuurlijk streken, waar zij het iets beter hebben, dan in de andere doelen van Indië; hun verhouding tot de overige bevolking is echter overal zeer slecht eQ zelfs menschonwaardig. Er zijn in totaal 43.6 mil lioen onderdrukten (die dus door de Indiërs zelf on derdrukt worden) d.w.z niet minder dan 28 van de Hindoebovolking. Wat dit voor invloed heeft oP het peil van de bevolking en daarmede op den eco- nomischen toestand van het land, behoeven wij niet na te gaan. De meeste „onreinen" zijn er in Bengalen, waar dit aantal 57 dus meer dan ae helft - van de Bengaalsche bevolking uitmaakt!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 6