Een gesprek met Edison. Nobelprijswinnaar Sinclair Lewis. Voor elck wat wils. Waarom niet de rijkste man ter wereld? Wal visch vangst op de Faröer. Van bankpapier tot pakpapier. De nieswekker. (Door èen bij zonderen medewerker). WANNEER men op Broadway wandelt, wordt men haast verblind door den overvloed van licht, waarin de wolkenkrabbers schitteren en staat men verbaasd over de bewegende lichtreclames, die door millioenen roode, groene en wttte gloeilampjes worden gevormd en geheele voorgevels tot lichtende, bewegende schilderijen maken. Men zou zoo denken, dat de man. die dit alles heeft uit gevonden. onmetelijk rijk moest zijn. Hij bezit de paten ten, waarop de reusachtige electrische industrie en de fabrikatie der gramofoonplaten gebaseerd zijn, dozijnen reusachtige ondernemingen. Iedero seconde moeten hem reuzensommen als winstaandeel toevloeien. EDISON. Tot nu toe staan er 1180 patenten op naam van Thomas Alva Edison. Er zijn in de Vereenigde Staten echter minstens 1000 menschen, die veel rijker zijn dan hij. Hoe is dat nu mogelijk? Een Amerikaansche vriend nam mij mee naar zijn vroonplaats West Orange. Daar kon ik het den 83-jarigen uitvinder zelf vragen. Hij zit aan de conferentietafel met vier assistenten onf zich heen. Zij spreken juist over een probleem. De assistenten blijken twee natuurkundigen, een chemicus en een Botanicus te zijn. Ik val maar met de deur in huls en vraag: „Werkt u aan een nieuwe uitvinding, mijn heer Edison?" „Aan een paar uitvindingen. Eén serie proeven is juist beëindigd. De kwestie is acht jaar lang door mij en 18 anderen onderzocht. Ik wil nu geen nadere bijzonderhe den erover mededeelen, omdat de finesses nog niet uit gewerkt zijn. Binnen zeer korten tijd zal er echter meer van te vertellen zijn." Edison gaat met mij aan een klein tafeltje ln de bi bliotheek zitten en laat een glas melk komen. Met re gelmatige tusschenpoozen drinkt hij er uit hij neemt vrij wel geen ander voedsel tot zich. Ik stel mijn vraag als volgt: „Uw naam is verbonden met de voornaamste resulta ten der techniek: Electrisch licht, accumulatoren, Fo nograaf, schrijfmachinp, het gebruik van cement, de klankflim en ontelbare andere dingen, waarvan enkele, zooals electrisch licht en telefoon, het geheele leven ver anderd hebben. Waarom Is u ondanks dat alles toch niet de rijkste man ter wereld? Edison is door deze openhartige vraag ernstig gewor den, buigt het grijze hoofd en denkt na Dan schuift hij mij een blad papier en een potlood toe... „Men zegt, dat er tien milliard dollar zijn belegd in de industrieën, die op mijn ideeën of mijn patenten betrek king hebben. Zij moeten jaarlijks een milliard aan winst opleveren. Ik ben nu een oude man en kan het zonder bitterheid zeggen, maar ikzelf heb van al die milllarden niets gekregen. Wanneer ik de onkosten bereken, die ik heb gehad door mijn proeven, door de advocaatssalaris sen en gerechtskosten bij do processen, die ik heb moe ten voeren om mijn aanspraken erkend te zien, dan zou ik zelfs op een verlies komen. Wat ik nog verdiend heb, heb ik verdiend door ln eigen fabrieken mijn uitvindingen toe te passen. Ik heb als industrieel wel eenig financieel succes gehad, Als uit vinder echter nooit. Ik zal niet in bijzonderheden treden, geen namen en cijfers noemen. Toch is het de volle, zui vere waarheid. Ik heb nooit ten volle de vruchten van mijn werk kunnen plukken; bij mijn belangrijke patenten heb ik altijd om mijn rechten moeten vechten, soms tientallen van jaren achtereen. De gloeilamp b.v.... Mijn vrienden hebben een mlllioen dollar uitgegeven, om mijn recht te verkrijgen, hoewel de patenten te Washington waren er kend. Een Amerikaansche uitvinder wordt slechts 17 jaar door zijn patent beschermd. Daarvan bleven mij na het proces nog slechts 3 jaar over om met de gloei lamp winst te maken, want gedurende de 14 jaar van het proces mocht ik mijn eigeq uitvinding niet toepassen. Zeker, daarna ls de patentwet verbeterd, doch elke werkelijke belangrijke uitvinding wordt over de geheele wereld door dieven toegepast, menschen, die genoeg geld tot hun beschikking hebben om alle instanties to doorloo- pen en den uitvinder machteloos te doen staan. En hoe veel moeite, hoeveel werk ls er niet voor noodig om een kleine vooruitgang te bereiken. Slechts de enkele men schen, die mij geholpen hebben, weten iets van mijn strijd af. Ik kom zelden naar New-York, doch wanneer ik die lichtzee zie, denk ik altijd aan de dagen en nachten, dat wij om de kleine lamp zaten en den kooldraad niet uit het oog verloren, om te zien hoe lang hij zou blijven gloeien, Hij hield het 45 uur uit en het probleem van de moderne verlichting was opgelost. Bioscoop, fonograaf, alles gaf tegenslag en strijd. Mijn eerste jfroote mislukking was de automatische telmachi ne van de stemmen, waardoor het congres zuiver kon stemmen. Automatisch werden de stemmen voor en to gen opgeteld. Ik construeerde de machine, toen ik nog telegrafist was en wilde haar verkoopen voor 50.000 dol lar. Ik had al mijn geld in die tijdsbesparende en fouten- vermijdende machine gestoken, doch de senaatscommissie verklaarde mij openhartig, dat de fouten der bestaande methode absoluut noodzakelijk waren en dat niets meer onwelkom kon zijn dan een zuivere, onweersprekelijk vastgelegde telling der stemmen. Een tweede fout beging in in 1875, toen ik 't principe ontdekte, waarop de tegenwoordige radio en televisie be rusten. Ik herinner mij precies dien avond, dat ik met eenige assistenten te Newark aan het werk was. Het was 22 November. Zij /aren bezig een magneet en ontdekten een kleine vonk, die niet door inductie kon worden ver oorzaakt. Wij konden deze vonk voortplanten door de buislampen van Newark. De kranten noemden de nieuwe electricltelt een merk waardige ontdekking. Wij noemden het etherisme. Ik had geen tijd om de zaak te onderzoeken en hield haar voor niet zeer belangrijlk. Het kwam niet verder dan tot een zeer onbelangrijk patent. En toch bevatte dat patent de grondslagen van wat Hertz ontdekt heeft en Mar- coci beroemd maakte... Ik heb het patent aan Marconi verkocht Thans is de radio een wereldmacht een van de wonderen van onzen tijd. Het is nu 50 jaar geleden, dat te New-York de eerste gloeilampen brandden. Extra-treinen brachten duizenden nieuwsgierigen naar het Menlopark, en Morgan, de va der ven den tegenwoordigen Bankier, kwam met den burgemeester van New York naar de wonderlamp kij ken." „Verwacht u, dat de komende 50 jaar evenveel nieuws zullen brengen als de afgeloopen halve eeuw?" „Daar ben ik vast van overtuigd." De eerste electrische lampen de wonder lamp van Edison, die ~>0 jaar geleden dui zenden nieuwsgierigen naar het Menlopark in New-York trok. „Wat zal naar uw mecning do eerstvolgende opzien barende uitvinding zijn?" „Ik heb nooit veel gevoeld voor het oplossen van raad sels. Mijn succes hangt voor 1 pet van inspiratie, maar voor 99 pet van hard werken, moeilijke, systematische en tijdroovende proeven. Toch bevredigt dat werk mij nu nog evenzeer als 70 jaar geleden. Ook al heeft het mij niet rijk gemaakt" Het interview is geëindigd. Edison staat op. Hij is nog in het geheel niet gebogen door den ouderdom. Nu gaat hij weer terug naar zijn laboratorium om verder te wer ken, nieuwe dingen te ontdekken en oude verder te ont wikkelen. Hij ls niet verbitterd, niet verlamd In zijn werkkracht. Het spreekt vanzelf voor hem, dat hij rus teloos verder zoekt. Want de oude man in West Orange hoopt op meer dan geld, hij hoopt op de langzame, ge stadige vooruitgang der menschheld, de verbetering on zer levensomstandigheden. (Nadruk verboden). Een jacht, waar meer „sport" in zit dan men zou vermoeden. Algemeen bekend is, dat de Noren groote reizen zoowel naar de Noordelijke als Zuidelijke Poolzee ondernemen om jacht te maken op walvisschen. Doch ook op de Faröer neemt deze vangst een groot deel in van het volksbestaan, aldus een medewerker van de N.R.Crt. Deze eilandenbewoners ondernemen echter niet zulke groote reizen, maar vangen de die ren in den omtrek hunner eilanden, waarna deze aan wal worden gesleept en daar ontleed. Het spreek woord: Beter één-walvisch op de slachtplaats dan tien in de zee, is op die eilanden dan ook alge meen. Verschillende soorten van walvisschen vertoonen zich daar jaarlijks in den tijd van Mei tot October. waarvan echter slechts een of twee soorten voor de vangst in aanmerking komen. De blauwe walvisch (Blaahval) is zeer zeldzaam geworden, terwijl de z.g. n. Knolhval te slim is om zich te laten vangen. De Sejhval is te klein, en de Sperraacethval te onbere kenbaar op zijn tochten. Zoodoende blijft feitelijk al leen de mooiste van alle. de Finhval, over, ofschoon af en toe ook een Spermacethval het slachtoffer nog wordt. Bekend is, dat de voornaamste man aan boord de harpoenschieter is: hierin schijnen specialen de No ren en de Hollanders uit te blinken en er hoort be halve een vaste hand en scherp oog, ook een dosis tegenwoordigheid van geest toe, om tot de uitverko renen te behooreri. Een enkele goede schutter ver dient wel eens tot kr. 100.000 per jaar, doch dit na tuurlijk alleen bij de Noorsche vangers; om en bij de Faeröer eilanden gaat alles in kleiner formaat toe. De bonten welke daar gebruikt worden zijn nauwe lijks 100 ton'groot, doch hebben een sterke machine van 5—600 P.K. en kunnen 12 tot li knoop loopen. De booten moeten vlug kunnen draaien, want de walvisch zwemt steeds, als hij merkt achtervolgd te worden, in een zig-zaglijn. Er zit in deze jacht, dank zij de moeite dg dieren onder schot te krijgen en de moeilijkheid hen dan ook te raken, meer „sport"' dan men zou vermoeden. Voelt een walvisch zich ont dekt. dan begint hij direct in zig zaglijn te zwemmen, dikwijls onder water van richting veranderend, zoo dat hij, na telkens een 6 minuten ondergedoken te zijn, juist dèAr waar men hem niet zou verwachten, weer boven komt. Hebben de Faerörsche visschers een of twee dieren gevangen, van welk feit zij tel kens het landstation draadloos op de hoogte sicllcn, dan sleepen zij de beesten achter zich huiswaarts. Het eerstgevangen dier wordt altijd lucht ingepompt waarna er een vlag op wordt geplant, om het ge makkelijker terug te kunnen vinden. Bij aankomst staan dan vele rappe handen klaar om de dieren te ontleden. Ook de koopers van het vleesch staan ge reed en dit wordt meer en meer een nationaal voed sel. Het smaakt heel goed en heeft veel van osse- vleesch, indien het goed is klaargemaakt. Maar in den prijs is groot verschil; deze is slechts 7 ore per kilo en daar er jaarlijks ongeveer 300.000 kilo wordt omgezet, is het zeker, dat de 25.000 bewoners der eilanden geen tekort aan vleesch hebben. Zijn de booten der vleeschopkoopers gevuld, dan komt de rest van het dier aan de beurt. Het spek, de inge wanden en het oneetbare vleesch worden tot traan verkookt; de afgekookte ingewanden en beenderen worden gedroogd en tot guano en beendermeel ver malen. De olie welke minder dan 3 pet. vetzuur in- noudt is in hoofdzaak bestemd voor «le margarine- fabrieken; de rest voor de zeepindustrie. Wordt er eens een Spermacetwalvisch gevangen, dan heerscht er een spanning bij aankomst alsof men op punt staat een goudader aan te boren. Deze visch kan namelijk in enkele gevallen een afvalprodukt inhouden, hetwelk in prijs goud evenaart. Dit is slechts zeer zelden het geval, dóch toevallig is het tweemaal in de laatste jaren voorgekomen Dit af valproduct is een bruingrijze stof, welke voorkomt in den endeldarm van deze soort walvisch en wordt \mbr& genoemd. De prijs heeft in* de twee laatste jaren geschommeld tusschen de 3 cn-iOOO kronen per kilo, en bet is dus begrijpelijk, welk een spanning er heerscht, indien een boot met een Spermacetwal visch binnenkomt. Dit Ambra wordt gebruikt door le Fransche en Amerikaansche parfumfabrieken, en heeft de eigenschap, dat het de fijnste parfums houdbaar mankt; d.w.z. hun reuk doet behouden. Vrees dat de walvisschen worden uitgeroeid be staat hier voorloopig nog niet; heeft men twee vis sollen gevangen dan is men tevreden, doch dit is dan toch maar een schrale vangst in verhouding tot het aantal hetwelk men gezien heeft. Men kan reke nen dat er gemiddeld niet meer dan een visch ge schoten wordt op elke zeven, die men ziet. In de Duitsche Rijksbank is een der vertrekken als keuken ingericht. Eenmaal per maand komen aldaar eenige heeren te znmen, die in speciaal hiervoor vervaardigde ketels heele pakken Hijksbanknoten tot pap komen maken. Tevoren worden deze bank biljetten 6 of 8 maal op verschillende plaatsen van gaten voorzien. Eenige papierfabrieken kopen deze papierpap en maken naderhand hieruit een zeer taal soort pakpapier. Er zullen slechts weinigen zijn, die bij het gebruik van een dergelijke soort pakpapier er nog «aan zullen denken dat men hiervpor heel wat biljetten van R.M. 1000 heeft moeten verwerken. Het aantal uitvindingen dat „in een dringende be hoefte voorzietis al weer uitgebreid Thans Ijeeft een horlogemaker een „nieswekker" uitgevonden. De man, die niet tevreden was over de prestaties van den ouderwetschen wekker, zelfs niet als deze op den bodem van een omgekeerden emmer of in de waschkom werd opgesteld, besloot oin de moderne oorlogstechniek te verbinden met de wekkerinstal- latio. Hij heeft een soort torpedeerinrichting ingebouwd, waarin een niesgas-patroon gestoken kan worden. Zoodra de wekker nu het noodlottige uur aanwijst waarop de ongelukkige eigenaar het zachte bed moet verlaten, doet de patroon zijn werken de kamer vult zich met niesgas. Daardoor barst de slaper uit in een geweldige nies bui, die hem onvermijdelijk overbrengt uit den zoe ten droom naar 't harde leven van allen dag. Hel gas is gegarandeerd onschadelijk. door SINCLAIR LEWIS In hef volgende origineele artikel laten wij den nieuwen Nobelprijs winnaar voor Literatuur. Sinclair Lewis over zichzelf aan het noord: Ik weet niet of mijn boeken literaire waarde hebben en ik bekommer mij er dan ook niet zoov-el om. nadat de eenigszins vermoeiende opwinding van het schrijven voorbij is. Maar of zij goed zijn of niet. zij bevatten alles wat ik aan het leven ontleenen of tot leven brengen kon. Ik doe niet aan dat zeker soort voorgewende beschei denheid, dat niets anders ls. dan op een verkeerde en Irriteerende manier aldoor over zichzelf spreken, in den geest van: „Ik ben zoo edel, dat ik zelf kan toegeven, dat ik niet edel ben". Ik wil ook niet beweren, dat ik een type vertegenwoordig dat om zijn zeldzaamheid in teressant is. Want het komt dikwijls voor. Zoo ken ik een romanschrijver, die in hot echte en onbelemmerde dee! van zijn wezen, n.1. in zijn romans, met groote be zieling en nauwkeurige juistheid de hoogstaande, harts tochtelijke en alles beheerschende liefde tusschen man nen en vrouwen beschrijven.maar die ln zijn werkelijke le ven achterbaksch en berekend ls en even erbarmelijk zit te hunkeren naar romantische liefde als een slecht betaald ambtenaartje Sn een derderangs pension. Ik ken ««n anderen romanschrijver, wiens boeken kracht en ver heven schoonheid beschrijven en die in werkelijkheid thuis bij de kachel zit een vetzuchtig oud heertje, dat zich over allerlei kleinigheden ergert Eh ik ken er niet één. maar velen, die een verhaal over krachtige zelfbe- hecrsching alleen kunnen schrijven, wanneer de whis- ky-fiesch hen Inspireert. Neen, wanneer de lezers verstandig waren, zouden zij coiite que coüte een ontmoeting met hun lievelings schrijvers vermijden. En dit beroepsgeheim, dat ik hier verklap, deze tegenstelling tusschen de persoonlijkheid van een schrijver en zijn boeken, verklaart waarom de levensbeschrijvingen van auteurs zoo wanhopig taai zou den worden, wanneer zij naar waarheid samengesteld waren. Doch laten wij liever het onderwerp van deze •peciale biografie wat nader bekijken. In het werkelijke leven ls hij niet aantrekkelijk of be wonderenswaardig, hoewel hij in dat opzicht nog wpt voor heeft op de menschen, die alle moeite doen om met hem in aanraking te komen, hetzij uit een ziekelijk ver langen naar kennismaking met een „beroemdheid" of omdat zij hem graag hooren praten. Want dat kan hij uitstekend, al is hot ook dat hl} voortdurend onbelang rijke, zwetsende of overdreven fi-saes gebruikt. Hij doet een Amerikaansche Babbit na, die bluft op zijn auto, een Zweed of een Yankee, die Duitsch praat of een pro fessor, die gewichtig praat over niets bijzonders. Een toevallige toehoorder is er verrukt over en roept uit: ..Die Lewis geeft ons het diepste van zijn karakter en daardoor van een beschaving." Maar dan prijzen zij hem toch tc veel. Wanneer men hem goed genoeg kent. merkt men. dat hü de salon kunstjes telkens weer herhaalt, even kinderlijk als de dorpsclowns ln zijn roman „Main Street". En in het gunstigste geval oefent hij zich om een schets vast te leggen van het volgende karkater, dat hij ln zijn boeken zal beschrijven; als hij in zoo'n kluchtachtige stemming is, kan het h^m ook niets schelen, dat iemand anders van het gezelschap misschien ook eens een woordje zou willen zeggen. Hij verwart en begraaft hen meedoogen- I003 in z|jn hardop beschreven klucht. Het schijnt, dat hij alleen op die wijze indruk op hen kan maken. Want in een geleerd, wetenschappelijk gesprek, in het wisse len van fijnbeschaafde, wereldechc babbelzinnetjes, in werkelijk ernstige gesprekken over kunst, zelfs als het gaat over zijn eigen boeken, ls hij zoo stom als een visch. Behalve deze onderhoudende gesprekken en een stand vaste genegenheid voor zijn vrienden schijnt de man geen andere deugden te hebben, behalve een werkelijk heftige en niets ontziende afkeer van huichelarij, tegen uitsluitend voor den schijn en uit eigenbelang gekakelde woorden zonder diepere bedoeling. En dat is misschien heelemaal geen deugd, maar een door jalouzie ingegeven manier om menschen te ergeren door hun vele uitste kende eigenschappen over het hoofd te zien en alleen den nadruk te leggen op het beetje onwaarheid, waarin zij uit gewoonte en economische noodzaak vervallen zijn." Hij heeft om dezelfde reden het land aan politici, die onder den dekmantel van een vlotte en banale welspre kendheid leugens ingang doen vinden, een terreur uit oefenen en zichzelf verrijken, aan doktoren, die op zeer plausibele wijze hun patiënten ervan overtuigen, dat zij ziek z(jn, handelslieden, die over hun waren onjuiste ge- gevens verstrekken, fabrikanten, die den philantroop uit hangen en hun arbeiders te weinig betalen, professoren, die in oorlogstijd trachten te bewezen, dat alle vijanden t— schurken zijn en schrijvers, die bang zijn om te zeggen, wat zij in hun hart voor waar houden. Maar afgezien van deze deugden wanneer het ten minste deugden zijn is hij een heel onbelangrijke en heelemaal niet interessante immigrant Hij is groot en linksch met weerbarstig haar en een langen neus en ziet er nóch elegant, nóch schilderachtig uit Hij komt uit Yorkahlre, maar mist de kracht van de boeren uit dat graafschap; hij ruikt ook heelemaal niet naar de stal en mist ook die romantiek. Hij heeft geen stok paardjes; het eenige is, dat hij graag naar bekende, on interessante en gevaarloozo tourlstenplaatsen gaat En hij speelt niet. Hij heeft zelfs nog nooit bridge, golf, mah-jong of biljard gespeeld. Hij tennist letterlijk als een jongen van acht jaar; zijn zwemmen is niets dan wat geploeter in de nabijheid van de kust en zelfs bij het chauffeeren is hij even roekeloos als een man van tachtig met valsohe tanden en rheumatiek, hoewel hij uit een land komt waar minstens 60 mlllioen geoefende autobestuurders moeten zijn. Hij heeft een afschuw van deftige avondpartijen. On der het luisteren voelt hij zich onbehagelijk en verveelt hij zich. En de Jaren, die hij in Europa en zelfs Sn Pa rijs heeft doorgebracht, hebben hem geen fijnproever kunnen maken. Op dat gebied is hij een barbaar, hoewel hij de kracht van een barbaar mist. Hij drinkt liever whlsky-soda dan de edelste wijn, hij begaat dikwijls de onvergeeflijksto Amerikaansche tafelzonde, om tus schen de gangen van een uitgebreid diner sigaretten te rooken. En hij bluft. In zijn romans lijkt hij misschien bescheiden, maar wanneer hü op zijn praatstoel zit en niet oplet, vertelt hij onaangenaam langdradig, wat voor domkoppen de critici zijn, die aanmerking op hem ma ken. Hij is tusschen de veertig en vijftig jaar. Als hü niet te laat opgebleven is (wat dikwijls gebeurt, omdat hij altijd en eeuwig praat) ziet hij er wat jonger uit, omdat hij mager Is. Hij werd als zoon en kleinzoon van plat telandsdokters geboren in juist zoo'n doodsch prairie dorpje als hij in „Main Street" beschreven heeft, een dorpje met lage houten winkels en huisjes, die leder in een tuin met tamelijk mooie boomen stonden, en koren velden, die een onafzienbare gouden zee lijken. Lewis had een zeldzaam gemakkelijke jeugd. Er valt niets interessants te vermelden over een moedigen strijd tegen armoede en miskenning. Zijn vader stuurde hem naar de Yale-universitclt en daarna werd hij berichtge ver bij een krant, uitgever van een „magazina" en lite rair adviseur voor uitgevers. Intussehen beleefde hij een paar avonturen cn een paar magere Jaren, maar dat wa ren slechts aardige episodes, die Iedereen ln zijn Jeugd meemaakt. Hy ls ln dien tijd portier geweest bij een extremistische vereenlging, maar bleek voor die betrek king volkomen ongeschikt to zijn. Toen het Panama-ka naal gegraven werd, ging hy daar heen ln de hoop. In de schilderachtige oerwouden werk te zullen vinden. Hy ging er heen als tusschendekspassagier en kwam terug als blinde passagier, zonder werk gevonden te hebben. Hy heeft ook anderhalf jaar in Californië gewoond, ge deeltelijk ln een huisje bij de kust van den Stillen Oceaan Hy leefde toen van geleend geld en trachtte, tezamen met den Amerikaanschen dichter Rose Bénet, short storles te schryvcn; daarna was hy journalist (cn oen zeer slech te) te San Franclsco. Van 1910 tot December 1915 was hij een zeer prozaï sche uitgever te New York, waar hy trouwde en tot de overtuiging kwam, dat hij nooit iets anders zou schry- ven als berichten over slechte romans, hoewel men daarin ook heel wat fantasie kan verwerken, althans ln Amerika. Met moeite slaagde hy er ln, 'a avonds na afloop van zyn dagtaak twee romans to schrijver.: „Our Mr. Wrenn" en „The Trail of the Hawk", maar die ro mans bleken een flnancieele mislukking en werden door de kritiek aanvankeiyk In het geheel niet opgemerkt. Een humoristisch verhaaltje, dat hy zoo maar eens schreef, zonder te verwachten, dat het ooit gedrukt zou worden, opende de kolommen van de „Saturday Evening Post" voor hem en In enkele maanden had hy genoeg geld overgespaard om zijn betrekking er aan te geven en met schryvcn te beginnen. Dat was in Dec. 1915. 8indsdlen is hy aldoor heen en weer getrokken, per trein, per auto, of stoomboot of te voet Natuuriyk werd hij steeds ermee gelukgewenscht, dat hij zooveel van de we reld kon zien om nleuwo stof te verzamelen en natuur iyk reist hij niet met zoo'n prijzenswaardig doel, maar alleen omdat do reislust hem te pakken heeft. In deze 15 jaar was de langste tijd die hij op een plaats door bracht, een tydperk van negen maanden te Londen. Per auto heeft hy vrijwel elke staat van Amerika bezocht Hij heeft Europa gozien van Beriyn tot Sevilla en Athe ne. Hij is wekenlang in Noord-Canada geweest, driehon derd kilometer van den dichtstbijzijnden spoorweg of be- gaanbaren landweg verwijderd. Hij ia naar West-Indlë, Venezuela en Columbia geweest Maar intussehen heeft hij elf boeken gesohreven en een paar dozyn short sto- ries en opstellen, want hy kan ln een hotelkamer ln een vreemde stad binnen drie uur na aankomst ernstig aan het werk zyn. En wanneer hij aan zijn schrijfmachine zit, ls het hem volmaakt onverschillig of het raam van zyn kamer uitziet op de Fifth Avenue, op een Londen- sche mist of op een berg. Hij denkt er op het oogenblik over, Brltach-Indië, Java en Japan te bezoeken, waaruit blijkt, dat zyn reislust ongeneesiyk ls. Hij is een eigen aardig, saai mensch en mist vermoedeiyk alle fantasie. Anders zou hy thuis biyven en zich ftoor zyn eigen vi sioenen laten lnspireeren, inplaats van zich altyd te la ten opporren door nieuwe straten, nieuwe bergen, nieuwe gezichten. Een saai mensch, wiens verdienste als hij die heeft alleen in zyn boeken ligt. (Nadruk verboden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 7