„KWIPSIE". LIEFDE LAAT ZICH NIFT DOODEN! VOOR ONZE SCHAKERS VOOR ONZE DAMMERS EVENTJES DENKEN Vraagstuk No. 640. Vraagstuk No. 639. Vraagstuk No. 637. Vraagstuk No. 638. DiagramstandZw. Ld8, Kb5 en 4 pions op c7, b6, e6. b3. Wit Ta7, Kd7, La5, Pb4, Pe4, en 3 pions op d3, b2, c2. Wit geeft mat in drie zetten! OPLOSSING VRAAGSTUK No. 636, van J. J. P. A. S e i lb e r g e r en P. A. Koetshei d. De diagramstand was: Zw. 2 pions op b5 en f4, Ld2, Ke2; wit Lc6, Pc5, Le3. Da2. Kb2, Tel, Pdl, Thl. Dit probleem won den vierden prijs in een probleemwed- strijd in 1919, uitgeschreven door de Falkirk Herald. De oplossing van dit mooie, variantenryke vraagstuk luidt: 1. Pa6 dreigt 2. Pc3. 1.1. Kas; Le7 2. Pc7. 1.1. ba5, 2. Tb7. 1.1. cb2, 2. Pac5. Nu raken de pientere heeren ih nood, Die d'oorlog met winst liquideeren, En voor dit geslacht, dat met arbeid betaalt, Het Duitsche vermogen beheeren! Het Young-plan is keurig, vooral op papier, Betaling ia prachtig geregeld, Maar daarmee is tevens de economie Van de armoe langdurig bezegeld! Moderne begins'len, naar 't nieuwere recht, Gaan vrijwel dit standpunt bepalen: Wie wint schrijft de reek'ning en zóóveel Wie verliest moet den oorlog betalen. De schuld aan een oorlog is zuiver moreel, Ook daar is nog over te praten, Maar er blijft toch, punt één, een tekort financieel. En ddt is punt één voor de Staten! Nu Is dit tekort, wat men noemt, niet gering, Wanneer we de cijfers beschouwen, En 't land, dat dit nota'tje thuis krijgt gestuurd, Is zomer en winter verkouwen. Z'n luchtwegen raken hardnekkig versperd, Dat zijn vaak benauwende kwesties, En 't volk, dat geen licht in de toekomst meer ziet, Krijgt nu en dan last van congesties! De Duitsche verkiezingen wezen het uit, Hoe Young en zijn staf zich vergisten, 'n Oproerige stembus bedreigt hun systeem Door de winst... Natlonaal-Socialisten! Een land wil geen huur-koop van 't eigen bestaan, Geen vrijheid, die and'ren zaf hind'ren, En nimmer een toekomst, verward en bezwaard, Gekocht met de toekomst der kind'ren! Zoo groeit het verzet in den ziel van een volk, Dat kracht in den arbeid zal vinden, Dat nooit op den duur door het dollar-systeem Zijn welvaart bestendig laat binden! En nadert eens dreigend het Duitsche bankroet, Dan wordt het besef eerst geboren. Hoeveel door het losgeld, aan Marken betaald, In Dollars totaal gaat verloren! November 1930. KROES. (Nadruk verboden). loofde. We zouden binnenkort trouwen." De trilling in zijn stem, het leed in zijn oogen, deden bij Rupert de vraag rijzen, of hij dezen man toch wel licht verkeerd beoordeeld had en of zijn gevoelens voor dit meisje écht en blijvend waren geweest minder vluch tig dan voor Violet, die hij wel heel gauw vergeten scheen. „Dat is vreeselijk voor je," zei hij, terwijl zijn mede lijden van straks terugkwam. „Wat moet je dat een schok gegeven hebben." „Ontzettend wij," hier loog Bannister met buitenge woon gemak, „wij zouden een bezoek bij vrienden bren gen en nu moet ik alleen terug." Rupert twijfelde nu niet meer of deze smart oprecht was de schilder had er geen flauw vermoeden van dat het verhaal over dien reis naar vrienden puur ver zinsel was. „Gisteren is zij begraven", ging Bannister met ge smoorde stem voort; „haar familie Is over gekomen en die vonden 't het beste dat de begrafenis hier zou zijn. Ze zijn bij me geweest, maar de dokter wilde volstrekt niet hebben, dat ik naar de begrafenis ging." „Dat is te begrijpen, je ziet er nu nog uit alsof je be ter in je bed kon liggen." „Ik kan geen rust vinden. Ik kan niet in bed blijven liggen! Ik heb ze in het ziekenhuis aan het verstand ge bracht. dat ik gek werd als ze me niet lieten gaan. Als het ook maai eenigszins mogelijk is, ga ik morgen weg, ik wil Transfield nooit meer zien, ik ga vér weg." „Dat kan ik me voorstellen," verklaarde Dane. „Jij houdt me natuurlijk nog altijd voor een grooten schurk, misschien heb je geüjk. Misschien denk Je wel, dat ik mijn verdiende loon heb. om de manier, waarop ik jou behandeld heb. En je zult ook wel vinden dat ik Violet gauw vergeten ben..." Er kwam even een vreemde glinstering in Rupert's oogen, die echter dadelijk weer verdween. Hij sprak be daard, ofschoon het hem moeite kostte. „Laten we niet meer praten over wat gebeurd is," zei hij, „wij zullen elkaar misschien nooit meer ontmoeten, Bannister, en ik wil liever niet iets zeggen waar ik later spijt van zou hebben. Ik hoop dat je gauw in staat zult zijn om op reis te gaan. dat zal je goed doen." „O, dat komt wel in orde," wéér kwam dat korte, schor re lachje, „de goden hebben me met overvloed van we- ZATF.rWAClAYOyDSCnF.TZ. Vrij naar het Engelsch, bewerkt door S I H O L F. (Nadruk verboden). EEN doodgewoon foksje was het. Kortharig, glad, wit, met zwarte kop en witte snuit, sterk en le nig. Hij had puntige oortjes en als hij je aankeek, hield hij trouwhartig zijn malle kop scheef en knipoogde. Zijn naam kreeg hij van de kinderen. Tom, die toen 6 jaar was, en Hazel, een hummel van 5. Moeder had hem uit een dierenwinkel meegebracht, warm, mollig hoopje hond die nog wat onbeholpen waggelde op de plompe pootjes. De kinderen hadden hem dagenlang gadegeslagen, al vorens tot een naam te kunnen besluiten. Eindelijk be sloot Tom, die hem voor de haard gelegen bestudeerde, dat hij Kwipsie moest heeten. Hij kwispelde aldoor met zijn korte staartstompje. Die naam was goed. Dat bleek toen Kwipsie opgroeide. Hij kwispelde niet als een gewone hond, automatisch, neen, zijn kwispelen kwam voort uit zijn diepste honden- ziel en het was ontembaar. Zijn staart kwispelde in goede en kwade dagen, als je tegen hem sprak of niet, of zelfs, als je hem een heel enkele keer een schop gaf< Soms, als ik 's morgens uit mijn schildersatelier op het hoogste balcon van ons huis stapte en hij lag beneden op het grasveld, kop met gesloten oogen tusschen zijn voorpooten, heerlijk lui In de zon, en ik riep alleen maar fluisterend „Kwipsie" dan zond hij zijn gekwispelde groet omhoog. Zonder zijn oogen te openen, zonder zijn kop op te heffen. Het was maar een heel zacht kwispelen, maar het zei zooveel: „Hallo, beste baas", zei het, „ik hoor je, o Ja. ik hoor je wel. Ik hoef niet te kijken, ik hoef mijn oogen niet open te doen, ik weet dat je daar boven bent. Beste wereld, met mijn baas daar bo ven! Hallo, beste baas, hallo hoor!" Dat zei zijn kwis- pelstaartje. Kwipsie was één brok vriendelijkheid, beleefdheid, zachtheid, volgzaamheid, de wensch om te behagen, dat alles drukte dat kwispelstaartje uit. Het stelde je voort durend gerust: „Niet piekeren baas, niet piekeren! Het is best in orde met de wereld, baas, best in orde", zei zijn onooglijke kwispelende staartstompje. En je narig heid verdween vanzelf als je ernaar keek. Denk nu niet, dat Kwipsie één en al deugdzaamheid was. Want als hij zijn staart niet kwispelde, dan zat hij erop. Dat komt, de kinderen hadden hem opzitten ge leerd, en als hij dat deed, te pas en te onpas, om ons te plezieren, met zijn gekruiste pooten onder zijn kin, dan was het net of hij om iets bedelde en smeekte. Nu werd hij, na eenigen tijd veel te dik. En we besloten dus dat hij minder van allerlei lekkers moest hebben. Maar tel kens als we zooiets besloten, zat hij op. Onder de tafel zijn zachte oogen op je gericht, en zijn smeekende poo ten onder zijn kin gekruist En dan verdwenen er stil letjes van allerlei kanten stukjes vleesch, stuksjes brood in jus gedoopt, onder de tafel. Maar als hij dan weer dikker werd, minderden we het menu weer. Doch dan stelde Kwipsie plotseling veel vriendelijke belangstelling in de buren die hij dan drie of vier keer per dag bezocht. We hoorden dan uit hun tuinen allerlei opgetogen kreten: „O, kijk nu toch die schat van een hond eens. Zou hij honger hebben? Kijk hij nu eens zitten! Gauw, haal dat stukje vleesch even uit de keuken." Als Kwipsie dan vroolijk weer thuiskwam, keek hij een beetje schuldbewust Om, bij de middagwandeling, reldsche goederen gezegend, daarover heb Ik geen kla gen. Maar ik had mijn vrouw willen meenemen. Nu moet ik alleen gaan zijn stem klonk oprecht smartelijk en weer welde medelijden in Rupert op. Onwillekeurig, on danks zichzelf eigenlijk stak hij Bannister de hand toe. „Het beste met je," zei hij vriendelijk. „En sterkte:" En terwijl hij verder wandelde, verbaasde hij zich weer over hetgeen hij gedaan had. Een uur geleden zou hij nog hebben durven zweren, dat hij den man, dlo Violet van hem had afgetroggeld en haar zoo spoedig vergeten had, nooit meer een hand zou geven, den man die hij als zijn bittersten vijand beschouwde. En nu? „Dit is echt bij hem," mompelde hij als om zichzelf te verontschuldigen, „je kunt iemand die verslagen is, toch geen trap geven op den koop toe en verslagen is Nigel Bannister, daar gaat niets van af..." HOOFDSTUK VI. Olive. „Heeft Eva mij haar geld nagelaten? O, Paps, maar ik zou Eva's geld niet kunnen aanraken. Alsof het zonder dat al niet erg genoeg is dat ze dood is!" Olive, opgewonden en met betraande oogen, staarde haar vader aan. Ze stond bij hem in het kleine kamer tje, zijn „studeerkamer", het eenige vertrek in huis, waar zijn vrouw hem veroorloofd had te rooken. Hij zat aan de schrijftafel met een officieel uitziend document voor zich. „Ik begrijp Je gevoelens volkomen, kindje," me neer Davidson sprak tegen Olive nooit zoo aarzelend als tegen de rest van de familie „je vindt het na tuurlijk geen prettig Idee om Eva's geld te gebruiken. Maar ze heeft het Je nu eenmaal nagelaten; het was dus haar wensch dat jij het kreeg en je zult haar wenschen toch zeker wel eerbiedigen?" „Haar wenschen eerbiedigen? Natuurlijk! Ik wil alles doen wat Eva gewenscht heeft. Er was toch niemand zooals zij." „Ze was een lief meisje, een heel lief meisje; ik kan me soms nog heelemaal niet indenken, dat ze al zoo vroeg van ons weggenomen Is. Maar we woeten ons in het onvermijdelijke schikken: wij menschen kunnen het waarom van de dingen niet doorgronden." Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 15 November 1930. No. 8766. FEUILLETON Uit het Engelsch. van L. G. M 0 BE RLY. Ze hadden het erover hoe het met de gewonden In het ziekenhuis ging en ook dat een zekere meneer Eannlster veel beter was. En vindt U dat niet vreese lijk juffrouw, hij was verloofd met het meisje, dat vandaag begraven is, die juffrouw Hartwood. Een nicht van mijn zwager dient in „Het Witte Paard", dat is het hotel in Transfield, weet u, en ik ben eens een Praatje met haar gaan maken. Ze wist een heeleboel te vertellen, want een oom en een tante van dat meisje •ogeeren met hun dochter in het hotel en daardoor had die nicht een heeleboel over dien armen meneer Ban nister gehoord. Vindt U het niet verschrikkelijk voor dien man? De tante van die juffrouw Hartwood heeft l"*n in het ziekenhuis opgezocht, vertelde Amalia." ,.0 ja?" vroeg Eva als in een droom. -Ja, en het is zoo'n aardige, vriendelijke dame, zei Amalia. Ze praatte zoo gewoon met haar." Eva onderdrukte een glimlach. Ze wist best hoe ver zot haar babbelzieke tante er op was om te praten met lulstergrage menschen van mindere stand, die hoog tegen haar neerbuigende deftigheid opzagen. De dochter die ze bij zich had was Olive natuurlijk, peinsde zeverder, de andere nichten zouden zich wel niet druk gemaakt hebben om naar haar begrafenis te komen!" „Maar kom, juffrouw, ik sta hier mijn tijd maar te ver kletsen", de stem van haar kostjuffrouw wekte haar weer uit haar gepeins. „We zullen maar eens gauw voor 'n hapje eten gaan zorgen hè. Zoo'n dagje in Transfield doet een mer.sch anders bepaald goed. U moet ook maar eens meerijden!" „Misschien later een keertje, maar voorlooplg nog niet, ik kan nog niets geen drukte hebben." Maar Eva nam zich heilig voor om niet naar Trans field te gaan, voodat Nigel Bannister uit het stadje ver dwenen was. Hèm moest ze in de eerste plaats uit den weg blijven! Den volgenden morgen kwam Rupert Dane, die geen flauw vermoeden had van de verhouding tusschen Nigel Bannister en het meisje dat een toevlucht in zijn atelier had gezocht, zijn ouden medeminnaar onverwacht tegen Rupert was naar Transfield gegaan, naar de bank, en toen hij door de High Street, de hoofdstraat van het stadje wandelde, botste hij haast tegen iemand aan, die een zijstraat uitkwam. En tot zijn niet geringe ontstel tenis, bevond hij zich van aangezicht tot aangezicht met den man die hem zoo schandelijk had behandeld en wiens leven hij enkele dagen geleden gered had. Bannister zag er nog bleek en slap uit, er lagen scherpe lijnen om zijn mond en er was een uitdrukking van ellende in zijn oogen, die Dane trof. Hij had geen zin om een gesprek met Bannister aan te knoopen en wilde hem met een korten knik voorbij loopen, maar de ander hield hem staande. „Zeg, Dane, rakel die oude geschiedenis nu niet meer op, ik beken dat ik niet eerlijk ben geweest tegenover Violet en ook dat ik jou niet behoorlijk heb behandeld, maar wat voorbij is, Is voorbij en zooals ik het zie, zou ik van het wereldtooneel verdwenen zijn, als jij er niet geweest was." De gewone cynische trek op Bannister's gezicht scheen uitgewischt, er was een klank van oprechtheid In zijn stem en de lijdende trekken om zijn oogen en mond wekten een gevoel van medelijden op bij Rupert „Er zat niet veel anders voor mij op" antwoordde hij opzettelijk-kortaf, „maar om je de waarheid te zeggen had ik eerst grooten lust om je van het wereldtooneel te laten verdwijnen, zooals jij het sierlijk uitdrukt" „Niemand zou het ooit te weten zijn gekomen!" zei Nigel peinzend. „Drommels, Dane, het was prachtig van je" „Och, onzin", weerde Dane af, „ik hoop dat je weer in orde bent" „Ik ga morgen weg", vertelde Bannister, „Ik heb een geduchten klap gehad, juffrouw Hartwood je weet wel, de jongedame die verongelukt Is was mijn ver drie zessen, waaronder dubbel zes, twee vieren, één drie, drie tweeën, waaronder dubbel twee, vier blan ken, dus nullen, en één een. C. heeft één zes, dubbel vijf, twee vieren, vijf drieën, waaronder dubbel drie, twee tweeën en dubbel een. D. heeft vier vijven, twee vieren, twee driën, twee tweeën en vier eenen. Ge- vraagt wordt nu, op te geven, welke de steenen zijn, die ieder voor zich heeft! OPLOSSINGEN DER PUZZLES uit ons vorig nummer. No. 634. „EEN PAAR LASTIGE VRAGEN". a). Deze beide geheimzinnige woorden zijn „Lekker- kerker Kerkeraad". b). Het bedoelde woord is Kalverstraat, daarin komt geen enkele klinker voor, want die is geheel van as- phalt! In meer algemeeen zin is ook de oplossing „grint weg" of „zandweg" goed. Uitroepen als „Pat" en „Hm" komen niet als oplossing in aanmerking, want dat zijn geen woorden. c). de acht trappen van vergelijking zijn voor het woord zoet: zoet, zoeter, zoetst, zoetster (dat is een vrouw, die iets zoet maakt), Zoetermeer, Zoetermeerder- meer, Zoetermeerdermeester, en Zoetermeerderhoofd- meester. (Een nieuwe aanvulling der Nederlandsche grammatica!) No. 635. „EEN LENGTE-KWESTIE". H.M. de Koningin is Moeder sinds de geboorte van H.K.H. Prinses Juliana Dus zoolang! Een gees tige woordspeling. i van J. J. Rietveld. Zwart: 6. Wit: 8. van G. Dentroux, Lyon. Zwart: 10. Wit: 10. Diagramstand: Zw. 10 sch. op 5, 710, 14, 17, 19, 20, 86. Wit 10 sch. op 23, 32, 38-40, 42—44, 47, 50. Wit «peelt en wint! OPLOSSING VRAAGSTUK No. 633, van C. van Eeuwen. Diagramstand: Zw. 14 sch. op 3, 8—10, 12, 14, 16, 17, 19—21, 23, 24, 26. Wit 15 sch. op 25, 27. 30—37, 40, 42—44, 48. Hier wint wit door 33—29, 42—38, 27—22, 30—24, 43— S9, 3227, 36:7, 4812, 40—34, 35:2. Een oud, doch vrij lastig probleem, waarin vooral het brengen van de zwarte dam op 33 het struikelblok is, welke echter den schakel vormt voor den slag 36:7. „EEN FAMILIE-RAADSEL". Drie broers (geen halfbroers) komen op de wandeling een dame tegen. De eerste zegt: „Daar komt nicht Louise aan". De tweede antwoordt: „He ja, daar heb je werkelijk nicht Louise". Maar dan zegt de derde: ,Het is wel Louise, maar het is mijn nicht niet" De dame was van geen der heeren aangetrouwde familie. Hoe laat zich dat verklaren? „EEN DOMINO-PROBLEEM". A, B, C en D spelen een potje domino. A. heeft vier «essen, twee vijven, dubbel vier, vier nullen, waaronder dubbel nul (nul blank) één twee en één een. B. heeft

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 21