SchagerCourant
VenkadsA tRayfoi SpecuÊoucU, J25 ct peh. AaJ^pond
Derde Blad.
VOOR DEN KANTONRECHTER
TE ALKMAAR.
UEFDE LAAT ZICH
NIET DOODEN!
Dinsdag 18 November 1930
73ste Jaargang. No. 8767
Zitting van Vrijdag 14 November.
wbgenverbreeding garandeert nog geen
volstrekte verkeersveiligheid.
De zitting van heden kenmerkte zich door een onge
wone drukte, zoodat zelfs een voortzetting na een uur
pauze noodzakelijk bleek. In de eerste plaats werd des
rechters aandacht gevraagd voor een aanrijding, die
in den avonds van 28 September onder de gemeente
Helloo plaats had en waarvan de wielrijder C. Th.
Wokke, 'n jongmensch uit Dimmen, het slachtoffer
werd. Hij werd, hoewel rechts van den weg rijdende,
aangereden door een luxe auto, bestuurd door den 24-
jarigen chauffeur in rijks- of provincialen dienst, Fred.
Joh. Sm., wonende te Hillegom. Het rijwiel van Wokke
werd van achter geraakt en de bestuurder werd tegen
den grond gesmakt en bekwam een geduchte bloeden
de wond aan het achterhoofd, door welken val hij eeni-
gen tijd bewusteloos geraakte en eerst bijkwam, toen
hij door eenige toegesnelde nieuwsgierigen was opge
richt. De chauffeur, die zich zeer loffelijk en sportief
bedroeg, stopte onmiddellijk en nam den gewonde in
zijn rijtuig op om hem naar den dokter te brengen,
doch onderweg werd hij aangehouden door de politie,
die een voorloopig onderzoek hield naar de schuldvraag,
zoodat het reeds over half elf was éér de gewonde, die
nog steeds aan de gevolgen leed, naar den dokter ge
bracht kon worden. Ons lijkt die verklaring van den
chauffeur echter onwaarschijnlijk, daar het ons voor
komt, dat de medische verzorging van een gewonde,
van wien men niet weet, welk ernstig inwendig letsel
hij bekomen kon hebben, toch zekei vóór alle andere
formaliteiten gaat.
De chauffeur stond dan heden terecht ter zake over
treding van het geliefkoosde artikel 22 der motor- en
rijwielwet, omdat hij roekeloos en onvoozichtig de vei
ligheid van het verkeer in gevaar had gebracht
De verdachte, bijgestaan door mr. de Groot als ge
machtigde, ontkende zulks. Hij had zijn lichten gedempt
bij het naderen van een hem tegemoet komenden auto
en den wielrijder, die vermoedelijk op het asphalt reed,
daar het fietspad momenteel nog onberijdbaar is, in 't
geheel niet opgemerkt. Denkelijk was de wielrijder in
het losse grint van het fietspad geraakt, geslipt en toen
tegen den auto van verdachte terecht gekomen. In den
auto had Wokke tegen de moeder van verdachte, die
ook in den auto zat, verklaard, dat hij verblind was
geraakt door de lichten van een komende auto. De
moeder, op de zitting aanwezig, bevestigde zulks.
De aangeredene gaf echter een andere voorstelling
van het gebeurde en beweerde geheel rechts van den
weg te hebben gereden en van achter door de auto te
zijn geraakt en toen een eind meegesleurd te zijn. Op
het achterspatbord van zijn rijwiel bevond zich een
thans vernielde reflector. VoOrts ontkende hij zich tegen
de moeder van verdachte omtrent de verblindende ver
lichting te hebben uit gelaten. Eindelijk diende hij een
eisch in tot schadevergoeding, tot een bedrag van f 50
teruggebracht. Daartoe gemachtigd door zijn op de zit
ting aanwezigen vader.
De heer Ambtenaar hield zich in zijn requisitoir voor
namelijk aan de resultaten van het gehouden politie
onderzoek. Hij achtte hier schuld aanwezig, doch wilde
verzachtende omstandigheden doen gelden en noemde
de houding van den verdachte na het ongeval zonder
twijfel prijzenswaardig. Vorderde ten slotte veroordee
ling tot f 30 boete of 30 dagen en toewijzng der civiele
vordering.
Mr. de Groot bestreed in een uitvoerig pleidooi in alle
opzichten de opvattingen van het O.M., illustreerde dit
betoog door voorbeelden uit zijn eigen ervaringen als
automobilist en eindigde met in deze zaak, die hij met
zooveel animo had ter hand genomen, vrijspraak te con-
cludeeren. Aangezien het echter gedurende de behande
ling noodzakelijk bleek nog eenige getuigen, waar
onder de verbalisanten te hooren, gelastte de kanton
rechter aanhouding en voortzetting der zaak op een
vogende zitting.
DAT NOODELOOZE JACHTEN EN JAKKEREN
BRENT DEN AUTOOBILIST IN
MISCREDIET.
Zoo men weet, wordt de verkeersweg AlkmaarDen
Helder langs het N.-H. Kanaal op afdoende wijze ver
beterd. De werkzaamheden zijn echter nog niet beëin
digd en waarschuwen borden de autobestuurders voor
deze weggedeelten en vermanen hen bij dit werk in
uitvoering tot zacht rijden. (Inmiddels vrijwel geheel
gereed gekomen. Red. Sch. Ct.)
Niettemin kwam op 29 Juli de 41-jarige koopman
P.W.N. uit Den Haag, vergezeld van zijn echtgenoote,
uit de richting Den Helder zeer snel aanrijden. Hij ver
minderde wel wat vaart, doch blijkbaar lang niet vol
doende, zooals door de langs en op den weg werkende
arbeiders tot hun verontwaardiging werd geconstateerd.
Bovendien reed hij nog den auto aan, bestuurd door
den heer Wijdenes Spaans, Dijkgraaf van het Hoog
heemraadschap Holl. Noorderkwartier, die door langs
den weg liggende sintelhoopen onmogelijk meer naar
rechts kon uithalen. De wagen van den wilden Hage
naar vloog echter door den schok de graskant In en
moest door een vrachtauto van het bedrijf en een door
den dijkgraaf geleend touw worden uitgesleept De
wagen van dijkgraaf was evenwel tamelijk beschadigd
en hoewel de heer W. aanvankelijk voornemens scheen
die schade te regelen, veranderde hij blijkbaar later
van meening en deed de heer Wijdenes Spaans dus
aangifte.
De heer W., thans terecht staande en voorzien van
een inderdaad reusachtige situatieteekening, waarop
heel Noord-Holland wel een ruime plaats had kunnen
vinden, beweerde na eenige reconstructie van het ge
beurde tot de conclusie te zijn gekomen, dat niet hij,
doch de sintels langs den weg, hoogoven-slakken noem
de de dijkgraaf dit materiaal, de schuld droegen en
derhalve had hij afgezien van schaderegeling.
Voorts beweerde verdachte, daarin bijgestaan door
zijn echtgenoote, dat zijn snelheid niet meer bedroeg
dan 25 a 30 K.M., zooals de kilometerteller aangaf. Wel
g^f hij toe, sneller te hebben gereden dan de hêer
Wijdenes Spaans. De wegarbeiders Print en Dekker
spraken echter van een vaart van 50 tot 70 K.M. En
de arbeider Punt, zelf chauffeur, die de auto van ver
dachte langs zich heen voelde suizen, had spontaan,
hoewel minder parlementair uitgeroepen: Barst, kerel!
kan dat niet zachter! De arbeider Dekker had zelfs vlug
op zij moeten springen.
De ambtenaar noemde dat rijden dan ook hoogst
onverantwoordelijk en vorderde f 80 boete of 80 dagen,
benevens ontzegging van de rijbevoegdheid voor den
tijd van 3 maanden.
Na een uitvoerig betoog van den verdachte, die door
dezen eisch niet bepaald opfrischte, bleek de kanton
rechter voor ditmaal wat milder gestemd en legde al
leen f 40 boete of 40 dagen op.
EEN OORLOGSZUCHTIG MINNAAR
Mej. Mina Kano. 'n levenslustige schoone uit den om
trek Uitenboschstraat te Alkmaar, had voor de mop of
op hoop van zegen geschreven op een huwelijksadver-
tentie, waarin een net en vooral jong heer den wensch
uitsprak, zich van een passend levensgezellin te willen
voorzien. Het succes was boven verwachting. De steller
der annonce onder motto: „Eeuwige liefde", ontpopte
zich als de 26-jarige bankwerker Jan M. en hij maakte
op de vroolijke Mien geen ongunstigen indruk. Een
voorloopige band werd dus gelegd, doch op Zaterdag
6 Sept. werden de illuaiën van het minnend meisje
wreed verstoord door het zonderling optreden van haar
galant. Er stond namelijk in de straat een gezellig
groepje buurvrouwen, die misschien wel het nieuwe en
gagement van Mien bespraken en daarbij den naderen
den heer M. wellicht wat met meer dan gewone aan
dacht observeerden, welke attentie gezegden heer niet
scheen te smaken, daar hij eensklaps de dames toebul-
derde: Kijk voor je, of ik schiet je kapot! een op 'n
automatisch pistool gelijkend moordwapen te voorschijn
haalde en eenige schoten loste, tot hevigen schrik van
de dames, die zich blijkbaar deze methode van (ie bende
leden van Al Capone nog niet gemeenzaam hadden ge
maakt en ontsteld uiteenstoven.
Voor dit feit, teruggebracht tot doodgewone baldadig
heid, stond heden terechtt de voormalige aanbidder van
juffr. Mina en het scheen wel, dat hij ook in andere
DRAISlflAvANWLKENBURCS-*
- -LEEUWARDEN-
opzichten niet de beste broeder was. daar hij een jaar
gevangenisstraf te Arnhem onderging voor een veel
ernstiger feit en door twee forsche rijksveldwachters
met distinctie streepen gesierd, was getransporteerd en
werd voorgeleid.
De heer M., 'n eeningszins miskleurig jongeling, toon
de geenerlei aandoening bij het weerzien, doch verzocht
nederig een geringe straf, daar het slechts een kwajon
gensstreek betrof en hij nog een jaar in den prison
móest doorbrengen. Overigens was het een opgewekt
zaakje, dat veel hilariteit, ook bij mej. Mien, die heele-
maal niet treurde om het geleden verlies, opwekte.
Onze Kantonrechter was eveneens goed op dreef en
vroeg lachend aan 't tweede jonge vrouwelijke getuige,
of zij óók op de advertentie had geschreven, waarop
deze vroolijk repliceerde: Dat heb i k niet meer noodig
te doen, ik heb *n man! x
De raadselachtige bankwerker werd ten slotte veroor
deeld tot slechts f 3 boete of 3 dagen en later op den
dag naar zijn pension in Arnhem teruggebracht
EEN COMPOSITIE VOL DISSONANTEN.
De in onzen omtrek welbekenden heer D. A. K., jour
nalist te Bergen, reed op Zaterdag 27 September, in ge
zelschap van zijn echtgenoote in de cabine, met zijn ge
sloten luxe wagen langs den Loudelweg, waar hij
moest passeeren den Jan Jacobslaan, alwaar het uit
zicht zeer voldoende ia Uit deze laan kwam eensklaps
een wielrijder te voorschijn, die tegen het rijtuig van
den heer K. op botste met gevolg dat de zware Buick
werd beschadigd aan spatbord en carosserie, terwijl ook
het rijwiel, eigendom van den heer P. Burgering, kaas
knecht te Bergen, werd beschadigd. Persoonlijke onge
lukken bleven uit, ook omdat de auto slechts met een
gang van 20 a 25 kilometers werd voortbewogen. Aan
gezien echter de heer K. beweerde, voldoende te hebben
signaal gegeven en hij beslist tegensprak dat Burgering
zou hebben gebeld en deze bovendien veel te snel had
gereden, weigerde de heer K. elke transactie en had
voornamelijk dit uitblijven van de schadevergoeding
het gevolg, dat de heer K. heden terecht stond ter
zake overtreding van artikel 23 Motor- en Rijwielwet,
hët niet geven van voldoend signaal, waar zulks noodig
was. Deze zaak was breed opgezet, of beter zijn ge
machtigde, mr. Judell te Bergen, gedagvaard eenige
getuigen a decharge, waaronder ook de echtgenoote
van den heer K., die verklaarde conform haar echtge
noot, dat ter plaatse signaal was gegeven en getuige
Burgering zeer snel reed, terwijl het geluid van de
fietsbel niet door haar noch door haar man was waar
genomen.
Door getuige Burgering daarentegen werd beweerd,
dat hij krachtig had gebeld en met een matigen gang
reed. wat bevestigd werd door den in de nabijheid wo
nenden heer F. J. Vrasdonk. die wel het bellen, doch
geen autosignaal had gehoord.
De heeren de Vries en Schalkwijk verklaarden als des
kundigen dat de beschadigingen van den auto moesten
zijn teweeg gebracht door iets. dat met veel kracht tegen
den wagen was aangekomen en waaruit dus zou kun
nen worden gedistilleerd dat de wielrijder snel had ge
reden.
De heer v. d. Kerk chef-veldwachter te Bergen, deel
de mede, dat de heer K. onmiddellijk na de aanrijding
hem zijn beschadigden wagen had getoond en alle schuld
had afgewezen.
Dé heer ambtenaar toonde zich in zijn requisitoir over
tuigd te zijn van des heeren K's tekortkoming in deze en
als verzwarende omstandigheid voerde hij aan dat de
heer K. in gebreke was gebleven, het van rechts komen
de verkeer den voorrang te geven. De verklaring van
mevrouw K. beschouwde de ambtenaar niet als overwe
gend, waarop een incident ontstond, op grond dat onze
temperamentvolle collega den spreker heftig interrum
peerde in zijp gekrenkt gevoel van volkomen vertrouwen
in de waarheidsliefdé zijner echtgenoote, die onder eede
was gehoord.
De kantonrechter wist echter door daverend gehamer
en toezegging van krachtige kalmeeringsmedicijnen de
orde weer te herstellen en bood4 later den heer K. zijn
verontschuldiging over zijn brusque optreden aan. De
ambtenaar Het nog uitkomen dat hij allerminst mevrouw
K. van meineed verdacht en sprak nog zijn ongenoegen
uit over de zijn inziens ongepaste stoornis. Ten slotte het
bewijs geleverd achtende, vorderde hij een geldboete van
f 12, subs. 12 dagen, met toewijzing van de civiele vorde
ring ad f 22.50 voor de beschadigde fiets van Burgering
Mr. Judell bleek het in zijn rustig en zorgvuldig af
gedeeld pleidooi in geenen deele eens te zijn met het re
quisitoir van den ambtenaar. Hij stelde voornamelijk
voorop, dat het niet voldoen van de gevraagde vergoeding
aan deze procedure ten grondslag lag. De verdachte ech
ter gevoelde geen schuld en wenschte dus voor zijn ver
zekeringsmaatschappij geen onjuiste verklaring af te
leggen, omdat zulks zijn eerlijkheidsgevoel krenkte. Plei
ter gaf toe, dat de wet eischt, dat rechts voorgaat, doch
meende dat ook hier de omstandigheden een groote fac
tor waren, ook moet men we^n "f er werkelijk verkeer
is en dit was in casu hier niet bewezen. Verdediger wees
nog op de meening van officier en rechtbank te Alk
maar, waardoor in een vrij sprekend vonnis in hooger
beroep werd uitgemaakt, dat van belde zijden de voor
zichtigheid in acht moet worden genomen. Ten slotto
concludeerde pleiter met vertrouwen op het onderschei
dingsvermogen van den kantonrechter vrijspraak en ont
zegging van de civiele vordering.
Nadat de ambtenaar nog had gerepliceerd, dat het ver
keer van rechts onder alle omstandigheden voorgaat,
sloot de kantonrechter het onderzoek en bepaalde zijn
uitspraak op 28 November e.k.
DE CHAUFFEUR KREEG DE PARTIJ AAN
DE PANTALON.
In de namiddagzitting van deze •el bewogen audiën
tie van den kantonrechter werd in de allereerste plaat3
voortgezet het zaakje tegen den chauffeur A. E. van de
autobusonderneming Kok, Tuinman en Cumsuis, wonen
de te Noordscharwoude, die door zijn wijze van busrijden
aanleiding had gegeven, dat de rijksveldwachter H. Vis
ser te H.-Hugowaard verplicht was geweest, van zijn.
rijwiel af te stappen om een carambole met het ronkend
gevaarte op den Middelweg te ontgaan. De verbalisant,
thans gehoord, gaf een andere voorstelling van het ge
beurde. dan de vorige week door den chauffeur was voor
gedragen en het resultaat van de voortgezette behande
ling was, dat de heer E., op wiens chauffeurs staat van
dienst overigens weinig was aan te merken, veroordeeld
wefd tot f 8 boete of 8 dagen.
EEN AUTOMOBILIST, DIE ZIJN ROER NIET RECHT,
KON HOUDEN.
Het is zeer aanbevelenswaardig, dat een automobiel
behoorlijk in de olie wordt gezet, doch het valt minden
te prijzen," wanneer de automobilist zelf in de olie is ge
raakt en dan nog probeert zijn wagen behoorlijk te be
sturen. Dit overkwam in den avond van 21 Sept den;
heer G. de C., uit Alkmaar, die te Bergen het vleesch
wat al te sterk onder den pekel had gezet en op zijn.
terugtocht naar huis achtereenvolgens twee bussen van
den heer A. Schalkwijk aanreed en beschadigde. Ook
zijn eigen rijtuig bleek voor verderen dienst ongeschikt
te zijn en moest een der bussen zich over den onvast ter
been balanceerenden autobestuurder ontfermen. De scha
de werd punctueel betaald, doch de held achter den
stuurkransr die al eens meer leergeld had moeten geven,
kwam er niet gemakkelijk af en werd veroordeeld tot
f 25 boete of 25 dagen en 1 jaar ontzegging rijbevoegdheid
wat voor een automobielhandelaar voorzeker wel de pijn
lijkste straf is.
WIE DE VINGER KRIJGT. MOET NIET NAAR DE
HEELE HAND GRIJPEN.
Een caféhouder te Alkmaar, de heer Jan H., had moei
te gekregen met den ambtenaar, omdat hij volgens pro
cesverbaal van de heeren Jonker en Dalenberg, agenten,
van politie, in zijn localiteit aan het Scharloo in den
kermisnacht van 29 op 30 Augustus een tweetal personen
na sluitingstijd aanwezig had gehad.
Op tegenspraak van den caféhouder was de zaak aan
gehouden om den verbalisant Jonker te hooren, die he
den zijn procesverbaal tegen de woordenrijke verdedi
ging van den heer 'H. handhaafde. De heer H. had in
deze zaak heel wat actie ontwikkeld en niet ge.schroomd
den hoogsten politieautoriteiten zijn bezwaren voor te
dragen, wat evenwel niet kon beletten dat hij heden, on
der aanneming van verzachtende omstandigheden, die de
kantonrechter gewoonlijk met lofwaardige humaniteit
weet af te scheiden, werd veroordeeld tot f 5 boete of
5 dagen.
EEN ZAAK DIE ACHTERUITGING.
Een automobielbestuurder uit Hoogkarspel, de heer
J. D. B. bevond zich op 24 Augustus met zijn wagen op
den Zeeweg nabij Bergen aan Zee en creeerde alstoen
eensklaps de vrij gevaarlijke aardigheid, om zijn wagen
zonder signaal of eenig ander verkeersteeken te geven,
FEUILLETON
Vit het Engelsch van
L. G. MO BE RLY.
8.
HOOFDSTUK VIL
Prudencé's koffer.
„Juffrouw Campbell, ik hoorde toevallig vanmorgen,
In Transfield. dat zich daar nog steeds een koffer aan
het station bevindt, die afkomstig moet zijn van een pas
sagier van den verongelukten trein en bij nader onder
zoek is mij gebleken dat uw initialen en naam erop
staat".
Rupert Dane merkte gelukkig niet dat het meisje
schrok bij deze mededeeling. Hij was onmiddellijk naar
het huisje van juffrouw Langley gegaan om Eva of be
ter gezegd juffrouw Campbell, zooals hij haar noemde
het nieuws te vertellen, dat haar zooals hij meende ze-
her veel genoegen zou doen en hij was daarvan zóó door
drongen, dat het hem ontging hoe aarzelend haar ant
woord klonk.
„Ik was eerst van plan om een rijtuig te nemen en
den koffer mee te brengen, maar later bedacht ik dat
iet beter was, om u er eerst over te spreken, om zeker
te zijn, dat het inderdaad uw koffer is, ofschoon twijfel
eigenlijk buitengesloten is. Het is toch zoo'n groene, niet
waar, met uw initialen erop geschilderd en een label aan
het handvat met erop geschreven: Mejuffrouw Pruden
te Campbell, Transfield?"
„Ja, dat is hij, Wel bedankt voor uw moeite, ant
woordde Eva gejaagd. „Als u misschien eens gelegenheid
hebt boer Sheldon..."
..O, dat komt wel in orde. Ik moet morgen toch weer
®P het station zijn om een zending schildermateriaal op
te halen. Dan zal ik meteen dien koffer meebrengen."
Hij liet zich behagelijk neervallen in een gemakkelij-
hen stoel en keek Eva, die de schok en de uitputting
weer vrijwel geheel he boven was. onderzoekend aan.
„Nu moet ik het nog eens hebben over dat poseeren,"
vervolgde hij. „Ik vrees, dat u mij een echten zeurkous
vindt, maar ik wilde wachten, tot u weer volkomen her
steld was. Maar nu het gelukkig zoover is, zou ik U wil
len vragen, wanneer het u gelegen komt om voor mij te
poseeren. Mijn schilderij schreeuwt gewoon om zijn
Eva!"
Onwillekeurig schrok zij, toen zij hem haar werkelij-
ken naam hoorde uitspreken. Het feit, dat zij en de
vrouw voor wier beeltenis zij moest poseeren, denzelfden
naam droegen, scheen haar een benauwde fantasie, een
droom in een droom.
„Ik wil voor u poseeren, wanneer en zoolang u maar
wilt", antwoordde zij, pogend zoo onbevangen mogelijk
te spreken. „Ik hoop. dat ik binnen niet al te langen
tijd nog meer werk krijg. De vrouw van den dominee,
Mevrouw Cranmore, was gisteren bij mij en zei, dat zij
waarschijnlijk wel een paar kinderen wist, die lessen bij
mij zouden willen nemen."
„Dat is heel prettig voor u, maar ik heb het recht om
het eerst over u te beschikken, hoor", verklaarde hij een
tikje plagend, terwijl hij opstond.
Eva glimlachte.
„Uw vriendelijkheid in aanmerking genomen," zei zij
„hebt u ongetwijfeld het recht om het eerst over mij te
beschikken, maar ik denk dat ik nog wel tijd over zal
houden, om een paar kinderen les te geven, denkt u ook
niet? Mevrouw Cranmore was erg aardig en zij doet
haar uiterste best om mij te helpen."
„Mevrouw Cranmore is iemand, die graag iets voor een
ander doet, maar toch moet ik U in zekeren zin voor
haar waarschuwen, want zij is een vreeselijke babbel
kous en houdt er een bijzondere handige manier op na
om iemand uit te hooren."
„Dat dacht ik al, bekende Eva. „zij heeft op mij
haar krachten ook al beproefd. Maar gelukkig viel het
mij niet moeilijk om op het grootste deel van haar
vragen een ontwijkend antwoord te geven."
Zij glimlachte bij de herinnering aan de moeite die
de domineesvrouw zich had gegeven om de juiste ver
wantschap tusschen Eva eL .de familie Campbell die
zij scheen te kennen, uit te visschen."
Den dag daarop werd het groene koffertje, met de
initialen P. C. erop geschilderd, aan het huisje van juf
frouw Langley bezorgd en niet dan met de grootste
moeite en tact slaagde Eva erin om haar goedhartige
hospita te doen afzien van haar voornemen, om bij het
uitpakken behulpzaam te zijn.
Het meisje zette den koffer in een hoek en liet hem
daar tot juffrouw Langley den volgenden middag was
uitgegaan om een van haar vriendinnen in het dorp te
bezoeken en Eva verwachtte dat haar praatlustige
gastvrouw daarvan wel niet zoo spoedig zou te rug-
keeren.
Nu had zij een goede gelegenheid om de koffer op
haar gemak uit te pakken. Zij knielde neer en begon
met trillende handen de riemen van het verwaarloosd-
uitziende stuk bagage los te maken. Gelukkig bleek
het niet op slot en na enkele oogenblikken lag de
inhoud voor haar op den grond uitgespreid. En toen
zij er naar keek voelde zij een brok in haar keel komen.
De weinige kleeren waren tot op den draad versleten
maar keurig in orde gehouden. Ze getuigden van de
grootste zorg van de eigenares om er tot het laatst toe,
zoo goed mogelijk mee uit te zien. Het schutblad van
een tweetal vergeelde kinderboeken droeg den naam
Prudence Campbell, in één ervan stond „Van je lief
hebbende moeder," en een datum van lang geleden.
Eva moest maar steeds denken aan hetgeen het zoo
jammerlijk omgekomen, meisje haar verteld had om
trent haar leven en omstandigheden en familie. Ze wis
nog bijna* een kind geweest toen haar moeder stierf;
haar vader was al veel vroeger gestorven voor zoover
zij wist, had zij geeri familieleden meer.
„Moeder en ik waren arm. straatarm," hoorde Eva
haar nog zeggen." En moeder was altijd aan het
werk ze gaf lessen, die weinig opbrachten, maar
zooveel tijd in beslag namen, dat zij geen gelegenheid
had om met iemand om te gaan, evenmin als ik
trouwens. Ik heb ook altijd hard, heel hard moeten
werken."
Een onuitsprekelijk medelijden vervulde Eva, toen zij
de voorwerpen aanraakte, die eenmaal het eigendom
waren geweest van het meisje, voor wie het leven
slechts een droeve aaneenschakeling was geweest van
harden arbeid en voortdurenden strijd tegen armoede".
„Nooit had zij geld of gelegenheid gehad om eens uit te
gaan of zich aan liefhebberijen te wijden" dacht zij
vol weemoed." En nu nu Is. zij gestorven voor zij
nog wist. hoe mooi het leven kan zijn."
Hoe Eva ook zocht, zij ontdekte geen enkel adres.
Wel bevatte de koffer een aantal brieven, een stapeltje
bijeengepakt, met het opschrift „Brieven van moeder",
maar van deze waren de enveloppen blijkbaar wegge
gooid. En een schrijfcasette met papier en enveloppen,
een paar antieke sieraden, en enkele velletjes muziek—
papier, verschaften evenmin inlichtingen. Eva herin
nerde zich, dat het meisje gesproken had over een
pension in Transfield waar ze heenging en langzaam
en zorgvuldig doorzocht zij nog eens den koffer in de
hoop het adres van dit pension te vinden. Maar het
was vergeefsche moeite. Waarschijnlijk hadden de brie
ven van Prudence CarLipbell's toekomstige hospita in
het bruin leeren taschje gezeten, dat het meisje in de
hand had gehad toen het ongeluk gebeurde en dat
vermoedelijk door den schok weggeslingerd of ver
brand was.
Sommige gedeelten van haar gesprek met Prudence
Campbell herinnerde Eva zich tot in de kleinste bij
zonderheden. „Neen, ik ben nog nooit in Transfield
geweest,' had zij gezegd, „maar ik heb van een ken
nis gehoord dat daar heel goede vooruitzichten zijn
voor een onderwijzeres. Daarom ga ik daar maar eens
mijn geluk beproeven!"
Haar geluk beproeven! Het geluk, dat 'zij vinden zou
op het kleine kerkhof van het stadje, waar zij gehoopt
had dat een beetje zon in haar vaal leven zou beginnen
te schijnen! En nu had een andere vrouw zich warem
pel de identiteit van het arme kind nog toegeëigend!
Peinzend l:eck Eva naar de voorwerpen die rondom,
haar op den grond verspreid lagen en een gevoel van
diepe schaamte kwam in haar op. Welk recht had zij
om zich uit te geven voor prudence Crunpbell? Plotse-'
iing voelde ze hevig berouw over wat ze begonnen was.
Het was haar onmogelijk om zich nog langer te ver
schuilen achter het masker, dat zij droeg. Zij moest
Rupert Dane haar bedrog bekennen en moedig de go-
volgen afwachten. Hoe had zij ooit tot zooiets kunnen
komen? Neen. er zat niets anders op dan alles eerlijk
op te biechten. Maar toen zag ze opeens in haar ver
beelding de uitdrukking die er op het gezicht van den
schilder zou zijn als hij haar schandelijk bedrog zou
ontdekken. Zij trachtte zich niet in te praten, dat het
haar onverschillig liet wat Rupert Dane van haar dacht,
zij was zich volkomen bewust dat zij zijn verontwaardi
ging en minachting niet zou kunnen verdragen.
En dat besef bracht haar vast besluit van zooeven
om alles eerlijk te bekennen aan het wankelen en toen
ze verder piekerde, kwam ze langzamerhand tot de slot
som dat bekennen, toch eigenlijk een onmogelijkheid
was. Iedereen in Marchmere kende haar als Prudence
Campbell; ze kon toch moeilijk plotseling een anderen
naam aannemen en evenmin aan tante Laura schrijven,
dat ze niet omgekomen was bij 't spoorwegongeluk en
onder een vreemde naam begraven lag op het kerkhof
van Transfield. Neen, redeneerde ze, ze zat in het schui
tje en moest meevaren. Er was geen andere uitweg!
De stem van haar geweten zei haar dat ze verkeerd
handelde, maar zij weigerde naar die stem te luisteren
en suste haar geweten in slaap met allerlei drogredenen.
„Ik veroorzaak immers niemand schade," redeneerde zij
bij zich zelf, „de werkelijke Prudence Campbell is dood;
zij kan zich dus onmogelijk te kort gedaan voelen en daar
ze heelemaal alleen stond, kan een ander er ook geen
nadeel of hinder van hebben, wanneer ik haar naam
aanneem. Geld had zij niet dat heeft zij mij uitdruk
kelijk gezegd, zoodat ik niemand kan berooven van het
erfdeel dat hem toekomt. Haar kleeren zal ik aan iemand
geven die nóg armer dan zij was. Maar terug kan ik niet
meer. dat is uitgesloten, daarvoor ben ik te ver gegaan
En ik geloof vast, dat als Prudence Campbell, die zelf
zooveel moeilijkheden en verdriet heeft gehad, alles zou
weten, zij mij begrijpen en vergeven zou."
Wordt vervolgd.