SchagerCourant VenkadsA tRayfoi SpecuÊoucU, J25 ct peh. AaJ^pond Derde Blad. VOOR DEN KANTONRECHTER TE ALKMAAR. UEFDE LAAT ZICH NIET DOODEN! Dinsdag 18 November 1930 73ste Jaargang. No. 8767 Zitting van Vrijdag 14 November. wbgenverbreeding garandeert nog geen volstrekte verkeersveiligheid. De zitting van heden kenmerkte zich door een onge wone drukte, zoodat zelfs een voortzetting na een uur pauze noodzakelijk bleek. In de eerste plaats werd des rechters aandacht gevraagd voor een aanrijding, die in den avonds van 28 September onder de gemeente Helloo plaats had en waarvan de wielrijder C. Th. Wokke, 'n jongmensch uit Dimmen, het slachtoffer werd. Hij werd, hoewel rechts van den weg rijdende, aangereden door een luxe auto, bestuurd door den 24- jarigen chauffeur in rijks- of provincialen dienst, Fred. Joh. Sm., wonende te Hillegom. Het rijwiel van Wokke werd van achter geraakt en de bestuurder werd tegen den grond gesmakt en bekwam een geduchte bloeden de wond aan het achterhoofd, door welken val hij eeni- gen tijd bewusteloos geraakte en eerst bijkwam, toen hij door eenige toegesnelde nieuwsgierigen was opge richt. De chauffeur, die zich zeer loffelijk en sportief bedroeg, stopte onmiddellijk en nam den gewonde in zijn rijtuig op om hem naar den dokter te brengen, doch onderweg werd hij aangehouden door de politie, die een voorloopig onderzoek hield naar de schuldvraag, zoodat het reeds over half elf was éér de gewonde, die nog steeds aan de gevolgen leed, naar den dokter ge bracht kon worden. Ons lijkt die verklaring van den chauffeur echter onwaarschijnlijk, daar het ons voor komt, dat de medische verzorging van een gewonde, van wien men niet weet, welk ernstig inwendig letsel hij bekomen kon hebben, toch zekei vóór alle andere formaliteiten gaat. De chauffeur stond dan heden terecht ter zake over treding van het geliefkoosde artikel 22 der motor- en rijwielwet, omdat hij roekeloos en onvoozichtig de vei ligheid van het verkeer in gevaar had gebracht De verdachte, bijgestaan door mr. de Groot als ge machtigde, ontkende zulks. Hij had zijn lichten gedempt bij het naderen van een hem tegemoet komenden auto en den wielrijder, die vermoedelijk op het asphalt reed, daar het fietspad momenteel nog onberijdbaar is, in 't geheel niet opgemerkt. Denkelijk was de wielrijder in het losse grint van het fietspad geraakt, geslipt en toen tegen den auto van verdachte terecht gekomen. In den auto had Wokke tegen de moeder van verdachte, die ook in den auto zat, verklaard, dat hij verblind was geraakt door de lichten van een komende auto. De moeder, op de zitting aanwezig, bevestigde zulks. De aangeredene gaf echter een andere voorstelling van het gebeurde en beweerde geheel rechts van den weg te hebben gereden en van achter door de auto te zijn geraakt en toen een eind meegesleurd te zijn. Op het achterspatbord van zijn rijwiel bevond zich een thans vernielde reflector. VoOrts ontkende hij zich tegen de moeder van verdachte omtrent de verblindende ver lichting te hebben uit gelaten. Eindelijk diende hij een eisch in tot schadevergoeding, tot een bedrag van f 50 teruggebracht. Daartoe gemachtigd door zijn op de zit ting aanwezigen vader. De heer Ambtenaar hield zich in zijn requisitoir voor namelijk aan de resultaten van het gehouden politie onderzoek. Hij achtte hier schuld aanwezig, doch wilde verzachtende omstandigheden doen gelden en noemde de houding van den verdachte na het ongeval zonder twijfel prijzenswaardig. Vorderde ten slotte veroordee ling tot f 30 boete of 30 dagen en toewijzng der civiele vordering. Mr. de Groot bestreed in een uitvoerig pleidooi in alle opzichten de opvattingen van het O.M., illustreerde dit betoog door voorbeelden uit zijn eigen ervaringen als automobilist en eindigde met in deze zaak, die hij met zooveel animo had ter hand genomen, vrijspraak te con- cludeeren. Aangezien het echter gedurende de behande ling noodzakelijk bleek nog eenige getuigen, waar onder de verbalisanten te hooren, gelastte de kanton rechter aanhouding en voortzetting der zaak op een vogende zitting. DAT NOODELOOZE JACHTEN EN JAKKEREN BRENT DEN AUTOOBILIST IN MISCREDIET. Zoo men weet, wordt de verkeersweg AlkmaarDen Helder langs het N.-H. Kanaal op afdoende wijze ver beterd. De werkzaamheden zijn echter nog niet beëin digd en waarschuwen borden de autobestuurders voor deze weggedeelten en vermanen hen bij dit werk in uitvoering tot zacht rijden. (Inmiddels vrijwel geheel gereed gekomen. Red. Sch. Ct.) Niettemin kwam op 29 Juli de 41-jarige koopman P.W.N. uit Den Haag, vergezeld van zijn echtgenoote, uit de richting Den Helder zeer snel aanrijden. Hij ver minderde wel wat vaart, doch blijkbaar lang niet vol doende, zooals door de langs en op den weg werkende arbeiders tot hun verontwaardiging werd geconstateerd. Bovendien reed hij nog den auto aan, bestuurd door den heer Wijdenes Spaans, Dijkgraaf van het Hoog heemraadschap Holl. Noorderkwartier, die door langs den weg liggende sintelhoopen onmogelijk meer naar rechts kon uithalen. De wagen van den wilden Hage naar vloog echter door den schok de graskant In en moest door een vrachtauto van het bedrijf en een door den dijkgraaf geleend touw worden uitgesleept De wagen van dijkgraaf was evenwel tamelijk beschadigd en hoewel de heer W. aanvankelijk voornemens scheen die schade te regelen, veranderde hij blijkbaar later van meening en deed de heer Wijdenes Spaans dus aangifte. De heer W., thans terecht staande en voorzien van een inderdaad reusachtige situatieteekening, waarop heel Noord-Holland wel een ruime plaats had kunnen vinden, beweerde na eenige reconstructie van het ge beurde tot de conclusie te zijn gekomen, dat niet hij, doch de sintels langs den weg, hoogoven-slakken noem de de dijkgraaf dit materiaal, de schuld droegen en derhalve had hij afgezien van schaderegeling. Voorts beweerde verdachte, daarin bijgestaan door zijn echtgenoote, dat zijn snelheid niet meer bedroeg dan 25 a 30 K.M., zooals de kilometerteller aangaf. Wel g^f hij toe, sneller te hebben gereden dan de hêer Wijdenes Spaans. De wegarbeiders Print en Dekker spraken echter van een vaart van 50 tot 70 K.M. En de arbeider Punt, zelf chauffeur, die de auto van ver dachte langs zich heen voelde suizen, had spontaan, hoewel minder parlementair uitgeroepen: Barst, kerel! kan dat niet zachter! De arbeider Dekker had zelfs vlug op zij moeten springen. De ambtenaar noemde dat rijden dan ook hoogst onverantwoordelijk en vorderde f 80 boete of 80 dagen, benevens ontzegging van de rijbevoegdheid voor den tijd van 3 maanden. Na een uitvoerig betoog van den verdachte, die door dezen eisch niet bepaald opfrischte, bleek de kanton rechter voor ditmaal wat milder gestemd en legde al leen f 40 boete of 40 dagen op. EEN OORLOGSZUCHTIG MINNAAR Mej. Mina Kano. 'n levenslustige schoone uit den om trek Uitenboschstraat te Alkmaar, had voor de mop of op hoop van zegen geschreven op een huwelijksadver- tentie, waarin een net en vooral jong heer den wensch uitsprak, zich van een passend levensgezellin te willen voorzien. Het succes was boven verwachting. De steller der annonce onder motto: „Eeuwige liefde", ontpopte zich als de 26-jarige bankwerker Jan M. en hij maakte op de vroolijke Mien geen ongunstigen indruk. Een voorloopige band werd dus gelegd, doch op Zaterdag 6 Sept. werden de illuaiën van het minnend meisje wreed verstoord door het zonderling optreden van haar galant. Er stond namelijk in de straat een gezellig groepje buurvrouwen, die misschien wel het nieuwe en gagement van Mien bespraken en daarbij den naderen den heer M. wellicht wat met meer dan gewone aan dacht observeerden, welke attentie gezegden heer niet scheen te smaken, daar hij eensklaps de dames toebul- derde: Kijk voor je, of ik schiet je kapot! een op 'n automatisch pistool gelijkend moordwapen te voorschijn haalde en eenige schoten loste, tot hevigen schrik van de dames, die zich blijkbaar deze methode van (ie bende leden van Al Capone nog niet gemeenzaam hadden ge maakt en ontsteld uiteenstoven. Voor dit feit, teruggebracht tot doodgewone baldadig heid, stond heden terechtt de voormalige aanbidder van juffr. Mina en het scheen wel, dat hij ook in andere DRAISlflAvANWLKENBURCS-* - -LEEUWARDEN- opzichten niet de beste broeder was. daar hij een jaar gevangenisstraf te Arnhem onderging voor een veel ernstiger feit en door twee forsche rijksveldwachters met distinctie streepen gesierd, was getransporteerd en werd voorgeleid. De heer M., 'n eeningszins miskleurig jongeling, toon de geenerlei aandoening bij het weerzien, doch verzocht nederig een geringe straf, daar het slechts een kwajon gensstreek betrof en hij nog een jaar in den prison móest doorbrengen. Overigens was het een opgewekt zaakje, dat veel hilariteit, ook bij mej. Mien, die heele- maal niet treurde om het geleden verlies, opwekte. Onze Kantonrechter was eveneens goed op dreef en vroeg lachend aan 't tweede jonge vrouwelijke getuige, of zij óók op de advertentie had geschreven, waarop deze vroolijk repliceerde: Dat heb i k niet meer noodig te doen, ik heb *n man! x De raadselachtige bankwerker werd ten slotte veroor deeld tot slechts f 3 boete of 3 dagen en later op den dag naar zijn pension in Arnhem teruggebracht EEN COMPOSITIE VOL DISSONANTEN. De in onzen omtrek welbekenden heer D. A. K., jour nalist te Bergen, reed op Zaterdag 27 September, in ge zelschap van zijn echtgenoote in de cabine, met zijn ge sloten luxe wagen langs den Loudelweg, waar hij moest passeeren den Jan Jacobslaan, alwaar het uit zicht zeer voldoende ia Uit deze laan kwam eensklaps een wielrijder te voorschijn, die tegen het rijtuig van den heer K. op botste met gevolg dat de zware Buick werd beschadigd aan spatbord en carosserie, terwijl ook het rijwiel, eigendom van den heer P. Burgering, kaas knecht te Bergen, werd beschadigd. Persoonlijke onge lukken bleven uit, ook omdat de auto slechts met een gang van 20 a 25 kilometers werd voortbewogen. Aan gezien echter de heer K. beweerde, voldoende te hebben signaal gegeven en hij beslist tegensprak dat Burgering zou hebben gebeld en deze bovendien veel te snel had gereden, weigerde de heer K. elke transactie en had voornamelijk dit uitblijven van de schadevergoeding het gevolg, dat de heer K. heden terecht stond ter zake overtreding van artikel 23 Motor- en Rijwielwet, hët niet geven van voldoend signaal, waar zulks noodig was. Deze zaak was breed opgezet, of beter zijn ge machtigde, mr. Judell te Bergen, gedagvaard eenige getuigen a decharge, waaronder ook de echtgenoote van den heer K., die verklaarde conform haar echtge noot, dat ter plaatse signaal was gegeven en getuige Burgering zeer snel reed, terwijl het geluid van de fietsbel niet door haar noch door haar man was waar genomen. Door getuige Burgering daarentegen werd beweerd, dat hij krachtig had gebeld en met een matigen gang reed. wat bevestigd werd door den in de nabijheid wo nenden heer F. J. Vrasdonk. die wel het bellen, doch geen autosignaal had gehoord. De heeren de Vries en Schalkwijk verklaarden als des kundigen dat de beschadigingen van den auto moesten zijn teweeg gebracht door iets. dat met veel kracht tegen den wagen was aangekomen en waaruit dus zou kun nen worden gedistilleerd dat de wielrijder snel had ge reden. De heer v. d. Kerk chef-veldwachter te Bergen, deel de mede, dat de heer K. onmiddellijk na de aanrijding hem zijn beschadigden wagen had getoond en alle schuld had afgewezen. Dé heer ambtenaar toonde zich in zijn requisitoir over tuigd te zijn van des heeren K's tekortkoming in deze en als verzwarende omstandigheid voerde hij aan dat de heer K. in gebreke was gebleven, het van rechts komen de verkeer den voorrang te geven. De verklaring van mevrouw K. beschouwde de ambtenaar niet als overwe gend, waarop een incident ontstond, op grond dat onze temperamentvolle collega den spreker heftig interrum peerde in zijp gekrenkt gevoel van volkomen vertrouwen in de waarheidsliefdé zijner echtgenoote, die onder eede was gehoord. De kantonrechter wist echter door daverend gehamer en toezegging van krachtige kalmeeringsmedicijnen de orde weer te herstellen en bood4 later den heer K. zijn verontschuldiging over zijn brusque optreden aan. De ambtenaar Het nog uitkomen dat hij allerminst mevrouw K. van meineed verdacht en sprak nog zijn ongenoegen uit over de zijn inziens ongepaste stoornis. Ten slotte het bewijs geleverd achtende, vorderde hij een geldboete van f 12, subs. 12 dagen, met toewijzing van de civiele vorde ring ad f 22.50 voor de beschadigde fiets van Burgering Mr. Judell bleek het in zijn rustig en zorgvuldig af gedeeld pleidooi in geenen deele eens te zijn met het re quisitoir van den ambtenaar. Hij stelde voornamelijk voorop, dat het niet voldoen van de gevraagde vergoeding aan deze procedure ten grondslag lag. De verdachte ech ter gevoelde geen schuld en wenschte dus voor zijn ver zekeringsmaatschappij geen onjuiste verklaring af te leggen, omdat zulks zijn eerlijkheidsgevoel krenkte. Plei ter gaf toe, dat de wet eischt, dat rechts voorgaat, doch meende dat ook hier de omstandigheden een groote fac tor waren, ook moet men we^n "f er werkelijk verkeer is en dit was in casu hier niet bewezen. Verdediger wees nog op de meening van officier en rechtbank te Alk maar, waardoor in een vrij sprekend vonnis in hooger beroep werd uitgemaakt, dat van belde zijden de voor zichtigheid in acht moet worden genomen. Ten slotto concludeerde pleiter met vertrouwen op het onderschei dingsvermogen van den kantonrechter vrijspraak en ont zegging van de civiele vordering. Nadat de ambtenaar nog had gerepliceerd, dat het ver keer van rechts onder alle omstandigheden voorgaat, sloot de kantonrechter het onderzoek en bepaalde zijn uitspraak op 28 November e.k. DE CHAUFFEUR KREEG DE PARTIJ AAN DE PANTALON. In de namiddagzitting van deze •el bewogen audiën tie van den kantonrechter werd in de allereerste plaat3 voortgezet het zaakje tegen den chauffeur A. E. van de autobusonderneming Kok, Tuinman en Cumsuis, wonen de te Noordscharwoude, die door zijn wijze van busrijden aanleiding had gegeven, dat de rijksveldwachter H. Vis ser te H.-Hugowaard verplicht was geweest, van zijn. rijwiel af te stappen om een carambole met het ronkend gevaarte op den Middelweg te ontgaan. De verbalisant, thans gehoord, gaf een andere voorstelling van het ge beurde. dan de vorige week door den chauffeur was voor gedragen en het resultaat van de voortgezette behande ling was, dat de heer E., op wiens chauffeurs staat van dienst overigens weinig was aan te merken, veroordeeld wefd tot f 8 boete of 8 dagen. EEN AUTOMOBILIST, DIE ZIJN ROER NIET RECHT, KON HOUDEN. Het is zeer aanbevelenswaardig, dat een automobiel behoorlijk in de olie wordt gezet, doch het valt minden te prijzen," wanneer de automobilist zelf in de olie is ge raakt en dan nog probeert zijn wagen behoorlijk te be sturen. Dit overkwam in den avond van 21 Sept den; heer G. de C., uit Alkmaar, die te Bergen het vleesch wat al te sterk onder den pekel had gezet en op zijn. terugtocht naar huis achtereenvolgens twee bussen van den heer A. Schalkwijk aanreed en beschadigde. Ook zijn eigen rijtuig bleek voor verderen dienst ongeschikt te zijn en moest een der bussen zich over den onvast ter been balanceerenden autobestuurder ontfermen. De scha de werd punctueel betaald, doch de held achter den stuurkransr die al eens meer leergeld had moeten geven, kwam er niet gemakkelijk af en werd veroordeeld tot f 25 boete of 25 dagen en 1 jaar ontzegging rijbevoegdheid wat voor een automobielhandelaar voorzeker wel de pijn lijkste straf is. WIE DE VINGER KRIJGT. MOET NIET NAAR DE HEELE HAND GRIJPEN. Een caféhouder te Alkmaar, de heer Jan H., had moei te gekregen met den ambtenaar, omdat hij volgens pro cesverbaal van de heeren Jonker en Dalenberg, agenten, van politie, in zijn localiteit aan het Scharloo in den kermisnacht van 29 op 30 Augustus een tweetal personen na sluitingstijd aanwezig had gehad. Op tegenspraak van den caféhouder was de zaak aan gehouden om den verbalisant Jonker te hooren, die he den zijn procesverbaal tegen de woordenrijke verdedi ging van den heer 'H. handhaafde. De heer H. had in deze zaak heel wat actie ontwikkeld en niet ge.schroomd den hoogsten politieautoriteiten zijn bezwaren voor te dragen, wat evenwel niet kon beletten dat hij heden, on der aanneming van verzachtende omstandigheden, die de kantonrechter gewoonlijk met lofwaardige humaniteit weet af te scheiden, werd veroordeeld tot f 5 boete of 5 dagen. EEN ZAAK DIE ACHTERUITGING. Een automobielbestuurder uit Hoogkarspel, de heer J. D. B. bevond zich op 24 Augustus met zijn wagen op den Zeeweg nabij Bergen aan Zee en creeerde alstoen eensklaps de vrij gevaarlijke aardigheid, om zijn wagen zonder signaal of eenig ander verkeersteeken te geven, FEUILLETON Vit het Engelsch van L. G. MO BE RLY. 8. HOOFDSTUK VIL Prudencé's koffer. „Juffrouw Campbell, ik hoorde toevallig vanmorgen, In Transfield. dat zich daar nog steeds een koffer aan het station bevindt, die afkomstig moet zijn van een pas sagier van den verongelukten trein en bij nader onder zoek is mij gebleken dat uw initialen en naam erop staat". Rupert Dane merkte gelukkig niet dat het meisje schrok bij deze mededeeling. Hij was onmiddellijk naar het huisje van juffrouw Langley gegaan om Eva of be ter gezegd juffrouw Campbell, zooals hij haar noemde het nieuws te vertellen, dat haar zooals hij meende ze- her veel genoegen zou doen en hij was daarvan zóó door drongen, dat het hem ontging hoe aarzelend haar ant woord klonk. „Ik was eerst van plan om een rijtuig te nemen en den koffer mee te brengen, maar later bedacht ik dat iet beter was, om u er eerst over te spreken, om zeker te zijn, dat het inderdaad uw koffer is, ofschoon twijfel eigenlijk buitengesloten is. Het is toch zoo'n groene, niet waar, met uw initialen erop geschilderd en een label aan het handvat met erop geschreven: Mejuffrouw Pruden te Campbell, Transfield?" „Ja, dat is hij, Wel bedankt voor uw moeite, ant woordde Eva gejaagd. „Als u misschien eens gelegenheid hebt boer Sheldon..." ..O, dat komt wel in orde. Ik moet morgen toch weer ®P het station zijn om een zending schildermateriaal op te halen. Dan zal ik meteen dien koffer meebrengen." Hij liet zich behagelijk neervallen in een gemakkelij- hen stoel en keek Eva, die de schok en de uitputting weer vrijwel geheel he boven was. onderzoekend aan. „Nu moet ik het nog eens hebben over dat poseeren," vervolgde hij. „Ik vrees, dat u mij een echten zeurkous vindt, maar ik wilde wachten, tot u weer volkomen her steld was. Maar nu het gelukkig zoover is, zou ik U wil len vragen, wanneer het u gelegen komt om voor mij te poseeren. Mijn schilderij schreeuwt gewoon om zijn Eva!" Onwillekeurig schrok zij, toen zij hem haar werkelij- ken naam hoorde uitspreken. Het feit, dat zij en de vrouw voor wier beeltenis zij moest poseeren, denzelfden naam droegen, scheen haar een benauwde fantasie, een droom in een droom. „Ik wil voor u poseeren, wanneer en zoolang u maar wilt", antwoordde zij, pogend zoo onbevangen mogelijk te spreken. „Ik hoop. dat ik binnen niet al te langen tijd nog meer werk krijg. De vrouw van den dominee, Mevrouw Cranmore, was gisteren bij mij en zei, dat zij waarschijnlijk wel een paar kinderen wist, die lessen bij mij zouden willen nemen." „Dat is heel prettig voor u, maar ik heb het recht om het eerst over u te beschikken, hoor", verklaarde hij een tikje plagend, terwijl hij opstond. Eva glimlachte. „Uw vriendelijkheid in aanmerking genomen," zei zij „hebt u ongetwijfeld het recht om het eerst over mij te beschikken, maar ik denk dat ik nog wel tijd over zal houden, om een paar kinderen les te geven, denkt u ook niet? Mevrouw Cranmore was erg aardig en zij doet haar uiterste best om mij te helpen." „Mevrouw Cranmore is iemand, die graag iets voor een ander doet, maar toch moet ik U in zekeren zin voor haar waarschuwen, want zij is een vreeselijke babbel kous en houdt er een bijzondere handige manier op na om iemand uit te hooren." „Dat dacht ik al, bekende Eva. „zij heeft op mij haar krachten ook al beproefd. Maar gelukkig viel het mij niet moeilijk om op het grootste deel van haar vragen een ontwijkend antwoord te geven." Zij glimlachte bij de herinnering aan de moeite die de domineesvrouw zich had gegeven om de juiste ver wantschap tusschen Eva eL .de familie Campbell die zij scheen te kennen, uit te visschen." Den dag daarop werd het groene koffertje, met de initialen P. C. erop geschilderd, aan het huisje van juf frouw Langley bezorgd en niet dan met de grootste moeite en tact slaagde Eva erin om haar goedhartige hospita te doen afzien van haar voornemen, om bij het uitpakken behulpzaam te zijn. Het meisje zette den koffer in een hoek en liet hem daar tot juffrouw Langley den volgenden middag was uitgegaan om een van haar vriendinnen in het dorp te bezoeken en Eva verwachtte dat haar praatlustige gastvrouw daarvan wel niet zoo spoedig zou te rug- keeren. Nu had zij een goede gelegenheid om de koffer op haar gemak uit te pakken. Zij knielde neer en begon met trillende handen de riemen van het verwaarloosd- uitziende stuk bagage los te maken. Gelukkig bleek het niet op slot en na enkele oogenblikken lag de inhoud voor haar op den grond uitgespreid. En toen zij er naar keek voelde zij een brok in haar keel komen. De weinige kleeren waren tot op den draad versleten maar keurig in orde gehouden. Ze getuigden van de grootste zorg van de eigenares om er tot het laatst toe, zoo goed mogelijk mee uit te zien. Het schutblad van een tweetal vergeelde kinderboeken droeg den naam Prudence Campbell, in één ervan stond „Van je lief hebbende moeder," en een datum van lang geleden. Eva moest maar steeds denken aan hetgeen het zoo jammerlijk omgekomen, meisje haar verteld had om trent haar leven en omstandigheden en familie. Ze wis nog bijna* een kind geweest toen haar moeder stierf; haar vader was al veel vroeger gestorven voor zoover zij wist, had zij geeri familieleden meer. „Moeder en ik waren arm. straatarm," hoorde Eva haar nog zeggen." En moeder was altijd aan het werk ze gaf lessen, die weinig opbrachten, maar zooveel tijd in beslag namen, dat zij geen gelegenheid had om met iemand om te gaan, evenmin als ik trouwens. Ik heb ook altijd hard, heel hard moeten werken." Een onuitsprekelijk medelijden vervulde Eva, toen zij de voorwerpen aanraakte, die eenmaal het eigendom waren geweest van het meisje, voor wie het leven slechts een droeve aaneenschakeling was geweest van harden arbeid en voortdurenden strijd tegen armoede". „Nooit had zij geld of gelegenheid gehad om eens uit te gaan of zich aan liefhebberijen te wijden" dacht zij vol weemoed." En nu nu Is. zij gestorven voor zij nog wist. hoe mooi het leven kan zijn." Hoe Eva ook zocht, zij ontdekte geen enkel adres. Wel bevatte de koffer een aantal brieven, een stapeltje bijeengepakt, met het opschrift „Brieven van moeder", maar van deze waren de enveloppen blijkbaar wegge gooid. En een schrijfcasette met papier en enveloppen, een paar antieke sieraden, en enkele velletjes muziek— papier, verschaften evenmin inlichtingen. Eva herin nerde zich, dat het meisje gesproken had over een pension in Transfield waar ze heenging en langzaam en zorgvuldig doorzocht zij nog eens den koffer in de hoop het adres van dit pension te vinden. Maar het was vergeefsche moeite. Waarschijnlijk hadden de brie ven van Prudence CarLipbell's toekomstige hospita in het bruin leeren taschje gezeten, dat het meisje in de hand had gehad toen het ongeluk gebeurde en dat vermoedelijk door den schok weggeslingerd of ver brand was. Sommige gedeelten van haar gesprek met Prudence Campbell herinnerde Eva zich tot in de kleinste bij zonderheden. „Neen, ik ben nog nooit in Transfield geweest,' had zij gezegd, „maar ik heb van een ken nis gehoord dat daar heel goede vooruitzichten zijn voor een onderwijzeres. Daarom ga ik daar maar eens mijn geluk beproeven!" Haar geluk beproeven! Het geluk, dat 'zij vinden zou op het kleine kerkhof van het stadje, waar zij gehoopt had dat een beetje zon in haar vaal leven zou beginnen te schijnen! En nu had een andere vrouw zich warem pel de identiteit van het arme kind nog toegeëigend! Peinzend l:eck Eva naar de voorwerpen die rondom, haar op den grond verspreid lagen en een gevoel van diepe schaamte kwam in haar op. Welk recht had zij om zich uit te geven voor prudence Crunpbell? Plotse-' iing voelde ze hevig berouw over wat ze begonnen was. Het was haar onmogelijk om zich nog langer te ver schuilen achter het masker, dat zij droeg. Zij moest Rupert Dane haar bedrog bekennen en moedig de go- volgen afwachten. Hoe had zij ooit tot zooiets kunnen komen? Neen. er zat niets anders op dan alles eerlijk op te biechten. Maar toen zag ze opeens in haar ver beelding de uitdrukking die er op het gezicht van den schilder zou zijn als hij haar schandelijk bedrog zou ontdekken. Zij trachtte zich niet in te praten, dat het haar onverschillig liet wat Rupert Dane van haar dacht, zij was zich volkomen bewust dat zij zijn verontwaardi ging en minachting niet zou kunnen verdragen. En dat besef bracht haar vast besluit van zooeven om alles eerlijk te bekennen aan het wankelen en toen ze verder piekerde, kwam ze langzamerhand tot de slot som dat bekennen, toch eigenlijk een onmogelijkheid was. Iedereen in Marchmere kende haar als Prudence Campbell; ze kon toch moeilijk plotseling een anderen naam aannemen en evenmin aan tante Laura schrijven, dat ze niet omgekomen was bij 't spoorwegongeluk en onder een vreemde naam begraven lag op het kerkhof van Transfield. Neen, redeneerde ze, ze zat in het schui tje en moest meevaren. Er was geen andere uitweg! De stem van haar geweten zei haar dat ze verkeerd handelde, maar zij weigerde naar die stem te luisteren en suste haar geweten in slaap met allerlei drogredenen. „Ik veroorzaak immers niemand schade," redeneerde zij bij zich zelf, „de werkelijke Prudence Campbell is dood; zij kan zich dus onmogelijk te kort gedaan voelen en daar ze heelemaal alleen stond, kan een ander er ook geen nadeel of hinder van hebben, wanneer ik haar naam aanneem. Geld had zij niet dat heeft zij mij uitdruk kelijk gezegd, zoodat ik niemand kan berooven van het erfdeel dat hem toekomt. Haar kleeren zal ik aan iemand geven die nóg armer dan zij was. Maar terug kan ik niet meer. dat is uitgesloten, daarvoor ben ik te ver gegaan En ik geloof vast, dat als Prudence Campbell, die zelf zooveel moeilijkheden en verdriet heeft gehad, alles zou weten, zij mij begrijpen en vergeven zou." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 9