ilitiüi lïitus- Mwtntit- LaiÉmllii GEESTELIJK LEVEN. ■""■Abdijsiroop Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. Kerk en vrede. Milt Bestrijdt toch die Bronchitis! Enviva Edda! DE CENTRALE Zaterdag 22 November 1930. SGHAGE 73ste Jaargang No. 8770 COURANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- teritiën nog zooveel mogelijk in het eerst uitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent ADVERTEN- TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bowijsno. inbegrepen). Grootere lettors worden naar plaatsruimte berokond. DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN. EEN belangstellende lezeres van de geestelijke levens heeft mij een uitknipsel gezonden van de Alkmaarsche Courant, hetwelk een uitvoerig verslag bevatte van een lezing van prof. Heering over de taak der kerk in de vredesbeweging. En zij vergezelt dit uitknipsel van een vriendelijk verzoek. „Wil Astor", zoo schrijft zij, „eens vertellen boe hij staat tegenover de beweging: Kerk en Vrede". Ik zal me derhalve in dit artikel bezighouden met het door haar gedane verzoek. Prof. Heering js een van de leidende personen in de kerkelijke vredesbeweging en hij spant zich in om het besef ingang te doen vinden, dat de kerk als zoodanig zich beslist, radikaal tegen oorlog en oor logstoerusting zal verklaren. Want hij is er van over tuigd, dat Christendom en oorlog (cn militairisme) niet met elkaar kunnen samengaan en zelfs onver zoenlijk tegenover elkaar staan. Daarom kon hij een boek schrijven over den „Zondenval" van het Chris tendom, waarin hij aantoont hoe oorspronkelijk de Christenen weigerden aan oorlogvoering mede te doen, maar allengs deze opvatting verdween. Prof. Heering is een heel ander man, dan zijn col lega prof. Eerdmans, de liberaal, die hem nog on langs in een brochure heeft bestreden. En wanneer we bedenken, dat radikalisme ten opzichte van be staande toestanden en vooral ten opzichte van door den staat beschermde en vertroetelde instellingen bij de hooggeleerde hoeren aan onze academies maar zeer zelden voorkomt, dan kunnen we eerbied koes teren voor een man als prof. Heering. Hij durft niet alleen een overtuiging te hebben, maar haar ook openlijk uit te spreken, terwijl hij natuurlijk heel goed Weet, dat dit voor de hooggeplaatste autoriteiten in den lande een doorn in het oog is. Geooeg over den persoon. Ik komt thans tot de mij gestelde vraag: mijn oor deel over de beweging: kerk en vrede. Deze beweging heeft mijn volle sympathie. Ik ben het geheel eens met de leidende gedachte van deze beweging: Christendom (liever zou ik zeggen: evan gelie) en oorlog en militairisme sluiten elkaar uit! Eigenlijk is het mij een ondoorgrondelijk raadsel dat er menschen kunnen bestaan, die hier anders over. denken. Want het komt mij voor, dat men toch een zeldzaam handig goocheiaar moet wezen om aan te kunnen toonen dat men een belijder kan zijn van het evangelie der liefde en tegelijkertijd een verde diger van militairisme en oorlog. Ik zou zoo zeggen, dat ieder kind kan begrijpen, dat je, wanneer je in derdaad het beginsel der liefde aanvaardt, tpch niet gaat leeren .op welke wijze je medemenschen kunt dooden en nog minder dat je dit in werkelijkheid doet! Maar ach, daar zijn steeds veel meer christelijke goochelaars dan christelijke profeten geweest! En zoo is het nog! Of leven we thans in een tijd van ken tering? Zal de kerk onder den invloed van mannen als Heering, Hugenholtz, Eldering (om er maar enkele te noemen) gaan inzien dat zij, wanneer zij aanspraak wil maken op den naam „Christelijk" in deze betee- kenis, dat zij het evangelie verkondigt en de zede lijke eischen van dit evangelie tot levensnormen ver heft, zich heeft te verklaren tegen den oorlog en te gen allé oorlogsvoorbereiding? Zal de kerk het aan durven vierkant stelling te nemen tegen den staat? Zal de kerk het wagen hare leden te prediken de volle consequentie van het „gij zult niet dooden"? Ik geloof er geen zier van! Versta me nu wèl. Ik weet dat er onder de voor gangers en onder de leden van verschillende kerken zeer velen zijn, die oorlog en militairisme principierl veroordeelen en bestrijden. Ik weet óók, dat de hoog ste kerkelijke autoriteiten in den regel zich daar officieel niet tegen verzetten. Maar de vraag is of de kerk bij monde van haar hoogste vertegenwoordigers zich durft te plaatsen op het standpunt, dat elke oorlog uit den booze en dat het militairsme ontoelaatbaar is. De vraag is of de paus en de synoden ooit den ze delijken moed zullen bezitten om te zeggen: wij achten het zonde en dus ongeoorloofd, dat roomsche of protestantsche christenen als militairen in dienst treden om het oorlogsbedrijf te leeren. En deze vraag kan ik niet anders dan ontkennend beantwoorden. Tot mijn grooten spijt! Want wel heel graag zou ik willen, dat ik vertrouwen kon hebben in de kerk met betrekking tot den strijd voor internationalen vrede. Denkt u eens in, wat het zou beteekenen wanneer de roomsche en de protestantsche kerken als zooda nig zich verklaarden tegen oorlog en oorlogsvoorbe reiding! Welk een geweldige gevolgen zou het hebben als de paus, uit naam van Hem, dien hij zegt te vertegen woordigen, uit naam van Christus zijn kudde ver maande om onder geen enkele voorwaarde het solda- tenbedrijf te leeren! Hoe reusachtigen invloed zou het hebben, als de diverse synoden hetzelfde deden! Maar het gebeurt niet en het zal niet gebeuren. Omdat de kerken als zoodanig altijd de „wereld' hebben gediend en hebben gestaan aan de zijde dei- machtigen der aarde. Is dit niet reeds begonnen met den hooggeroemden apostel Paulus? Schrijft hij niet in de Romeinenbrief (Hoofdstuk XIII): Ieder zij onderdanig aan de machthebbers die boven hem gesteld zijn; want niemand heeft macht dan God, en de bestaande overheden zijn door God verordend. Nu ben ik het wel eens met Prof. Heering, dat dit geheele hoofdstuk ons dwingt om aan te nemen dat Paulus hier heeft gedacht aan de taak der over heid in zake de politie. Maar ik kan óók begrijpen dat zeer velen, wanpeer zij eenmaal gelooven, dat de overheid Gods dienaresse is, er toe komen om ook ten opzichte van militairisme en oorlog zich onvoorwaardelijk aan haar te onderwerpen. En dit gebeurt in de praktijk. Het verwonderlijk ste is echter, dat dit geschiedt niet slechts door de schriftgeloovigen, d.i. door roomsche en protestant sche christenen, die den bijbel «Is Gods woord be schermen, maar eveneens door hen, die van bijbel- gezag niets willen weten. Daarom is het mij een raadsel, dat ook vrijzinnige predikanten als legerpredikanten kunnen optreden. Er wordt tegenwoordig veel geklaagd over het ver val der kerken. Duizenden maken zich van haar los. Het aantal menschen, die niet bij een of andere kerk behooren, neemt jaarlijks toe. In een oer- roomsch land als Oostenrijk ziet men honderdtallen- met de kerk breken. In ons land, waar de oude Ned. Herv. Kerk nog altijd d e volkskerk is, is het verschijnsel waar te nemen, dat steeds meerderen haar verlaten of tenminste zich niet bij haar aan sluiten. Voor een deel is hier geestelijke onverschil ligheid de schuld van. Ik geef dit gaarne toe. Maar voor een ander deel is dit ongetwijfeld ook te verkla ren uit het feit dat een toenemend aantal menschen, in wie een nieuw ideaal geboren is, zichzelf hebben afgevraagd: wat doet de kerk? en liet antwoord is hun een bittere teleurstelling geworden. Om te blijven bij het onderwerp: Kerk en vrede, wat doet de kerk voor den vrede? En nu hoor ik, hoe eerwaarde menschen, priesters en predikanten als uit één mond antwoorden: Wij willen de menschen brengen tot God, wij willen langs den weg der bekeering het *v red es rijk stichten. Ook wij verafschuwen den oorlog maar en dan ko men de gezichten in een ernstigen plooi en wordt gesproken over de noodzakelijkheid om het vader land te verdedigen en dien afschuwelijken oorlog te aanvaarden. En diezelfde menschen preeken heel aandoenlijk en stichtelijk over zelfverloochening, over de nood zakelijkheid voor den Christen om alles tot zelfs zijn leven te offeren, liever dan Gods geboden te ver zaken. Ik denk terug aan de vreeselijke jaren 19111918. Hebben de kerken toen ook den oorlog durven ver oordeelen? Ik herinner mij het tegendeel. In alle landen heb ben zij er zich toe geleend om den oorlogsgeest aan te wakkeren. De wapenen werden gezegend! Dank diensten werden gehouden, als een overwinning werd behaald nadat op de gemeenste, duivelsche ma nier, duizenden jonge kerels waren verminkt, ver nield, vermoord. Ik heb gelezen preeken van Duitsche predikanten. Ik las in een daarvan o.a. dat niets zóó verheven was als het bidden van een „Onze Vader", vóór de soldaten tot den aanval overgingen. Is dit niet om van te walgen? Het is nog maar kort geleden dat in ons vaderland een Christelijk onderwijzer in de Lemmer, met name: Fedde Schurer, werd afgezet om zijn entimilitairis- tische propaganda. Is het niet teekenend dat juist de kerkelijke partijen de felste tegenstanders zijn van ontwape ning. In het blad „Kerk en Vrede" in het Aprilnummer van dit jaar las ik een stukje van den volgenden inhoud: „In de maand Februari werd in de bladen een lijst gepubliceerd van predikanten, die bij Koninklijk be sluit zijn benoemd tot reserve-veldprediker voor den tijd van oorlog bij het leger te velde. Als elk jaar opnieuw een bronchitis U komt waarschuwen dat het koude jaar getij is ingetreden, waarom dan geen Abdijsiroop genomen? Menschen met sedert jaren telkens terugkeerende bronchitis vonden daarbij baat. Abdijsiroop is weten schappelijk samengesteld, verwijdert de taaie met ziektekiemen bezoedelde slijm en helpt Uw ademhalingsorganen. Sedert menschen-heugenis geprezen bij pijnlijk en veelvuldig hoesten, Bronchitis, vas'zitten- de kou, Kinkhoest, Influenza, Asthma. Voor de Borst" Alom verkrijgbaar. Prijs Fl. 1.50. Fl. 2.75, Fl.4.50 Gebruik buitenshuis Abdijsiroop-Bonbons (60 ct.). Dan bespoedigt Ge Uw genezing. ABDIJSIROOP-BONBONS (Gestolde Abdijsiroop) Dat wil dus zeggen, dat de Regeering er zeker van is, dat deze predikanten, die nog wel onder mili- t..w verband staan en in rang worden gelijkge steld met majoor, niots zullen doen om de sol daten op het zondige van hun oorlogsdaad te wijzen. Meer nog: de Regeering is er zeker van, dat deze voorgangers in gebed en predikatie de soldaten zul len stijven in de meening, dat het vloekwaardig oor logsbedrijf, reeds door het Kellog-Pact plechtig ver oordeeld, niet in strijd is met het evangelie van Jezus Christus. In 1914, toen velen nog niet wisten wat oorlog was, was dienstname als veldprediker nog te be grijpen; thans, nu we ellen weten wat het inhoudt niet meer." En dan volgen de namen der predikanten, die als reserve-veldpredikers zijn aangesteld. Ik zie daarbij vrijzinnigen, orthodoxen, gereformeerden 4 Neen, neen van de kerk is voor de bestrijding van oorlog en militairisme niets te verwachten. Nóch de bis schoppen, noch de synoden hebben in naam van het evangelie aan de geestelijke heeren verboden om dit evangelie te verzaken door zich als reserve-veldpredi kers op te geven. De geest van Christus leeft niet in de kerk. De menschen van „Kerk en Vrede" zullen natuur lijk ernstig pogen hierin verandering te brengen. En zij zullen er waarschijnlijk in slagen vele kerk leden tot krachtige anti-militairisten en de jongeren onder hen tot dienstweigeraars te maken. Dit recht vaardigt hun streven en maakt het waardevol. Maar als zij zich verbeelden, dat zij de kerk als zoodanig ooit zouden kunnen brengen tot een open-en-eerlijk- z:ch-aIs-tegenstander-van-den-oorlog verklaren, dan vergissen zij zich. Het karakter der kerk in het verleden zoowel als in het heden en dit geldt voor de roomsche even zeer als voor de protestantsche dwingt ons tot deze uitspraak. Wij kunnen dit betreuren; niettemin hebben wij het te accepteeren. Maar wat de kerk niet durft, dat zullen anderen doen. En die anderen, dat zijn de menschen, die voor een deel misschien den naam van christenen niet meer wenschen te dragen en de kerk hebben vaarwel ge zegd, maar in wie zeer sterk leeft de groote eisch van het evangelie, de eisch der naastenliefde en die daarom het militairisme willen breken en den oorlog onmogelijk maken. Voor hen bestaan geen rechtvaar dige en onrechtvaardige oorlogen, geen verdedigen de en aanvallende oorlogen. Voor hen is elke oorlog niet anders dan een gruwelijke, menschonteercnde, gemecne massamoord. En zij zullen blijven strijden daartegen met alle kracht van den geest, waarover zij beschikken. En de jongeren onder hen zullen de gevangenis verkie zen boven de kazerne, omdat zij voelen dat het beter is met een zuiver geweten tijdelijk opgesloten te zit ten, dan dwars tegen het geweten in zich tot moord te laten africhten. De kerk treedt zoo gaarne op als opvoedster der 'menschen. De menschen zullen haar toonen dat zij boven haar uit zijn gegroeid, althans ten opzichte van den principieelen strijd tegen den oorlog. ASTOR. Uit de Filmwereld door BRIGITTE HELM. „De zingende stad" dat is Napels. Maar nu moet u niet denken, dat er een landschapsschildering of een inhouds opgave van een film komt. Want van Napels heb ik heel wat anders te vertellen. Het heeft natuurlijk wel een beetje met de film te maken. Want het was vcor de Napolitanen een bijzondere gebeurtenis, dat de „Ufa" er opnamen kwam doen en zij gedroegen zich dan ook in overeenstemming daarmee. Zij waren echter het mee3t verbaasd over mnn blonde haren. Ter eere van mij werd er een galavoorstelling gegeven waarbij het publiek mij tegelijkertijd in levenden lijve in een loge en als filmbeeld op het witte doek kon zien Zij gaven „Manolescu" en ik zou wel willen, dat al mijn toekomstige films met evenveel geestdrift ontvangen werden als die film door de Napolitanen. Ilc was zoo voorzichtig geweest, pas in de bioscoop te komen nadat de voorstelling aan den gang was, maar een paar men schen hebben mij natuurlijk toch gezien en begonnen midden onder de film te roepen. De anderen merkten mij toen ook cp en zij lieten Manolescu voor wat het was en applaudisseerden als bezetenen. Maar dat was nog niets. Na afloop van de voorstelling stormden de Italianen met bouquetjes en oorverdoovend gebrul op mij los, drukten mij een heele bloementen toonstelling in de armen en lieten mij nauwelijks aan het woord komen. En ik had van tevoren nog wel zoo moeizaam een paar Italiaansche zinnen uit het hoofd geleerd, die volgens den regisseur beteekenden: „Ik spreek hier Italiaansch om u te laten hooren, dat ik geen Italiaansch versta. Maar ik wil u danken, duizendmaal danken voor uw hartelijke ontvangst." Ik weet niet, of ze dat verstaan hebben, maar in elk geval nam de geest drift toe, zoodat lk slechts met moeite en halfplatge- drukt kon ontkomen. De bloemen had ik nog in mijn armen, tenminste de stelen, want de bloemen zelf waren afgerukt door de opgewonden jonge mannen. Tusschen twee haakjes, ln de geheele bioscoopzaal was ik de eenige vrouw, de bioscoop schijnt uitsluitend 'n vermaak voor mannen te zijn. In de artistenkamor werd lk nog opgewacht door een jongen man met een verwarde, zwarte haardos, die met schitterende oogen de drie eenige Duitsche woorden uit sprak, die hij kende: „Ich liebe dich". Na dit intermezzo 3telden wij ons in veiligheid op de blauwe golven van de 1 V V Circa 6 millioen gulden verzekert „De Centrale" elk jaar opnieuw. Welk een bedrag voor een instelling, waarvan het leger der po lishouders uit modern den kende arbeiders bestaat! Alléén een polis bij „De Centrale" - moet het parool luidenl Vraagt U eens onze concurreerende tarieven I RIJNSTRAAT DEN HAAG Middellandsche zee en gingen naar Capri voorde verdere opnamen. Alleen konden wij van de beroemde blauwe kleur der zee niets bespeuren, want het stormde. U zult mij wel niet gelooven wanneer ik zeg, dat alleen de ka pitein, een paar matrozen, een groote hond en mijn per soontje niet zeeziek waren. En toch is dat de zuivere waarheid. Zelfs de wagen met klankfilm-apparaten liet haar inhoud over het dek rollen en bijna hadden onze toestellen de geluiden op den bodem der zee kunnen op nemen. Ook mijn collega's lieten heel wat over boord vallen, maar ikzelf wandelde vroolijk over het dek en voelde mij heel goed. Op Capri hadden wij zooveel te doen, dat wij weinig tijd hadden om te letten op de gewaarwordingen, die onze komst bij de bevolking veroorzaakte. Wij hadden slechts terloops gehoord, dat Edda Mussolini, de dochter van den Duce, het eiland zou bezoeken, ongeveer gelijk tijdig met een dochter van den Koning van Italië. D© prinses heeft met haar gevolg onze studio bezocht en urenlang naar het maken der opnamen gekeken. De hofdames schudden dikwijls bedenkelijk het hoofd, wan neer er een llefdescène gespeeld moest worden en de kussen zoo dikwijls gerepeteerd moesten worden. 's Middags dronken wij eens rustig thee in het hotel, toen een groote menschenmenigte zich op het voorplein verzamelde. Nieuwsgierig geworden, ging ik op het bal- con, wat een zeer onverwachte uitwerking had: de men schen begonnen „Enviva" te roepen, gooiden hun hoe den in de lucht en overstroomden mij met bloemen. Ik was wel heel wat gewend op het gebied van Italiaansch enthoiisiasme, maar deze huldiging maakte mij toch ver legen. De vreugde was echter van korten duur. De regisseur trok mij van het balcon af de zaal weer in. Het geroep op straat verstomde, maar klonk spoedig weer met ver dubbelde kracht. Ik keek voorzichtig door het gordijn op het balcon en zag daar een andere dame staan, dis buigend dankte. Het was Edda Mussolini en de men schen waren gekomen om haar hulde te brengen. Ik was maar een vergissing. De menschen riepen oik dui delijk: „Enviva Edda",

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 1