SchagerCourant Ve/ikadas Jhnge föescAuctjeó Derde Blad. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Paardenmishandeling te Zuid- en en Noord-Schermer. LAAT ZICH D00DEN! PEPERMUNT LIEFDE NIET Donderdag 4 December 1930 73ste Jaargang. No. 8777 Zitting van Dinsdag 2 December. MEERVOUDIGE STRAFKAMER. PAARD 3>nJRW GERANSELD, IN DE SLOOT GE JAAGD EN MET GEBROKEN POOT DOOR 3 PAARDEN OP HET LAND DOEN SLEEPEN. De gruwelijke nnsiiandeling door den toe- suuia van liet kauaver op het abattoir ge constateerd. Op 7 October stonden terecht de 23-jarige landbouwer Petrus Cornells van S. en zijn 29-jarige zuster Maria Victoria van S., beitien geboren te Haarlemmermeer en wonende te Zuid- en Noord-Schermer, verdacnt ter zake mishandeling van een paard op 28 juli door slagen en steken, waardoor het beangste dier in een sloot ge raakte, aldaar een poot braa en toen op last van uen landbouwer door drie ploegpaarden uit die sloot werd gesleept. Het jammerlijk aigetakeide dier werd naar het gemeenteiijK sïachtnuis te Alkmaar vervoerd, nadat het vooraf was argemaakt en toen gaf den abnormalen toestand van het vleesch op den rug, aaftleiding tot verdenking en het instellen van een nader onderzoek, met het resultaat dat tegen bovengemelde personen een strafvervolging werd ingesteld ter zake dierenmis handeling. Hoewei op de terechtzitting de knecht A J. Pieters moest verklaren, dat hij de mishandeling ergerlijk vond, bracht het getuigenvernoor minder positieve gegevens dan in het politie-onderzoek, zoodat aeze zaak op ver zoek van den heer Officier werd geschorst en een nieuwe instructie ditmaal door den Rechte r-commissa- ris werd gelast. Deze instructie bleek thans te zijn gesloten en werd op de strafzitting van heden de zaak voortgezet Thans moesten worden gehoord 8 getuigen, waarvan aanvankelijk 6 verschenen. In de eerste plaats werd gehoord de heer A. J. Pieters, arbeider te Z.- en N.-Schermer, in dienst van den ouden heer van S., die verklaarde dat zijn patroon kwaad werd op het lastige paard, een kleine geie Belg, dit liet uitspannen en aan een lijn liet zetten. Hij haal de een ruiterstok, 'n soort dikken knuppel van 2 Meter lengte en ranselde het paard daarmede af. De heer Pieters keurde deze straimethode niet goed. Het dier liep dan ook achter uit de sloot in met de pooten en een gedeelte buik onder water. Hef gelukte aanvan kelijk niet het dier uit de sloot te trekken, waarop van S. opnieuw zijn reuzeknuppel in werking stelde, terwijl ook mej. van S. haar broeder met een stok assisteerde, met gevolg dat het paard omver viel. An derhalf uur heeft het ongelukkige dier in die sloot ge legen, terwijl het voortdurend werd afgeranseld, na tuurlijk zonder resultaat Toen werd het paard uitge sleept en geraakte weer in sloot, doch daarna werd het niet meer geslagen, doch opnieuw uit de sloot gesleept en bleek het dat het dier vreeselijk had geleden door de ergerlijke mishandeling en ook een poot had gebroken. De verdachte van S. ontkende, dat het paard 1% uur in de sloot had gelegen. Ook beweerde hij, dat niet hij, maar de getuige Pieters het dier had geslagen. Voorts beweerde hij, dat met een halstertouw was geslagen, wat door Pieters werd tegengesproken. Ook op meer dere punten sprak verdachte de verklaring van zijn knecht tegen. Mej. Maria van S. ontkende geslagen te hebben, dit deed Pieters! Verdachte van S. vond het slaan met een ruiterstok een geoorloofd middel. Een zweep gebrui ken zij nooit 't Is geen kraamkindje, dat je zóó maar oppakt en uit de sloot kan halen, een paard van 900 pond!, beweerde mej. van S. FEUILLETON Uit het Engelsch van L. G. MO B E RLY. 18. Zijn doffe oogen begonnen te schitteren en op zijn wangen kwam een zwakke kleur. Zacht trok hij zijn hand uit de hare en streelde haar vingers. „Zeg je dit allemaal alleen uit medelijden of om mij een beetje te troosten?", vroeg hij aarzelend. „Hoe kom je erbij? Toen ik hoorde dat je hier lag en niet goed was, besefte ik, ja, met een schok, zou ik bijna zeggen, dat mijn heele carrière mij niets kon schelen, geen steek! Het eenige wat mij nog kon sche len was dat jij weer beter werd. Je moet beter wor den, Toby, begrepen. „Ja. En ik zal beter worden ook. Ben jo nu tevreden? En..." het duurde een oogenblik eer hij voortging: „Je neemt dus alles terug van wat je gezegd hebt over je eigen leven leiden en zoo meer?" „Alles! Als jij het prettig vindt, dat ik niet mijn eigen leven leid, maar het jouwe deel, ben ik tot je dienst, ouwe jongen!" Zijn plotselinge lach deed de verpleegster bezorgd om het scherm kijken, nadar een blik op het gezicht van haar patiënt stelde haar onmiddellijk gerust. „Goed?" vroeg Olive vroolijk. „Prachtig," was het antwoord. En de verpleegster naderbij roepend, ging Toby voort: „Deze visite heeft mij meer goed gedaan dan jullie heele apotheek zou kunnen doen. Ik ben vastbesloten om mijn leven duur te verkoopen, zuster. Ik heb weinig lust om nu al deze schoone aarde vaarwel te zeggen." De verpleegster keek Olive, die ondertusschen was opgestaan, nieuwsgierig aan. „Hij moet zich nu maar een beetje rustig houden." zei Olive zacht, maar ik geloof niet dat Ik hem veel kwaad gedaan heb." „Kwaad gedaan?," herhaalde hij opgewekt „Je hebt mij opstandig gemaakt!" Even zweeg hij en toen klonk het vleiend: „Olive, je komt nog eens gauw terug?" Een paard Is geen baby, dat weten we allemaal wel. antwoordde de president, mr. Ledeboer. Getuige A. M. Pieters, broeder van vorige getuige en eveneens in dienst van verdachte, verklaarde overeen komstig zijn broeder. Het was de baas die sloeg en niet zijn broeder. De afstraffing scheen hij vrijwel gewoon te vinden, althans het gebruik van een ruiterstok. Doch de manier waarop met het paard werd omgesprongen, kon hij niet onverdeeld goedkeuren. Nadat het dier ein delijk weer op het land stond, op drie pooten, bloedde het aan het oog, tengevolge van een schop of slag, het paard met de klomp toegebracht. Niet zijn broeder, doch van S. had het paard geslagen. Ik had niet eens klompen aan, repliceerde verdachte van S. De ruiterstok is door het slaan gebroken, verklaarde getuige Pieters. Het echtpaar Kaaij, ook de vorige keer gehoord, had op een afstand gezien, dat verdachte van S. het paard sloeg met een stof of vork. Voorts sprak getuige mej. Kaaij zich zeer gereserveerd uit. Pieters had echter het p^ard uit de sloot getrokken. Het leek er wel op, dat mej. Kaaij zich had laten intimideeren. Verdachten ontkennen mej. Kaaij in verband met deze zaak te hebben uitgescholden, wat door mej. Kaaij schoorvoetend was beweerd. Deze getuige begon ten slotte te huilen. Haar man. de heer Dirk Kaaij, verklaarde dat hij op een grooten afstand zag. dat het paard onder het uit de sloot trekken over den kop sloeg en bleef liggen. Van het slaan had hij niets gezien. Zijn oogen zijn niet zoo goed meer. Getuige Loodewegen had verdachte Marie van S. met een stok slaande bewegingen zien maken. Hij zag niet dat zij het paard raakte. Wel zag hij, dat het dier zich dan bewoog. Nic. v. d. Heijden, wonende te Oudorp, had waar genomen, dat verdachte van S. had geslagen en met een klomp geschopt. Ook Adriaan Pieters had hij zien slaan, toen het in de sloot lag. Getuige A, Pieters erkende ook het paard een paar slagen te hebben toegebracht. Alstoen werd gehoord de heer Van de Wetering, op zichter van het slachthuis en hulpkeurmsester Hij had een dood paard in ontvangst genomen met een ge broken poot Bij het afvillen zat de huid vol met ge ronnen bloed. De indruk werd gevestigd bij getuige v. d. Wetering, dat het dier zwaar mishandeld was. Ruim 20 kilo vleesch, dat murw was, moest verwijderd worcen. Ten slotte verscheen als getuige de heer C. Rootzant, dierenarts, welke heer het paard had geschouwd na villing en had geconstateerd, dat het dier had geleden door uitwendig geweld en dit niet 'door sleepen was teweeg gebracht Het was zeer wel mogelijk dat het dier was geslagen Getuige keurde het gebruik van een ruiterstok als afstraffingsmiddel beslist af. De heer Oficier vond dat 't verdedigingssysteem van verdachten, om alles te ontkennen, de zaak nog meer onsympathiek maakte, dan zij, afgescheiden daarvan, al was. Vervolgens ging spreker de verschillende verzwa rende getuigenverklaringen nog eens zorgvuldig na, waaruit Z.Ed. tot de conclusie kwam, dat het ergerlijk feit zeer zeker wettig en overtuigend bewezen kon wor den verklaard. Het was zeer zeker bar, dat een weer loos dier 1% uur minstens op deze wijze werd mis handeld. Ook hetgeen Marie van S. was ten laste ge legd, achtte de heer Officier bewezen uit de desbe treffende getuigenverklaringen. Zelden had spreker een zóó ernstige dierenmishandeling gezien. Schandelijk noemde de Oficier dat Marie Van S. had getracht mej. Kaaij te intimideeren. Alleen achtte de Officier hier ge vangenisstraf op zijn plaats. Mej. Marie is 6 jaar geleden veroordeeld wegens mishandeling en eveneens haar broeder. Zij hadden toen een man mishandeld en de deur uitgezet. De Officier noemde verdachte Petrus de ergste en re- quireerde Z.Ed. tegen hem 2 maanden gev. en tegen Marie 1 maand gevangenisstraf. Verdachte Petrus verzocht voorwaardelijk en Marie verklaarde zich onschuldig. Uitspraak over 8 dagen. HOOGER BEROEP IN EEN AANRIJDINGSZAAK. De heer Rijer B.. een 40-jarIgê schipper te Broek op Langendijk, was veroordeeld door den Kanton rechter te Alkmaar ter zake overtreding van artikel 22 der Motor- en Rijwielwct. Hij was namelijk op 1 Juli te Bergen als bestuurder van een vierwielig motor rijtuig door te groote snelheid en roekeloos rijden in aanrijding gekomen met een dito motorrijtuig, be stuurd door den heer P. C. Oosterhoorn, kapper te Heemstede en door welke aanrijding diens motorrij tuig werd beschadigd. Ook werd een wielrijder, de „Heel gauw," beloofde zij. terwijl zij zijn hand een oogenblik vasthield. lederen dag, ais ik mag." „Olive, zou je me... zou je me een kus willen geven?," vroeg hij half-smeekend, half-plagend, „bij wijze van onderpand?" De verpleegster had zich weer bescheiden terug ge-- trokken en Olive boog zich ove>- hem heen en drukte een kus op zijn gloeiend voorhoofd. „Daar, bij wijze van onderpand." zei zij zacht," als garantie dat ik ieder woord gemeend heb." HOOFDSTUK XVIII. Eva's bekentenis. Verwonderd keek Rupert op. toen er zacht op de deur van zijn atelier geklopt werd, maar zijn verwonde ring veranderde in blijdschap, toen hij Eva op den drempel zag staan. „Kind, wat aardig van je." riep hij opgewekt uit, terwij! hij haar haastig tegemoet liep en haar beide handen nam. „Ik stond al op het punt om te zeggen, dat ik niet gestoord wil worden, maar nu jij het bent... Hij zweeg en wilde haar in zijn armen nemen, maar zij ontweek hem, alsof zij bang voor hem was en staar de hem èen oogenblik aan zonder iets te zeggen. „Zeg liefste," vroeg hij bezorgd, „je kijkt alsof er iets aan scheelt. Wat is er Eva?" „Den heelen nacht heb ik er over liggen nadenken, dat ik naar jou toe moest," antwoordde zij somber. „Ik wilde het niet, maar ik móest, Rupert," Haar stem klonk toonloos en Dane keek haar ver bijsterd aan. „Kindje, ik begrijp er niets van," zei hij zacht. „Waarover heb je dan zoo liggen piekeren?" Zij gaf geen antwoord en vriendelijker nog dan eerst ging hij voort. „Wat kijk je mij toch aan. Wat is er Eva? Heusch. wat er ook aan scheelt, we kunnen het met z'n belden altijd wel weer in orde brengen. Heb je soms een brief ontvangen die je overstuur ge maakt heeft, of ben je geschrokken door die plotselin ge komst van je oom?" HU glimlachte in de hoop. dat zij zijn glimlach zou beantwoorden. Maar ze bleef maar angstig staren en schudde langzaam het hoofd. „Ik... ik weet niet, hoe ik het je vertellen zal." stot terde zij. „En toch... moet ik je alles vertellen. Mijn geweten laat mij geen oogenblik met rust, Rupert, geen oogenblik." En wanhopig wrong zij haar handen. „Je geweten?", herhaalde Rupert verbaasd. „Wat bedoel je toch, Eva? Is er sedert gisteren iets gebeurd?' „Neen," glimlachte ze bijna droevig. „Niet sedert heer Dr. Ambagsheer uit Alkmaar, bij die gelegenheid aangereden. De veroordeelde was tegen dit vonnis in hooger be- rolp gekomen, hetwelk heden werd behandeld. De heer B. voerde hetzelfde verweer als voor den Kantonrech ter ©n ontkende beslist te snel te hebben gereden. De schade was door hem inmiddels voldaan. De heer Ambagsheer had eveneens schade aan zijn rijwiel bekomen, die ook alreeds betaald was. Bij de behandeling ln hooger beroep werd ook ge hoord als getuige a decharge mevrouw Oosterhoorn Van Amstel, terwijl als getuige op verzoek van appel lant nog werd gehoord de heer Jan Kuiper uit Zuid- scharwouae, die verklaarde als passagier, die naast appelant in den auto zat, dat ongeveer 30 a 35 KM. werd gereden. Gevorderd werd f 50 boete -of 50 dagen. HOOGER BEROEP AANRIJDING VOORMEERBRUG TE ALKMAAR. De heer Dirk de L„ een 29-jarig chauffeur, destijds in dienst van de stadsautobussendienst te Alkmaar, was door den kantonrechter te Alkmaar veroordeeld naar aanleiding van een aanrijding die op 16 April plaats had op de brug aan de Voormeer-Zandersbuurt tusschen de door hem bestuurde autobus en een wielrijder, de heer P. v. Lienen, op het moment, dat beiden de smalle brug. alwaar passeeren vrijwel was uitgesloten, ongeveer tege lijk opreden. De wielrijder werd door de zware bus tegen de brugleuning aangedrukt en leed schade aan zijn rij wiel, door hem opgegeven tot een bedrag van f 25. De heer J. Beets, een belangrijke en zeer pertinente getuige was niet verschenen waarvan acte gevraagd en verleend werd. wat voor Beets een schadepostje dreigt te worden. Evenals ln eerste instantie, beweerde de ap pellant, dat, toen hij de brug opreed, de brug vrij was, wat door den heer v. Lienen werd weersproken. Deze be vond zich reeds op de helft van de brug. De chauffeur stopte niet De appellant beweerde direct gestopt te hebben. De heer C. Mol, arbeider verklaarde, dat de aanrijding plaats had op het midden van de brug, vooraf was een vracht auto van Schot die vanaf de Voormeer kwam, over de brug gereden. Getuige zag de autobus en stapte tijdig af. Naar zijn meening was de autobus het eerst op de brug. Beslist niet, beweerde van Lienen. Mej. E. C. van Straten verklaarde daarentegen dat de brug, toen de auto deze opreed, geheel vrij was. De president begreep niet, waarom de bus, toen ver dachte de wielrijders zag komen, niet werd stopgezet. De chauffeur beweerde de wielrijders niet tijdig gezien te hebben. Hij stopte direct. De officier ging het gebeurde nog eens uitvoerig na en bleek de meening te zijn toegedaan, dat het bewijs niet voldoende geleverd was en geen veroordeeling kon volgen, weshalve de officier vrijspraak requireerde. DIEFSTAL VAN KIPPEN TE KOEDIJK. Tegen den dnder 1 jaar en 6 maanden ge vangenisstraf geëischt. De 46-jarige, zonder vaste woonplaats rondzwervende en thans gedetineerde verdachte Hendrik M„ stond in de middagzitting terecht als verdacht van diefstal van 10 kippen en twee althans 1 konijn, eigendom van den heer Hendrik Norden te Koedijk, welk feit zou zijn ge pleegd ln den nacht van 13 op 14 October j.1. aldaar. Dc verdachte, aan wien was toegevoegd, als verdediger Mr. Schenkeveld ontkende en trachtte zich een alibi te verschaffen, dcor te beweren dat hij in dien nacht had gezworven van Enkhuizen naar Purmerend en had ge slapen in een hooiberg. In strijd met die verklaring was echter de omstandig heid, dat hij te Purmerend kippen had te koop aange boden, die door den heer Norden waren herkend als zijn eigendom. De verdachte had echter ook voor dien spijker een naar hij dacht passend gat, door te beweren, dat hij deze •kippen had gekocht van een, hem helaas onbekend per soon. Op grond van deze niet zeer soepele houding van ver dachte. had de officier niet minder dan 7 getuigen doen dagvaarden. Natuurlijk beschouwde de president het verhaal voor den onbekenden Juppenkoopman als louter fantasie en deed zijn uiterste best den verdachte tot bekentenis te brengen, hem er op wijzende, dat hij zich door kippen te koopen zonder informaties, zich in ieder geval had schuldig gemaakt aan het misdrijf van schuldheling. De verdachte beweerde zonder zich van zijn stuk te laten brengen, dat de onbekende koopman de kippen had geborgen in een kistje en hij die kippen, plus kist, had gekocht voor f 21.50 en het pluimvee weer had verkocht voor f 24. Bij fouilleering, nadat verdachte was aange houden. bleek hij in 't bezit te zijn van 6 cent Konijnen gisteren. Wel langer geleden." Rupert keek haar vragend aan. „Als je alles weet zul je mij haten. Je zult het mij nooit willen vergeven. Je hebt gezegd, Rupert," ging zij zacht voort „dat je bedrog niet kunt uitstaan." .Bedrog? Vat praat je van bedrog? In vredesnaam. Eva, vertel mij toch wat er is! Ik begrijp er niets van; waarom zie je er zoo ellendig uit? Kom meisje, vertel mij alles." Hij deed een stap naar voren en raakte zacht haar arm aan, maar zij huiverde en deinsde achteruit „Je weet niet, hoe slecht ik ben, Rupert," riep zij plotseling uit „en ik weet niet hoe ik het je ver tellen moet" „Je wilt me toch niet vertellen dat je niet meer van mij houdt?" „Neen, absoluut niet Er is niemand zooals jij." „Wat ls het dan? Werkelijk Eva. je maakt het veel erger dan het is. Wat je oom vindt of niet vindt," lachte hij."ik noenr» je voortaan, zooals ik je altijd ge noemd heb." „En wanneer ik nu eens werkelijk zoo heette," ant woordde zij met den moed der wanhoop." Wanneer ik nu eens niet Prudence Campbell heette?" Rupert keek haar aan, alsof zij plotseling haar ver stand verloren had, maar zij liet hem geen tijd om iets te zeggen. „Luister, Rupert." ging zij gejaagd voort, „laat ik je nu alles ronduit vertellen, voordat de moed mij ont zinkt Ik ben zoo laf geweest Rupert, zoo vreeselijk laf. Nog steeds begrijp lk niet hoe ik ooit zoo heb kun nen zijn. Maar Ik was bang, bang voor Nigel. Ik wilde niet gedwongen worden om met hem te trouwen. Mijn tante was zoo vastbesloten dat het gebeuren zou en ik... ik wjas zoo bang voor hem." „Voor wie? Wie is Nigel?" Rupert's tóón klonk streng en Eva's lippen trilden. „Nigel Bannister." antwoordde zij zacht. „Nigel Bannister? Wat had jij uitstaande met Nigel Bannister? Heb je hem dan gekend? Je hebt me daar van niets gezegd, toen ik je vertelde, hoe hij mij Violet afgetroggeld had. Wat heb jij met Nigel Bannister te maken?" „Niets," riep zij hartstochelijk uit. „Niets. Ik haat hem, Rupert, ik haat hem. Hij deed mij altijd denken aan een 3lang. Maar... in vredesnaam. Rupert, kijk mij toch niet zoo streng aan. Het is moeilijk om je zóó de waarheid te moeten vertellen." „Het is zeker niet moeilijk voor mij om die aan te hooren," antwoordde hij bruusk. „Vertel me dan toch, wat jij met Nigel Bannister te maken had." „Ik was... met hem verloofd. Ik had een een afkeer Hel A ma döcjolijksche BrlNiH middel ter m ffWMI MlW opwekkinQ en verf r i s sc hl f uj. had de heer M. niet gekocht, doch op zijn marktstand- plaats vond men een zak, waarin 1 konijn, dat ook door den heer Norden als zijn eigendom goed herkend, 'n toe valligheid, die veel te denken gaf. Volgens verklaring van verdachte had hij de kippen per rijwiel vervoerd. De heer H. Norden. arbeider aan de zeswielen. gem. Koedijk, die op zijn erf kippen en konijnen hield was destijds werkzaam te Breezand. alwaar een rechercheur hem den diefstal en aanhouding van M. berichtte. Hij be gaf zich direct naar Purmerend en herkende aldaar zijn 10 kippen, benevens 1 konijn van de twee die hU ver miste. Hij had verdachte wel eens in Breezand gezien, alwaar hij in het gezelschap van zekeren heer Duut ver toefde. Deze was bij een zwager van getuige ln den kost geweest en had wel eens 'n kop koffie bij getuige ge dronken. De vermiste kippen konden worden geïdenti ficeerd als 9 leghorns en 1 wyandot. Dien nacht was ook juffrouw Norden afwezig en lo geerde bij haar moeder. Bij haar thuiskomst trof zij be schadigde hokken aan en miste een gedeelte van haar pluimveestapel en 2 konijnen. De koopman Stekelenbosch van Oterleek had in den nacht van 13 op 14 October, toen hij zich naar de markt te Purmerend begaf, twee personen ontmoet op de fiets, die kwamen uit de richting Alkmaar. Een van hen had een tweetal gevulde zakken op den bagagedrager. Te Rustenburg had hij twee personen voor zich uit zien loopen. Hij haalde deze personen met zijn kettenkar in en zag hen toen op de fiets stappen. Op zijn vriendelijken morgengroet gaven zij geen antwoord. Het stel kwam getuige verdacht voor. vooral omdat hij veronderstelde dat ln de zakken pluimvee zat. Getuige dacht er nog aan de politie te waarschuwen, doch de daaraan verbonden drukte hield hem tegen. Later zag getuige Stekelenbosch den verdachte met een kistje op de markt staan, ook Duut was bij hem, doch hield zich meer achterbaks. Getuige Leegwater van Ursem had verdachte in dien nacht gezien op den Walingdyk. Hij zat op de fiets en had twee zakken, waarin levenden inhoud. Op de Pur- merender markt trof getuige hem aan met kippen. Ook zag hij. doch niet in zijn gezelschap, den veelbesproken heer Duut. Getuige had de politie gewaarschuwd. De verdachte was zoo vrü. om ondanks al die verzwa rende verklaringen,, alles te blijven ontkennen. Hij liet zich niet „kisten", zooals het in den volksmond heet. De heer Binken, agent van politie te Purmerend had verdachte aangehouden, direct nadat deze de kippen had verkocht. Ook vond getuige een zak, waarin een konijn en een aantal witte kippenveeren. Vermoedelijk behoorde deze zak ook bij verdachte, veronderstelde de heer Bin ken. Mej. Jeltje Jensma, huisvrouw van den heer Jacobu9 Stolk te Alkmaar, verzorgde bij afwezigheid van de fam. Norden haar pluimvee. Op Dinsdag 14 October volbracht zij weer haar taak en constateerde toen de verdwijning van kippen en' konijnen. Ten slotte de heer J. Frederiks, laatste getuige, die op 14 October ln zijn auto onder Avenhorn rijdende aldaar een persoon had opgemerkt, op een rijwiel met zakken over het stuur, welke man hij later aantrof op de Pur- merender markt. Getuige herkende in den verdachte dien persoon. Hij had toen een geelachtige regenjas aan. Alles te vergeefs, verdachte was niet te vermurwen, en bleef pertinent ontkennen. De president waagde nog één ladtste poging met het zelfde negateive resulatat. De heer Officier was echter meer positief en vorder- de na een uitgebreid requisitoir, waarin hij alle omstan digheden wist aan te passen als een blokkendoos, het •cnlaste gelegde feit door al deze aanwezigen wettig en overtuigend bewezen achtende, tegen den verstokten re cidivist. s'.nds '99 meermalen veroordeeld wegens ver mogensdelicten 1 .jaar en 6 maanden gevangenisstraf. De officier bracht hulde aan de verdienstelijke houding en het verstandig handelen der getuigen en niet in 't minst het tactvol optreden van den agent van politie Binke, die zorgzaam het moment van ingrijpen had af gewacht, tot verdachte als heer en meester over de kip pen beschikte. Mr. Schenkeveld die in zijn binnenste een conflict voel de tusschen staatsburgerschap en advocatuur, moest er kennen. dat alle gras hem voor de voeten was wegge maaid en refereerde zich aan 's rechtbanks oordeel met betrekking tot dezen levensschipbreukcling. Uitspraak volgende week. Waarna sluiting. van hem, maar..." „Verloofd met Nigel Bannister, zeg je? Dus daarom was je zoo bang om ontdekt te worden? Maar Nigel Bannister... Ben jij krankzinnig of ben ik het?" „Rupert Rupert, probeer mij toch te begrijpen. Alles zal ik je vertellen, alleen... O. Rupert, kijk me toch niet aan, alsof je mij niet kent." „Het lijkt er ook veel op. alsof ik Je niet ken," ant woordde hij schamper. „Nog steeds kan ik er geen touw aan vastknoopen." „Rupert." hernam zij en ze trachtte kalm te spre ken." Ik heb verkeerd gehandeld van het oogenblik af dat ik wakker werd in jouw atelier dien avond van het ongeluk. Maar ik was zoo bang oifi ontdekt te wor den en gedwongen te worden met Nigel te trouwen, dat lk... „Nu wat?" „Dat ik mij voor een ander uitgai. dan ik werkelijk ben. Het scheen alsof haar stem terugkaatste tegen den wand van het atelier en toen plotseling wegstierf. Rupert stond op eenigen afstand van haar en keek haar strak aan. En hij zweeg zoolang, dat zij ten slotte haar oogen smeekend naar hem opsloeg. „Een ander dan je werkelijk bent?" herhaalde hij eindelijk." En wie ben je dan wel? Voor wie heb je je dan uitgegeven? Vertel me alles: er bestaat nu geen enkele reden meer om mij nog langer voor te liegen." Onwillekeurig deed zij een stap achteruit toen zij hem zoo hoorde spreken, maar zij antwoordde dapper: „Ik wilde mij verborgen houden, dat heb ik je ver teld. Ik was zoo bang voor Nigel, zoo bang voor tante Laura, dat ik werktuigelijk het eerste het beste deed, wat bij mij opkwam. Het... het leek mij zoo'n goede gelegenheid om uit mijn moeilijkheden te raken. Zij was dood... Familie had zij niet meer. Niemand zou het zich aantrekken. Ik zag toen niet in hoe slecht het van mij was. En zoo kwam ik er toe om haar naam aan te nemen." „Haar naam?" De naam, waaronder je mij altijd gekend hebt." Weer aarzelde ze. „Prudence Campbell. Eva Hartwood is niet bij dat ongeluk omgekomen, maar wel Prudence Camp bell. En ik..." „Dus jij bent Eva Hartwood?" Zwijgend boog zij het hoofd. „Je hebt je dus al dien tijd uitgegeven voor een ander, jij liet dus een ander meisje onder jouw naam begraven? Zoo lang je hier bent, heb Je dus gelogen?" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 9