SchagerCourant
Ve/ikadas Jhnge föescAuctjeó
Derde Blad.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Paardenmishandeling te Zuid- en
en Noord-Schermer.
LAAT ZICH
D00DEN!
PEPERMUNT
LIEFDE
NIET
Donderdag 4 December 1930
73ste Jaargang. No. 8777
Zitting van Dinsdag 2 December.
MEERVOUDIGE STRAFKAMER.
PAARD 3>nJRW GERANSELD, IN DE SLOOT GE
JAAGD EN MET GEBROKEN POOT DOOR 3
PAARDEN OP HET LAND DOEN SLEEPEN.
De gruwelijke nnsiiandeling door den toe-
suuia van liet kauaver op het abattoir ge
constateerd.
Op 7 October stonden terecht de 23-jarige landbouwer
Petrus Cornells van S. en zijn 29-jarige zuster Maria
Victoria van S., beitien geboren te Haarlemmermeer en
wonende te Zuid- en Noord-Schermer, verdacnt ter zake
mishandeling van een paard op 28 juli door slagen en
steken, waardoor het beangste dier in een sloot ge
raakte, aldaar een poot braa en toen op last van uen
landbouwer door drie ploegpaarden uit die sloot werd
gesleept. Het jammerlijk aigetakeide dier werd naar
het gemeenteiijK sïachtnuis te Alkmaar vervoerd, nadat
het vooraf was argemaakt en toen gaf den abnormalen
toestand van het vleesch op den rug, aaftleiding tot
verdenking en het instellen van een nader onderzoek,
met het resultaat dat tegen bovengemelde personen
een strafvervolging werd ingesteld ter zake dierenmis
handeling.
Hoewei op de terechtzitting de knecht A J. Pieters
moest verklaren, dat hij de mishandeling ergerlijk vond,
bracht het getuigenvernoor minder positieve gegevens
dan in het politie-onderzoek, zoodat aeze zaak op ver
zoek van den heer Officier werd geschorst en een
nieuwe instructie ditmaal door den Rechte r-commissa-
ris werd gelast.
Deze instructie bleek thans te zijn gesloten en werd
op de strafzitting van heden de zaak voortgezet
Thans moesten worden gehoord 8 getuigen, waarvan
aanvankelijk 6 verschenen.
In de eerste plaats werd gehoord de heer A. J.
Pieters, arbeider te Z.- en N.-Schermer, in dienst van
den ouden heer van S., die verklaarde dat zijn patroon
kwaad werd op het lastige paard, een kleine geie Belg,
dit liet uitspannen en aan een lijn liet zetten. Hij haal
de een ruiterstok, 'n soort dikken knuppel van 2 Meter
lengte en ranselde het paard daarmede af. De heer
Pieters keurde deze straimethode niet goed. Het dier
liep dan ook achter uit de sloot in met de pooten en
een gedeelte buik onder water. Hef gelukte aanvan
kelijk niet het dier uit de sloot te trekken, waarop
van S. opnieuw zijn reuzeknuppel in werking stelde,
terwijl ook mej. van S. haar broeder met een stok
assisteerde, met gevolg dat het paard omver viel. An
derhalf uur heeft het ongelukkige dier in die sloot ge
legen, terwijl het voortdurend werd afgeranseld, na
tuurlijk zonder resultaat Toen werd het paard uitge
sleept en geraakte weer in sloot, doch daarna werd het
niet meer geslagen, doch opnieuw uit de sloot gesleept
en bleek het dat het dier vreeselijk had geleden door de
ergerlijke mishandeling en ook een poot had gebroken.
De verdachte van S. ontkende, dat het paard 1% uur
in de sloot had gelegen. Ook beweerde hij, dat niet hij,
maar de getuige Pieters het dier had geslagen. Voorts
beweerde hij, dat met een halstertouw was geslagen,
wat door Pieters werd tegengesproken. Ook op meer
dere punten sprak verdachte de verklaring van zijn
knecht tegen.
Mej. Maria van S. ontkende geslagen te hebben, dit
deed Pieters! Verdachte van S. vond het slaan met een
ruiterstok een geoorloofd middel. Een zweep gebrui
ken zij nooit 't Is geen kraamkindje, dat je zóó maar
oppakt en uit de sloot kan halen, een paard van 900
pond!, beweerde mej. van S.
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
L. G. MO B E RLY.
18.
Zijn doffe oogen begonnen te schitteren en op zijn
wangen kwam een zwakke kleur. Zacht trok hij zijn hand
uit de hare en streelde haar vingers.
„Zeg je dit allemaal alleen uit medelijden of om mij
een beetje te troosten?", vroeg hij aarzelend.
„Hoe kom je erbij? Toen ik hoorde dat je hier lag
en niet goed was, besefte ik, ja, met een schok, zou ik
bijna zeggen, dat mijn heele carrière mij niets kon
schelen, geen steek! Het eenige wat mij nog kon sche
len was dat jij weer beter werd. Je moet beter wor
den, Toby, begrepen.
„Ja. En ik zal beter worden ook. Ben jo nu tevreden?
En..." het duurde een oogenblik eer hij voortging: „Je
neemt dus alles terug van wat je gezegd hebt over je
eigen leven leiden en zoo meer?"
„Alles! Als jij het prettig vindt, dat ik niet mijn
eigen leven leid, maar het jouwe deel, ben ik tot je
dienst, ouwe jongen!"
Zijn plotselinge lach deed de verpleegster bezorgd om
het scherm kijken, nadar een blik op het gezicht van
haar patiënt stelde haar onmiddellijk gerust.
„Goed?" vroeg Olive vroolijk.
„Prachtig," was het antwoord. En de verpleegster
naderbij roepend, ging Toby voort:
„Deze visite heeft mij meer goed gedaan dan jullie
heele apotheek zou kunnen doen. Ik ben vastbesloten
om mijn leven duur te verkoopen, zuster. Ik heb
weinig lust om nu al deze schoone aarde vaarwel te
zeggen."
De verpleegster keek Olive, die ondertusschen was
opgestaan, nieuwsgierig aan.
„Hij moet zich nu maar een beetje rustig houden."
zei Olive zacht, maar ik geloof niet dat Ik hem veel
kwaad gedaan heb."
„Kwaad gedaan?," herhaalde hij opgewekt „Je hebt
mij opstandig gemaakt!" Even zweeg hij en toen klonk
het vleiend: „Olive, je komt nog eens gauw terug?"
Een paard Is geen baby, dat weten we allemaal wel.
antwoordde de president, mr. Ledeboer.
Getuige A. M. Pieters, broeder van vorige getuige en
eveneens in dienst van verdachte, verklaarde overeen
komstig zijn broeder. Het was de baas die sloeg en niet
zijn broeder. De afstraffing scheen hij vrijwel gewoon
te vinden, althans het gebruik van een ruiterstok. Doch
de manier waarop met het paard werd omgesprongen,
kon hij niet onverdeeld goedkeuren. Nadat het dier ein
delijk weer op het land stond, op drie pooten, bloedde
het aan het oog, tengevolge van een schop of slag, het
paard met de klomp toegebracht. Niet zijn broeder,
doch van S. had het paard geslagen.
Ik had niet eens klompen aan, repliceerde verdachte
van S.
De ruiterstok is door het slaan gebroken, verklaarde
getuige Pieters.
Het echtpaar Kaaij, ook de vorige keer gehoord, had
op een afstand gezien, dat verdachte van S. het paard
sloeg met een stof of vork. Voorts sprak getuige mej.
Kaaij zich zeer gereserveerd uit. Pieters had echter het
p^ard uit de sloot getrokken.
Het leek er wel op, dat mej. Kaaij zich had laten
intimideeren.
Verdachten ontkennen mej. Kaaij in verband met deze
zaak te hebben uitgescholden, wat door mej. Kaaij
schoorvoetend was beweerd. Deze getuige begon ten
slotte te huilen.
Haar man. de heer Dirk Kaaij, verklaarde dat hij op
een grooten afstand zag. dat het paard onder het uit
de sloot trekken over den kop sloeg en bleef liggen.
Van het slaan had hij niets gezien. Zijn oogen zijn
niet zoo goed meer.
Getuige Loodewegen had verdachte Marie van S. met
een stok slaande bewegingen zien maken. Hij zag niet
dat zij het paard raakte. Wel zag hij, dat het dier zich
dan bewoog.
Nic. v. d. Heijden, wonende te Oudorp, had waar
genomen, dat verdachte van S. had geslagen en met
een klomp geschopt. Ook Adriaan Pieters had hij zien
slaan, toen het in de sloot lag.
Getuige A, Pieters erkende ook het paard een paar
slagen te hebben toegebracht.
Alstoen werd gehoord de heer Van de Wetering, op
zichter van het slachthuis en hulpkeurmsester Hij had
een dood paard in ontvangst genomen met een ge
broken poot Bij het afvillen zat de huid vol met ge
ronnen bloed. De indruk werd gevestigd bij getuige
v. d. Wetering, dat het dier zwaar mishandeld was.
Ruim 20 kilo vleesch, dat murw was, moest verwijderd
worcen.
Ten slotte verscheen als getuige de heer C. Rootzant,
dierenarts, welke heer het paard had geschouwd na
villing en had geconstateerd, dat het dier had geleden
door uitwendig geweld en dit niet 'door sleepen was
teweeg gebracht Het was zeer wel mogelijk dat het
dier was geslagen Getuige keurde het gebruik van een
ruiterstok als afstraffingsmiddel beslist af.
De heer Oficier vond dat 't verdedigingssysteem van
verdachten, om alles te ontkennen, de zaak nog meer
onsympathiek maakte, dan zij, afgescheiden daarvan, al
was. Vervolgens ging spreker de verschillende verzwa
rende getuigenverklaringen nog eens zorgvuldig na,
waaruit Z.Ed. tot de conclusie kwam, dat het ergerlijk
feit zeer zeker wettig en overtuigend bewezen kon wor
den verklaard. Het was zeer zeker bar, dat een weer
loos dier 1% uur minstens op deze wijze werd mis
handeld. Ook hetgeen Marie van S. was ten laste ge
legd, achtte de heer Officier bewezen uit de desbe
treffende getuigenverklaringen. Zelden had spreker een
zóó ernstige dierenmishandeling gezien. Schandelijk
noemde de Oficier dat Marie Van S. had getracht mej.
Kaaij te intimideeren. Alleen achtte de Officier hier ge
vangenisstraf op zijn plaats.
Mej. Marie is 6 jaar geleden veroordeeld wegens
mishandeling en eveneens haar broeder. Zij hadden toen
een man mishandeld en de deur uitgezet.
De Officier noemde verdachte Petrus de ergste en re-
quireerde Z.Ed. tegen hem 2 maanden gev. en tegen
Marie 1 maand gevangenisstraf.
Verdachte Petrus verzocht voorwaardelijk en Marie
verklaarde zich onschuldig.
Uitspraak over 8 dagen.
HOOGER BEROEP IN EEN AANRIJDINGSZAAK.
De heer Rijer B.. een 40-jarIgê schipper te Broek
op Langendijk, was veroordeeld door den Kanton
rechter te Alkmaar ter zake overtreding van artikel 22
der Motor- en Rijwielwct. Hij was namelijk op 1 Juli
te Bergen als bestuurder van een vierwielig motor
rijtuig door te groote snelheid en roekeloos rijden in
aanrijding gekomen met een dito motorrijtuig, be
stuurd door den heer P. C. Oosterhoorn, kapper te
Heemstede en door welke aanrijding diens motorrij
tuig werd beschadigd. Ook werd een wielrijder, de
„Heel gauw," beloofde zij. terwijl zij zijn hand een
oogenblik vasthield. lederen dag, ais ik mag."
„Olive, zou je me... zou je me een kus willen geven?,"
vroeg hij half-smeekend, half-plagend, „bij wijze van
onderpand?"
De verpleegster had zich weer bescheiden terug ge--
trokken en Olive boog zich ove>- hem heen en drukte
een kus op zijn gloeiend voorhoofd.
„Daar, bij wijze van onderpand." zei zij zacht," als
garantie dat ik ieder woord gemeend heb."
HOOFDSTUK XVIII.
Eva's bekentenis.
Verwonderd keek Rupert op. toen er zacht op de
deur van zijn atelier geklopt werd, maar zijn verwonde
ring veranderde in blijdschap, toen hij Eva op den
drempel zag staan.
„Kind, wat aardig van je." riep hij opgewekt uit,
terwij! hij haar haastig tegemoet liep en haar beide
handen nam. „Ik stond al op het punt om te zeggen,
dat ik niet gestoord wil worden, maar nu jij het bent...
Hij zweeg en wilde haar in zijn armen nemen, maar
zij ontweek hem, alsof zij bang voor hem was en staar
de hem èen oogenblik aan zonder iets te zeggen.
„Zeg liefste," vroeg hij bezorgd, „je kijkt alsof er iets
aan scheelt. Wat is er Eva?"
„Den heelen nacht heb ik er over liggen nadenken,
dat ik naar jou toe moest," antwoordde zij somber. „Ik
wilde het niet, maar ik móest, Rupert,"
Haar stem klonk toonloos en Dane keek haar ver
bijsterd aan.
„Kindje, ik begrijp er niets van," zei hij zacht.
„Waarover heb je dan zoo liggen piekeren?"
Zij gaf geen antwoord en vriendelijker nog dan eerst
ging hij voort. „Wat kijk je mij toch aan. Wat is er
Eva? Heusch. wat er ook aan scheelt, we kunnen
het met z'n belden altijd wel weer in orde brengen.
Heb je soms een brief ontvangen die je overstuur ge
maakt heeft, of ben je geschrokken door die plotselin
ge komst van je oom?"
HU glimlachte in de hoop. dat zij zijn glimlach zou
beantwoorden. Maar ze bleef maar angstig staren en
schudde langzaam het hoofd.
„Ik... ik weet niet, hoe ik het je vertellen zal." stot
terde zij. „En toch... moet ik je alles vertellen. Mijn
geweten laat mij geen oogenblik met rust, Rupert,
geen oogenblik." En wanhopig wrong zij haar handen.
„Je geweten?", herhaalde Rupert verbaasd. „Wat
bedoel je toch, Eva? Is er sedert gisteren iets gebeurd?'
„Neen," glimlachte ze bijna droevig. „Niet sedert
heer Dr. Ambagsheer uit Alkmaar, bij die gelegenheid
aangereden.
De veroordeelde was tegen dit vonnis in hooger be-
rolp gekomen, hetwelk heden werd behandeld. De heer
B. voerde hetzelfde verweer als voor den Kantonrech
ter ©n ontkende beslist te snel te hebben gereden. De
schade was door hem inmiddels voldaan.
De heer Ambagsheer had eveneens schade aan zijn
rijwiel bekomen, die ook alreeds betaald was.
Bij de behandeling ln hooger beroep werd ook ge
hoord als getuige a decharge mevrouw Oosterhoorn
Van Amstel, terwijl als getuige op verzoek van appel
lant nog werd gehoord de heer Jan Kuiper uit Zuid-
scharwouae, die verklaarde als passagier, die naast
appelant in den auto zat, dat ongeveer 30 a 35 KM.
werd gereden. Gevorderd werd f 50 boete -of 50 dagen.
HOOGER BEROEP AANRIJDING VOORMEERBRUG
TE ALKMAAR.
De heer Dirk de L„ een 29-jarig chauffeur, destijds in
dienst van de stadsautobussendienst te Alkmaar, was
door den kantonrechter te Alkmaar veroordeeld naar
aanleiding van een aanrijding die op 16 April plaats had
op de brug aan de Voormeer-Zandersbuurt tusschen de
door hem bestuurde autobus en een wielrijder, de heer
P. v. Lienen, op het moment, dat beiden de smalle brug.
alwaar passeeren vrijwel was uitgesloten, ongeveer tege
lijk opreden. De wielrijder werd door de zware bus tegen
de brugleuning aangedrukt en leed schade aan zijn rij
wiel, door hem opgegeven tot een bedrag van f 25.
De heer J. Beets, een belangrijke en zeer pertinente
getuige was niet verschenen waarvan acte gevraagd en
verleend werd. wat voor Beets een schadepostje dreigt
te worden. Evenals ln eerste instantie, beweerde de ap
pellant, dat, toen hij de brug opreed, de brug vrij was,
wat door den heer v. Lienen werd weersproken. Deze be
vond zich reeds op de helft van de brug. De chauffeur
stopte niet
De appellant beweerde direct gestopt te hebben. De
heer C. Mol, arbeider verklaarde, dat de aanrijding plaats
had op het midden van de brug, vooraf was een vracht
auto van Schot die vanaf de Voormeer kwam, over de
brug gereden. Getuige zag de autobus en stapte tijdig
af. Naar zijn meening was de autobus het eerst op de
brug.
Beslist niet, beweerde van Lienen.
Mej. E. C. van Straten verklaarde daarentegen dat de
brug, toen de auto deze opreed, geheel vrij was.
De president begreep niet, waarom de bus, toen ver
dachte de wielrijders zag komen, niet werd stopgezet.
De chauffeur beweerde de wielrijders niet tijdig gezien
te hebben. Hij stopte direct.
De officier ging het gebeurde nog eens uitvoerig na en
bleek de meening te zijn toegedaan, dat het bewijs niet
voldoende geleverd was en geen veroordeeling kon volgen,
weshalve de officier vrijspraak requireerde.
DIEFSTAL VAN KIPPEN TE KOEDIJK.
Tegen den dnder 1 jaar en 6 maanden ge
vangenisstraf geëischt.
De 46-jarige, zonder vaste woonplaats rondzwervende
en thans gedetineerde verdachte Hendrik M„ stond in
de middagzitting terecht als verdacht van diefstal van
10 kippen en twee althans 1 konijn, eigendom van den
heer Hendrik Norden te Koedijk, welk feit zou zijn ge
pleegd ln den nacht van 13 op 14 October j.1. aldaar.
Dc verdachte, aan wien was toegevoegd, als verdediger
Mr. Schenkeveld ontkende en trachtte zich een alibi te
verschaffen, dcor te beweren dat hij in dien nacht had
gezworven van Enkhuizen naar Purmerend en had ge
slapen in een hooiberg.
In strijd met die verklaring was echter de omstandig
heid, dat hij te Purmerend kippen had te koop aange
boden, die door den heer Norden waren herkend als zijn
eigendom.
De verdachte had echter ook voor dien spijker een
naar hij dacht passend gat, door te beweren, dat hij deze
•kippen had gekocht van een, hem helaas onbekend per
soon.
Op grond van deze niet zeer soepele houding van ver
dachte. had de officier niet minder dan 7 getuigen doen
dagvaarden.
Natuurlijk beschouwde de president het verhaal voor
den onbekenden Juppenkoopman als louter fantasie en
deed zijn uiterste best den verdachte tot bekentenis te
brengen, hem er op wijzende, dat hij zich door kippen te
koopen zonder informaties, zich in ieder geval had
schuldig gemaakt aan het misdrijf van schuldheling.
De verdachte beweerde zonder zich van zijn stuk te
laten brengen, dat de onbekende koopman de kippen had
geborgen in een kistje en hij die kippen, plus kist, had
gekocht voor f 21.50 en het pluimvee weer had verkocht
voor f 24. Bij fouilleering, nadat verdachte was aange
houden. bleek hij in 't bezit te zijn van 6 cent Konijnen
gisteren. Wel langer geleden."
Rupert keek haar vragend aan.
„Als je alles weet zul je mij haten. Je zult het mij
nooit willen vergeven. Je hebt gezegd, Rupert," ging zij
zacht voort „dat je bedrog niet kunt uitstaan."
.Bedrog? Vat praat je van bedrog? In vredesnaam.
Eva, vertel mij toch wat er is! Ik begrijp er niets van;
waarom zie je er zoo ellendig uit? Kom meisje, vertel
mij alles." Hij deed een stap naar voren en raakte
zacht haar arm aan, maar zij huiverde en deinsde
achteruit
„Je weet niet, hoe slecht ik ben, Rupert," riep zij
plotseling uit „en ik weet niet hoe ik het je ver
tellen moet"
„Je wilt me toch niet vertellen dat je niet meer
van mij houdt?"
„Neen, absoluut niet Er is niemand zooals jij."
„Wat ls het dan? Werkelijk Eva. je maakt het veel
erger dan het is. Wat je oom vindt of niet vindt,"
lachte hij."ik noenr» je voortaan, zooals ik je altijd ge
noemd heb."
„En wanneer ik nu eens werkelijk zoo heette," ant
woordde zij met den moed der wanhoop." Wanneer ik
nu eens niet Prudence Campbell heette?"
Rupert keek haar aan, alsof zij plotseling haar ver
stand verloren had, maar zij liet hem geen tijd om
iets te zeggen.
„Luister, Rupert." ging zij gejaagd voort, „laat ik je
nu alles ronduit vertellen, voordat de moed mij ont
zinkt Ik ben zoo laf geweest Rupert, zoo vreeselijk
laf. Nog steeds begrijp lk niet hoe ik ooit zoo heb kun
nen zijn. Maar Ik was bang, bang voor Nigel. Ik
wilde niet gedwongen worden om met hem te trouwen.
Mijn tante was zoo vastbesloten dat het gebeuren zou
en ik... ik wjas zoo bang voor hem."
„Voor wie? Wie is Nigel?"
Rupert's tóón klonk streng en Eva's lippen trilden.
„Nigel Bannister." antwoordde zij zacht.
„Nigel Bannister? Wat had jij uitstaande met Nigel
Bannister? Heb je hem dan gekend? Je hebt me daar
van niets gezegd, toen ik je vertelde, hoe hij mij Violet
afgetroggeld had. Wat heb jij met Nigel Bannister te
maken?"
„Niets," riep zij hartstochelijk uit. „Niets. Ik haat
hem, Rupert, ik haat hem. Hij deed mij altijd denken
aan een 3lang. Maar... in vredesnaam. Rupert, kijk
mij toch niet zoo streng aan. Het is moeilijk om je zóó
de waarheid te moeten vertellen."
„Het is zeker niet moeilijk voor mij om die aan te
hooren," antwoordde hij bruusk. „Vertel me dan toch,
wat jij met Nigel Bannister te maken had."
„Ik was... met hem verloofd. Ik had een een afkeer
Hel
A ma döcjolijksche
BrlNiH middel ter
m ffWMI MlW opwekkinQ en
verf r i s sc hl f uj.
had de heer M. niet gekocht, doch op zijn marktstand-
plaats vond men een zak, waarin 1 konijn, dat ook door
den heer Norden als zijn eigendom goed herkend, 'n toe
valligheid, die veel te denken gaf.
Volgens verklaring van verdachte had hij de kippen
per rijwiel vervoerd.
De heer H. Norden. arbeider aan de zeswielen. gem.
Koedijk, die op zijn erf kippen en konijnen hield was
destijds werkzaam te Breezand. alwaar een rechercheur
hem den diefstal en aanhouding van M. berichtte. Hij be
gaf zich direct naar Purmerend en herkende aldaar zijn
10 kippen, benevens 1 konijn van de twee die hU ver
miste. Hij had verdachte wel eens in Breezand gezien,
alwaar hij in het gezelschap van zekeren heer Duut ver
toefde. Deze was bij een zwager van getuige ln den kost
geweest en had wel eens 'n kop koffie bij getuige ge
dronken. De vermiste kippen konden worden geïdenti
ficeerd als 9 leghorns en 1 wyandot.
Dien nacht was ook juffrouw Norden afwezig en lo
geerde bij haar moeder. Bij haar thuiskomst trof zij be
schadigde hokken aan en miste een gedeelte van haar
pluimveestapel en 2 konijnen.
De koopman Stekelenbosch van Oterleek had in den
nacht van 13 op 14 October, toen hij zich naar de markt
te Purmerend begaf, twee personen ontmoet op de fiets,
die kwamen uit de richting Alkmaar. Een van hen had
een tweetal gevulde zakken op den bagagedrager. Te
Rustenburg had hij twee personen voor zich uit zien
loopen. Hij haalde deze personen met zijn kettenkar in
en zag hen toen op de fiets stappen. Op zijn vriendelijken
morgengroet gaven zij geen antwoord. Het stel kwam
getuige verdacht voor. vooral omdat hij veronderstelde
dat ln de zakken pluimvee zat. Getuige dacht er nog aan
de politie te waarschuwen, doch de daaraan verbonden
drukte hield hem tegen.
Later zag getuige Stekelenbosch den verdachte met
een kistje op de markt staan, ook Duut was bij hem,
doch hield zich meer achterbaks.
Getuige Leegwater van Ursem had verdachte in dien
nacht gezien op den Walingdyk. Hij zat op de fiets en
had twee zakken, waarin levenden inhoud. Op de Pur-
merender markt trof getuige hem aan met kippen. Ook
zag hij. doch niet in zijn gezelschap, den veelbesproken
heer Duut. Getuige had de politie gewaarschuwd.
De verdachte was zoo vrü. om ondanks al die verzwa
rende verklaringen,, alles te blijven ontkennen. Hij liet
zich niet „kisten", zooals het in den volksmond heet.
De heer Binken, agent van politie te Purmerend had
verdachte aangehouden, direct nadat deze de kippen had
verkocht. Ook vond getuige een zak, waarin een konijn
en een aantal witte kippenveeren. Vermoedelijk behoorde
deze zak ook bij verdachte, veronderstelde de heer Bin
ken.
Mej. Jeltje Jensma, huisvrouw van den heer Jacobu9
Stolk te Alkmaar, verzorgde bij afwezigheid van de fam.
Norden haar pluimvee. Op Dinsdag 14 October volbracht
zij weer haar taak en constateerde toen de verdwijning
van kippen en' konijnen.
Ten slotte de heer J. Frederiks, laatste getuige, die op
14 October ln zijn auto onder Avenhorn rijdende aldaar
een persoon had opgemerkt, op een rijwiel met zakken
over het stuur, welke man hij later aantrof op de Pur-
merender markt. Getuige herkende in den verdachte dien
persoon. Hij had toen een geelachtige regenjas aan.
Alles te vergeefs, verdachte was niet te vermurwen,
en bleef pertinent ontkennen.
De president waagde nog één ladtste poging met het
zelfde negateive resulatat.
De heer Officier was echter meer positief en vorder-
de na een uitgebreid requisitoir, waarin hij alle omstan
digheden wist aan te passen als een blokkendoos, het
•cnlaste gelegde feit door al deze aanwezigen wettig en
overtuigend bewezen achtende, tegen den verstokten re
cidivist. s'.nds '99 meermalen veroordeeld wegens ver
mogensdelicten 1 .jaar en 6 maanden gevangenisstraf.
De officier bracht hulde aan de verdienstelijke houding
en het verstandig handelen der getuigen en niet in 't
minst het tactvol optreden van den agent van politie
Binke, die zorgzaam het moment van ingrijpen had af
gewacht, tot verdachte als heer en meester over de kip
pen beschikte.
Mr. Schenkeveld die in zijn binnenste een conflict voel
de tusschen staatsburgerschap en advocatuur, moest er
kennen. dat alle gras hem voor de voeten was wegge
maaid en refereerde zich aan 's rechtbanks oordeel met
betrekking tot dezen levensschipbreukcling. Uitspraak
volgende week. Waarna sluiting.
van hem, maar..."
„Verloofd met Nigel Bannister, zeg je? Dus daarom
was je zoo bang om ontdekt te worden? Maar Nigel
Bannister... Ben jij krankzinnig of ben ik het?"
„Rupert Rupert, probeer mij toch te begrijpen.
Alles zal ik je vertellen, alleen... O. Rupert, kijk me
toch niet aan, alsof je mij niet kent."
„Het lijkt er ook veel op. alsof ik Je niet ken," ant
woordde hij schamper. „Nog steeds kan ik er geen
touw aan vastknoopen."
„Rupert." hernam zij en ze trachtte kalm te spre
ken." Ik heb verkeerd gehandeld van het oogenblik af
dat ik wakker werd in jouw atelier dien avond van
het ongeluk. Maar ik was zoo bang oifi ontdekt te wor
den en gedwongen te worden met Nigel te trouwen,
dat lk...
„Nu wat?"
„Dat ik mij voor een ander uitgai. dan ik werkelijk
ben. Het scheen alsof haar stem terugkaatste tegen
den wand van het atelier en toen plotseling wegstierf.
Rupert stond op eenigen afstand van haar en keek
haar strak aan. En hij zweeg zoolang, dat zij ten
slotte haar oogen smeekend naar hem opsloeg.
„Een ander dan je werkelijk bent?" herhaalde hij
eindelijk." En wie ben je dan wel? Voor wie heb je je
dan uitgegeven? Vertel me alles: er bestaat nu geen
enkele reden meer om mij nog langer voor te liegen."
Onwillekeurig deed zij een stap achteruit toen zij
hem zoo hoorde spreken, maar zij antwoordde dapper:
„Ik wilde mij verborgen houden, dat heb ik je ver
teld. Ik was zoo bang voor Nigel, zoo bang voor tante
Laura, dat ik werktuigelijk het eerste het beste deed,
wat bij mij opkwam. Het... het leek mij zoo'n goede
gelegenheid om uit mijn moeilijkheden te raken. Zij was
dood... Familie had zij niet meer. Niemand zou het
zich aantrekken. Ik zag toen niet in hoe slecht het van
mij was. En zoo kwam ik er toe om haar naam aan
te nemen."
„Haar naam?"
De naam, waaronder je mij altijd gekend hebt." Weer
aarzelde ze. „Prudence Campbell. Eva Hartwood is niet
bij dat ongeluk omgekomen, maar wel Prudence Camp
bell. En ik..."
„Dus jij bent Eva Hartwood?"
Zwijgend boog zij het hoofd.
„Je hebt je dus al dien tijd uitgegeven voor een
ander, jij liet dus een ander meisje onder jouw naam
begraven? Zoo lang je hier bent, heb Je dus gelogen?"
Wordt vervolgd.