RADIO Lessen uit het verleden Radioprogramma Voor elck wat wils. Bestaat er winterslaap bij menschen? Engebche radiotoestanden. Onzichtbare radiotoestellen door PROF. DR. JOHN. C. MERRIAM. (President van het Carnegie-Instituut te Washington). Een van de voornaamste voorwerpen van onderzoek voor de sterrenwachten vormt nog altijd de maan. Waar dit hemellichaam het dichtst bij onze aarde gele gen is, kunnen wij er ook nauwkeurige bijzonderheden van waarnemen, terwijl wij naar dezelfde bijzonder heden op andere hemellichamen moeten gissen. Dit maakt de studie van de maan bijzonder aantrekkelijk. Wanneer er bezoekers komen op onze sterrenwacht en zij zien voor het eerst door onzen grooten telescoop met een doorsnede van 2.54 M. naar de maan, worden zij daar sterk door getroffen. Zij ondervinden dezelfde emotie als "een ontdekkingsreiziger, die voor het eerst een onbekende streek aanschouwt. Wat onmiddellijk opvalt, is de groote tegenstelling tusschen licht en donker en de „kraters", die wij het mooiste kunnen zien op de grens van licht en donker, dus niet bij geheel volle maan. Zooals uit den naam blijkt, zijn zij eerst gehouden voor werkelijke kraters van uitgedoofde vulkanen. Die naam is echter evenmin juist als de naam „zeeën" voor de groote maanvlakten. Het zijn zeer waaschijnlijk meteoorgaten. Wanneer wij de z.g. meteoorkrater in den Amerikaanschen staat Arizona bekijken, dan zien we een gat van een vier kanten K.M. De bodem bestaat uit zeer vast rotsgesteent; aan de zijwanden vindt men overal stukgeslagen rotsen. Som mige dezer rotsblokken zijn zeer groot; er zijn er bij van 7000 ton. Vele rotsblokken zijn ook honderden meters ver weggeslingerd. Het gat is 190 Meter liep en men heeft vaak getracht, door den vasten bodem heen te boren, om den meteoor te vinden; tot nu toe waren deze pogingen echter vergeefsch. Vergelijken wij dit meteoorgat met maanphoto's, dan zien wij de groote overeenkomst met de maankraters. Van deze kraters zijn er 30.000 in kaart gebracht; er zijn 'er bij met doorsneden van 75 a 150 K.M. en diep ten van 3000 M. Vele geleerden beschouwen ze als mete oorgaten; daaruit zou echter moeten volgen, dat de maan eén zeldzame aantrekkingskracht voor meteoren heeft en men heeft nog niet kunnen bewijzen, dat dit inderdaad zoo is. Velen zijn het daarom nog niet met hen eens en beschouwen den oorsprong van deze kra ters voorloopig als een mysterie. De wetenschap houdt zich echter niet alleen bezig met de hemellichamen, die in de ruimte zoo ver van ons verwijderd zijn, doch ook met verschijnselen op onze eigen aarde, waarvan wij gescheiden zijn door den tijd. Ik acht het een voorrecht, dat ik mij jarenlang uitsluitend met het verleden heb kunnen bezig houden en de groote opgravingen bij Rancho La Brea heb geleid. Rancho La Brea beteekent „de pekranch" en is de naam van een aan asfaltmeren rijke streek in de buurt van Los Angeles. De Spanjaarden kenden deze asfaltmeren reeds en jarenlang is er asfalt uit gewon nen. In groote vaten werd het materiaal verhit, waarna de vloeibare, zuivere asfalt werd afgeschonken. Men hield niets achter dan de verschillende verontreinigin gen, die voornamelijk bestonden uit beenderen. Wij hebben deze afval weer opgegraven en gesorteerd. Een drie mjllioen beenderen en schedels vormden het resultaat der opgravingen. Ze waren meerendeels prach tig bewaard gebleven. Wij zagen tanden, die door het knagen waren afgesleten, pooten, die gebroken waren geweest, koppen van jonge dieren met gedeeltelijk door gekomen melktanden, botten, die door verschillende beenziekten waren aangetast. Alles was even goed te zien als bij kort geleden gestorven dieren. Vele van deze beenderen konden weer tot geraamten gereconstrueerd worden. Dit was het moeilijkste, maar tevens het interessantste deel van ons werk. Vele dieren komen nu nog voor, zij het ook alleen in de omgeving van Los Angeles. Wij vonden echter ook een groot aan tal thans uitgestorven dieren en de resultaten van het onderzoek hebben al onze moeite ruimschoots beloond. Wij vonden o.a. olifanten, kameelen, uitgestorven paar denrassen. bisons, reuzenberen, reuzenleeuwen en mylo- denten. Dit zijn plompe dieren, ongeveer zoo groot al3 een rhinoceros. Ze leefden in de bosschen en velden, waar de Vereenigde Staten in voorhistorische tij den mee bedekt waren. Ze bewogen zich slechts lang zaam en vormden vermoedelijk kleine kudden; hun voed sel bestond udt gras, planten, wcrtelr en vruchten. Hun gevaarlijkste vijand was ongetwijfeld oen soort tijger met tot slagtanden uitgegroeide hoektanden; het was een van de meest verscheurende dieren uit dat tijdperk. Verder waren er reuzenwolven. een soort arend, die grooter was dan de ons bekende condors en vele andere dieren, die niet met thans nog voorkomende diersoorten kunnen worden vergeleken. Wij hebben tevergeefsch ge tracht, de geologische periode te bepalen, waarin deze dieren leefden, want wij vonden de beenderen meeren deels in den afval der asfaltraffinadijen en niet in een bepaalde aardlaag. Andere merkwaardige dingen werden ons onthuld door sporen op de binnenplaats van de gevangenis te Carson. Een gedeelte van deze binnenplaats is n.1. een steengroeve, waaromheen men de gevangenis heeft ge bouwd. De zandsteen wordt steeds afgegraven, totdat men komt op de voor bouwsteenen onbruikbare onder grond. In dezen grond ziet men nu met onbetwistbare Sporen van een tnphjdont op de binnenplaats der gevangenis te Carson. duidelijkheid sporen. Vele sporen waren gemakkelijk te herkennen als die van paarden, vogels, qen wolf. een olifant, en een groot roofdier, vermoedelijk een leeuw. Al deze sporen zijn dus gevormd, voordat de boven liggende zandsteenlaag ontstond. Er waren ook sporen bij, die niet zoo gemakkelijk thuisgebracht konden worden. Zij geleken veel op ver- groote afdrukken van een sandalen dragend menBch, die de gevangenen hielden voor sporen van vroegere reuzen. In 1919 vond Dr. Chester Stock, die nu aan ons Instituut is verbonden, in het asfalt van Rancho La Brea een afdruk van een achterpoot van een moly- dont, die nauwkeurig overeenkwam met de sporen op de binnenplaats van de gevangenis. Later is nog duide lijker bewezen, dat de sporen van een molydont af komstig waren, doordat men in de steengroeven fos siele overblijfselen van doze dieren heeft gevonden, te zamen met beenderen van een paard, een olifant en een groot roofdier. De dikke zandsteenlaag, die later over den ondergrond gevormd is, geeft ons een idee van den tijd, die er ver- loopen is, sinds deze dieren op aarde leefden. Wat moet er dan al niet gebeurd zijn tijdens het ontstaan der rotsen van den Grand Canyon bijvoorbeeld? Deze kloof maakt op den bezoeker een onvergetelijken in druk. De absolute stilte werkt daar ten zeerste toe mee, want de kloof is zoo diep, dat geen geluid uit de bui tenwereld erin kan doordringen. Het zonlicht geeft er een altijd wisselende kleurenpracht aan. Wij komen er echter voor onze wetenschappelijke onderzoekingen, niet om van de natuur te genieten. Met onze muildieren gaan wij zig-zag naar beneden in do kloof, die is uitgeslepen door de bruisende rivier beneden. Maar voordat die rivier haar dal kon uit slijpen, moesten al die lagen en lagen van soms zeer vast gesteente gevormd zijn. Op een bepaalde hoogte zien wij er massa's schelpen en koralen in, wat wijst op een ouden zeebodem. Vroeger moet die bodem weer droog geweest zijn, want daaronder zien wij een ver harde zand- en modderlaag, waarin varens voorkomen en ander planten, die in tropische oerwouden groeien. In dezelfde laag zijn sporen van dieren te vinden. Wij vonden er ook putjes van groote regendruppels, die tijdens een storm waren neergekomen. In een lagere zandlaag vonden wij fossielen van dieren, die op onze kreeften lijken, maar minder goed ontwikkeld zijn. Op deze wijze slaan wij een blik in de uitgestrekte gebieden van het verleden en merken de eindelooze variatie der vormen op. Wij kennen weliswaar niet de wetten, die deze variaties beheerschen, doch wij weten, dat deze wetten voor het verleden evenzeer gelden als voor het heden en de toekomst kunnen er menige nuttige les uit trekken. (Nadruk verboden). Moderne onderzoekingen door PROF. H. VREDENDAAL. Als men gewerkt hoeft, wordt men vermoeid en het lichaam eischt rust om de verbruikte energie te kunnen aanvullen. De uiterlijke voorwaarden voor deze rust zijn het uitschakelen van de prikkeling dei- zintuigen (licht en lawaai) en onder normale om standigheden valt men dan al spoedig in slaap. In den slaap keert rnen zich af van het leven met zijn moeite en zorgen en zoekt mén de vergetelheid, men ontvlucht de werkelijkheid. De verkwikking, die de slaap schenkt maakt den wcnsch begrijpelijk, dat men den duur daarvan wenscht te verlengen! Zelfs de gedachte aan een eeuwigen slaap zal hierin wel haar oorsprong heb ben. En wat zou het/liet benijdenswaardig zijn, „al leen maar een paar maandjes" In het warme bed te kunnen blijven, totdat 't buiten weer mooier cn pret tiger is! Zooiets als de egel, die bij het intreden dei- koude zich oprolt in een veilig hoekje en zijn winter slaap houdt. Hij heeft geen voedsel noodig. omdat ademhaling, bloedsomloop en stofwisseling veel langzamer in hun werk gaan. Zoo slaapt hij door tot de lente, terwijl wij ons pla gen met kolen en turven. Hij heeft vetklieren, waar van men vroeger dacht, dat zij dienden om het dier tijdens den winterslaap te voeden. I.nter achtte rnen het meer waarschijnlijk, dat deze klieren niet zoo zeer een provisiekamer waren, als wel een orgaan om de verandering in de levensprocessen teweeg te brengen, tijdens den winterslaap te regelen en ook in de lente weer te niet to doen. De winterslaap en de slaap in het algemeen zijn nu opnieuw in het middelpunt der belangstelling geko men door de interessante proeven van Professor Poetzl uit Weenen. Er was hom een geval bekend van een man in Hongarije, die reeds 15 jaar niet geslapen heeft tengevolge van een hoöfwond, die hij in den oorlog gekregen had, waarbij het slaapcen- trum, in de hersens, dat de processen bij liet insla pen regelt, werd verwoest. Zonder noemenswaardige teokenen van vermoeidheid te ondervinden heeft deze ongolukkige reeds 15 jaar gewaakt, een vreeselijk lot, als men nagaat, dat hij dus ook geen oogonblik zijn eigen gednehten kan ontvluchten en zijn zenuwen rust kan geven. Professor Poetzl bracht nu een soortgelijke her- senwond toe aan egels in hun winterslaap, door hen voorzichtig een naald in het slaapcentrum te ste ken. Bij enkele dieren traden geen storingen op. an dere bleven echter voortaan van den winterslaap verstoken. Er waren er ook, die tengevolge van de operatie stierven en enkele, die rustig bleven doorsla pen, ook in de lente niet wakker werden en tenslotte door gebrek aan voedsel van uitputting stierven. De gevolgen van de operatie waren dus zeer verschil lend; er bleok echter uit, dat zoowel het inslapen als het ontwaken vanuit hetzelfde punt geregeld wor den. Wanneer op deze wijze 'n kunstmatige, langdurige slaap kon worden opgewekt, ook bij menschen, zou dit in vele gevallen een uitkomst zijn. Zoowel bij zie ken, die ondragelijke pijnen lijden, als bij menschen die door een groot verdriet getroffen worden en daar door dreigen te worden ontredderd, zou de rust van een kunstmatige, langdurige slaap de verloren krachten kunnen horstellen en althans tijdelijk liet leed kunnen wegnemen. Het bezwaar is echter, dat wij geen winterslaapklier hebben zooals de egels en daarom gaan de gewone levensverrichtingen in den slaap door en loopt ook de behoefte nan voedsel be trekkelijk weinig achteruit. Wij zouden dus gevaar loopen, tijdens onzen winterslaap te verhongeren. Toch kunnen de proeven van Professor Poetzl de grondslag worden voor verdere onderzoekingen over de omstandigheden, waaronder langdurige slaaptoe standen ontstaan. Tot dusver kan men een kunstma- tigen slaap slechts eenige dagen laten duren en dan nog met behulp van krachtig werkende preparaten, giftige stoffen, die door het bloed worden gevoerd naar het centrale zenuwstelsel en dit verdooven. Het zou 'dus een vooruitgang zijn, wanneer men recht streeks op het slaapcentrum kan inwerken. Doch zoo ver zijn wij natuurlijk nog niet. Wie zou zich zoo n naald in de hersens willen laten boren met de kans, te sterven, levenslang te blijven slapen of nooit van zijn leven meer te kunnen slapen? De wcnsch, om door kunstmatige slaap vrijwillig te kunnen ontvluch ten aan do tijdelijke moeilijkheden van het leven, blijft echer bestaan en wordt door vele gckoèsterd. Misschien zal het de wetenschap dan ook eenmaal ge lukken, dezen wensch te vervullen. (Nadruk verboden.) Op het oogenblik heeft men in Engeland 3 millioen bezitters van radio-toestellen een macht op zich zelf, zou men denken. Doch in werkelijkheid zetten de programma-commissies der zenders hen voor, wat zij zelf geschikt vinden en niet wat het publiek wenscht. Toch zijn dc zenders er uitstekend; zoo zijn de omroepers ongeëvenaard wat hun uitspraak cn dictie betreft. Een der mooiste staultjes van omroep- kunst want het is oen kunst, heb ik gehoord, toen de ramp van de R 101 bekend werd gemaakt. De ernstige sympathieke stom deelde de nationale rouw- tijding mee op de allerbeste toon, die men slechts kon denken. Er iyas nergens een onduidelijk uitgesproken woord, nergens een te scherpe klank in de stom hij het voorlezen van het lange bericht. Toch moet de man zelf ook vreeselijk onder den indruk van het gebeurde zijn'geweest. Doch do Engelschc omroeper is onder alle omstandigheden zeker van zijn zaak. Ilij is ook een factor van beteekenis in de Engel- sche beschaving, want de luisteraars hooren nu ge regeld een zeer verzorgd Engclsch, dat echter gohcol ©vereenkomt'met dc beschaafdo spreektaal; stadhuis woorden gebruikt een omroeper evenmin als de uit drukkingen, die ook maar eenigszins naar het ordi naire neigen. Waar de talkies het land overstroomo.n met Amerikaansch „slang", is dc tegenovergestelde invloed van den omroeper niet te overschatten. Bo vendien hoort de Kngolsche jeugd nu de juiste uit spraak van verschillende woorden cn ook van plaats namen en gangbare uitdrukkingen in vreemde talen. Daarvoor moeten do omroepers veel meer van hun vreemde talen kennen dan de doorsnee Engolachman; zij moeten ook van huis uit beschaafd spreken, omdat zij zich anders onmogelijI^kunncn aanpassen aan de strenge eischen, zij moeten waardig spreken, doch niet stijf en mogen niet vervallen in affectatie, zucht naar succes of oppervlakkigheid. Hierdoor blijven hun stemmen het langste boeien en het publick voelt een groote sympathie en achting voor hen. Toch mo gen hun namen nooit bekend gemaakt worden, hun portretten worden natuurlijk hcclomaal niet gepu bliceerd. Deze omroepers kenmerken de B.B.C. volkomen. En de B.B.C. is eigenlijk één man, Sir John Reith, de „Mussolini" van de microfoon. Hij is wel een der vijf leden van da B.B.C., doch niemand gaat tegen zijn inzichten in. Hij hecrscht met ijzeren hand en hoewel vele luisteraars het niet eens zijn met zijn ideccn, moeten allen hem bewonderen om het hooge peil, waarop hij de uitzendingen van het begin af door zijn toedoen hebben gestaan. En dit kun ook, want de B.B.C. is de eenige omroepmaatschappij en de belasting van 10 shillings, die de 3.160.000 luiste raars jaarlijks opbrengen, vloeit uitsluitend in haar kas. Van een censuur is in den eigenlijken zin geen sprake; over politiek mag echter niet gesproken wor den, waarmee alle luisteraars overigens wel schij nen in to stemmen. Overigens^ staan do uitzendingen op zoo'n hoog peil, dat censuur overbodig is. Door haar monopolie en haar hooge inkomsten kan de B.B.C ook meer voor de luisteraars doen dan een andere omroepmaatschappij; men streeft naar iets goeds te leveren, ook al is dat dan niet precies wat het gros der luisteraars verlangt. Het ideaal is, de luisteraars op te heffen tot het peil der uitzendingen; niet, dit neer te halen door rekening te houden met de smaak van het groote publiek. Zoo wordt het Zondagsprogramma in verhand met de eischen van dien godsdienst opgesteld, misdaden en andere scnsationcele berichten worden niet uit gezonden, over den Volkenbond wordt dikwijls iets medegedeeld en onder de muzieknummers komen er vrij veel voor van de klassieke cn ul tra-moderne com ponisten. Alle takken van studie kunnen door de radiocursussen beoefend worden en daar wordt dan ook op grooten schaal gebruik van gemaakt. Voor aanstaande mannen spreken voor den microfoon over de meest verschillende onderwerpen van don dag. Dc tegenstand tegen deze programma's komt in dc eerste plaats van de luisteraars, die racer lichte muziek willen hooren, doch ook van de zijde der operagezelschappen, die door do radio ernstig bena deeld worden. Men gaat gewoonlijk naar een opera om den zang en die kan men zonder extra onkosten thuis bij dc radio hooren. De meesten zijn echter zeer erkentelijk voor wat de B.B.C. voor hen cn voor de ontwikkeling van hun vaderland doet en het moet ge zegd worden, dat door de financieel sterke positie van de B.B.C. veel bereikt kan worden, en ook wordt bereikt. Zoo is Mahler's achtste symphonie voor het eerst in Engeland ten gehoore gebracht door de B.B.C. De repetities duurden drie maanden; men had een orkest van 1U en een koor van 500 leden; bovendien waren er 8 solisten met 8 invallers voor hot geval, dat een hunner op den dag der uitvoering plotseling ziek zou worden. Dc uitvoering duurde slechts iets meer dan con uur, doch de onkosten bedroegen meer dan 2000 pond sterling. (Nadruk verboden.) Het radiojaar 1930 begon goed, terwijl het tweede kwartaal zeer ongunstig voor den radiohandel was. Dit gaat elk jaar zoo, doch de opleving, die andere jaren to constateeren valt, werd ditmaal door de ma laise te niet gedaan. Men verwacht echter een langen winter, zoodat het eorsto kwartaal van 1931 wel goed kan worden, terwijl in Augustus van dat jaar do malaise misschien tot het verleden behoort. De radio- handel heeft weinig verdiend in het a'geloopen jaar, doch verwacht tamelijk veel van 1931, terwijl volgens ingewijden 1032 een buitengewoon voordeelig jaar zou zijn. Of het waar I)e slechte zaken, die de radiohandel in 1930 ge maakt heeft, hebben echter een goeden kant gehad: men spant zich nu in om aan de hoogste eischen tc voldoen en daardoor de populariteit van de radio te verhoogen Zoo heeft men groote aandacht besteed aan do onzichtbare radiotoestellen, die b.v. in con zolder kamertje of in een kelder opgesteld kunnen worden. Men kan echter achter het behang een luidspreker zetten, terwijl in de kamer zelf alleen een klein doos je staat, dat bij opening de knoppen voor het in stellen blijkt te bevatten. Het aantrekkelijke hiervan is, dat men evenveel luidsprekers kan nemen als men wil, desnoods één in elke kamer, terwijl men toch maar één radiotoestel heeft. Zulke onzichtbare radioinstallaties zullen, naar men verwacht, in de toekomst in elk nieuwgebouwd huis worden aange bracht. Men hoopt door deze ingebouwde toestellen den tegenzin van vele hulsvrouwen te overwinnen, die tot nu toe luidsprekers en verbindingsdraden lie ver niet in hun huiskamer zagen. Als een der groote fouten, die de radiodistributie in 1930 gemaakt heeft, wordt beschouwd de afschaffing van kleine, handige toestelletjes. Do groote dure meu bels, dlo men ervan maakt, worden door het publiek minder gevraagd, terwijl zij ook alleen maar op hun plaats zijn in ruime huizen. Er is moer behoefte aan toestellen, die zoowel door wisselstroom als door gelijkstroom kunnen wonden gevoed en daar heeft men dan ook rekening mee ge houden, door zulke toestellen op de markt te bren gen. Wanneer men nu verhuist naar een stad mot een ander soort lichtnct, kan het radiotoestel door eenige zeer eenvoudige veranderingen daarvoor ge schikt worden gemaakt. Er is ook vrij veel vraag naar lampen, die snel aanw&ltnen, zoodat men geen 30 seconden moet wachten voordat het toestel werkt. Met deze wensch van het publiek is eveneens reke-, ning gehouden. Zoo zal men In 1931 nog veel meer kleine verbeteringen aanbrengen, doch ingrijpende veraderingen zijn niet te verwachten. Daar voelt men in de radioindustrie ook niet veel voor, want binnen afzienbaren tijd zal de televisie een feit zijn en het is nog niet to voorspellen, welke veranderingen dat voor dc radio zal meebrengen. Men wacht dus voorloopig nog af en bepaalt zich tot verbeteringen van ondergeschikt belang. (Nadruk verboden.) Vrijdag 19 December. Hilversum (298 M.) V.A.R.A. 8.00 Gramofoonmuzick. V.P.R.O. 10.00 Morgenwijding. VARA 10.15 Voordracht door Frits Bouwmeestei10.30 Zleken- uurtje; 11.30—12.00 Gramofoonmuzlek. A.V.R.O. 12.00 Tijdsein: 12.01—2.00 Concert door het Omroep orkest o.l.v. Nico Treep Viool-voordracht door Herman Leyde^sdorff; 2.052,30 Uitzending voor de Scholen: Ary de Geus van den Heuvel spreekt over; „De geschie denis van oude kranten"; 2.30—3.00 Gramofoonmuzlek; 3.004.00 Middag-Concert door het AVRO-Kwintet. VA.R.A. 4.00 Orgelspel door Johan Jong; 4.45 Na schooltijd. „Wie voor kinderen verhalen schrijven"; 5.30 Vooravond concert door het VARA-Orkest o.i.v. Hugo de Groot; 7.00 Actueel allerlei uit de arbeidersbeweging; 7.15 Li terair halfuurtje door A. M. de Jong. V.P.B.O. 8.00 Tijdsein; 8.01 Catechisatie door Ds. F. W. J. van den Kicboom. 8.30 Gramofoonmuzlek; 9.00 Spreker: Dr. J. Paardekooper. Onderwerp: Ethiek en Zakenleven; 9.30 Gramofoonmuziek; 10.00 Persberichten van het Vrijz. Godsdienstig Persbureau; 10.03 Vaz Dlas; 10.15 Voordracht eigen werk door Mr. Roel Houwink; 10.43 Gramofoonmuziek. 11.00 Gramofoonmuziek; 12.00 Sluiting. Hulzen (1875 M.) K.R.O. 3.00—9.15 Gramofoonmuzlek; 11.30—12.00 Een halfuurtje voor zieken en ouden van dagen; 12,00 Tijdeein; 12.01 12.30 Politieberichten; 12.30—1.30 Uitzending van een tweetal telefoongesprekken tusschen Nederland en Ned.- Indië, waarvan een tal worden gevoerd door den heer Van Houten te Weeep met den heer Van Tijen. Korte inleiding door den heer J. G. Pater, Chef Persdienst P.T.T.; 1.302.00 Lunchmuziek door het K.R.O.-Qulntet; 2.002.45 Kookpraatje; 2.453.15 Verzorging van den zender; 8.154.00 Gramofoonmuziek; 4.006.45 Voor avondconcert door het K.R.O.-Orkest o.l.v. Johan Ger ritsen; 6.45—7.15 Cursus Engelsch; pl.m. 7.00 Kerst- en Nleuwjaarswenschen van P.T.T. door J. G. Pater; 7.15 —7.30 Spreker: Felix Timmermans. Onderwerp: Vlaam- sche Humor; 7.308.00 Politieberichten; 8.0^—9.00 Con cert door de „Haarlemsche Orkest-Vereeniging" o.l.v. Eduard van Beinum; 9.00—9.10 Nleuwrt>eriehten van Vaz Dlas; 9.10—9.30 Felix Timmermans vervolgt zijn humoristische causerie; 9.30—10.00 Vervolg Concert; 10.3012.00 Gramofoonmuziek. ZaterdAQ 20 December. Hilversum (298 M.) VARA 8.00 Gramofoonmuziek. V.P.R.O. 10.00 Morgenwijding. VARA 10.15 Voordracht; 10.30 Ziekenuurtje; 11.30 Concert door het VARA-Septet; 11.55 Gramofoonmuzick; 12.00 Con cert door het VARA-8eptet; 1.45 VARA-liedjes voor de kinderen; 2.15 „OnB Huis een Tehuis" door T. Lendré; 2.45 Paedagogisch Concert o.l.v. Piet Tiggera, met me dewerking van het Utrechtsch Stedelijk Orkest; 4.15 Radio-Cursus Duitsch; 4.45 Onderbreking voor verzor ging van den zender; 5.00 Populaire Kunstbeschouwing door Otto van Tussenbroek; 5.30 Concert door het VARA-Mandollne-Ensemblc; 6.00 Kinderuurtje; 7.00 S.D.A.P.-kwartiertje; 7.15 Vervolg concert Mandoline- Ensemble; 7.30 Bij de Pomp. Wekelijks nieuws van Teun de Klepperman; 7.45 Concert (slot) door het Mandoline-Ensemble; 8.00 Cabaret-avond, met medewer king van het VARA-Orkeet o.l.v. Hugo de Groot. In de pauzes: Bestuursmededelingen en VARA-Varia;/ 11.00 Persberichten van Vaz Dlas; 11.15—12.00 Gramofoon muziek. Hulzen (1875 M.) K.R.O. 8.009.15 Morgenconcert; 11.80—12.00 Godsdienstig half uurtje; 12.00 Tijdsein; 12.01—12.30 Politieberichten; 12.30 —2.00 Lunchmuziek door het K.R.O.-Sextet; 2.00—2.30 Gramofoonmuzlek; 2.30—3.00 Vragenhalfuurtje voor jeugdige personen; 3.004.15 Kinderuurtje; 4.154.30 Verzorging van den zender; 4.306.00 Concert door de Itallaansche kapel „Arcari" uit café-restaurant „Zo- merzorg" te Leiden; 6.00 Tijdsein; 6.00—6.20 Journalis tiek weekoverzicht door Paul de Waart; 6.208.30 Gra mofoonmuziek; 6.307.00 Esperanto-Cursus; 7.007.30 Lezing over: „Kerkvaders en de geschiedenis van hun tijd" (Hl); 7.30—8.00 Politieberichten; 8.00—9.00 Frlesch uurtje. Medewerkenden: Gemengd Koor „Frlesche klanken", TJalko Vclllnga (tenor), F. Boshart (piano); 9.0011.00 Concert door het K.R.O.-Orkest o.l.v. Johan Gerritsen, m.m.v. Paul Ostra (voordrachten); 11.00 12.00 Vervolg uitzending van het concert door de Ita llaansche Kapel; 12.00 Sluiting,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 7