Altmul Kieiws- ilitittitit- Laiitimlilil GEESTELIJK LEVEN. '■"«•Abdijsiroop Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co, Schagen. Eerste Blad. Geven en ontvangen. Verdrijf dien Koest die Uw ouden dag vergalt Binnenlandsch Nieuws. De Rotterdamsche politie doet een goede vangst IIB 2ÖHEEREN-BAA1 Onverdraagzaamheid te Bloemendaal. Het vIootplan-Deckers in de Eerste Kamer. Verduistering door een gemente-ontvanger. Zaterdag 20 December 1930. SCHAGER 73ste Jaargang No. 8786 COURANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwijsno. inbegrepen). Grnntero lettors worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN. Geven is menschengeluk. Maar een mensch eischt er wat voor terug. De hooge mensch is reeds gelukkig met het stille weten dat hij goed deed. J. MATHIJS ACKET. Het is zaliger te geven dan te ont vangen. BIJBEL. DECEMBER is te noemen: de maand van het geven en ontvangen. Eerst vieren we het Sint Nikolaasfeest en aan het einde komt het Kerstfeest. Ik herinner me nog den tijd, dat van Kerstfeestviering met verlichte boomen en geschen ken in ons land geen sprake was. Maajr langzamer hand burgert zij hoe langer hoe meer in. We behoe ven de winkelstraten in de steden maar door te gaan om te begrijpen, dat het Kerstfeest op weg is om een herhaling van Sint Nicolaas te worden. Dit viel me heel sterk op, toen ik enkele dagen geleden door Amsterdam liep en o.a. een bezoek bracht aan het magazijn „De Bijenkorf". Ik ben nu eenmaal een beetje bespiegelend aan gelegd. En zoo gebeurde het dat ik ,in mijn eentje in de lunchroom van die zaak zittend, aan het pein zen raakte. Ik had veel menschen bezig gezien met het kiezen van cadeautjes, het inslag doen van Kerst boomversieringen. En ik geraakte aan het fantasee- ren. Mot hoeveel zorg en liefde werd er gekozen en gekocht. Ik ging denken aan wat er in die koopende menschen omging. Moeders wilden hun kinderen gelukkig maken, meisjes zochten naar een lieve ver rassing voor hem, d.i. voor dien ééne, aan wicn zij hun hart hadden geschonken. Mannen kozen iets uit, waarmede zij hunne vrouwen konden verblijden en jongens keken rond om iets te zoeken voor hun lief ste. Er waren onder al die koopers en koopsters, naar het \iiterlijk te oordeel en, menschen met welgevul de en met schrale beurzen. Maar bij allen was merk baar het streven om iets moois, iets aardigs, iets nuttigs of iets origineels te vinden, waarvan zij konden hopen, dat het een oogenblik van blijde dank baarheid zou geven aan hen, voor wie 't bestemd was. Toen kwam de gedachte bij mij op: wat zit er toch veel aantrekkelijks in het geven. Maar onmiddellijk rees daarnaast een tweede gedachte: en wat vinden wij 't hoe oud we ook zijn! prettig om wat te ontvangen. In dat opzicht blijven we eigenlijk eeuwig kinderen. Zou er wel iemand wezen, die niet aangenaam wordt aangedaan, als hij iets van een ander krijgt, vooral wanneer hij weet dat 't met lief de gegeven wordt? En ziet: toen ging ik verder peinzen over „geven en ontvangen" en ik besloot voor mijn trouwe lezers daar wat over te schrijven. Ge krijgt dus voor ditmaal een „geestelijk leven", geboren midden in de woelige drukte van „de Bijen korf" te Amsterdam en gij kunt er al direct uit lee- ren, dat niet alleen de stilte van de studeerkamer, of de lectuur van het een of ander boek, maar óók het geroezemoes der menigte ons brengen kan tot inzicht-verdiepende overdenking. Over „geven en ontvangen" ga ik dus iets tot u zeggen. Onze oude bijbel zegt ons: het is zaliger te geven dan te ontvangen. Daarin ligt al dadelijk opgesloten, dat ook het ontvangen zalig is, maar zaliger d.i. nog méér gelultschonkend is het geven. Ieder, die niet geheel opgaat in koude zelfzucht, weet dit hij ondervinding. Al is het maar een enkele keer gebeurd in zijn leven, hij heeft toch die ééne keer gevoeld, welk een stille vreugde er kan zijn in een menschenhart, wanneer hij met liefde, d.i. al léén gedreven door het verlangen een ander blij te maken, iets heeft gegeven. Het is de zuivere vreugde, welke gewekt wordt door de gedachte een ander een genoegen te hebben aangedaan. Er is ook een geven zonder liefde. Het geschiedt dan uit een gevoel van noodzakelijkheid, waaraan men niet kan ontkomen. Een lijst wordt ter teekc- ning aangeboden; 't geldt een liefdadigheidsdocl, een arme drommel moet geholpen worden. En men tee kent na eerst de lijst te hebben doorgekeken. Dan wordt het bedrag bepaald. Er wordt bedacht met hoe weinig men er af kan, zonder voor al te schriel aan gezien te worden, want weigeren durft men niet, ter wijl men dit toch 't liefst zou doen, maar, och, voor zijn „fatsoen" moet men meedoen! Voor den ontvanger maakt het weinig verschil: een rijksdaalder blijft twee honderd en vijftig centen waard, op welke w'ijze hij ook gegeven wordt. Maar welk een verschil voor den gever! In het geval dat zijn geven een gevolg is van een niet-anders-durven- doen, zal hij er geen enkel mooi gevoel door in zich voelen opleven. Hij zal slechts klagen „dat het ver velende gevraag om geld nooit ophoudt" en wrevel zal er zijn in zijn gemoed en belachelijk zal hem toe schijnen, dat oude woord uit den bijbel. Hoe anders is het, wanneer gegeven wordt met de gedachte: „wat is het heerlijk een ander te kunnen helpen, een zonnestraal te doen lichten in een som ber leven." Dan is het 't geven dat gelukkig maakt. Want dan vervult het den mensch met het verheffen de gevoel iets te zijn geweest voor een ander, te zijn getreden buiten de enge grenzen van de zelfzucht. Om te kunnen geven, moet men beginnen met tc hebben. Wie niets heeft, kan ook niets geven. Dit geldt zoowel in stoffelijk als in geestelijk opzicht. En hier ben ik aangeland waar ik wezen wilde, want ik wenschte in het bijzonder de aandacht te vesti gen op het geven en ontvangen niet van zichtbare en tastbare dingen, van geld en goed, alhoewel ik ook daarvan de waarde niet ontken, maar van dat andere hetwelk dc menschen evenzeer van noc heb ben, dat andere hetwelk wij kennen als medegevoel, als waardeering, als liefde. Een mensch kan zich zoo diep ongelukkig gevoelen, zoo eenzaam, zoo verlaten. Wanneer dit het geval is dan brengt een stoffelijke gave geen uitkomst. Dan is iets anders noodig. Dan heeft hij er behoefte aan te gevoelen, dat een andere waarachtig met hem meeleeft. Een enkele handdruk is dan voor hem een zegen, omdat hij er in voelt het hart van dengene, die tot hom komt. Oscar Wilde, de Engelsche schrijver, die ééns zoo hoog vereerd werd door zijn volk, maar die later werd uitgestooten om een bekend geworden sexueele afwijking en in de gevangenis terecht kwam, vertelt in zijn aangrijpend'bock „de profundis" hoe ontzaglijk veel hem gegeven werd, toen hij naar dc gevange nis werd vervoerd en op 't station een vriend zag, die hem een blik toewierp vol van waarachtig be grijpen en vergeven. Wie weet 't niet bij ervaring, hoe oneindig goed ons een enkel woord, ja, een gelaatsuitdrukking kan doen in moeilijke omstandigheden? En daar zijn zoo vele menschen voor wie het leven zwaar is. Zij hunkeren naar sympathie, Is het dan geen zaligheid hun deze tc schenken? Wij kunnen het echter alleen dan, wanneer wij haar werkelijk gevoelen. Iemand heeft zich schuldig gemaakt aan een érn stig vergrijp. De harde wereld heeft haar oordcel klaar. Zij werpt haar steenen vol haat op hem. Zij vraagt niet naar de oorzaken, naar de omstandig heden, naar mogelijke innerlijke afwijkingen die tot het vergrijp dwongen. En de ongelukkige gevoelt zich een uitgestootene, door iedereen veracht, geschuwd, gehoond. Maar dan komt er iemand tot hem, die zegt: „arme kerel! dat je daartoe komen moest!" En in deze woorden ligt niets van die farizeesche verachting der anderen, daarin ligt alleen waarach tige deernis en diep medelijden. En de rampzalige voelt het als een verkwikking. IIij weet zich een oogenblik niet meer verlaten; er is tenminste één hart, waarin nog liefde is óók voor hem. Ik geloof dat niet in woorden is uit te drukken, hoe heerlijk het ons stemmen kan, wanneer wij op zulk een wijze staan tegenover een medemensch, die in ellende verkeert. Want als wij dit kunnen doen, hebben we iets in ons van die serene liefde, die be grijpend en vergevend staat tegenover den naaste. Dan is het geven een zaligheid, maar óók het ont vangen. Het geven, omdat het ons schenkt 't bewustzijn een arm menschenhart te hebben verwarmd cn een sombere ziel te hebben verlicht. Het ontvangen, omdat een gcs'agen en ge broken mensch zich weer heeft opgericht. Daar wordt zoo'dikwijls door de menschen ge klaagd over het leven. Zij voelen het vaak heel scherp, dat het leven, als het opgaat slechts in een streven om alleen eigen stoffelijk welzijn na te ja gen, niet bevredigen kan. Maar zij weten niet wat ze moeten doen om dit leven waardevoller, inhoudrijker en dus bevrediging-schenkend te maken. Als deze menschen maar begrepen dat het geven dit be werken kan! En wij moeten geestelijk wel ontzettend arm zijn, als wij niets te geven hebben. Wij kunnen geven onze kennis, ons inzicht, ons vertrouwen op de toekomst, ons idealisme. En als er ooit een tijd is geweest, waarin hieraan behoefte bestond, dan is het o n e tijd. Waar wij staan midden in de maatschappelijke verwording en ontreddering, waar wij verkeeren in een toestand van grcnzenlooze verwarring op geestelijk gebied, daar is voor alles noodig, dat een nieuw idealisme op bloeit. En hoe zou dit anders kunnen dan door die pere kennis van de drijvende krachten, die in mensch en wereld werken, dan door een versterkt geloof in de bestemming der menschheid? Wanneer wij dan overtuigd zijn van deze dingen iets te bezitten, omdat wij ze op onze beurt weer van wijzeren hebben ontvangen, moet het dan ons niet een vreugde wezen, ze op onze beurt weg te schenken aan anderen? Zullen wij er innerlijk niet toe gedreven worden, als het lot der menschheid ons waarlijk zeer na aan het hart ligt? Als ik deze dingen neerschrijf, denk ik met innige dankbaarheid aan die grootc weldoeners der mensch heid, die hun gansche leven gesteld hebben in haar dienst, die gestreden hebben tegen onwetendheid, te gen bijgeloof, tegen onderdrukking en tyrannie, tegen onrecht en liefdeloosheid. Zij hebben, zeker, daarvoor vaak ondank geoogst cn ze zijn verguisd, vervolgd, gedood. En niettemin hebben zij gekend de zaligheid van het geven; daar om konden zij blijmoedig h m lot dragen. Want zij hadden de menschheid lief en wie liefheeft kan ook vergeven. Daarom ontroert ons altijd weer dat woord, eens van het krui af tot do wereld gesproken: Va der, vergeef 't hun, want zij weten niet wat zij doen. Wij zijn slechts kleine menschen. Wij zijn niet uit verkoren om groote weldoeners te zijn. Dit neemt evenwel niet weg, dat wij ook in onze kleinheid iets kunnen geven aan onze medemenschen. Het is niet noodig dat we daarvoor boeken schrijven of re devoeringen houden. In de gewone dagelijksche ge sprekken kunnen we iets neerleggen van wat wij als geestelijk bezit ons hebben verworven. Bij eigen er varing weet ik het, hoe een simpele opmerking, een wijs woord verhelderend, opbouwend voor ons kan wezen. Ik heb zoo veel in mijn lex'en ontvangen van anderen. Zou het dan niet mijn plicht zijn ook ande ren iets te geven? ASTOR. i Met de jaren verzwakken onze adem halingsorganen. Kom ze te hulp wanneer het ademen moeilijker gaat dan vroeger, wanneer Gij vlugger benauwd zijt. Ge kunt al die ongemakken bestrijden. Ge behoeft niet te hoesten, niet te kuchen, geen wanhopige pogingen te doen dat moeilijk op te lossen, slijm kwijt te raken. Neem dadelijk Abdijsiroop. Door de bijzondere samenstelling voor U een aan gewezen middel. Buitengewoon verzach tend. slijmoplossend en borstversterkend. Beroemd bij Hoest, Bronchitis, Asthma. 'oor de Botst" Alom verkrijgoaar. Prijs Fl. 1.50, Fl. 2.75, Fl.4.50 Gebruik buitenshuis Abdijsiroop-Bonbons (60 ct.). Dan bespoedigt Ge Uw genezing. ABDIJSIROOP-BONBONS (Gestolde Abdijsiroop) Da oplichting in het torenhuis. Een viertal arrestaties. Onlangs maakten wij meldïnj» van een brutale op lichting. waarbij de firma Rinck aldaar, handel in optische artikelen, de dupe werd. Bij genoemde firma vervoegde zich een man, die voorwerpen opzicht vroeg, welke voorwerpen vier kinoapparaten en twee kijkers bezorgd moesten worden aan het to renhuis aan het Mat'nenesserplein. Toen de loopjon gen met de artikelen kwam is de besteller met de kof fers in de lift gegaan. Toen de loopjongen ook wilde instappen, maakte een meneer, dip haastig de lift .was binnen gekomen er bezwaar tegen, omdat de iift dan te zwaar belast zou worden. De loopjongen bleef op de volgende lift wachten. Toen hij boven kwam was de besteller met de koffers verdwenen. Via den zolder was hij. naar later bleek naar de andere helft van het gebouw gegaan, waar hij met een andere lift weer naar beneden was gegaan, waar na hij het pand had verlaten. De politie is er in ge slaagd de bedrijvers van deze oplichting in handen te krijgen, liet blijkt een heel complot te zijn. In de eerste plaats is aangehouden de 30-jarige behanger J. T„ die in het torenhuis heeft gewerkt en een sleu tel van de buitendeur had. Deze heeft den eigenlijken oplichter in de gelegenheid gesteld in het huis te ECHTE FR1ESCHE uiwiiiimiimiittMum 20-50ct. per ons A» komen. Ilij zal wegens medeplichtigheid worden ver volgd. Voorts is aangehouden de 29-jarige cartonna- gewerker II. G. B., die reeds heeft bekend de oplich ting te hebben gepleegd. Hij heeft de artikelen op zicht gevraagd en in het torenhuis in ontvangst ge nomen. Als nummer drie is aangehouden de 29-ja- rige kistemaker A. L. G., die de rol van den meneer heeft gespeeld, die er bezwaar tegen had de lift te zwaar te belasten en tenslotte is nog de 29-jarige fotohandelaar L. R. aangehouden, die van heling wordt verdacht. De kinoapparaten en beide kijkers zijn in beslag genomen. De vier mannen zijn opgeslo ten. Een kapper de dupe. De heer J. Vilten, wonende te Bloemendaal, heeft aan den raad het volgende adres gestuurd: Adressant Jacob Vilten, van beroep Kapper (hee- ren) wonende te Bloemendaal, geeft met verschul- digden eerbied te kennen, dat hij tot zijn leedwezen het slachtoffer is geworden van onverdraagzaamheid in zijn laatste woonplaats de wijk Vogelenzang in Uwe Gemeente, alwaar hij als een der laatste twee niet Roomsch-Katholieke neringdoenden was geves tigd; dat hij Uw College niet zal vermoeien met een uitvoerige uiteenzetting van de grievende bejege ning welke hij aldaar van nagenoeg alle zijden als Protestant heeft ondervonden, doch kan volstaan met ter kenschetsing daarvan U mede te deelen, dat zijn kapperszaak buiten hem om per advertentie te koop is aangeboden als zeer geschikt voor R.K. men schen in een R.K. plaats bij Haarlem; dat tengevolge van het vermelde óndergeteekende met zijne echtgenoote van hun bedrijf zijn beroofd en ten onder dreigen te gaan wanneer hun niet de behulpzame hand wordt geboden; dat verzoeker zich daarom wendt tot Uw College met het verzoek hem onder zoodanige voorwaarden omtrent rente en aflossing als noodig zullen worden geacht een bedrag van duizend gulden ter leen te verstrekken om ondergeteekende, die reeds 57 jaar oud is, in staat te stellen zich een nieuwe zaak el ders te vestigen of over te nemen, en terwijl hij daarnaar zoekende is in het onderhoud van zich en zijne echtgenoote te voorzien. Met 28 tegen 12 stemmen aangenomen. De Eerste Kamer heeft Donderdag met 28 tegen 12 stemmen aangenomen het wetsontwerp tot verhoo ging van het VHIe hoofdstuk der Rijksbegrooting voor 1930 (kosten van een kruiser en van een flot tielje-vaartuig). Tegen stemden de leden Westerdijk, Polak, De Zeeuw, Kranenburg, Oudegeest, Pothuis-Smit, Van Embden, Danz, Slingenberg, Moltmakcr, Osscndorp en Hermans. De minister van Defensie werd door verschillende leden gelukgewenscht. De Kamer werd verdaagd tot Vrijdag 11 uur. Reprimande van den Procureur-Generaal bij het Haagsche Gerechtshof aan het Pa- pendrechtsche gemeentebestunr. Cle mente eisch. Voor de 4e kamer van het Haagsch Gerechtshof stond dezer dagen in hooger beroep terecht de 47-ja- rige gewezen gemeente-ontvanger van Papendrccht, C. A., die door de Arr. Rechtbank te Dordrecht, ter zake van het voortgezet misdrijf van verduistering ge pleegd gedurende de jaren 1920—1930, was veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. Verdachte die evenals in eerste instantie een volle dige bekentenis aflegde, werd bijgestaan door Dr. J. A. de Jager uit Dordrecht. Er waren in deze zaak geen getuigen gedagvaard. De procureur-generaal Mr. A. Brants, requisitoir ne mend, wijst op de volledige bekentenis van dezen verd., die daarna politie cn justitie de grootst moge lijke medewerking verleende bij het achterhalen der feiten. De procureur-generaal sprak er zijn afkeuring over uit, dat een gemeentebestuur, een ambtenaar die een verantwoordelijke betrekking bekleedt, en de gel den der gemeente onder zijn beheer heeft, slechts een salaris van f25 per week toekent, waarvan hij met een gezin van 8 kinderen moest rondkomen en het voorstel van den burgemeester om dit onvoldoen de salaris ecnigszins te verhoogen. van de hand wees. Volgens spr. is deze verd. tot deze daad gedreven. Zoo ooit, vindt spr. hier aanleiding zoo clement mogelijk te zijn en requireerde een voorwaardelijke straf van drie maanden met 1 jaar proeftijd. Dc verdediger, Dr. J. A. de Jager, uit Dordrecht, sloot zich, na een korte toelichting te hebben gege ven, met een woord van dank aan het O. M. bij dit milde requisitoir aan. Uitspraak 31 December a.s.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 1