Altllül Killis- itatiitii- LiiiMil RING KENNISGEVING. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. Geestelijk Leven OUDEJAARSAVOND. afdeeling VERHUIZING per AUTO-MEUBEL WAGENS, K. BLAAUBOER - Schagen, Telef. 49. PEPERMUNT Oudejaarsavond-saldo. Woensdag 31 December 1930. 73ste Jaargang No. 8791 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent ADVERTEN- TIöN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT VEER BLADEN MET opzet staat boven dit artikel: oudejaars- avon d. Niet oudejaarsdag. Want het is juist de avond van den laatsten dag des jaars, die zoo sterk tot ons spreekt cn be paalde stemmingen wekt en gevoelens oproept, welke gewoonlijk sluimeren en vaak ook in 's levens drukte worden teruggedrongen, als zij in den mensch opko men. Zou daaruit ook niet voortkomen de behoefte, die hij velen bestaat, om tenminste dien éénen «vond op te gaan naar de een of andere kerk? Want het is opmerkelijk, dat menigeen, die gewoonlijk iedere (kerkdeur voorbijgaat, dón, wanneer die laatste avond des jaars is aangebroken, zijn schreden naar de kerk richt. Ik kan hiervoor geen andere verklaring vinden dan deze: zij willen een poos zich bepalen bij andere dan de dagelijksche dingen, zij willen in rustige over denking neerzitten, zij willen terugzien naar een doorleefd tijdperk met mooie, maar ook met smar telijke herinneringen, zij willen luisteren naar een ernstig woord, naar een getuigenis omtrent hetgeen iblijft bij alle wisseling cn verandering. Daar is iets in hen van misschien onbewuste weemoed om alles wat voorbij gaat en daarnaast een voor velen niet in woorden te brengen verlangen naar het eeuwige. Ik heb altoos opgemerkt dat een kerkdienst op oudejaarsavond zijn eigen sfeer, zijn bijzondere stem ming heeft. Er schijnt dan meer ontvankelijkheid te wezen; 'tis of de dikwijls zoo gesloten zielen zich openstellen voor ernstige indrukken; de zang is plech tiger, de orgelstem gewijdcr, het gesproken woord in dringender. Wij hebben dit allen persoonlijk wel eens door leefd. Misschien het sterkst in onze jeugd. Wat mij betreft tenminste, is dit zeker zoo. Ik kan me nog precies indenken in de stemming, waarin ik verkeer de, als ik, nog jongen zijnde, met mijn oudere naar de kerk ging op den oudejaarsavond en hoe ik dan getroffen werd door de wijding, welke daarin heerech-, te. Ik begreep niet alles, wat de dominee zeide, maar duidelijk was ik er mij van bewust, dat hij poogde onzen geest te richten op het onzienlijke, te heffen tot God als den eeuwig-onveranderlijken. En ik door leefde dit met groote innigheid, want in mijn ziel was de twijfel nog niet binnengeslopen. Thans ligt mijn jeugd vèr achter mij en het geloof, waarin ik werd opgevoed, heb ik verloren. Maar de oudejaarsavond is mij lief gebleven, om zijn gewijde stemming, om zijn religieuse wijding. Want mijn meeningen mogen zich grondig hebben gewijzigd. In den kern ben ik hetzelfde gebleven: een men- schenkind, in wien blijft werken de drang naar inner lijke vrede en dat weet hoe die vrede alléén te vin den is in volle overgave aan wat wij diep in onszelf als het hooge en heilige ervaren. Het verschil tus- schen voorheen en thans is slechts, dat ik dit hooge en heilige niet meer beschouw als een openbaring van een God buiten dc wereld, van een Wezen, als persoon gedacht, troonend in een fantastischen he mel, maar als de in alles en allen aanwezige stuw kracht, als don mysterieuzen wereldwil, als de zich- zelf-verwczcnlij kende Idee. En wanneer ik een deel v-an den oudejaarsavond in de kerk doorbreng, dan is het vóór alles om er mij van bewust te worden, dat mijn hart naar dien inner- lijken vrede blijft schreien. En ik kan dan oogen- (blikken doorleven, waarin ik dien vrede over mij voel komen cn het is als de avonddauw, die neerdaalt op liet zongcschroeide land. En het wordt zoo rustig en stil binnen in mij en een lied zingt zacht door mijn ziel en het zingt van eeuwige dingen en ik Crvaar het met innerlijke zekerheid, dat er iets is (hetwelk boven alle tijdelijkheid en alle begrenzing uitgaat en dit iets kan men noemen met den ouden naam van God, voor mij is het onpersoonlijk, maar daarom niet minder reëel. Méér dan dat: het is de opperste realiteit, de eenigo werkelijkheid. Hiervan zich bewust worden is de diepe, stille vreugde, is bet gewijde genot van den stemmingsvollen avond op den laatsten dag des jaars in den sfeer, die een kerk kan scheppen. En toch Daar zijn er, die de kerk niet meer bezoeken. Zij is niet langer de plaats, waarheen zij zich richten om geestelijk gesterkt of religieus verdiept te worden. Wat beteekent dan voor hen de oudejaarsavond? Is bij voor hen geworden tot een avond van gelijk aan alle anderen? Neen! Want ook aan hen dringt zich onweerstaanbaar iets op van de eigenaardige stem ming, die nu eenmaal zijn kenmerk is. Ik geloof dat er bijna niemand bestaat, die hiervan niets gevoelt. Het is juist aan hen, dat ik in de eerste plaats denk hij het schrijven van dit artikel. Ik veronderstel dat er velen van hen l>ehooren tot dc lezers van de „geestelijke levens". En ik richt me tot hen met een verzoek. Neemt een klein deel van den oudejaars avond af om dit artikel in den familiekring voor te lezen. Het lijkt u misschien wat aanmatigend, dat ik dit vraag; het geeft u mogelijk den indruk dat ik, wat ik te zeggen heb, zoo bijzonder gewichtig vind. Dit is niet het geval. Het is alles hoogst eenvoudig, waarmede ik lot u kom. Ik doe het verzoek alléén, omdat ik ervan overtuigd hen, dat door het lezen althans iels van ernstige stemming zal worden ge wekt. En daarom is 't mij te doen, daarom en om niets andere! En zoo wil ik dan iets schrijven over den weemoed en over den zegen van den oudejaarsavond. Over den weemoed! Onze gedachten gaan terug naar het verloden. Herinneringen leven op. We voe len met smart opnieuw, wat wij in alle felheid eens hebben doorleden. Oude lieve gezichten schijnen ons aan te staren het zijn de gelaten van hen, die ons verlieten. En we denken aan wat zij voor ons zijn geweest en aan wat wij waren voor hen. Ze zijn heengegaan, maar vanavond moeten wij weer aan hen denken. Ach, waarom hebben we hen niet méér liefgehad? Waarom hebben wij hen soms hard bejegend? Waarom hun verdriet gedaan? Waarom, waarom? Het lijkt ons nu alles zoo klein en zoo onbeduidend, wat ons hiertoe dreef. En wij beden ken hoe kort het leven eigenlijk is en hoe vaak, hoe angstig vaak wij vergeten om dit korte leven voor anderen en voor onszelf mooi en goed te maken! Stille verwijten komen in ons op. En deze zijn als stemmen, welke komen uit een andere wereld, de wereld van binnen. Om ons is de groote menschenwereld. De wereld met haar nameloos leed. Wat hebben wij gedaan om dit leed te verzachten, te bestrijden? Die anderen, die duizenden om ons heen zijn menschen als wij, met dezelfde behoeften, dezelfde verlangens en hoe groot is niet het aantal onder hen, die mede door onze schuld en ellende leefden en voor wie het be staan zoo onnoemelijk duister en zwaar is. Hebben wij gestaan in hun midden met een hart vol liefde en werden wij door dit hart gedreven om mede te werken aan de overwinning van rechtvaardige, hu mane begrippen? Wie oog heeft voor de werkelijkheid, kan het soms als een benauwenis gevoelen, dat deze wereld van menschen bezig is zichzelf te vernietigen in den wan- hopigen strijd van allen tegen allen, een strijd welke tot zijn allcrvreeselijkste uiting komt in den oorlog, die thans in alle landen wordt voorbereid. Is het niet om te huiveren voor de toekomst, wanneer wij tle oorlogsvoorbereidingen waarnemen? Daar is ge klaagd en gejammerd over de rampen, die in het afgeloopen jaar plaats vonden dc ondergang van een luchtschip; mijnrampen; overstroom in gen. ver giftigde mist maar wat beteekent dit alles bij wat de menschen moedwillig elkaar zullen aan doen in de misschien nabije toekomst, als de gifgassen zullen wolken over de aarde, als dc lucht schepen en vliegmachines hun doodende projectielen zullen nederetorten? Wat beteekent dit alles hij de vreeselijke ellende, de helsche smart, welke de oor log brengen zal? En ons hart krimpt ineen van pijn, als we dit be denken. En vanavond vragen wij ons af: wat doen wij menschen, wij christenen, wij, die zeggen dat lief de het hoogste gebod is, wat doen wij om dit onheil af te wenden? Waarom zijn we zoo onaandoenlijk, zoo onverschillig voor het lot der menschheid? Waar om zoo traag in het vervullen van onzen plicht tegen over de menschheid? Waarom laten wij het militai risme voortwoekeren in de maatschappij als een gif tige plant? Waarom dulden wij dien smaad nog lan- ger? Hiermede deelen wij mede, dat wij aan onze Meubileering- zaak gaan verbinden een ingaande 1 Maart a.s. - Opdrachten kunnen nu reeds worden aangenomen. - Concurreerende tarieven. Droge opslagplaatsen vqor Inboedels. Vertegenwoordiger v. Den Helder en Omstr.IJ. Haukes, Kerkgracht 27 Het boste dagelijksche middel ter opwekking en verfrisschmg. Zoo is dan weer een jaar voorbijgegleden, En ging den weg van alle tijd'lijkheden, Al wat zich vasthecht aan dit aardsch bestaan Is voorbestemd om eenmaal te vergaan! Ons oude jaar is ideaal geboren, Men deed zijn stem weer voor ontwaap'ning hooren, De hoop was puik, de animo was groot, Men voelde voor beperking van d c vloot, Dat wil dan zeggen op de conferentie, In de practijk bleef d' oude concurrentie, En zooals 't meer met conferenties gaat, Men juichte bij 't papieren resultaat! Ook moeders lieten er hun stemmen hooren, Maar daarnaar had men hcelemaal geen ooren, Omdat dc moeders op het krijgsterrein Onmondig nog en ondeskundig zijn! In Spanje zweeg ook Primo- de Rivera, Hij was wel sterk, maar lang nog geen Camera, Al gaf hij ook zijn leven voor zijn zaak, Hij had geen kracht voor d' omvang van zijn taak, En te Parijs, verzwakt door vele wonden, Heeft hij per slot de grooto rust gevonden! In Nederland verscheen 'n vcrfrisschend man, De regen mak er, met zijn luchtig pion! Hij steeg omhoog met heel veel kouwe drukte, Maar niemand weet of het tot nu toe lukte. Er komt geregeld water uit de lucht, Maar niet bepaald gedurende zijn vlucht! Zoo was dus nog op weinig staat te maken, Het jaar begon met zeer veel wank'le zaken, Behalve dan het nieuwe bankbiljet, Dat zeer vcrleid'lijk ons werd voorgezet! Dc meesten kennen het van hooren zeggen, Het is geen tijd om wat opzij te leggen. Maar met dat al, het had een goeden klank, Als baby van de Nederlandsche Bank! Ook werd ons weer door hen, die 't kunnen weten, Een nieuwe Miss Europa aangemeten, Terwijl Br i and met dito Statenbond De juiste maat niet voor Europa vond! Och, Frankrijk had ook vroeger z'n Bastille, Men wascht z'n vuile wasch liefst en familie, En dan vol boete en oprecht berouw, Zooals bijv. hier na Cu ra cao! Het recht in Neerland liet zich niet verkrommen, Niets werd ontzien, de schuldige moest brommen, Men sprak het vonnis vol van heilig vuur, En plechtig klonk het: „24 uur!" De eisch was eerst wat zwaar, een vijftal dagen, Dus krijgsman Borren had nog niets te klagen! Zóó werd een schuld van honderd jaar geboet, En dat doet toch ons Hollandsch hart weer goed! Twee zijn er echter niet bij ingevlogen, Die hadden duid'lijker hun doel voor oogen, Hun meening was oorspronkelijk en frisch, Dat was Van D ij k en dat was K i n g s f o r d S mi th, Die hebben wel een sterke vlucht genomen, Om in New York als helden aan te komen, Gevolgd door al leek 't embleem gewaagd, Ook Costes en Bellonte zijn geslaagd! Maar naast 't succes bewezen vele rampen, Hoe buiten 't licht met schaduw valt te kampen, Hoe de malaise door dc landen gaat, En de werkloosheid voortsluipt in den Staat. Er komt vertwijfling in zooveel gezinnen, Dc armoe trekt alom de wereld binnen Maar ook de arbeid deed de harten pijn, Op d' onheilsdag te Alsdorf in de mijn! Tweehonderd vijftig dooden zijn begraven, Die voor hun daag'lijksch werk hun leven gaven En op zijn tocht zonk de R 101 Als vormloos wrak op Franschen grond ineen! De aarde beefde in het zonnig Zuiden, Waar tot alarm de bange klokken luidden, De hujzen wankelden en stortten in, Er stierven moeders in hun huisgezin! Maar met dat al, de mensch wil niet versagen, Een volgend wonder kwam de aandacht vragen, De schepping van Dornier, doorwrocht en fiks, Niet onbekend, al heet ze ook DO X! De vlicgboot, die ons allen doet verbazen, Wanneer haar krachtige motoren razen! Maar ook een groet den koenen vliegenier. De zakenman, die vliegt voor z'n plezier, Die kalm per Pandertje naar onze Oost kwam glijen, U raadt het al, ik meen de heer Van Tijen! We eindigen, o hooggeacht publiok, Zooals 't begon en dus met politiek! In Duitschland roerde Ilittler sterk de trommel, Verkiezingen, bedreigingen, gerommel. De oorlogsschuldcn raken in de knel, En dat is volgens Y o u n g gevaarlijk spel. Want als 't van Duitschland niet meer is te Hoe moet Europa dan zijn schuld betalen? [halen, De grootsche Rondetafel-conferentie Van 't Britsche rijk raakt wat in decadentie. Ach, zelfregeering dekt veel schoorren schijn, Die ronde tafel moet wat hoekig zijn! In Spanje had men weer eens geen fidutie Daar maakte men een Franc o-revolutie! Nu is dit een vergeefelijk geval, Want Spanje lyigt te dicht bij Portugal! Nog waren er diverse nnd'ro zaken, Waarvan we meer in het voorbijgaan spraken, Wat kleingoed in het dagelijksch bestaan, Dat kwam en zag en weer is weggegaan. Merkwaardig was hetgeen het lot bepaalde, Het water steeg, toen de effecten daalden! En nu, oud jaar, vaarwel Uw tijd is daar, Uw rol is uit, straks komt hel nieuwe jaar, 't Gordijn zakt langzaam voor Uw wereld-klanten. Acteurs, publiek en heel veel figuranten! Een nieuw begin is weer en scène gezet Voor wie aandachtig steeds heeft opgelet. Een spannend spel komt in den loop der dagen Voor heel de wereld weer de aandacht viagen! (Nadruk verboden.) December 1930. Op ccn avond als deze, is in ons dc neiging om ons zelf ter verantwoording te roepen. Wij kunnen er niet aan ontkomen. Deze neiging vermogen we niet te onderdrukken. Wij spreken er wellicht niet graag over en wij grijpen naar de kaarten en zoeken afiei- ding, maar in de diepte van ons wezen is zij aanwe zig cn zij is machtiger dan wijzelf. Ook op andere dagen komt wel deze neiging bij ons op, maar nooit zóó sterk, zóó onweerstaanbaar, omdat we dan niet even scherp als thans dis levens vergankelijkheid gevoelen. Nu echter beleven wij de waarheid van het oude lied: „uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen". Is het gansche leven niet als een groote stroom, die uitmondt in een onafzienbare zee en die in zijn stagen gang van alles met zich voert om 't in die eindclooze zee uit te storten? Zóó worden ook wij medegevoerd, onop houdelijk en er is nooit één oogenblik waarop we niet verder gaan. Totdat de zee, de eindeloosheid, ons in zich opneemt, ons met onz.en hoogmoed, onze hoop, onze haat, onze liefde, onze vreugde, onze smart. En anderen komen na ons en weer anderen en weer anderen altijd door, altijd door. Wat blijft er van ons over? Wat laten we achter voor dit? ons volgen? Is ons leven zinloos? Is de mensch niet anders dan een tijdelijke verschijning even zichtbaar op dien grooten stroom en dan spoorloos verdwenen? Er zijn tijden, waarin wij geneigd zijn om dit aart te nemen. En wij zijn cynisch cn zeggen: „laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen ster ven wij." Maar vanavond zeggen wij dit niet. Kunnen wij 't niet zeggen. Dit is de zegen van den oudejaars avond! Nu zijn we gestemd om te luisteren naar die teere stemmen, welke gehoord worden in onz.e ziel, nu verdiept zich ons denken, nu wordt er iets in ons wakker van heimwee naar wat eeuwig is, nu voelen wij dat eeuwige ook in ons. Een blad valt van den boom cn dwarrelt naar om laag. Het is nog groeif en <ic stornf rukte het ef, of het is misschien vergeeld en laat los, omdat de levens kracht geweken was. Het komt neer op de aarde en verdwijnt, straks is het een deel dier aarde gewor den. En niemand vindt het weer. Het is verteerd. Wég. Ia, wég. Zoo is de schijn. Maar de wer kelijkheid is andere. De werkelijkheid is dat het in zijn vergaan weer leven geeft aan andere plan ten cn struiken en boomen. Het herrijst in nieuwen vorm. Er is geen dood, er is slechts leven, altijd zich herscheppend, altijd zich vernieuwend. Dat leven is eeuwig, alleen de vormen, waarin het zicli stoffelijk, zichtbaar hult, zijn tijdelijk. Aan zulk een blad gelijk, is de mensch! Als een mensch sterft, gaat hij in ontbinding over. Hij wordt een armzalig hoopje stof. Maar uit dezo stof worden nieuwe levensvormen geboren. Die mensch is echter óók een geestelijk vezen. Hierin ligt zijn adel, zijn glorie. Hij groeit op tot een persoonlijkheid. Hij worstelt naar hoogcr. Hij streeft naar het volmaakte. Dan komt de dood. En hij ligt roerloos neer. En om zijn lijk scharen zich, wie eens hem kenden van nabij cn zij staren heni aan en zacht streelen zij nog eens het nu koude ge laat Is nu alles voorbij? Gaat hij weg voor goed? Spoor loos verdwenen? Neen, neen, neen! Ook nu zeggen wij: er is geen dood. Dat geestelijk leven zet zich voort in hen, die door den gestorvene zijn beinvloed geworden. Het zet zich voort in de kinderen; in allen, die door zijn omgang zijn opge voerd, verder gebracht; in allen, tot wie zijn leven wekkend woord is doorgedrongen en voor wie zijn voorbeeld een heilvolle prikkel is geweest. Zou het niet zóó wezen dat wij, menschen, als geestelijke wezens, allen in werkelijkheid niet andere zijn dan verbijzonderingen van dat ééne groote Leven, dat in de uiterlijk zichtbare wereld zich manifesteert cn dat altijd door hoogere vormen schept Hier dringt zich aan ons op de schoone gedachte van het eeuwige worden. Er is geen „zijn" in den zin van stabiel wezen, van onveranderlijk wezen, er is slechts „worden" d.i. groei, stijging. Wij kynnen niet stenen; dit beduidt: wij kunnen niet spoorloos verdwijnen. Wij zijn als menschheid ééil groeiend geheel. En wat de menschheid zich verovert aan geestelijke waarden, blijft bestaan in steeds hoo gere schoonheid. Hiermede krijgt ons leven een diepe beteekenis. Het heeft zijn invloed in het groote groeiproces. Het blijft doorwerken. Niet vergecfsch zijn dc tranen, die wij schreien als lierouw over zwakheid ons kwelt; niet vergecfsch is ons pogen om onze fouten te overwinnen: niet vergecfsch is ons strijden togen het kwaad in dc wereld; niet ver gecfsch is ons idealisme. Dit alles werkt mede om dc wereld vooruit te brengen. Langzaam, schrede na schrede, maar toch: vooruit! Dit is 't wat wij gevoelen op den oudejaarsavond méér dan ooit. Omdat deze avond onze gedachten bepaalt bij wat verdwijnt cn wat blijft, bij den schijn en bij de werkelijkheid. En wij zien elkander aan en fluisteren: gezegend de oudejaarsavond, welke deze gedachten wekt! Want deze gedachten geven ons moed om blijmoedig verder te gaan met de innerlijke zekerheid dat het Leven, de altijd harende kracht ecuwig is en dat dit Leven ook werkt in ons. En wij nemen ons voor om ons van dit Leven be wust te worden. En uit ons hart stijgt de bede: O, Leven, heerlijk, heilig Leven, dat wij één mochten worden met U en in die eenheid vinden ons opper ste geluk! In die eenheid overwinnen alle Ukleinheid, alle zwakheid, alle liefdeloosheid. ASTOR.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 1