De Lagendijker Groentenveilisgen. Het laatste heksenproces te Amsterdam Een staaltje van tooverij dat voor waarheid gehouden wordt. heeft ontbroken om tot samenwerking 'te komen en tal van malen is die poging niet met succes be kroond geworden. Er zit ook veel aan vast. Maar toch kan spr. een verblijdende mededeeling doen, n.1. dat in de tweede helft van December een bespre king tusschen een commissie uit de E.N.C.K. en de directie van het C. B. heeft plaats gehad, waarbij deze zaak grondig is besproken en de vooruitzichten zijn op 't oogenblik zoo dat de kans tot samenwerking zeer groot is. Persoonlijk hoopt spr., dat het zoover zal komen, want het ligt in de natuurlijke lijn, dat «yen organisatie als het C. B. samenwerkt met een zusterorganisatie-producent. Maar spr. kan niet ver helen, dat het een bijzonder moeilijke kwestie is. Immers de E.N.C.K. levert aan iedereen, het C. B. doet dat niet, alleen via de coöperatieve aankoop vereenigingen en schakelt den tusschenhandel uit. .Maar spr. meent dat de moeilijkheden wel te over bruggen zijn. De heer .Tm. Blaauboer Gz., Ivolhorn, zegt, dat hij als voorzitter van de commissie van toezicht op de E.N.C.K. tot zijn groot genoegen in de notulen der laatste bestuursvergadering heeft gelezen, dat de onderhandelingen van dien aard zijn geweest dat in de toekomst samenwerking mag worden verwacht. Spr. hoopt van ganscher harte dat, het in de toekomst zoover zal komen. De heer D. C. Rezelraan vraagt, hoe het komt, dat het C. B. niet altijd kan concurreeren met den handel. De heer Bessem zegt,-dat het C. B. te concurreeren heeft tegen een honderdtal concurrenten en inder daad gebeurt het wel dat 2 k 3 handelaren een voor- deeliger aanbieding doen. Spr. wijst op den bernchten 2e hands-handel en geeft de verzekering dat als men de prijzen van het C. B. en van den handel over een tijdvak van bijv. een half jaar vergelijkt, de prijzen van het C. B. een heel gunstig figuur maken. Trou wens een aflevering van 86000 wagons wijst ook wel in die richting. Bovendien moet men de'coöperatie- idée pas dan steunen als men goedlcooper uit is? De heer Ir. L. de Vries wijst op de groote reclame voor de mengvoeders en op het feit dat de fabricage van mengvoeders toeneemt. Het aantal leden van het C. B. is in Noordholland behoorlijk groot, terwijl het aantal coöperatieve aankoopvereenigingen die zich voor de mengvoeders interesseeren, zeer gering is. Lijdt daar de afzet van het C. B. niet onder? En hoe staat het C. B. tegenover de mengvoederfabri- cage? De heer Bessem antwoordt, dat de eerste stap door het C. B. is gezet, nl. de fabricage van pluimveevoe der. Ten aanzien van de fabricage van mengvoeders zijn de inzichten bij het bestuur van het C. B. wel gewijzigd. Geoordeeld werd dat de boeren zelf voor het mengen behoorden te zorgen, maar dit bleek theorie te zijn en toen is het C. B., dat nooit gedacht had dat de fabricage van mengvoeders zoo'n vlucht zou nemen, met de fabricage begonnen. De tweede stap is gezet met het maken van gemengd hard graan voor kippen en de tijd is wel niet lang meer, dat gemengd voeder voor koeien en varkens gemaakt zal worden. Het is echter een besluit waartoe men niet zoo gauw komt, want in Rotterdam zijn de loo- nen bijzonder hoog. Evenwel er is voor gezorgd, zij liet met hooge kosten, dat de fabricage van pluim veevoeders automatisch geschiedt, zoodat er een pro duct tegen lagen prijs geleverd kan worden. Deze zaak maakt dus bij het C. B. een punt van overwe ging uit. De heer Ir. L. de Vries merkt nog op, dat de meng voeders vooral voor runderen zich moeten aanpassen bij de voederstoffen die men op de bedrijven zelf heeft en die zeer verschillend zijn. Juist daarom meent spr., dat de fabricage van mengvoeders bij de plaatselijke vereenigingen thuis behoort en spr. vraagt of het C. B. de plaatselijke aankoopvereeni gingen niet zou aansporen. De heer Bessem deelt mede, dat die streeksgewijze verschillen geen bezwaar opleveren; een eenheids- voer wordt het toch niet; mengen in verschillende hoeveelheden is voor het C. B. wel mogelijk. Overi gens is spr. het volkomen met den heer De Vries eens. - De heer G. v. d. Sluijs, Schagerbrug, zegt, dat de coöperatieve aankoopvereenigingen, wat de fabricage van mengvoeders betreft, wel paraat zijn, maar de aanvraag door de leden is nog niet van dien aard dat men tot aanschaffing van een installatie van de fabricage kan overgaan. Die aanschaffing toch zal met verhooging van den verkoopsprijs der artikelen gepaard gaan. Evenals het C. B. zich bij voorkoopen doet dekken door de aankoopvereenigingen, zoo dek ken de aankoopvereenigingen zich weer door hare leden, ten einde zoo min mogelijk risico te loopen. De noodzakelijkheid tot het maken van mengvoeders is dus nog niet gebleken en het voordeel ervan cok nog niet. De heer Ir. De Vries wijst op den grooten voor sprong die de aankoopvereenigingen tegenover den particulieren handel hebben, immers de aankoopver eenigingen hebben het vertrouwen van hunne leden. En waar het gebruik van mengvoeders reusachtig toeneemt, acht spr. het zijn plicht de coöperatieve aanikoopvereenigingen daar op le wijzen. De heer Van der Sluijs deelt nog mede, dat van een groote coöperatieve aankoopverecniging, die een menginstallatie heeft, in een maand slechts 800 kilo werd betrokken. De heer Ir. de Vries maakt zich sterk dat de af name oneindig zal toenemen. De heer Schuitemaker vraagt, of de leden van een coöperatieve aankoopverecniging verplicht zijn van het C. B. te betrekken, of aan voorkoop groot risico is verbonden eu of het juist noodig is dat 1 of 2 leden van een lid-afnemer naar Rotterdam moeten om bestellingen of inlichtingen te vragen en of dat niet per telefoon of ansicht kan. De heer Bessem antwoordt, dat in de statuten van het C. B. de koopplicht niet wordt vermeld. Wel is daartoe een poging gewaagd, doch het Bestuur kwam toen van een koude kermis thuis. Trouwens de be doeling van de opname van dezen koopplicht was, dat het in bepaalde gevallen van zeer groot belang kan zijn dat bij den aankoop gewezen kan worden op den koopplicht van 408 vereenigingen. Voorkoo pen voor bijv. een half jaar ontraadt spr. ten sterkste, wel voor 3 maanden, wat steeds meer ingang vindt. En als de aankoopvereenigingen den voorkoop dan onmiddellijk bij de leden onderbrengt, kunnen er geen ongelukken gebeuren. De voorkoop moet niet op den rug van de vereeniging komen, maar op den rug van hare leden en daarom moet de bedrijfsleider den leden een overeenkomst laten teekenen. Dat afgevaardigden van een aankoopvereeniging naar Rotterdam komen, is dwaasheid, oriënteeren in zake noteeringen kunnen zij zich toch niet. De heer Joh. de Veer, Schagen, brengt ter sprake bet reservefonds van 3% millioen. dat in hoofdzaak is ontstaan uit winst uit de voorraden. Alles wat men in de laatste jaren deed was goed en het lijkt spr. toe, dat dit nu juist op het vormen van het fonds van grooten invloed is geweest en het in de toekomst wel eens anders zou kunnen worden. Spr. lijkt een ze kere overschrijving van de winstmarge naar het re servefonds meer aan te bevelen. De heer Bessem zegt dat er is een gewoon reserve fonds en een fonds voor prijsverschil. De reserve wordt verhoogd met 20 van het saldo van ieder jaar. De opmerking over het fonds voor prijsverschil is wel juist. De laatste jaren hadden we een steeds stijgende markt, doch aan het einde van 1928 ont stonden verschijnselen van overproductie of hoe men het anders noemt, er ontstond een dalende tendenz, .wat ook van invloed was op het fonds van prijsver schil. De heer Joh. de Véer meent, dat daaruit blijkt, dat de basis waarop de totstandkoming van dit fonds be rust niet juist is. De heer Bessem zegt, dat in 1920 op deze wijze is begonnen, waren we in 1910 begonnen, dan zou het resultaat nog gunstiger zijn geweest, terwijl wanneer in 1928 was begonnen, het juist andersom zou zijn geweest. Doordat de leden het C. B. niet een bepaal de opdracht geven, maar vragen wat heb je en wat is de prijs, moet het C. B. voorraad hebben en die is onderhevig aan schommeling van de markt. Als de leden den koopplicht accepteerden, zou geen fonds voor prijsverschil noodig zijn. We zijn afhankelijk van de groote vraag wat zal de markt doen. Dat we een stevig fonds hadden is gelukkig geweest, want daardoor hebben we de daling tot den bodem kun nen volgen. De heer De Veer blijft toch de basis niet juist ach ten, wat bij een stabiele markt tot uitdrukking zal komen. De inleider wijst er op, dat een onverander de markt niet denkbaar is. Onder een stabiele markt wordt verstaan, dat vraag en aanbod elkaar nivelleeren. De heer K. Winkel, Schagerbrug, zegt, dat te Rot terdam is aangevoerd een groote zending verkeerde mais, een zending die niet door het C. B. onder de le den is gedistribueerd, maar die toch in Nederland is gebleven en waardoor leden van het C. B. nu met deze inferieure mais worden beconcurreerd. Spr. weet wel dat de kwaliteit minder is, maar de boeren kij ken meer naar een kwartje prijsverschil. De heer Bessem zegt, dat het C. B. verplicht is ge zonde mais te leveren en de bedoelde zending Donau- mais was van dien aard, dat zij vervoer naar Noords holland wel niet kon doorstaan. De mais is dan ook wel in de omgeving van Rotterdam gebleven en als eendenvoer in Volendam terecht, gekomen. Ze is ver kocht aan de z.g. krengenkooplui. De Voorzitter brengt den inleider hartelijk dank voor zijn duidelijke en uitvoerige inleiding. Uit de animeerende bespreking is wel gebleken, dat er groote belangstelling voor het werk van het C. B. bestaat en spr. hoopt dat het vertrouwen in het C.B. moge toenemen en wenscht het C. B. alle goeds toe. Met den wensch dat de volgende cursusvergade ringen goed mogen slagen, sluit spr. de bijeenkomst. Betere stemming. Be vergadering der Pro vinciale Commissie. Demonstratief optreden, communisme of iets anders om de crisissen te bezweren. Betere handel met het buiten land. Hoogere prijzen voor roode kool. Idem voor gele en witte kool. Grootere aanvoer van alle koolsoorten, Uien lager in prijs Peen statiormair. Bieten goede prijzen. Wei nig aanvoer bloemkool en lage prijzen. Ons laatste overzicht dagteelcent van 15 tot 21 Decem- bér 1.1. Gedurende de week van Kerstmis werd slechts drie dagen veiling gehouden, zoodat daarover niet veel te zeggen viel, te meer, waar het hier geldt dagen eener periode, waarin het gewoonlijk zeer slap is. Ook nu waren de aanvoeren niet groof en de vraag had maar weinig te beteekenen. Na de Kerstdagen kwam er ech ter wat betere stemming op onze markten en konden de prijzen eenigszins oploopen. Het is over deze laatste week, dat we het een en ander willen zeggen. In deze periode viel o m. de vergadering van de Pro vinciale Commissie, uit de Veilingen. Als het niet was geweest, dat een paar sprekers waren opgetreden met onderwerpen, waarover men langzamerhand wel uitge praat raakt, doch die aanleiding kunnen zijn, dat de ton gen loskomen, dan was het een slappe bijeenkomst ge weest. Nu kregen we althans eenige critiek op de tegen woordige regeering en een op het tegenwoordige maat schappelijk productiestelsel. De spreker, die al bijzon der slecht tevreden was over de weinige activiteit, wou zoo maar even in Den Haag een demonstratie houden van ontevreden tuinders, ten einde de regeering aan het verstand te brengen, dat deze nijvere werkers zeer en zeer ontevreden zijn over haar beleid.Wij zouden de stel ling durven poneeren, dat deze demonstratie weinig ef fect zou sorteeren, eerstens, omdat de regeering onge twijfeld wel van meening is, dat zij alles doet wat in haar vermogen is en tweedons, daar zij wel weet, dat de tuin ders niet een macht ontwikkelen, die in volle eensge zindheid er op gericht is, de regeering omver te wer pen. Men denke maar aan de houding der rechtsehe Kamerleden bij het stellen van de portefeuillequaestie tydens de behandeling van het Tarwewetje. De regeering zou deze demonstreerende tuinders ongetwijfeld als blaf fende hondjes beschouwen, die niet bijten. En boven dien, bedenke de opwekker dezer demonstratie, dat, mochten ze al tot bijten willen overgaan, er altijd nog de Burgerwachten zijn, voor wie in deze een dankbare taak zou zijn weggelegd. Een ander woordvoerder bezong den lof eener communistische maatschappij, en meende, dat alle misère voortvloeit uit de tegenwoordige produc tiewijze. Misschien dat de verdediger van dit standpunt met ons van meening kan zijn, dat men met het consta- teeren van dit feit niet veel opschiet in het lenigen van den momenteelen nood der tuinbouwers, hoewel het o.i. geen kwaad kan, zijn inzichten omtrent de oorzaken der malaise en van de crisis te ontvouwen. De Voorzitter vond, dat de bedoelde woerdvoerders buiten hun boekje waren gegaan, doch daarbij vergete hij niet, dat ook hij, al was het dan zeer occasionneel en ongetwijfeld geenszins met opzet, van zijn inzicht deed blijken, door n.1. Gods besten zegen af te smeeken op den arbeid des tuinders en „dat de Almachtige weder om Zijn zegen en welvaart moge geven in deze landen". Moge het ook hier gelden, du choc des opinions jaillit la vérité, dat n.1. uit de uitwisseling van gedaohten men tot de waarheid komt. De laatste week, hoewel vallende in een tijd, zooals we reeds opmerkten, dat het doorgaans slap is in den groentenhandel, was er wel wat opleving. De vraag naar de verschillende koolsoorten was heel wat beter dan dit de laatste weken het geval was geweest en als ge volg daarvan werden de prijzen iets beter. We vernamen, dat Amerika zelfs aan de markt was, wat wel met een krijtje aan den balk mag worden geschreven, als men bedenkt, dat de invoerrechten per spoorwagen kool niet minder dan f 1000 bedragen. Ook van uit Duitschland was er wat meer vraag, doch de toestanden zijn daar van dien aard, dat de kooplieden de grootst mogelijke voorzichtigheid in acht nemen bij den verko-o, daar men van verschillende afnemers slechts met de grootste moeite zijn vorderingen ltan innen. De handel met Fin land begint ook wat op te leven, terwijl België den laat- sten tijd nog al wat van onze groenten betrekt. Boven dien hoorden we van insiders, dat de kwaliteit der kool, in Duitschland geteeld, bijzonder slecht is, zoodat ze uiterlijk tot begin Februari zal kunnen worden bewaard. Als dit alles nu eens beaccentueerd werd, door een flink wintertje, dan was het nog niet bijzonder gewaagd te veronderstellen, dat, wat er aan voorraad is, nog wel eens een schappelijlcen prijs kan opbrengen. Voor de eerste maal is het, dat geen aardappelen meer worden aangevoerd. Bloemkool kwam ook maar weinig meer ter veiling* De meeste planten zijn waardeloos geworden door de vorst, die, hoewel volstrekt niet streng, toch zoodanig zijn invloed heeft doen gelden, dat er veel door vernietigd is. Wat er nu nog aan leverbaar goed wordt aangevoerd is bijzonder klein van stuk. Hoogste prijs, welke besteed werd, was f 7. Het meeste werd grootendeels voor ruim f 6 verkocht. Iets kleinere en eenigszins afwijkende kwa liteit brachten f 5.205.70 op. Voor kleine roode kool werd in het begin der week voor ongeveer f 5 per 100 Kg. verkocht. De grootste bracht toen voor goed doorschot ruim f 3 op. In den loop der week steeg de mooiste kleine sorteering tot ongeveer f 6, terwijl Zaterdag aan de veiling der Langendijker Groenteneentrale tot f 6.50 werd besteed en er aan de veiling van den Noordermarktbond zelfs voor f 7 is ver kocht. Groote bracht toen tot f 4 op. De laagste prijs, welke te Broek op Langendijk werd betaald was f 1.60. Dit betrof echter de grootste soorten van afwijkende kwaliteit. Er is ook nog roode kool buiten de veiling ver kocht, daar er meer aanvraag was dan aan de veilingen was aangevoerd. Voor dezen tijd is dit ongetwijfeld een goed teelten. In totaal bedroeg de aanvoer 62 spoorwa gens. Was de prijs der g ele kool voor Kerstmis buitenge woon laag aan prijs, na de Kerstdagen kwam daarin een flinke verbetering, alhoewel de prijzen nog verre beneden loonend blijven. Voor de mooiste van de kleine, meest gewilde sorteering werd al dadelijk ongeveer f 3 be taald, soms nog een paar dubbeltjes meer. In 't midden der week werd reeds tot f 3.70 betaald, terwijl Zaterdag aan de veiling te Noordscharwoude tot f 4.40 werd be taald. De grootste eerste soort werd toen voor ongeveer f 3 verhandeld. De aanvoer was nu ook wat grooter dan. vorige weken en beliep aan beide veilingen rond 27 spoorwagens. Ook liep het vrij wat beter met de Deensohe witte kool. Maandag was de noteering aan de veiling van den Noordermarktbond voor eerste soort f 2,602.80, Zater dag f 2.603.60. Het verschil in prijs tusschen groote en kleine is dit jaar belangrijk kleiner dan vorige jaren, soms verschilt het maar 20 a 40 cent. Voor groote van eenigszins afwijkende kwaliteit werd aanvankelijk f 1.10 1.30 betaald, later f 1.701.80, In 't geheel werden 36 spoorwagens witte kool aangevoerd, waarvan 25 te Noord j scharwoude. Met de uien daarentegen liep het slecht. Er werd voor de mooiste hoogstens f 2 ruim betaald; arzijn or ao]c van eenigszins afwijkende kwaliteit voor 90 cent en f 1 per 100 Kg. verkocht. De prijs van grove uien was iets hooger, doch in maximum brachten ze toch ook maar f 2.50 op. Veer ervan werd voor f 2 of minder van de hand gedaan. Voor drielingen was de prijs nog lager: f 1.301.60 voor de mooiste. Aan de Bx'oelcer veiling was Zaterdag de noteering f 0.90—1.10. Nep bracht aan de veiling der L.G.C. f 2.502.90 op, aan die van den Noor dermarktbond f 3.'503.60. De aanvoer beliep rond 10 spoorwagens. Peen bleef vrijwel op den ouden prijs: f 1.302. Bieten brachten weer goede prijzen op, n.1, f 3.50—6.10. Het proces tegen „Meyns Kornelis van Pur- merenft." In de Batavische Arkadia van Heemskerk worden merkwaardige staaltjes van tooverij en heksenprocessen meegedeeld, doch daar ze doorgaans niet gedateerd wor den verteld en de plaatsaanduiding slechts vaag ge schiedt, kunnen ze moeilijk alle als historisch worden aangenomen. In het „Stadts vonnisboek", dat eertijds „ter Sekre- taye berustte heeft Dapper de beschrijving gevonden van een heksenproces in 1555 te Amsterdam gevoerd, welk proces door den bekenden historicus tamelijk uit voerig in zijn „Historische Beschrijvinge van Amster dam" wordt weergegeven. Data en plaatsen worden nauwkeurig opgegeven en de feiten zijn door hem uit het vonnisboek persoonlijk overgenomen, daar hij be wust document „ter bant bekomen hadt." Zulke mededeelingen werpen een eigenaardig licht op de psychologische gesteldheid onzer vaderen, schrijft aldus P. Br. Moll in de N.R.Ct. Dapper toch, een wetenschappelijk man, die een eeuw na het laatste heksenproces leefde, schijnt te twijfelen aan het bestaan van heksen, maar deelt toch zelf een staaltje van tooverij mede, dat hij onvoorwaardelijk voor waarheid houdt. Dat was dus in de 2e helft der 17e eeuw! Het proces bovenbedoeld werd gevoerd tegen een ze kere „Meyns Kornelis van Purmerent", die ,den acht sten van Sprokkelmaent (8 Februari) in den jare vijf tien hondert vijf en vijftigh in de gevangkenis, in tegen- woordigheidt van Schout en Schepenen, beleedt, dat sy reeds gedurende twintigh jaeren hekste." Zij diende als meid hier ter stede en op zekeren avond, toen de „Meester en Vrou" uit waren en zij geheel al leen thuis bij den haard zat, werd zij verrast door een z.g. „kattendans". Tien of twaalf katten dansten poot aan poot om haar heen, stegen al dansende de trappen op en verdwenen weer even geheimzinnig als ze verschenen waren. Toen zij bij de terugkomst van haar „baes ende vrou" deze geschiedenis meedeelde, werd ze uitgelachen en met de opmefking, dat zij zeker geslapen en gedroomd had, naar bed gestuurd. Daarmee was de geschiedenis eohter niet uit. Toen Meyns zich te bed wilde begeven en de dekens opsloeg, vond zij daaronder een levende kat liggen, die zij moedig bij de keel greep en te water wierp. Nu dacht zij rust te hebben, doch toen zij eenige oogenbliklcen later weer de bedrust zocht, lag dezelfde kat kletsnat op de vroegere plaats onder de dekens. Nu werd het haar te machtig; zij riep de hulp der vrouw in, die haar toestond de eerste nachten beneden te slapen. Na een week lang geen last meer van een kat gehad te hebben, betrok zij de bedstee op de bovenkamer weer, waar zij nu vijf jaar lang haar welverdiende nachtrust genoot. Daarop vertrok zij naar het echtpaar Roel, bij wie zij het volle vertrouwen genoot, „goederen verkocht, de penningen ontfing, dar ze haere Vrou goede betalinge en reekeningh van deet." Na vier jaren van „harden arbedt" werden er huwe lijksplannen gesmeed, maar kort vóór den trouwdag begonnen de booze geesten weer te spoken. Op zekeren dag hoorde zij vlak bij zich eene vrouwe- stem, echter zonder iemand te zien, en klonken haar duidelijk de woorden in het oor: „Speelt, en geeft haer wat, ghy mooght 't avond of morgen koomen te hylic- ken, dan hebt ge wat om aen te tasten". Aangstig deel de zij dit „haer Meester" mee, die de opmerking maakte, dat zij wellicht overspannen was van den harden arbeid en misschien te weinig geslapen had. Meyns gaf dit toe, ging kort daarna naar hoven om in den slaap haar avontuur te vergeten. Toen zij ech ter knielde om haar avondgebed te doen, klonk vlak bij haar dezelfde stem, die luid tot Haar sprak: „Noch wilt" ge niet toelaten om uw Meester en vrou iets te geven, daerom ook uw bakhuis sal vliegen van gen." Meyns keerde zich verschrikt om en zag „vier vrouws personen in vreemde kleedye"; één had een boezelaar vol baksteen en, waarmede de arme meid gebombardeerd werd onder het voortdurend geroep: „Uw bakhuis zal vliegen vangen!" Den volgenden morgen vond men haar op den grond liggen „so blaeuw als een longh". Men bracht de betoo- verde beneden, zette haar op een stoel bij den haard en riep de buurvrouwen om „raat te slaghen". Er werd be sloten de proef op de som te nemen en de „toovenvy- ven" op te roepen. Daarvoor moest een nieuw ijzeren pot vol nieuwe naalden gebruikt worden, waarop Meyns zekere noodzakelijke werking verrichtte en dit vocht boven het vuur te koken gezet. Nauwelijks was de kook er over gegaen" of acht vrou wen „in verscheide gewaet gekleet ende blootshoofts" verschenen in de kamer, waar de eester met de geburen zich van overtuigden. Niemand durfde in de kamer te blijven; men ont vluchtte het huis en besteedde den volgenden dag de dienstbode bij Mr. Simon van Medemblik in den lsost ter genezing van de betoovering. Deze heksenmeester „naide haer eenigh kruyfc in de kleren" en raadde haar voorts aan spoed te maken met haar aanstaande huwelijk. Het gerucht dezer toovergeschiedenis was als een loopend vuurtje door de stad gegaan, was den vrijer „een eersaem jonkman", ter oore gekomen en deze maakte ernstig bezwaar tegen het voorgenomen huwe lijk. Hij wilde eerst eens de kat uit den boor^i kijken. De geplaagde meid verhuurde zich nu als dienstbode bij Adriaen Klaessen en vertrok daar heen met heur hebben en houden, waarbij ook een geldkistje, waar zij 16 kronen gekweekte rente ingesloten had. In haar nieuwen dienst aangekomen, wilde zij van ddt geld gebruiken, maar tot haar groote verwondering was het kistje nog wel gesloten, doch het geld, verdwenen. Niemand begreep daar iets van, maar Meyns werd den volgenden dag „alsse haer vaten stont te wassen" onaangenaam verrast door de1 komst van een „jong gezel, met een Spaensche kap op 't hooft, met zwart fluweel gevoeid, en een degen met een silver gevescht op zijde". Met een aangenaam klinkende stem zeide hij tot de verbaasde meid: „Vrijster, wilt ge geen vrijer hebben, hier sta ik als jongeman". Hij reikte haar een zakje met geld aan met de woorden: „Daer is uw geit; het is vermeerdert en niet vermindert". Verwonderd antwoordde Meyns, dat zij het vermeer derde geld niet verlangde en ook den vrijer niet be geerde. Hiermede liet de jonge man zich afschepen, nadat hij verzekerd had terug te zullen komen, wat hij reeds den volgenden dag deed, toen de meid „op de stoep ter deure stont". Op haar hulpgeroep verschenen de Meester met zijn vrouw in 't voorhuls, waarop de jongeling zich uit de voeten maakte, na eerst nog het in den halsdoek ge naaide kruid, daaruit gescheurd te hebben. Daar het gezin van Klaessen in -opspraak kwam, werd der dienstbode aangezegd te vertrekken, waarna deze kwam te wonen bij „Vrou Roeltge". Hier had zij den eersten tijd rust, doch later verschenen haar 'weer de „toverwijfen", die haar wel mishandelden, maar zich niet meer lieten zien, toen zij spoedig in het hu welijk trad met „eenen Kornelis Willemsz." Zeven jaren lang leidde zij nu een gelukkig huwe lijksleven. Toen was het weer uit met de rust. Op zekeren avond kwam Willemz dronken thuis, greep een rapier van den wand en wilde daarmede zijn vrouw het hoofd klieven. Terstond waren er een 12-tal „toverwijfen" om haar heen, die haar toeschreeuwden: „breekt het mes, so kan hij u geenszins deeren" jjaartoe was zij met haar zwakke krachten echte* niet in staat, doch met behulp der „toverkollen" ge lukte het. Hierop vluchtte de echtgenoot weg en „gingh in de krijgh lopen", Meijns, die nog een klein kind had, kreeg er ook ge noeg van, verliet haar huis, en vond een vriendelijk thuis bij Jacob van Marken, die uit medelijden moeder en kind bij zich liet inwonen, In den beginne had zij oolc hier geen rust van de booze tooverlcollen: wel riep zij de hulp van „een see- keren hexenbezweerder Mr. Gerrit in, maar ook dit baatte niet. Eindelijk scheen er uitkomst voor de geplaagde vrouw te zullen opdagen. Zij kreeg bezoek van een oude vrouw met een Over- ijselsche „huyk" op, die haar smeekte mee te gaan naar de Nieuwe Kerk, waar beiden met neergebogen knieën „haer 'gebedt spraken". Vervolgens bezochten zij de „Heilige Stede", kropen drie maal om het Sacrament, daarna „langs het Rokïn over de Langebrugh tot op de Lommertsbrugh". De vrouw beleed haar, dat zij de oorzaak van al de kwellingen was, smeekte dringend om vergeving, die Meyns haar van harte schonk, en verdween daarop in de menigte op straat. Vast was zij van plan voortaan .„oprecht en volgens Christelijken levenswandel" door het leven te gaan, maar dit was allerminst naar den zin der tooverkollen, die opnieuw verschenen en haar dwongen haar Christelijk geloof vaarwel te zeggen en in dienst te treden van „dén Grooten Man". Geregeld verscheen bij haar „een Jongeling, wel ge kleet, met roode baert, mantel en bonet op 't hooft" onder den uitroep: „Kom mee; ik zal u helpen!" Twee vrouwen, Griet Willems en Femmetje Dirks namen haar in den Pinkstepnacht mee naar een wel land bij het Karthuizerklooster, lieten haar het woord „T i e r i u s zeggen, daarna onder drie koeien gras uit de aarde trekken, waarop den volgenden dag de boeren deze koeien „behekst" in het veld aantroffen. Nu was het beheksen aan de orde van den dag! Met een „seeker warmoeswijf, Maohtelt genoemd" trok zij des nachts de Regulierspoort uit en behekste daar eenige schapen onder het uitroepen der woorden: „Ticrius" en „Schurius". Machtelt had bovendien nog .„Fugita" gegild, betooverd gras meegenomen, dit ver brand en „de pulver" in een drank door Vrouwe Annetje laten drinken, die hierdoor ook „behekst" wiert." Bij Monnikendam werden nog twee koeien betooverd en bij een Oelewater boer nog „een beest", dat echter later weer „gesondt gemaekt wiert". Geregeld ging zij voortaan met Griet Pieters uit „kolryen" en verliet daarvoor door den schoorsteen haar woning. 't Is wel begrijpelijk, dat „de Heeren van den Ge- rechtlhe" zooveel snoodheid niet ongestraft konden laten. Nadat door den secretaris alles nauwkeurig was be schreven en Meyns dit alles' „oprechtelijk naer waer- heyt bevonden had", werd zij „ten vuure verdoemt, ter oorsaeke, dat sy Godt afgestaen, haer Kristendom ver- saekt, sich tot toverye begeven, en verscheide menschen en beesten gequelt, geplaeght, betovert, en met den duivel een verbont gemaekt hadt." „Op den zeven en twintighsten van Sprokkelmaent des jaers vijftien hondert vijf-ende vijftigh wiert sy door den Scherprechter hier ter stede tot pulver ver- brant." Het zelfde lot ondergingen Anne Jans, portresse dezer stede, met beide haer dochteren, Lysbet en Jannetje Pieters. Na di entijd wordt er in het Vonnis-^boek dezer stede, volgens Dapepr, geen gewag meer gemaakt van hek- sen-processen. Dit was dus waarschijnlijk het laatste. 't Was ook genoeg zoo!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 2