De Lagendijker
Groentenveilisgen.
Het laatste heksenproces te Amsterdam
Een staaltje van tooverij dat voor
waarheid gehouden wordt.
heeft ontbroken om tot samenwerking 'te komen en
tal van malen is die poging niet met succes be
kroond geworden. Er zit ook veel aan vast. Maar
toch kan spr. een verblijdende mededeeling doen,
n.1. dat in de tweede helft van December een bespre
king tusschen een commissie uit de E.N.C.K. en de
directie van het C. B. heeft plaats gehad, waarbij
deze zaak grondig is besproken en de vooruitzichten
zijn op 't oogenblik zoo dat de kans tot samenwerking
zeer groot is. Persoonlijk hoopt spr., dat het zoover
zal komen, want het ligt in de natuurlijke lijn, dat
«yen organisatie als het C. B. samenwerkt met een
zusterorganisatie-producent. Maar spr. kan niet ver
helen, dat het een bijzonder moeilijke kwestie is.
Immers de E.N.C.K. levert aan iedereen, het C. B.
doet dat niet, alleen via de coöperatieve aankoop
vereenigingen en schakelt den tusschenhandel uit.
.Maar spr. meent dat de moeilijkheden wel te over
bruggen zijn.
De heer .Tm. Blaauboer Gz., Ivolhorn, zegt, dat hij
als voorzitter van de commissie van toezicht op de
E.N.C.K. tot zijn groot genoegen in de notulen der
laatste bestuursvergadering heeft gelezen, dat de
onderhandelingen van dien aard zijn geweest dat
in de toekomst samenwerking mag worden verwacht.
Spr. hoopt van ganscher harte dat, het in de toekomst
zoover zal komen.
De heer D. C. Rezelraan vraagt, hoe het komt, dat
het C. B. niet altijd kan concurreeren met den handel.
De heer Bessem zegt,-dat het C. B. te concurreeren
heeft tegen een honderdtal concurrenten en inder
daad gebeurt het wel dat 2 k 3 handelaren een voor-
deeliger aanbieding doen. Spr. wijst op den bernchten
2e hands-handel en geeft de verzekering dat als men
de prijzen van het C. B. en van den handel over een
tijdvak van bijv. een half jaar vergelijkt, de prijzen
van het C. B. een heel gunstig figuur maken. Trou
wens een aflevering van 86000 wagons wijst ook wel
in die richting. Bovendien moet men de'coöperatie-
idée pas dan steunen als men goedlcooper uit is?
De heer Ir. L. de Vries wijst op de groote reclame
voor de mengvoeders en op het feit dat de fabricage
van mengvoeders toeneemt. Het aantal leden van
het C. B. is in Noordholland behoorlijk groot, terwijl
het aantal coöperatieve aankoopvereenigingen die
zich voor de mengvoeders interesseeren, zeer gering
is. Lijdt daar de afzet van het C. B. niet onder? En
hoe staat het C. B. tegenover de mengvoederfabri-
cage?
De heer Bessem antwoordt, dat de eerste stap door
het C. B. is gezet, nl. de fabricage van pluimveevoe
der. Ten aanzien van de fabricage van mengvoeders
zijn de inzichten bij het bestuur van het C. B. wel
gewijzigd. Geoordeeld werd dat de boeren zelf voor
het mengen behoorden te zorgen, maar dit bleek
theorie te zijn en toen is het C. B., dat nooit gedacht
had dat de fabricage van mengvoeders zoo'n vlucht
zou nemen, met de fabricage begonnen. De tweede
stap is gezet met het maken van gemengd hard
graan voor kippen en de tijd is wel niet lang meer,
dat gemengd voeder voor koeien en varkens gemaakt
zal worden. Het is echter een besluit waartoe men
niet zoo gauw komt, want in Rotterdam zijn de loo-
nen bijzonder hoog. Evenwel er is voor gezorgd, zij
liet met hooge kosten, dat de fabricage van pluim
veevoeders automatisch geschiedt, zoodat er een pro
duct tegen lagen prijs geleverd kan worden. Deze
zaak maakt dus bij het C. B. een punt van overwe
ging uit.
De heer Ir. L. de Vries merkt nog op, dat de meng
voeders vooral voor runderen zich moeten aanpassen
bij de voederstoffen die men op de bedrijven zelf
heeft en die zeer verschillend zijn. Juist daarom
meent spr., dat de fabricage van mengvoeders bij de
plaatselijke vereenigingen thuis behoort en spr.
vraagt of het C. B. de plaatselijke aankoopvereeni
gingen niet zou aansporen.
De heer Bessem deelt mede, dat die streeksgewijze
verschillen geen bezwaar opleveren; een eenheids-
voer wordt het toch niet; mengen in verschillende
hoeveelheden is voor het C. B. wel mogelijk. Overi
gens is spr. het volkomen met den heer De Vries
eens. -
De heer G. v. d. Sluijs, Schagerbrug, zegt, dat de
coöperatieve aankoopvereenigingen, wat de fabricage
van mengvoeders betreft, wel paraat zijn, maar de
aanvraag door de leden is nog niet van dien aard
dat men tot aanschaffing van een installatie van de
fabricage kan overgaan. Die aanschaffing toch zal
met verhooging van den verkoopsprijs der artikelen
gepaard gaan. Evenals het C. B. zich bij voorkoopen
doet dekken door de aankoopvereenigingen, zoo dek
ken de aankoopvereenigingen zich weer door hare
leden, ten einde zoo min mogelijk risico te loopen.
De noodzakelijkheid tot het maken van mengvoeders
is dus nog niet gebleken en het voordeel ervan cok
nog niet.
De heer Ir. De Vries wijst op den grooten voor
sprong die de aankoopvereenigingen tegenover den
particulieren handel hebben, immers de aankoopver
eenigingen hebben het vertrouwen van hunne leden.
En waar het gebruik van mengvoeders reusachtig
toeneemt, acht spr. het zijn plicht de coöperatieve
aanikoopvereenigingen daar op le wijzen.
De heer Van der Sluijs deelt nog mede, dat van een
groote coöperatieve aankoopverecniging, die een
menginstallatie heeft, in een maand slechts 800 kilo
werd betrokken.
De heer Ir. de Vries maakt zich sterk dat de af
name oneindig zal toenemen.
De heer Schuitemaker vraagt, of de leden van een
coöperatieve aankoopverecniging verplicht zijn van
het C. B. te betrekken, of aan voorkoop groot risico
is verbonden eu of het juist noodig is dat 1 of 2
leden van een lid-afnemer naar Rotterdam moeten
om bestellingen of inlichtingen te vragen en of dat
niet per telefoon of ansicht kan.
De heer Bessem antwoordt, dat in de statuten van
het C. B. de koopplicht niet wordt vermeld. Wel is
daartoe een poging gewaagd, doch het Bestuur kwam
toen van een koude kermis thuis. Trouwens de be
doeling van de opname van dezen koopplicht was,
dat het in bepaalde gevallen van zeer groot belang
kan zijn dat bij den aankoop gewezen kan worden
op den koopplicht van 408 vereenigingen. Voorkoo
pen voor bijv. een half jaar ontraadt spr. ten sterkste,
wel voor 3 maanden, wat steeds meer ingang vindt.
En als de aankoopvereenigingen den voorkoop dan
onmiddellijk bij de leden onderbrengt, kunnen er geen
ongelukken gebeuren. De voorkoop moet niet op den
rug van de vereeniging komen, maar op den rug
van hare leden en daarom moet de bedrijfsleider den
leden een overeenkomst laten teekenen.
Dat afgevaardigden van een aankoopvereeniging
naar Rotterdam komen, is dwaasheid, oriënteeren in
zake noteeringen kunnen zij zich toch niet.
De heer Joh. de Veer, Schagen, brengt ter sprake
bet reservefonds van 3% millioen. dat in hoofdzaak
is ontstaan uit winst uit de voorraden. Alles wat men
in de laatste jaren deed was goed en het lijkt spr.
toe, dat dit nu juist op het vormen van het fonds van
grooten invloed is geweest en het in de toekomst wel
eens anders zou kunnen worden. Spr. lijkt een ze
kere overschrijving van de winstmarge naar het re
servefonds meer aan te bevelen.
De heer Bessem zegt dat er is een gewoon reserve
fonds en een fonds voor prijsverschil. De reserve
wordt verhoogd met 20 van het saldo van ieder
jaar. De opmerking over het fonds voor prijsverschil
is wel juist. De laatste jaren hadden we een steeds
stijgende markt, doch aan het einde van 1928 ont
stonden verschijnselen van overproductie of hoe men
het anders noemt, er ontstond een dalende tendenz,
.wat ook van invloed was op het fonds van prijsver
schil.
De heer Joh. de Véer meent, dat daaruit blijkt, dat
de basis waarop de totstandkoming van dit fonds be
rust niet juist is.
De heer Bessem zegt, dat in 1920 op deze wijze is
begonnen, waren we in 1910 begonnen, dan zou het
resultaat nog gunstiger zijn geweest, terwijl wanneer
in 1928 was begonnen, het juist andersom zou zijn
geweest. Doordat de leden het C. B. niet een bepaal
de opdracht geven, maar vragen wat heb je en wat is
de prijs, moet het C. B. voorraad hebben en die is
onderhevig aan schommeling van de markt. Als de
leden den koopplicht accepteerden, zou geen fonds
voor prijsverschil noodig zijn. We zijn afhankelijk
van de groote vraag wat zal de markt doen. Dat we
een stevig fonds hadden is gelukkig geweest, want
daardoor hebben we de daling tot den bodem kun
nen volgen.
De heer De Veer blijft toch de basis niet juist ach
ten, wat bij een stabiele markt tot uitdrukking zal
komen. De inleider wijst er op, dat een onverander
de markt niet denkbaar is. Onder een stabiele
markt wordt verstaan, dat vraag en aanbod elkaar
nivelleeren.
De heer K. Winkel, Schagerbrug, zegt, dat te Rot
terdam is aangevoerd een groote zending verkeerde
mais, een zending die niet door het C. B. onder de le
den is gedistribueerd, maar die toch in Nederland is
gebleven en waardoor leden van het C. B. nu met
deze inferieure mais worden beconcurreerd. Spr. weet
wel dat de kwaliteit minder is, maar de boeren kij
ken meer naar een kwartje prijsverschil.
De heer Bessem zegt, dat het C. B. verplicht is ge
zonde mais te leveren en de bedoelde zending Donau-
mais was van dien aard, dat zij vervoer naar Noords
holland wel niet kon doorstaan. De mais is dan ook
wel in de omgeving van Rotterdam gebleven en als
eendenvoer in Volendam terecht, gekomen. Ze is ver
kocht aan de z.g. krengenkooplui.
De Voorzitter brengt den inleider hartelijk dank
voor zijn duidelijke en uitvoerige inleiding. Uit de
animeerende bespreking is wel gebleken, dat er
groote belangstelling voor het werk van het C. B.
bestaat en spr. hoopt dat het vertrouwen in het
C.B. moge toenemen en wenscht het C. B. alle goeds
toe. Met den wensch dat de volgende cursusvergade
ringen goed mogen slagen, sluit spr. de bijeenkomst.
Betere stemming. Be vergadering der Pro
vinciale Commissie. Demonstratief optreden,
communisme of iets anders om de crisissen
te bezweren. Betere handel met het buiten
land. Hoogere prijzen voor roode kool. Idem
voor gele en witte kool. Grootere aanvoer
van alle koolsoorten, Uien lager in prijs
Peen statiormair. Bieten goede prijzen. Wei
nig aanvoer bloemkool en lage prijzen.
Ons laatste overzicht dagteelcent van 15 tot 21 Decem-
bér 1.1. Gedurende de week van Kerstmis werd slechts
drie dagen veiling gehouden, zoodat daarover niet veel
te zeggen viel, te meer, waar het hier geldt dagen eener
periode, waarin het gewoonlijk zeer slap is. Ook nu
waren de aanvoeren niet groof en de vraag had maar
weinig te beteekenen. Na de Kerstdagen kwam er ech
ter wat betere stemming op onze markten en konden
de prijzen eenigszins oploopen. Het is over deze laatste
week, dat we het een en ander willen zeggen.
In deze periode viel o m. de vergadering van de Pro
vinciale Commissie, uit de Veilingen. Als het niet was
geweest, dat een paar sprekers waren opgetreden met
onderwerpen, waarover men langzamerhand wel uitge
praat raakt, doch die aanleiding kunnen zijn, dat de ton
gen loskomen, dan was het een slappe bijeenkomst ge
weest. Nu kregen we althans eenige critiek op de tegen
woordige regeering en een op het tegenwoordige maat
schappelijk productiestelsel. De spreker, die al bijzon
der slecht tevreden was over de weinige activiteit, wou
zoo maar even in Den Haag een demonstratie houden
van ontevreden tuinders, ten einde de regeering aan het
verstand te brengen, dat deze nijvere werkers zeer en
zeer ontevreden zijn over haar beleid.Wij zouden de stel
ling durven poneeren, dat deze demonstratie weinig ef
fect zou sorteeren, eerstens, omdat de regeering onge
twijfeld wel van meening is, dat zij alles doet wat in haar
vermogen is en tweedons, daar zij wel weet, dat de tuin
ders niet een macht ontwikkelen, die in volle eensge
zindheid er op gericht is, de regeering omver te wer
pen. Men denke maar aan de houding der rechtsehe
Kamerleden bij het stellen van de portefeuillequaestie
tydens de behandeling van het Tarwewetje. De regeering
zou deze demonstreerende tuinders ongetwijfeld als blaf
fende hondjes beschouwen, die niet bijten. En boven
dien, bedenke de opwekker dezer demonstratie, dat,
mochten ze al tot bijten willen overgaan, er altijd nog de
Burgerwachten zijn, voor wie in deze een dankbare taak
zou zijn weggelegd. Een ander woordvoerder bezong
den lof eener communistische maatschappij, en meende,
dat alle misère voortvloeit uit de tegenwoordige produc
tiewijze. Misschien dat de verdediger van dit standpunt
met ons van meening kan zijn, dat men met het consta-
teeren van dit feit niet veel opschiet in het lenigen van
den momenteelen nood der tuinbouwers, hoewel het o.i.
geen kwaad kan, zijn inzichten omtrent de oorzaken der
malaise en van de crisis te ontvouwen.
De Voorzitter vond, dat de bedoelde woerdvoerders
buiten hun boekje waren gegaan, doch daarbij vergete
hij niet, dat ook hij, al was het dan zeer occasionneel
en ongetwijfeld geenszins met opzet, van zijn inzicht
deed blijken, door n.1. Gods besten zegen af te smeeken
op den arbeid des tuinders en „dat de Almachtige weder
om Zijn zegen en welvaart moge geven in deze landen".
Moge het ook hier gelden, du choc des opinions jaillit la
vérité, dat n.1. uit de uitwisseling van gedaohten men tot
de waarheid komt.
De laatste week, hoewel vallende in een tijd, zooals
we reeds opmerkten, dat het doorgaans slap is in den
groentenhandel, was er wel wat opleving. De vraag naar
de verschillende koolsoorten was heel wat beter dan
dit de laatste weken het geval was geweest en als ge
volg daarvan werden de prijzen iets beter. We vernamen,
dat Amerika zelfs aan de markt was, wat wel met een
krijtje aan den balk mag worden geschreven, als men
bedenkt, dat de invoerrechten per spoorwagen kool niet
minder dan f 1000 bedragen. Ook van uit Duitschland
was er wat meer vraag, doch de toestanden zijn daar
van dien aard, dat de kooplieden de grootst mogelijke
voorzichtigheid in acht nemen bij den verko-o, daar men
van verschillende afnemers slechts met de grootste
moeite zijn vorderingen ltan innen. De handel met Fin
land begint ook wat op te leven, terwijl België den laat-
sten tijd nog al wat van onze groenten betrekt. Boven
dien hoorden we van insiders, dat de kwaliteit der kool,
in Duitschland geteeld, bijzonder slecht is, zoodat ze
uiterlijk tot begin Februari zal kunnen worden bewaard.
Als dit alles nu eens beaccentueerd werd, door een flink
wintertje, dan was het nog niet bijzonder gewaagd te
veronderstellen, dat, wat er aan voorraad is, nog wel eens
een schappelijlcen prijs kan opbrengen.
Voor de eerste maal is het, dat geen aardappelen meer
worden aangevoerd.
Bloemkool kwam ook maar weinig meer ter veiling*
De meeste planten zijn waardeloos geworden door de
vorst, die, hoewel volstrekt niet streng, toch zoodanig
zijn invloed heeft doen gelden, dat er veel door vernietigd
is. Wat er nu nog aan leverbaar goed wordt aangevoerd
is bijzonder klein van stuk. Hoogste prijs, welke besteed
werd, was f 7. Het meeste werd grootendeels voor ruim
f 6 verkocht. Iets kleinere en eenigszins afwijkende kwa
liteit brachten f 5.205.70 op.
Voor kleine roode kool werd in het begin der week
voor ongeveer f 5 per 100 Kg. verkocht. De grootste
bracht toen voor goed doorschot ruim f 3 op. In den loop
der week steeg de mooiste kleine sorteering tot ongeveer
f 6, terwijl Zaterdag aan de veiling der Langendijker
Groenteneentrale tot f 6.50 werd besteed en er aan de
veiling van den Noordermarktbond zelfs voor f 7 is ver
kocht. Groote bracht toen tot f 4 op. De laagste prijs,
welke te Broek op Langendijk werd betaald was f 1.60.
Dit betrof echter de grootste soorten van afwijkende
kwaliteit. Er is ook nog roode kool buiten de veiling ver
kocht, daar er meer aanvraag was dan aan de veilingen
was aangevoerd. Voor dezen tijd is dit ongetwijfeld een
goed teelten. In totaal bedroeg de aanvoer 62 spoorwa
gens.
Was de prijs der g ele kool voor Kerstmis buitenge
woon laag aan prijs, na de Kerstdagen kwam daarin een
flinke verbetering, alhoewel de prijzen nog verre beneden
loonend blijven. Voor de mooiste van de kleine, meest
gewilde sorteering werd al dadelijk ongeveer f 3 be
taald, soms nog een paar dubbeltjes meer. In 't midden
der week werd reeds tot f 3.70 betaald, terwijl Zaterdag
aan de veiling te Noordscharwoude tot f 4.40 werd be
taald. De grootste eerste soort werd toen voor ongeveer
f 3 verhandeld. De aanvoer was nu ook wat grooter
dan. vorige weken en beliep aan beide veilingen rond 27
spoorwagens.
Ook liep het vrij wat beter met de Deensohe witte
kool. Maandag was de noteering aan de veiling van den
Noordermarktbond voor eerste soort f 2,602.80, Zater
dag f 2.603.60. Het verschil in prijs tusschen groote en
kleine is dit jaar belangrijk kleiner dan vorige jaren,
soms verschilt het maar 20 a 40 cent. Voor groote van
eenigszins afwijkende kwaliteit werd aanvankelijk f 1.10
1.30 betaald, later f 1.701.80, In 't geheel werden 36
spoorwagens witte kool aangevoerd, waarvan 25 te Noord j
scharwoude.
Met de uien daarentegen liep het slecht. Er werd voor
de mooiste hoogstens f 2 ruim betaald; arzijn or ao]c
van eenigszins afwijkende kwaliteit voor 90 cent en f 1
per 100 Kg. verkocht. De prijs van grove uien was iets
hooger, doch in maximum brachten ze toch ook maar
f 2.50 op. Veer ervan werd voor f 2 of minder van de
hand gedaan. Voor drielingen was de prijs nog lager:
f 1.301.60 voor de mooiste. Aan de Bx'oelcer veiling was
Zaterdag de noteering f 0.90—1.10. Nep bracht aan de
veiling der L.G.C. f 2.502.90 op, aan die van den Noor
dermarktbond f 3.'503.60. De aanvoer beliep rond 10
spoorwagens. Peen bleef vrijwel op den ouden prijs:
f 1.302. Bieten brachten weer goede prijzen op, n.1,
f 3.50—6.10.
Het proces tegen „Meyns Kornelis van Pur-
merenft."
In de Batavische Arkadia van Heemskerk worden
merkwaardige staaltjes van tooverij en heksenprocessen
meegedeeld, doch daar ze doorgaans niet gedateerd wor
den verteld en de plaatsaanduiding slechts vaag ge
schiedt, kunnen ze moeilijk alle als historisch worden
aangenomen.
In het „Stadts vonnisboek", dat eertijds „ter Sekre-
taye berustte heeft Dapper de beschrijving gevonden
van een heksenproces in 1555 te Amsterdam gevoerd,
welk proces door den bekenden historicus tamelijk uit
voerig in zijn „Historische Beschrijvinge van Amster
dam" wordt weergegeven. Data en plaatsen worden
nauwkeurig opgegeven en de feiten zijn door hem uit
het vonnisboek persoonlijk overgenomen, daar hij be
wust document „ter bant bekomen hadt."
Zulke mededeelingen werpen een eigenaardig licht op
de psychologische gesteldheid onzer vaderen, schrijft
aldus P. Br. Moll in de N.R.Ct.
Dapper toch, een wetenschappelijk man, die een eeuw
na het laatste heksenproces leefde, schijnt te twijfelen
aan het bestaan van heksen, maar deelt toch zelf een
staaltje van tooverij mede, dat hij onvoorwaardelijk voor
waarheid houdt.
Dat was dus in de 2e helft der 17e eeuw!
Het proces bovenbedoeld werd gevoerd tegen een ze
kere „Meyns Kornelis van Purmerent", die ,den acht
sten van Sprokkelmaent (8 Februari) in den jare vijf
tien hondert vijf en vijftigh in de gevangkenis, in tegen-
woordigheidt van Schout en Schepenen, beleedt, dat sy
reeds gedurende twintigh jaeren hekste."
Zij diende als meid hier ter stede en op zekeren avond,
toen de „Meester en Vrou" uit waren en zij geheel al
leen thuis bij den haard zat, werd zij verrast door een
z.g. „kattendans".
Tien of twaalf katten dansten poot aan poot om haar
heen, stegen al dansende de trappen op en verdwenen
weer even geheimzinnig als ze verschenen waren.
Toen zij bij de terugkomst van haar „baes ende vrou"
deze geschiedenis meedeelde, werd ze uitgelachen en
met de opmefking, dat zij zeker geslapen en gedroomd
had, naar bed gestuurd.
Daarmee was de geschiedenis eohter niet uit.
Toen Meyns zich te bed wilde begeven en de dekens
opsloeg, vond zij daaronder een levende kat liggen, die
zij moedig bij de keel greep en te water wierp.
Nu dacht zij rust te hebben, doch toen zij eenige
oogenbliklcen later weer de bedrust zocht, lag dezelfde
kat kletsnat op de vroegere plaats onder de dekens.
Nu werd het haar te machtig; zij riep de hulp der
vrouw in, die haar toestond de eerste nachten beneden
te slapen.
Na een week lang geen last meer van een kat gehad
te hebben, betrok zij de bedstee op de bovenkamer weer,
waar zij nu vijf jaar lang haar welverdiende nachtrust
genoot. Daarop vertrok zij naar het echtpaar Roel, bij
wie zij het volle vertrouwen genoot, „goederen verkocht,
de penningen ontfing, dar ze haere Vrou goede betalinge
en reekeningh van deet."
Na vier jaren van „harden arbedt" werden er huwe
lijksplannen gesmeed, maar kort vóór den trouwdag
begonnen de booze geesten weer te spoken.
Op zekeren dag hoorde zij vlak bij zich eene vrouwe-
stem, echter zonder iemand te zien, en klonken haar
duidelijk de woorden in het oor: „Speelt, en geeft haer
wat, ghy mooght 't avond of morgen koomen te hylic-
ken, dan hebt ge wat om aen te tasten". Aangstig deel
de zij dit „haer Meester" mee, die de opmerking maakte,
dat zij wellicht overspannen was van den harden arbeid
en misschien te weinig geslapen had.
Meyns gaf dit toe, ging kort daarna naar hoven om
in den slaap haar avontuur te vergeten. Toen zij ech
ter knielde om haar avondgebed te doen, klonk vlak bij
haar dezelfde stem, die luid tot Haar sprak:
„Noch wilt" ge niet toelaten om uw Meester en vrou
iets te geven, daerom ook uw bakhuis sal vliegen van
gen."
Meyns keerde zich verschrikt om en zag „vier vrouws
personen in vreemde kleedye"; één had een boezelaar
vol baksteen en, waarmede de arme meid gebombardeerd
werd onder het voortdurend geroep: „Uw bakhuis zal
vliegen vangen!"
Den volgenden morgen vond men haar op den grond
liggen „so blaeuw als een longh". Men bracht de betoo-
verde beneden, zette haar op een stoel bij den haard en
riep de buurvrouwen om „raat te slaghen". Er werd be
sloten de proef op de som te nemen en de „toovenvy-
ven" op te roepen. Daarvoor moest een nieuw ijzeren
pot vol nieuwe naalden gebruikt worden, waarop Meyns
zekere noodzakelijke werking verrichtte en dit vocht
boven het vuur te koken gezet.
Nauwelijks was de kook er over gegaen" of acht vrou
wen „in verscheide gewaet gekleet ende blootshoofts"
verschenen in de kamer, waar de eester met de geburen
zich van overtuigden.
Niemand durfde in de kamer te blijven; men ont
vluchtte het huis en besteedde den volgenden dag de
dienstbode bij Mr. Simon van Medemblik in den lsost
ter genezing van de betoovering.
Deze heksenmeester „naide haer eenigh kruyfc in de
kleren" en raadde haar voorts aan spoed te maken met
haar aanstaande huwelijk.
Het gerucht dezer toovergeschiedenis was als een
loopend vuurtje door de stad gegaan, was den vrijer
„een eersaem jonkman", ter oore gekomen en deze
maakte ernstig bezwaar tegen het voorgenomen huwe
lijk. Hij wilde eerst eens de kat uit den boor^i kijken.
De geplaagde meid verhuurde zich nu als dienstbode
bij Adriaen Klaessen en vertrok daar heen met heur
hebben en houden, waarbij ook een geldkistje, waar zij
16 kronen gekweekte rente ingesloten had.
In haar nieuwen dienst aangekomen, wilde zij van ddt
geld gebruiken, maar tot haar groote verwondering was
het kistje nog wel gesloten, doch het geld, verdwenen.
Niemand begreep daar iets van, maar Meyns werd
den volgenden dag „alsse haer vaten stont te wassen"
onaangenaam verrast door de1 komst van een „jong
gezel, met een Spaensche kap op 't hooft, met zwart
fluweel gevoeid, en een degen met een silver gevescht
op zijde".
Met een aangenaam klinkende stem zeide hij tot de
verbaasde meid: „Vrijster, wilt ge geen vrijer hebben,
hier sta ik als jongeman". Hij reikte haar een zakje
met geld aan met de woorden: „Daer is uw geit; het
is vermeerdert en niet vermindert".
Verwonderd antwoordde Meyns, dat zij het vermeer
derde geld niet verlangde en ook den vrijer niet be
geerde. Hiermede liet de jonge man zich afschepen,
nadat hij verzekerd had terug te zullen komen, wat
hij reeds den volgenden dag deed, toen de meid „op
de stoep ter deure stont".
Op haar hulpgeroep verschenen de Meester met zijn
vrouw in 't voorhuls, waarop de jongeling zich uit de
voeten maakte, na eerst nog het in den halsdoek ge
naaide kruid, daaruit gescheurd te hebben.
Daar het gezin van Klaessen in -opspraak kwam,
werd der dienstbode aangezegd te vertrekken, waarna
deze kwam te wonen bij „Vrou Roeltge". Hier had zij
den eersten tijd rust, doch later verschenen haar 'weer
de „toverwijfen", die haar wel mishandelden, maar
zich niet meer lieten zien, toen zij spoedig in het hu
welijk trad met „eenen Kornelis Willemsz."
Zeven jaren lang leidde zij nu een gelukkig huwe
lijksleven.
Toen was het weer uit met de rust.
Op zekeren avond kwam Willemz dronken thuis,
greep een rapier van den wand en wilde daarmede
zijn vrouw het hoofd klieven.
Terstond waren er een 12-tal „toverwijfen" om haar
heen, die haar toeschreeuwden: „breekt het mes, so
kan hij u geenszins deeren"
jjaartoe was zij met haar zwakke krachten echte*
niet in staat, doch met behulp der „toverkollen" ge
lukte het.
Hierop vluchtte de echtgenoot weg en „gingh in de
krijgh lopen",
Meijns, die nog een klein kind had, kreeg er ook ge
noeg van, verliet haar huis, en vond een vriendelijk
thuis bij Jacob van Marken, die uit medelijden moeder
en kind bij zich liet inwonen,
In den beginne had zij oolc hier geen rust van de
booze tooverlcollen: wel riep zij de hulp van „een see-
keren hexenbezweerder Mr. Gerrit in, maar ook dit
baatte niet.
Eindelijk scheen er uitkomst voor de geplaagde vrouw
te zullen opdagen.
Zij kreeg bezoek van een oude vrouw met een Over-
ijselsche „huyk" op, die haar smeekte mee te gaan
naar de Nieuwe Kerk, waar beiden met neergebogen
knieën „haer 'gebedt spraken".
Vervolgens bezochten zij de „Heilige Stede", kropen
drie maal om het Sacrament, daarna „langs het Rokïn
over de Langebrugh tot op de Lommertsbrugh".
De vrouw beleed haar, dat zij de oorzaak van al de
kwellingen was, smeekte dringend om vergeving, die
Meyns haar van harte schonk, en verdween daarop
in de menigte op straat. Vast was zij van plan voortaan
.„oprecht en volgens Christelijken levenswandel" door
het leven te gaan, maar dit was allerminst naar den
zin der tooverkollen, die opnieuw verschenen en haar
dwongen haar Christelijk geloof vaarwel te zeggen en
in dienst te treden van „dén Grooten Man".
Geregeld verscheen bij haar „een Jongeling, wel ge
kleet, met roode baert, mantel en bonet op 't hooft"
onder den uitroep: „Kom mee; ik zal u helpen!"
Twee vrouwen, Griet Willems en Femmetje Dirks
namen haar in den Pinkstepnacht mee naar een wel
land bij het Karthuizerklooster, lieten haar het woord
„T i e r i u s zeggen, daarna onder drie koeien gras uit
de aarde trekken, waarop den volgenden dag de boeren
deze koeien „behekst" in het veld aantroffen.
Nu was het beheksen aan de orde van den dag!
Met een „seeker warmoeswijf, Maohtelt genoemd"
trok zij des nachts de Regulierspoort uit en behekste
daar eenige schapen onder het uitroepen der woorden:
„Ticrius" en „Schurius". Machtelt had bovendien nog
.„Fugita" gegild, betooverd gras meegenomen, dit ver
brand en „de pulver" in een drank door Vrouwe
Annetje laten drinken, die hierdoor ook „behekst"
wiert."
Bij Monnikendam werden nog twee koeien betooverd
en bij een Oelewater boer nog „een beest", dat echter
later weer „gesondt gemaekt wiert".
Geregeld ging zij voortaan met Griet Pieters uit
„kolryen" en verliet daarvoor door den schoorsteen
haar woning.
't Is wel begrijpelijk, dat „de Heeren van den Ge-
rechtlhe" zooveel snoodheid niet ongestraft konden
laten.
Nadat door den secretaris alles nauwkeurig was be
schreven en Meyns dit alles' „oprechtelijk naer waer-
heyt bevonden had", werd zij „ten vuure verdoemt, ter
oorsaeke, dat sy Godt afgestaen, haer Kristendom ver-
saekt, sich tot toverye begeven, en verscheide menschen
en beesten gequelt, geplaeght, betovert, en met den
duivel een verbont gemaekt hadt."
„Op den zeven en twintighsten van Sprokkelmaent
des jaers vijftien hondert vijf-ende vijftigh wiert sy
door den Scherprechter hier ter stede tot pulver ver-
brant."
Het zelfde lot ondergingen Anne Jans, portresse dezer
stede, met beide haer dochteren, Lysbet en Jannetje
Pieters.
Na di entijd wordt er in het Vonnis-^boek dezer stede,
volgens Dapepr, geen gewag meer gemaakt van hek-
sen-processen.
Dit was dus waarschijnlijk het laatste.
't Was ook genoeg zoo!